Bekrachtigingsbesluit van wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en Uitwerkingsovereenkomst (UWO)

 

Het dagelijks bestuur van Veiligheidsregio Utrecht,

 

gelet op:

  • -

    de Ambtenarenwet 2017;

  • -

    het gestelde in artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de LOAV-brieven d.d. 9 februari 2022 met kenmerk LOAV 22/01 (Lbr 22/03) en d.d. 18 februari 2022 met kenmerk LOAV 22/02 (Lbr 22/04) en d.d. 2 maart 2022 met kenmerk LOAV 22/03 (Lbr 22/05);

  • -

    bijlage 1 en 3 behorende bij de LOAV-brief d.d. 9 februari 2022, bijlage 2 behorende bij de LOAV-brief d.d. 18 februari 2022 en bijlage 1 behorende bij de LOAV-brief d.d. 2 maart 2022;

 

besluit:

de LOAV-brieven d.d. 9 februari 2022 met kenmerk LOAV 22/01 (Lbr 22/03), d.d. 18 februari 2022 met kenmerk LOAV 22/02 (Lbr 22/04) en d.d. 2 maart 2022 met kenmerk LOAV 22/03 (Lbr 22/05) vast te stellen en de arbeidsvoorwaardenregeling van de VRU, overeenkomstig de bijlagen 1 en 3 behorende bij de LOAV-brief d.d. 9 februari 2022, bijlage 2 behorende bij de LOAV-brief d.d. 18 februari 2022 en bijlage 1 behorende bij de LOAV-brief d.d 2 maart 2022, als volgt te wijzigen.

 

Artikel A

De CAR-UWO wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A. Artikel 1:2c, lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  •  

  • Het college kan voor een ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt en niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kan verdienen, in afwijking van artikel 3:3, een salaris vaststellen met toepassing van salarisschaal A. Als het salaris in de salarisschaal A omgerekend naar het salaris per uur lager is dan €14,-, heeft de ambtenaar minimaal recht op een salaris per uur van €14,-. Het op dit lid gebaseerde bedrag van €14,- wordt niet geïndexeerd met de salarisverhogingen.

  •  

  • B. Artikel 3:3, lid 1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  •  

  • Het college stelt het salaris van een ambtenaar vast aan de hand van zijn functieschaal zoals opgenomen in de salaristabel in bijlage IIa, op grond van zijn ervaring, geschiktheid en bekwaamheid. Het salaris wordt vastgesteld met aanduiding van een periodiek in de functieschaal. Als het salaris in de salaristabel in bijlage IIa omgerekend naar het salaris per uur lager is dan €14,-, heeft de ambtenaar minimaal recht op een salaris per uur van €14,- Het op dit lid gebaseerde bedrag van €14,- wordt niet geïndexeerd met de salarisverhogingen.

  •  

  • C. Aan artikel 3:3 wordt een nieuw derde lid toegevoegd:

  •  

  • Voor de ambtenaar in artikel 1:2c, lid 2 geldt een aparte salarisschaal A. De salaristabel salarisschaal A is:

  •  

  • Schaal A

  • Percentage van het WML

  • 0

  • 100%

  • 1

  • 101,8%

  • 2

  • 103,6%

  • 3

  • 105,5%

  • 4

  • 107,3%

  • 5

  • 109,1%

  • 6

  • 110,9%

  • 7

  • 112,7%

  • 8

  • 114,5%

  • 9

  • 116,4%

  • 10

  • 118,2%

  • 11

  • 120%

  •  

  • D. Aan artikel 3:3 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd:

  •  

  • Als het salaris in de salaristabel in lid 1 of lid 3 omgerekend naar het salaris per uur lager is dan €14,- heeft de ambtenaar minimaal recht op een salaris per uur van €14,-. Het op dit lid gebaseerde bedrag van €14,- wordt niet geïndexeerd met de algemene salariswijzigingen.

  •  

  • E. Artikel 3:22a wordt ingevoegd en komt als volgt te luiden:

  •  

  • Artikel 3:22a Thuiswerkvergoeding 2022

  •  

  • 1.

    Iedere dag dat de ambtenaar thuis werkt bestaat aanspraak op een thuiswerkvergoeding van €2,- netto, ongeacht de omvang van de aanstelling.

  • 2.

    Aanspraak op de thuiswerkvergoeding bestaat alleen op dagen waarop met de ambtenaar is afgesproken om thuis te werken.

  • 3.

    De ambtenaar die op een dag in overwegende mate thuiswerkt, krijgt voor die dag geen reiskostenvergoeding woon-werk. Het bestuur kan hiervan afwijken.

  • 4.

    De ambtenaar die op een dag in overwegende mate op een werklocatie werkt, krijgt voor die dag geen thuiswerkvergoeding.

  • 5.

    De ambtenaar die op een dag thuiswerkt en een dienstreis maakt waarvoor de medewerker een vergoeding krijgt op basis van artikel 3:21, krijgt voor deze dag ook een thuiswerkvergoeding.

  • 6.

    Het bestuur kan aanvullende regels vaststellen voor de uitvoering van de thuiswerkvergoeding.

  • 7.

    Dit artikel geldt van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.

  •  

  • F. Artikel 3:31 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  •  

  • Als de medewerker kiest voor het kopen van vakantie-uren dan wordt het IKB per vakantie-uur verlaagd met het voor de medewerker geldende uurloon vermeerderd met het IKB per uur van de maand waarin hij de uren koopt.

  •  

  • G. Artikel 6:2, tweede en derde lid komen te vervallen

  •  

  • H. Artikel 6:3a wordt ingevoegd en komt als volgt te luiden:

  •  

  • Artikel 6:3a Verlofsparen

  •  

  • 1.

    De ambtenaar kan verlofsparen.

  • 2.

    De verlofspaaruren verjaren niet.

  • 3.

    De bronnen van de verlofspaaruren zijn:

  • a.

    het verlof uit de overwerkvergoeding in artikel 3:18, tweede lid;

  • b.

    de vakantie-uren gekocht uit het IKB in artikel 3:29, eerste lid, onder a;

  • c.

    de vakantie-uren bij onregelmatig werken en beschikbaarheidsdienst in artikel 6:2:1, vierde lid;

  • d.

    overig toegekende niet-wettelijke vakantie-uren.

  • 4.

    De ambtenaar kiest uit het derde lid welke uren hij spaart. Een combinatie van bronnen uit het derde lid is mogelijk.

  • 5.

    De ambtenaar met een voltijdsdienstverband mag op 31 december van een kalenderjaar maximaal 3600 uur verlof hebben. Hieronder vallen de verlofspaaruren, de wettelijke vakantie-uren, de bovenwettelijke vakantie-uren en andere (compensatie)verlofuren.

  • 6.

    Als de ambtenaar verlofspaaruren opneemt voor een periode van een maand of langer, geldt artikel 6:9, tweede tot en met negende lid.

  • 7.

    Als de ambtenaar arbeidsongeschikt is, geldt artikel 6:11.

  • 8.

    De ambtenaar neemt voor het einde van zijn dienstverband zijn verlofspaaruren zoveel mogelijk op in overleg met het bestuur.

  •  

  • I. Aan artikel 9g:2 wordt een nieuw sub m toegevoegd:

  •  

  • middelen: de regeling van de Belastingdienst om mensen met een wisselend inkomen tegemoet te komen

  •  

  • J. Aan artikel 9g:11 wordt een vijfde lid toegevoegd:

  •  

  • Wanneer het berekend nadeel als bedoeld in artikel 9g:8 na middelen lager is dan het toegekende compensatiebedrag, vindt herrekening van het compensatiebedrag plaats zonder daarbij het drempelbedrag toe te passen.

  •  

  • K. Artikel 9g:14 en 9g:15 worden vernummerd in artikel 9g:15 en 9g:16

  •  

  • L. Een nieuw artikel 9g:14 wordt ingevoegd:

  •  

  • Artikel 9g:14 Toepassen middelen na toekenning compensatiebedrag

  •  

  • 1.

    De medewerker die in aanmerking is gekomen voor een compensatieregeling stelt de werkgever terstond in kennis van een nadien gehonoreerd verzoek tot middelen door de Belastingdienst, door het overleggen van een afschrift van de uitspraak op het verzoek.

  • 2.

    Als middeling leidt tot een teruggave van belastingbedragen die is toe te schrijven aan de transitie levenslooptegoed, het versneld sparen levensloop of de afkoop FLO60 als bedoeld in 9f:4, verlaagt deze teruggave het drempelbedrag, toegeschreven aan dat kalenderjaar, met maximaal de hoogte van het drempelbedrag.

  • 3.

    Na ontvangst van de uitspraak van de Belastingdienst op het verzoek tot middelen beziet de commissie als bedoeld in 9g:15 of en in hoeverre deze uitspraak aanleiding geeft te komen tot een herziening van het eerder uitgebrachte advies.

  • 4.

    Als de herziening van het eerder uitgebrachte advies leidt tot een lager toe te kennen compensatiebedrag, voegt de werkgever het verschil tussen de twee compensatiebedragen toe aan het virtueel Netto FLO Spaartegoed (NFST).

  • 5.

    Herrekening na middelen geeft geen aanspraak op een hoger vast te stellen compensatiebedrag.

  • 6.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt het resultaat van de middeling in gelijke delen verdeeld over de kalenderjaren waar de middeling op is toegepast en zijn toe te rekenen tot de kalenderjaren 2019, 2020 of 2021.

 

  • M.

    Bijlage IIa wordt als volgt gewijzigd:

  •  

Salaristabel per 1 januari 2022 , nieuwe structuur.

 

Schaal

Periodiek

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

0

1658

1696

1739

1789

1841

1963

2203

2521

2798

3017

1

1696

1753

1811

1869

1929

2052

2295

2623

2917

3158

2

1738

1810

1883

1949

2016

2142

2388

2725

3036

3298

3

1779

1867

1955

2028

2104

2231

2481

2827

3155

3438

4

1821

1924

2026

2108

2192

2321

2574

2929

3274

3579

5

1862

1981

2098

2188

2280

2411

2667

3031

3393

3720

6

1904

2038

2170

2268

2368

2499

2760

3134

3513

3860

7

1945

2095

2242

2348

2455

2589

2852

3236

3632

4000

8

1987

2152

2314

2428

2543

2678

2946

3339

3752

4141

9

2028

2209

2385

2507

2631

2768

3038

3441

3871

4281

10

2069

2266

2457

2587

2718

2858

3131

3543

3990

4421

11

2111

2322

2529

2667

2806

2947

3224

3645

4109

4562

 

 

Schaal

Periodiek

10A

11

11A

12

13

14

15

16

17

18

0

3326

3615

3979

4343

4849

5151

5539

5931

6563

7274

1

3470

3764

4128

4492

4995

5328

5743

6169

6820

7551

2

3614

3914

4278

4640

5142

5505

5948

6407

7077

7827

3

3758

4063

4426

4787

5288

5682

6152

6646

7334

8104

4

3902

4213

4576

4934

5435

5859

6357

6884

7591

8380

5

4046

4362

4722

5080

5581

6036

6562

7122

7848

8656

6

4190

4512

4869

5226

5728

6213

6767

7361

8105

8932

7

4334

4660

5016

5373

5875

6390

6971

7599

8362

9209

8

4477

4806

5162

5520

6021

6568

7176

7837

8619

9485

9

4621

4953

5308

5666

6167

6744

7380

8076

8876

9762

10

4761

5100

5455

5813

6314

6921

7585

8314

9133

10038

11

4903

5247

5602

5960

6461

7098

7790

8552

9390

10314

 

Artikel B

Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2022.

 

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur,

Utrecht, 7 maart 2022,

S.A.M. Dijksma

voorzitter

J.R. Donker

secretaris

Naar boven