Verordening van 1 oktober 2021 van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds, houdende bepalingen tot wijziging van de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017 (1e Wijzigingsverordening ASV Waddenfonds 2017)

Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds,

 

gelet op de artikelen 4 en 17 van de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds,

 

besluit als volgt:

Artikel I  

De Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 1.1 komt te luiden:

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Waddenfonds;

  • b.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Publicatieblad van de Europese Unie van 26 juni 2014, PbEU L187/1;

  • c.

    activiteitenplan: een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen;

  • d.

    activiteitenverslag: een beschrijving van de uitgevoerde activiteiten waarvoor subsidie is verleend, waarbij een vergelijking wordt gemaakt tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting wordt gegeven op de verschillen;

  • e.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • f.

    boekjaarsubsidie: subsidie aan een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die met toepassing van artikel 4:23, derde lid, onderdeel c, van de Awb, per kalenderjaar wordt verstrekt;

  • g.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Waddenfonds;

  • h.

    de-minimisregelgeving: regelgeving omtrent staatssteun uit de Verordeningen van de Europese Unie 717/2014, PbEU L 190/45 (voor de visserijsector), 1408/2013, PbEU L 352/9 (voor de landbouwsector) en 1407/2013, PbEU L 352/1 (voor de overige sectoren);

  • i.

    financieel verslag: een overzicht van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • j.

    kernwaarden:

    • dynamische natuur van de Waddenzee;

    • rust;

    • ruimte;

    • stilte;

    • duisternis en

    • waardevolle landschappen en het cultureel erfgoed in en om dorpen en steden, op de eilanden en in de zee.

  • k.

    penvoerder: de door het samenwerkingsverband aangewezen persoon of organisatie die deelneemt aan het samenwerkingsverband en ten behoeve van het samenwerkingsverband optreedt als aanvrager en subsidieontvanger;

  • l.

    projectsubsidie: subsidie voor een eenmalige activiteit, die naar zijn aard tijdelijk is;

  • m.

    provinciale staten: provinciale staten van Fryslân, Groningen of Noord-Holland;

  • n.

    samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap;

  • o.

    Vrijstellingsverordening visserij: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Europese Commissie van 16 december 2014, waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Publicatieblad van de Europese Unie van 24 december 2014, PbEU L 369/37;

  • p.

    Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Publicatieblad van de Europese Unie van 1 juli 2014, PbEU L 193/1;

  • q.

    VWEU : Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • r.

    Waddengebied en Waddenzee: het gebied als bedoeld in artikel 2 van het Bestuursakkoord decentralisatie Waddenfonds.

B.

 

Artikel 1.7 komt te luiden:

 

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Netto inkomsten die volgen uit de subsidiabele activiteiten gedurende de projectperiode kunnen in mindering worden gebracht op de subsidiabele kosten. Er wordt in elk geval geen subsidie verstrekt voor kosten:

    • a.

      die niet rechtstreeks aan de activiteit zijn toe te rekenen;

    • b.

      die zijn gemaakt voor de datum van ontvangst van de volledige aanvraag;

    • c.

      waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan voordat de volledige aanvraag is ontvangen;

    • d.

      die zijn gemaakt na het verstrijken van de projectperiode of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend;

    • e.

      die niet in een redelijke verhouding staan tot de activiteit;

  • en voorts verrekenbare kosten en belastingen, accijnzen, door de aanvrager zelf geheven leges en andere heffingen, debetrente, boetes, financiële sancties, gerechtskosten en kosten die samenhangen met bezwaar en beroep.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a tot en met d.

C.

 

Artikel 2.1, zevende lid, komt te luiden:

 

  • 7.

    Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient de penvoerder van het samenwerkingsverband de aanvraag in. Bij de aanvraag wordt een door alle partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst overgelegd, waaruit blijkt dat de aanvrager door de deelnemers is aangewezen als penvoerder en waarin ten minste is opgenomen de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen bevattende de baten en de lasten van de deelnemende partijen. Uit de aanvraag moet genoegzaam blijken welke activiteiten door elk van de deelnemers wordt uitgevoerd.

D.

 

Artikel 2.6, eerste lid, komt te luiden:

 

Artikel 2.6 Algemeen beoordelingskader

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 Awb wordt in elk geval geen subsidie verstrekt indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur:

    • a.

      de activiteit niet of niet in overwegende mate bijdraagt aan de doelstelling van het Waddenfonds;

    • b.

      de activiteit niet of niet in overwegende mate gericht is op het Waddengebied;

    • c.

      de activiteit niet aan ten minste twee van de volgende criteria voldoet:

      • er wordt geen substantieel afbreuk gedaan aan de kernwaarden;

      • bijdragen aan behoud of versterking van de kernwaarden;

      • bijdragen aan het oplossen van problemen of het benutten van kansen van voor het Waddengebied kenmerkende kansen en bedreigingen;

    • d.

      de activiteit betrekking heeft op regulier beleid, beheer of onderhoud, met inbegrip van het voldoen aan internationaal en nationaalrechtelijke verplichtingen;

    • e.

      er een gegronde reden bestaat dat de uitvoering van een voorgenomen activiteit inbreuk zal maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzame ontwikkeling;

    • f.

      de activiteit, gelet op aard en schaal, onvoldoende integraal wordt uitgevoerd;

    • g.

      de activiteit niet past binnen de door provinciale staten respectievelijk het algemeen bestuur vastgestelde beleids- en uitvoeringskaders met betrekking tot het werkingsgebied van het Waddenfonds;;

    • h.

      de subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan een vastgesteld drempelbedrag;

    • i.

      de gevraagde financiële bijdrage niet in een redelijke verhouding staat tot het beoogde projectresultaat (value for money);

    • j.

      ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat, volgend op een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

    • k.

      de aanvrager van de subsidie een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • l.

      er een gegronde reden bestaat dat het project in financiële, organisatorische, technische of economische zin niet haalbaar is;

    • m.

      er een gegronde reden bestaat dat de exploitatie na de projectperiode niet kan worden gerealiseerd;

    • n.

      er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde.

Artikel II Overgangsrecht

De Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening, blijft van toepassing op subsidies die met toepassing van die verordening zijn aangevraagd of verleend voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening.

Artikel III Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als 1e Wijzigingsverordening Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017.

Delfzijl, 1 oktober 2021

C. Loggen,

voorzitter

G.W. Huisman,

Secretaris

Toelichting

Algemeen

In de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds is bepaald dat provinciale staten ten behoeve van het Waddenfonds een Uitvoeringskader vaststellen. Daarmee geven de staten invulling aan hun kaderstellende rol. In de gemeenschappelijke regeling is tevens bepaald dat het algemeen bestuur van het Waddenfonds, rekening houdende met het Uitvoeringskader, een Uitvoeringsprogramma vaststelt. Het programma is een concretisering van de kaderstelling. Het gewijzigd vaststellen van zowel het Uitvoeringskader als het Uitvoeringsprogramma is aanleiding om de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017 (ASV) op een aantal punten te wijzigen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een enkele wijziging door te voeren die is ingegeven door de uitvoeringspraktijk.

 

Artikelsgewijs

artikel 1.1 Begripsbepalingen

 

onderdelen a. en g.

Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur zijn bestuursorganen van de juridische entiteit ‘openbaar lichaam Waddenfonds’. Dat is in de tekst tot uitdrukking gebracht.

 

Aan de begripsbepalingen zijn drie onderdelen toegevoegd:

 

onderdeel j.: Kernwaarden

In het Uitvoeringskader en Uitvoeringsprogramma zijn zgn. Kernwaarden opgenomen. Voor deze Kernwaarden is aangesloten bij de Agenda voor het Waddengebied 2050.

Het betreft:

 

  • Dynamische natuur van de Waddenzee. De natuurlijke dynamiek - de getijdenwerking, sedimentatieprocessen, stromingspatronen en de (geleidelijke) zoet-zout overgangen naar de kust en de eilanden – is de kernwaarde die ten grondslag ligt aan de ecologische functies van de Waddenzee voor onder meer vogels, vissen en onderwaternatuur. Die organismen kunnen alleen floreren als de natuurlijke dynamiek niet wordt aangetast en als wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor het vervullen van de ecologische functies. Dan krijgen natuurlijke processen de ruimte om zich te ontwikkelen;

  • De rust (te denken valt aan activiteiten, aantal toeristen);

  • Ruimte (openheid; weidsheid; vergezichten);

  • Stilte (afwezigheid van niet natuurlijke geluiden);

  • Duisternis (afwezigheid van door menselijke activiteiten voortgebracht licht)

  • De waardevolle landschappen en het cultureel erfgoed in en om dorpen en steden, op de eilanden en in de zee. Dat betreft voor de verschillende landschapstypes in het Waddengebied kenmerkende cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle elementen die aanwezig zijn in landschappelijke patronen (zoals dijken, maren en terpen/wierden). Toevoeging van nieuwe landschappelijke of cultuurhistorische elementen dienen zo ontworpen te worden dat ze aansluiten bij de kernwaarden en karakteristieken van de verschillende landschapstypes in het Waddengebied. Deze kernwaarden en karakteristieken staan beschreven in de Gebiedsagenda Wadden 2050 waarin de basiskaart Landschap & Erfgoed is opgenomen. Voor een verdere uitwerking zijn de volgende provinciale kaarten van belang:

Het menselijk medegebruik van het Waddengebied door economische sectoren als bijvoorbeeld visserij, de havenactiviteiten, landbouw, energie en recreatie/toerisme) mag geen substantieel afbreuk doen aan deze Kernwaarden en draagt bij voorkeur bij aan behoud en versterking ervan.

 

onderdelen k. en n.:

De begripsbepalingen betreffen het samenwerkingsverband en de penvoerder. De bepalingen moeten in samenhang worden gelezen.

Het komt vaak voor dat een project wordt uitgevoerd door samenwerkende partijen. Er zijn meerdere mogelijkheden om de subsidierelatie met het samenwerkingsverband in te richten. Elk van die partijen kan op zich als subsidieaanvrager en subsidieontvanger optreden voor die activiteiten die door de betreffende partijen worden uitgevoerd. Het is evenzeer mogelijk dat één van de partijen ten behoeve van het samenwerkingsverband de rol van subsidieaanvrager en subsidieontvanger op zich neemt.

Het Waddenfonds kiest voor deze laatste variant: de zgn. enkelvoudige netwerksubsidie. Deze subsidie wordt verstrekt aan een enkele subsidieontvanger, met de bedoeling dat het gesubsidieerde project in samenwerking met meerdere (rechts)personen wordt uitgevoerd. De overige deelnemers aan het samenwerkingsverband zijn zelf dus geen subsidieontvanger, maar worden wel geacht een feitelijke bijdrage leveren aan het gesubsidieerde project. De middelen hiervoor worden door de penvoerder als subsidieontvanger aan hen ‘doorbetaald’.

De penvoerder, die ten behoeve van het samenwerkingsverband als subsidieontvanger optreedt, is verantwoordelijk en daarmee aanspreekbaar voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

 

artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Het dagelijks bestuur mag inkomsten die zijn gegenereerd vanwege de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten in mindering brengen op subsidiabele kosten. In de tekst is beter tot uitdrukking gebracht dat deze inkomsten wel rechtstreeks gerelateerd moeten zijn aan de subsidiabele activiteiten.

 

In de ASV was een bepaling opgenomen omtrent de berekening van vrijwilligersuren. Die berekening is inmiddels opgenomen in de door het dagelijks bestuur vastgestelde Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds. Voor het eventueel wijzigen van de berekening volstaat daarmee een besluit van het dagelijks bestuur. Opneming in de ASV is niet langer nodig.

 

artikel 2.1 Algemene bepalingen over het indienen van een aanvraag

Het zevende lid van deze bepaling is aangepast, in lijn met de rol van de penvoerder zoals gedefinieerd in art. 1.1, onder k.

 

artikel 2.6 Beoordelingskader

De wijziging van het beoordelingskader heeft betrekking op de in het Uitvoeringskader en Uitvoeringsprogramma opgenomen uitgangspunten. De uitgangspunten Duurzame ontwikkeling, Additionaliteit en Doelrealisatie hadden reeds hun vertaling in de ASV.

 

Het toetsingscriterium voor het uitgangspunt Additionaliteit is gewijzigd. Er is meer nadrukkelijk tot uitdrukking gebracht dat, naast regulier beheer en onderhoud, ook reguliere beleidsvoering niet additioneel is. Hieronder wordt ook begrepen het voldoen aan nationale wet- en regelgeving en door de instellingen van de Europese Unie of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vastgestelde verordeningen, richtlijnen of anderszins bindende rechtshandelingen. Het tot stand brengen van dergelijke wettelijke verplichtingen wordt niet als additioneel aangemerkt en activiteiten hieromtrent komen niet voor subsidie in aanmerking.

 

In het Uitvoeringsprogramma is het uitgangspunt Waddenspecifiek opgenomen en dit is toegevoegd aan het beoordelingskader. Het valt uiteen in een viertal criteria. Te subsidiëren activiteiten:

  • a)

    vinden plaats in en/of moeten een beoogd effect hebben binnen het werkingsgebied van het Waddenfonds;

  • b)

    doen geen substantieel afbreuk aan de kernwaarden van het Waddengebied;

  • c)

    dragen bij aan behoud of versterking van de kernwaarden;

  • d)

    dragen bij aan het oplossen van problemen en/of het benutten van kansen. Bij problemen en kansen gaat het om voor het Waddengebied kenmerkende kansen en bedreigingen. Veelal zijn die verbonden met de gebiedsspecifieke kwaliteiten en cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het Waddengebied. Voor economische activiteiten gaat het om activiteiten die gericht zijn op een duurzame economische ontwikkeling en/of energietransitie.

Het onder a. genoemde criterium valt samen met het al in de ASV opgenomen toetsingscriterium dat een activiteit ten minste in overwegende mate gericht is op het Waddengebied. Aan dit criterium moet altijd worden voldaan.

De onder b. tot en met d. genoemde criteria zijn aan het beoordelingskader toegevoegd, waarvan de onderdelen b. en c. een koppeling leggen met voormelde Kernwaarden.

Aan ten minste twee van de onder b., c. en d. genoemde criteria moet worden voldaan om voor subsidie in aanmerking te komen.

 

Het uitgangspunt Integraliteit is met deze wijziging ook in het beoordelingskader opgenomen. Het Uitvoeringsprogramma zegt hierover:

  • De exacte uitwerking van integraliteit is afhankelijk van de specifieke context en daarmee niet altijd hetzelfde. Zo past het in de ene situatie dat instanties participeren als projectpartner, terwijl het in de andere situatie passend is dat vooral afstemming plaatsvindt in de voorbereiding die daarna wordt vastgelegd in steunverklaringen. Het Waddenfonds vraagt aan aanvragers aan te tonen hoe deze in zijn of haar specifieke context een integrale aanpak zo goed als mogelijk heeft geborgd.

De aard en schaal van het specifieke project waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn aldus bepalend voor de bandbreedte waarbinnen integraliteit kan worden verlangd.

 

Tot slot is aan het beoordelingskader toegevoegd dat de activiteit moet passen binnen het door provinciale staten en het algemeen bestuur vastgestelde beleids- en uitvoeringskaders met betrekking tot het werkingsgebied van het Waddenfonds. Dat is immers ook het kader waarbinnen het dagelijks bestuur op grond van artikel 1.4 ASV de bevoegdheid toekomt om subsidies te verstrekken.

Naar boven