Toelichting op het Mandaat-, Volmacht- en Machtigingsbesluit GGD
Artikel 4 Ondermandaat
In de gevallen waarin sprake is van ondermandaat betekent dit dat de betreffende functionaris gebruik kan maken van het ondermandaat (ook in de contacten met externen), op voorwaarde dat bij de uitoefening van het ondermandaat de grenzen van het ondermandaat in acht worden genomen. Binnen de grenzen van het ondermandaat hoeft er in beginsel geen ruggespraak plaats te vinden met de hoger leidinggevende of de directie.
De financiële kaders (denk bijvoorbeeld aan het budgethouderschap), de afbakening tot het organisatieonderdeel van de betreffende functionaris, aanwijzingen en/of instructies van een hoger leidinggevende of voorbehouden die zijn gemaakt bij het betreffende ondermandaat (bijvoorbeeld in het ondermandaat personele aangelegenheden), kunnen bij de uitoefening van het ondermandaat een belangrijke rol spelen.
Daarnaast wordt verwacht dat elke functionaris met een ondermandaat beschikt over politiek-bestuurlijke sensitiviteit. Daar waar het gaat om beslissingen waaraan grote financiële risico’s kleven (ook al is de verplichting die als zodanig wordt aangegaan binnen het financiële kader), overeenkomsten met een groot aantal partijen, (zeer) complexe besluiten of zaken die mediagevoelig zijn, is het van belang om een en ander goed te overleggen, bijvoorbeeld door de direct leidinggevende of de directie erbij te betrekken. Dit biedt tevens de gelegenheid ook (de portefeuillehouder binnen) het bestuur te benaderen en te raadplegen alvorens vervolgstappen worden ondernomen.
Onderdeel 5 Klachtbehandeling
De Klachtenregeling GGD Gelderland-Zuid ziet op drie soorten klachten (zgn. a-, b- en c-klachten). Deze indeling in a-, b- en c-klachten is een onderscheid dat intern wordt gemaakt en geen officiële indeling.
Van belang is de realisatie dat de klachtenregeling ziet op een drietal soorten klachten:
a. klachten regulier waarbij de GGD geen rol van zorgaanbieder vervult;
b. klachten waarbij de GGD als zorgaanbieder optreedt;
c. klachten met betrekking tot het AMHK (ook wel aangeduid als Veilig Thuis);
De klachtencommissie adviseert over de a-klacht en de b-klacht (zie artikel 15 lid 1 van de klachtenregeling). De DPG dient vervolgens een oordeel te vormen over de klacht aan de hand van het advies van de klachtencommissie. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt de DPG aan de klager, de klachtencommissie en degene op wie de klacht betrekking heeft het oordeel mee, gemotiveerd (schriftelijk of per email), en geeft aan of de klacht resulteert in maatregelen en zo ja, welke en binnen welke termijn. Bij afwijking van het advies van de klachtencommissie moet ook dat gemotiveerd worden (zie artikel 16 lid 3 van de klachtenregeling). Wanneer het een a-klacht betreft, bestaat de mogelijkheid voor klager om de stap te zetten naar de Nationale Ombudsman. Wanneer het een b-klacht betreft, bestaat de mogelijk voor de klager om de stap naar de Geschillencommissie Publieke Gezondheid te maken (https://www.degeschillencommissiezorg.nl/over-ons/branches/branches-overzicht/ggd-ghor-nederland/).
De klachtencommissie oordeelt over een c-klacht met betrekking tot het AMHK (zie artikel 15 lid 1 van de klachtenregeling). Omdat artikel 4.2.7 Wmo 2015 hierop van toepassing is, dient het AMHK binnen een maand na ontvangst van het oordeel van de klachtencommissie aan de klager en de klachtencommissie mee te delen (schriftelijk) of en zo ja, welke maatregelen worden genomen. Is de klager vervolgens niet tevreden dan resteert de weg naar de Nationale Ombudsman. De Wmo 2015 spreekt in artikel 4.2.7 lid 5 van het AMHK en er worden geen specifieke bestuursorganen of functionarissen aangeduid. Het AMHK als zodanig is dat ook niet. Het AMHK is een uitvloeisel van de taak die in artikel 4.1.1 Wmo 2015 is toebedeeld aan het college. In de regio Gelderland-Zuid is het AMHK op grond van artikel 5 sub m van de GR GGD GZ belegd bij de GGD.
De toelichting op artikel 9:3 en artikel 9:12 Awb geeft aan dat geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb als het gaat om de daarin genoemde inkennisstelling. Dit zou dan ook gelden voor de inkennisstelling zoals genoemd in artikel 16 lid 3 van de klachtenregeling.
Onderdeel 15 Wmo-toezicht
De DPG is door de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten in de regio Gelderland-Zuid aangewezen als toezichthouder in de zin van artikel 6.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Voor bijzonderheden moeten de afzonderlijke collegebesluiten worden geraadpleegd.
Onderdeel 18 Toezichthouders kinderopvang
De DPG is door de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten in de regio Gelderland-Zuid aangewezen als toezichthouder in de zin van artikel 1.61 lid 2 Wet kinderopvang. Medewerkers van team Toezicht en Handhaving Kinderopvang zijn door de DPG (schriftelijk) gemachtigd om toezichthoudende taken uit te voeren.
Onderdeel 19 Schriftelijk bevel Wet kinderopvang
De bevelsbevoegdheid betreft een aan de toezichthouder geattribueerde bevoegdheid (op grond van artikel 1.65 lid 3 jo. artikel 1.61 lid 2 Wet kinderopvang). De DPG is door de betreffende gemeenten aangewezen als toezichthouder en de DPG kan deze bevoegdheid mandateren.
Onderdeel 20 Registratietaken en lichte handhaving Wet Kinderopvang
Het verleende mandaat aan de DPG omvat tevens de bevoegdheid tot het verlenen van onder-mandaat aan andere ambtenaren die werkzaam zijn bij de GGD Gelderland-Zuid. Het mandaat-besluit van betreffende de colleges bevat een uitgebreide verwijzing naar de juridische grondslagen in relevante wet- en regelgeving. De DPG heeft ingestemd met het verleende mandaat. In het kader van deze taken zijn dienstverleningsovereenkomsten (DVO) tussen de betreffende gemeenten en de GGD afgesloten, o.a. met de gemeenten Culemborg, Druten, Nijmegen, Tiel en Zaltbommel.
Bij de uitvoering kunnen lokale beleidsregels van belang zijn. De lokale beleidsregels kunnen in de loop der tijd worden aangepast of worden geactualiseerd. De navolgende lokale beleidsregels waren op peildatum 30 april 2020 bekend:
Culemborg - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Culemborg 2018;
Druten - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Druten 2018;
Nijmegen - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Nijmegen 2019;
Tiel - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Tiel 2019;
Zaltbommel - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Zaltbommel (19 oktober 2018).
Onderdeel 21 Gemeentelijke lijkschouwers
De DPG is door de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten in de regio Gelderland-Zuid gemandateerd om gemeentelijke lijkschouwers te benoemen. De DPG heeft ingestemd met het verleende mandaat. De DPG heeft verschillende forensich artsen benoemd als gemeentelijk lijkschouwer.
Na 31.12.2023 wordt het FMG-register opgeheven. Vanaf 01.01.2024 dient een forensich arts in het KNMG-profielregister te zijn ingeschreven om als gemeentelijk lijkschouwer te mogen optreden.
Onderdeel 22 Warenwetbesluit tatoeëren en piercen
Het verlenen van ondermandaat en ondervolmacht is toegestaan op grond van voornoemde artikel 2 van de Regeling mandaatverlening aan de GGD’en met betrekking tot de uitvoering van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen. De Warenwetregeling tatoeëren en piercen is eveneens van belang als het gaat om de vergunning, geldigheidsduur, retributie e.d. Mandaat is verleend op grond van een wettelijk voorschrift dus instemming DPG is hier niet aan de orde (artikel 10:4 lid 2 Awb).
De besluiten worden genomen namens de Minister, niet namens de DPG. Artikel 10:10 Awb is hier van toepassing. In ieder geval moet de oorspronkelijke mandaatgever worden genoemd volgens de memorie van toelichting op artikel 10:10 Awb.