Blad gemeenschappelijke regeling van Waddenfonds
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waddenfonds | Blad gemeenschappelijke regeling 2022, 310 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waddenfonds | Blad gemeenschappelijke regeling 2022, 310 | beleidsregel |
Beleidsregel monitoring & evaluatie Waddenfonds
Het Waddenfonds heeft vier hoofddoelen. Deze hoofddoelen zijn uitgewerkt in thema’s en zogenaamde doelspecificaties. Door deze uitwerking kan het Waddenfonds veel verschillende projecten subsidiëren. Van alle projecten wil het Waddenfonds weten wat het resultaat is (output) en effect (outcome). Het Waddenfonds vraagt om die reden informatie van de subsidieontvangers over wat het resultaat van het project is, dit moet in het projectplan worden opgenomen. Ook vraagt het Waddenfonds aan de aanvragers wat het verwachte effect zal zijn, dit mag in het projectplan worden opgenomen. Het Waddenfonds is zelf verantwoordelijk om het uiteindelijke effect te bepalen.
In de Algemene subsidieverordening Waddenfonds is bepaald dat het dagelijks bestuur van het Waddenfonds ten minste éénmaal in de vier jaren aan het algemeen bestuur verslag uit moet brengen over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies die zijn verstrekt.
Om dit te kunnen doen heeft het Waddenfonds een monitoring- en evaluatie systeem ontwikkeld dat inzicht geeft in de mate waarin gesubsidieerde projecten (zowel majeure als thematische projecten) bijdragen aan de Waddenfondsdoelen en in de effectiviteit van door de projecten getroffen maatregelen.
Om dit inzicht te kunnen krijgen heeft het Waddenfonds informatie nodig over de output en de outcome van de projecten.
Output: de concrete resultaten na afloop van het project. De subsidieaanvrager is verantwoordelijk voor het aanleveren van deze gegevens. De subsidieaanvrager moet in het projectplan, welke een verplichte bijlage is bij de subsidieaanvraag, aangeven wat er aan het eind van het project fysiek aan resultaat wordt opgeleverd. Deze output wordt door het Waddenfonds vertaald in meetbare outputindicatoren die onderdeel zijn van de verleningsbeschikking en het uitgangspunt zijn bij het vaststellen van de subsidie. Tijdens het project bewaakt de aanvrager de voortgang zodat de beoogde resultaten ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Aanvrager is verplicht periodiek te rapporteren aan het Waddenfonds over de voortgang van het project. Tevens dient aan het eind van het project te worden gerapporteerd over de gerealiseerde resultaten.
Outcome: de effecten van het project. De projecten van het Waddenfonds dienen bij te dragen aan één of meerdere van de vier hoofddoelstellingen van het Waddenfonds. Aan de hand van de beoogde resultaten van een project kun je het beoogde effect formuleren. De subsidieaanvrager dient in het projectplan aan te geven wat het te verwachten effect is van het project en welke outcome-indicatoren geschikt zijn om dit effect te meten. Hiervoor kan worden geput uit op de website van het Waddenfonds gepubliceerde lijst met outcome-indicatoren die het Waddenfonds samen met de provincies en de Waddenacademie heeft opgesteld. De aanvrager heeft ten aanzien van outcome alleen een informatie verplichting die vorm krijgt in het projectplan op basis van de in het format van het projectplan opgenomen informatievragen aan aanvragers. Het Waddenfonds is verantwoordelijk voor het daadwerkelijk meten van het effect van de projecten (outcome-monitoring).
De gegevens op projectniveau ten aanzien van output en outcome vormen input voor de monitoring- en evaluatie systematiek van het Waddenfonds. Door het analyseren van deze gegevens, onder meer met behulp van expert-judgement kan het doelbereik van het Waddenfonds worden bepaald.
In deze beleidsregel monitoring- en evaluatie geven wij een nadere uitleg over de SME systematiek en wat er van een subsidieaanvrager wordt verwacht.
Besluit van het dagelijks bestuur op 9 maart 2022.
Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds houdende regels omtrent het monitoren en evalueren van door het openbaar lichaam Waddenfonds te subsidiëren en gesubsidieerde projecten (Beleidsregel monitoring & evaluatie Waddenfonds)
Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds;
besluit de Beleidsregel monitoring & evaluatie Waddenfonds als volgt gewijzigd vast te stellen:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Voor de evaluatie van effecten en effectiviteit van getroffen maatregelen door gesubsidieerde activiteit(en) heeft het Waddenfonds informatie nodig. Die informatie komt uit het monitoren van de ontwikkelingen zoals die zich voordoen in het Waddengebied en uit het monitoren van de resultaten en effecten van gesubsidieerde activiteiten door het Waddenfonds. Die monitoring vindt plaats op twee niveaus:
projectniveau: de output van projectmatige gesubsidieerde activiteiten wordt, voor zover van toepassing, in het aanvraagproces, in de uitvoeringsfase, bij de subsidievaststelling en na de subsidievaststelling in kaart gebracht. Dat gebeurt aan de hand van door subsidieontvangers op grond van de subsidiebeschikking in te dienen voortgangsrapportages, wijzigingsverzoeken en eindrapportages. Om de beoogde resultaten te kunnen bereiken is het noodzakelijk dat aanvragers tijdens het project de effectiviteit van de door het project uitgevoerde maatregelen monitoren.
De langs deze twee niveaus verkregen gegevens vormen enerzijds de basis voor de (periodieke) evaluatie van het beleid en leveren input voor eventuele bijstellingen van het subsidiebeleid en/of beschikkingen.
Toepassing van de SME methodiek maakt het samen met de data uit de voortgangs- en eindrapportages mogelijk om op basis van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens te komen tot een beeld en waardering van de bijdrage van de gesubsidieerde projecten aan de Waddenfondsdoelen en van de effectiviteit van de uitgevoerde maatregelen. Naast de beschikbare kwantitatieve en kwalitatieve informatie (‘meten en berekenen’), is altijd een interpretatie (‘causaliteit’, ‘beredeneren’) nodig op basis van expert-judgement. Daarbij gaat het om het leggen van de mogelijke relatie tussen projecteffecten en de ‘staat van het wad’ / autonome trends en ontwikkelingen.
In artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat tenminste éénmaal per vijf jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk wordt gepubliceerd. In artikel 1.9 van de ASV is een kortere termijn gesteld en is bepaald dat het dagelijks bestuur éénmaal in de vier jaar aan het algemeen bestuur verslag doet van de effecten van de subsidie. Een regelmatige evaluatie van beleid en regelgeving kan bijdragen aan de beheersing van overheidsuitgaven.
Evaluatie van de bijdrage van Waddenfondsprojecten aan de doelen van het Waddenfonds vindt plaats op basis van onder meer de door het dagelijks bestuur vastgestelde SME. Die zorgt ervoor dat er straks via onder meer de Basismonitoring ook data beschikbaar zijn voor de geselecteerde outcome-indicatoren op basis waarvan een evaluator kan analyseren in welke mate projecten hebben bijgedragen aan de doelen en in hoeverre door de projecten getroffen maatregelen effectief zijn geweest.
Bij gesubsidieerde activiteiten ligt de focus veelal op de output: wat is het concrete resultaat van de gesubsidieerde activiteit, bijvoorbeeld een zonnepark, de aanleg van een zoet-zout overgang of een bezoekerscentrum.
Bij de outcome wordt voorbij de grenzen van het concrete (project)resultaat gekeken. Wat zijn de beoogde ecologische, economische of maatschappelijke effecten, zowel positief als negatief.
Ten behoeve van de monitoring wordt gebruikt gemaakt van hoofddoelen, gespecificeerde doelen, outcome-indicatoren en streefwaarden voor die indicatoren en van expert-judgement. In schema:
De outcome-indicatoren en de streefwaarden daarvan zijn opgenomen in het format van het projectplan en ook te vinden op de website van het Waddenfonds: (PM: invoegen link zodra die is aangemaakt)
1.3. Hoofddoelen en gespecificeerde doelen
Het Waddenfonds heeft vier hoofddoelen:
Ten behoeve van de monitoring zijn deze hoofddoelen in het Uitvoeringskader Waddenfonds gespecificeerd. De hoofddoelen en de gespecificeerde doelen zijn opgenomen in tabel 1 (zie bijlage 2).
1.4. Outcome -indicatoren en streefwaarden
Voor het kunnen bepalen van de bijdrage van gesubsidieerde activiteiten aan de doelen van het Waddenfonds zijn de gespecificeerde doelen voor zover mogelijk en relevant uitgewerkt tot een selectieve set van outcome-indicatoren. Deze outcome-indicatoren kunnen op basis van ervaringen en het beschikbaar komen van nieuwe inzichten worden aangepast.
Aan een outcome- indicator is of wordt een streefwaarde gekoppeld. De Streefwaarden zijn in samenwerking met de provincies (i.c. de Investeringskader Waddengebied (IKW) opgaveteams), en de Waddenacademie opgesteld en zijn voor het hele Waddengebied. Het zijn richtinggevende waarden en geen normerende waarden. De outcome-indicatoren en de streefwaarden vormen geen onderdeel van deze beleidsregel maar zijn opgenomen als bijlage bij het format voor het projectplan, zodat aanvragers bevraagd kunnen worden. Het Waddenfonds gebruikt ze ten behoeve van de evaluatie om te bepalen of projecten hebben beschreven in welke mate ze bijdragen aan ontwikkelingen in de gewenste richting. Streefwaarden kunnen op basis van de opgedane ervaringen en in overleg met eerdere genoemde partijen worden aangepast. Het Waddenfonds maakt gebruik van de opgestelde lijst met outcome-indicatoren en de streefwaarden zodat er te zijner tijd voldoende data zijn om het doelbereik van het Waddenfonds te kunnen evalueren. Uit een evaluatie kan blijken dat streefwaarden niet gehaald zijn. De streefwaarden kunnen dan bijgesteld worden of het beleid kan worden aangepast. Het niet halen van de streefwaarden hoeft niet te betekenen dat het Waddenfonds niet succesvol is geweest, want doelbereik kan ook door andere factoren en actoren worden bepaald naast de bijdrage van door het Waddenfonds gesubsidieerde activiteiten. Met behulp van expert-judgement zal dit als onderdeel van uit te voeren evaluaties altijd nader geanalyseerd worden.
Het Waddenfonds maakt voor het uitvoeren van evaluaties zoveel mogelijk gebruik van data uit bestaande meetnetten. Die data worden ontsloten en toegankelijk gemaakt via de Basismonitoring Wadden of via de beheerders van de betreffende meetnetten voor zover die geen onderdeel uit maken van de Basismonitoring Wadden.
Ook andere overheden kunnen van de meetnetten gebruik maken voor evaluatie van hun eigen doelbereik.
2. GEGEVENS TEN BEHOEVE VAN MONITORING EN EVALUATIE
In de ASV is bepaald dat het dagelijks bestuur formulieren en modellen kan vaststellen, waarvan het gebruik verplicht is voorgeschreven. Dit draagt bij aan een efficiënt subsidieproces. Daarom moet bij een aanvraag gebruik worden gemaakt van door het dagelijks bestuur vastgestelde formats. Het verstrekken van gegevens ten behoeve van een te subsidiëren activiteit is een verantwoordelijkheid van de subsidieaanvrager. Het format voor een projectplan voorziet daarom in een monitorings-paragraaf, waarin output en outcome kunnen worden beschreven. Daarin is ook de tabel met outcome-indicatoren en de streefwaarden opgenomen. Langs deze weg worden van de subsidieaanvrager de volgende gegevens verkregen:
2.1.1 Ten behoeve van de output:
2.1.2 Ten behoeve van de outcome:
met welke van de ten tijde van de aanvraag in het format van het projectplan genoemde outcome-indicator(en) het beoogde effect van de gesubsidieerde activiteit kan worden gemeten en met welk meetnet. Als het beoogde effect niet kan worden gemeten met één of meer van de outcome-indicatoren wordt de aanvrager gevraagd te omschrijven met welke outcome-indicator en met welk meetnet dat effect wel gemeten kan worden.
een omschrijving in welke mate het project kwantitatief bijdraagt aan de streefwaarde van de voor de aanvraag relevante outcome-indicator(en). Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een projectstreefwaarde voor de outcome-indicator worden gedaan. Als het bepalen van een kwantitatieve bijdrage niet mogelijk is dan wordt een kwalitatieve beschrijving gevraagd van de mate waarin wordt bijgedragen aan de gespecificeerde doelen uit tabel 1 (zie bijlage2).
3. Volgen van de output en outcome van gesubsidieerde activiteiten
Het verzamelen, verwerken en rapporteren van gegevens ten behoeve van een gesubsidieerde activiteit is een verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Dit vindt, voor zover van toepassing, plaats via drie sporen, voortgangsrapportage, meldingen en aanvragen tot wijziging van de subsidieverlening en het verzoek tot subsidievaststelling.
Op grond van de ASV kan het dagelijks bestuur aan het verstrekken van een subsidie vanaf € 25.000,= als de periode van uitvoering van de activiteiten meer dan 12 aaneengesloten maanden bedraagt, de verplichting opleggen dat één keer per periode van 12 maanden een tussentijds voortgangsverslag wordt overgelegd. In het kader van een doeltreffende subsidieverstrekking kan het dagelijks bestuur hiervan afwijken.
In de ‘Beleidsregel voorbereiding, toezicht en handhaving subsidieverstrekking Waddenfonds’ is hierover bepaald dat aan een subsidieontvanger, bij het verlenen van een subsidie vanaf € 125.000 en waarbij de periode van uitvoering van de activiteiten meer dan 12 aaneengesloten maanden bedraagt, steeds de verplichting wordt opgelegd om tenminste één keer per periode van 12 maanden een schriftelijke voortgangsrapportage aan het dagelijks bestuur te overleggen of een voortgangsgesprek te houden met de toezichthouder.
Meldingen en aanvragen tot wijziging van de subsidieverlening.
Op grond van de ASV is de subsidieontvanger verplicht wijzigingen in de omstandigheden, de begroting en de projectresultaten aan het Waddenfonds te melden. In voorkomende gevallen kan dit leiden tot wijziging of zelfs intrekking van het besluit tot subsidieverlening.
Op een aanvraag tot wijziging van een besluit tot subsidieverlening is het bepaalde in paragraaf 2.1 van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de subsidieontvanger bij die aanvraag inzichtelijk maakt welke consequenties de wijziging heeft voor de output en de outcome.
De aanvraag tot subsidievaststelling
Op grond van de ASV wordt bij een subsidie van € 125.000 of meer bij de aanvraag tot vaststelling onder meer een activiteitenverslag overgelegd, waaruit genoegzaam blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verleend overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening is verricht en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
De monitoring van de outcome van de gesubsidieerde activiteiten is een verantwoordelijkheid van het Waddenfonds. Dit laat onverlet dat van de subsidieontvanger kan worden gevraagd om informatie te leveren ten behoeve van door het Waddenfonds op te stellen evaluatierapportages met betrekking tot de outcome van gesubsidieerde projecten, dus ook nog na afronding van het project. Op grond van de ASV rust op de subsidieontvanger de verplichting om op verzoek van het dagelijks bestuur mee te werken aan een door of vanwege het dagelijks bestuur ingesteld evaluatieonderzoek naar de toepassing van ASV. Bij het besluit tot subsidieverlening kan deze verplichting worden geconcretiseerd.
Het Waddenfonds sluit voor de monitoring van de outcome zoveel als mogelijk aan bij de Basismonitoring Wadden en andere bestaande meetnetten.
4. Doorwerking van de beleidsregel:
Deze beleidsregel schept indirect informatieve verplichtingen voor subsidieontvangers. Het aanvraagproces ten behoeve van de subsidieverlening en de in het besluit tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger op te leggen verplichtingen worden in overeenstemming met deze beleidsregel gebracht.
Bijlage 2: Tabel 1 met hoofd- en gespecificeerde doelen van het Uitvoeringskader en Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2021-2027
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2022-310.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.