Algemene toelichting Beleidsregel loonkostensubsidie Participatiewet RDWI 2021
In de Participatiewet is de mogelijkheid opgenomen om werkgevers een loonkostensubsidie te bieden, specifiek voor personen die mogelijkheden op de arbeidsmarkt hebben maar wel met een arbeidsbeperking en hierdoor een verlaagde loonwaarde. Werkgevers worden zo gestimuleerd personen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De werkgever ontvangt loonkostensubsidie voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimum loon.
Bevoegdheid Dagelijks Bestuur
Het verlenen van de loonkostensubsidie is een bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur. Heeft het Dagelijks Bestuur vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het Dagelijks Bestuur in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d lid 1 Participatiewet). Zowel de werkgever als de werknemer hebben belang bij de vaststelling van de loonwaarde. Zowel de werkgever en de werknemer kunnen dan ook bezwaar instellen tegen het vaststellen van de loonwaarde. De vastgestelde loonwaarde legt het Dagelijks Bestuur vast in een beschikking.
Artikelsgewijze toelichting Beleidsregel loonkostensubsidie Participatiewet RDWI 2021
Artikel 2 Voorwaarden voor de loonkostensubsidie
Als er een dienstbetrekking tot stand komt tussen een werkgever en een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, dan wordt door het Dagelijks Bestuur loonkostensubsidie verstrekt aan de werkgever (artikel 10d, eerste lid van de Participatiewet). Hierop gelden 2 uitzonderingen. Geen loonkostensubsidie kan worden verstrekt indien:
- •
arbeid wordt verricht in een dienstbetrekking zoals bedoeld in de artikelen 2 en 7 Wsw; of
- •
met betrekking tot de dienstbetrekking een proeftijd geldt. Dit betreft de situatie waarin een werknemer maximaal 3 maanden onbeloonde werkzaamheden heeft verricht bij een werkgever met het oogmerk te komen tot een reële vaststelling van de loonwaarde (proefplaatsing).
Mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestaan indien iemand het vermogen heeft om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben.
Indien een werknemer die met een loonkostensubsidie werkt bij een werkgever verhuist naar een andere gemeente, blijft de gemeente die oorspronkelijk de loonkostensubsidie heeft verstrekt, verantwoordelijk voor het verlenen en vaststellen van de loonkostensubsidie.
Het is mogelijk dat een persoon die behoort tot de doelgroep zonder tussenkomst van de gemeente direct geplaatst wordt bij een werkgever. Deze laatste moet dan binnen 3 maanden na aanstelling een verzoek tot loonkostensubsidie indienen.
Artikel 3 Hoogte en duur van de loonkostensubsidie
De werkgever ontvangt loonkostensubsidie van het Dagelijks Bestuur voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon, met een maximum van 70% van het wettelijk minimum loon.
Sinds de wetswijziging van de Participatiewet per 1 januari 2017 bestaat de forfaitaire loonkostensubsidie. Hierbij wordt een vaste loonkostensubsidie verstrekt over de eerste periode van maximaal 6 maanden vanaf indiensttreding van de werknemer (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). De loonkostensubsidie bedraagt in dat geval 50% van het van toepassing zijnde wettelijk minimum loon, vermeerderd met de aanspraak op vakantietoeslag en de vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten. Doel van deze ‘forfaitaire variant’ is om het voor werkgevers in de praktijk eenvoudiger te maken iemand met een beperking in dienst te nemen.
De vergoeding van werkgeverslasten, bedoeld in artikel 10d, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet wordt vastgesteld bij ministeriële regeling (Regeling loonkostensubsidie Participatiewet). De vergoeding van de werkgeverslasten bedraagt op het moment van publiceren van deze beleidsregel 23,5 procent van de loonkosten waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt. Bij werkgeverslasten moet gedacht worden aan premies werknemersverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en pensioenpremie. Het bedrag voor deze vergoeding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld, omdat dit bedrag fluctueert door jaarlijkse aanpassingen in deze premies en bijdragen.
Het instrument loonkostensubsidie kan, zo nodig, onbeperkt (tot de pensioengerechtigdeleeftijd van de werknemer) worden ingezet. Voor diegenen met een blijvende loonwaarde van minder dan het minimumloon is loonkostensubsidie een structureel instrument gericht op duurzame arbeidsparticipatie.
Artikel 4 Arbeidsduur
Werknemers worden bij bedrijven geplaatst op basis van de geldende cao. Daarin is opgenomen het aantal uren voor een fulltime functie. Dat kan zijn bijvoorbeeld 40, 38 of 36 uren. Is er geen cao dan stelt de Wet op het minimumloon dat sprake is van een fulltime functie bij een arbeidsduur die in overeenkomstige arbeidsverhoudingen in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen.
Artikel 5. Aanvraag van een loonkostensubsidie
Voor personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Anw en niet-uitkeringsgerechtigden kan geen ambtshalve vaststelling plaatsvinden (artikel 10c, eerste lid, onderdeel b van de Participatiewet).
Het Dagelijks Bestuur kan ook ambtshalve overeenkomstig artikel 10c, eerste lid, onderdeel b van de Participatiewet vaststellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Deze ambtshalve vaststelling kan alleen ten aanzien van die mensen die een plicht tot arbeidsinschakeling hebben.
Een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, kan ook een schriftelijke aanvraag indienen het Dagelijks Bestuur vragen of deze behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie overeenkomstig artikel 10c, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet.
Artikel 6 Verlening loonkostensubsidie
De werkgever ontvangt de loonkostensubsidie voor de bij hem in dienst zijnde werknemer. De subsidie is gekoppeld aan het dienstverband bij die werkgever en is daarmee niet overdraagbaar.
De dag van uitbetaling van de loonkostensubsidie, die per maand wordt gedaan, is geregeld bij AMvB. Op het moment van publiceren betreft het hier het Besluit Loonkostensubsidie 2021, die stelt dat de loonkostensubsidie voor het deel van de arbeidsduur dat in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd uiterlijk uit op de laatste werkdag voorafgaand aan de eenentwintigste dag van de maand waarin de arbeid is verricht wordt uitbetaald.
Artikel 7 Loonwaarde
In artikel 10d, zesde lid, van de Participatiewet is geregeld dat de loonwaardemeting niet langer jaarlijks (bij regulier werk) of driejaarlijks (bij beschut werk) moet worden verricht, maar dat de frequentie wordt afgestemd op de individuele omstandigheden van de werknemer en het perspectief op eventuele ontwikkelmogelijkheden. Daarmee wordt voorkomen dat, als er geen wijziging in de productiviteit wordt verwacht, onnodig herbeoordeling van de loonwaarde dient plaats te vinden. Als het ontwikkelperspectief aanleiding geeft dat binnen een bepaalde termijn een wijziging van loonwaarde zal optreden, lijkt het zinvol het tijdstip van herbeoordeling daarop af te stemmen. De termijn voor herbeoordeling wordt bij de loonwaardemeting per werknemer vastgesteld. Het is dus niet nodig om als gemeente keuzes te maken over de termijnen voor herbeoordeling.
Uitgangspunt is dat bij iedere beoordeling tevens bepaald wordt wanneer – in beginsel - een herbeoordeling plaatsvindt. Dat dient in overleg met de werkgever en werknemer plaats te vinden. Het blijft zowel voor de werkgever als de werknemer op grond van de Algemene wet bestuursrecht mogelijk om een verzoek (= aanvraag) in te dienen voor tussentijdse herbeoordeling. Die aanleiding kan een positieve of negatieve ontwikkeling van de productiviteit van de betrokken werknemer zijn.
De methode voor de loonwaardebepaling is geregeld bij AMvB. Op het moment van publiceren betreft het hier het Besluit Loonkostensubsidie 2021, die regels stelt voor een uniforme methode van loonwaardebepaling, en welk landelijk gevolgd moet worden. Het besluit regelt dat de loonwaarde van een arbeidsbeperkte werknemer de som bedraagt van de arbeidsprestaties per hoofdtaak afgezet tegen de bij de normfunctie behorende arbeidsprestatie, ofwel de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Voor maximaal vijf hoofdtaken wordt de arbeidsprestatie vastgesteld. De arbeidsprestatie (AP) per hoofdtaak is het product van het tempo (T), de kwaliteit (K), de netto werktijd (N) en de bijdrage van de werktijd (BT) van de hoofdtaak aan de totale werktijd van de werknemer in de functie.
Artikel 8 Terugvordering
Het Dagelijks Bestuur vordert onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terug op grond van artikel 4:57 Awb. Dit artikel uit de Algemene wet bestuursrecht behelst een “kan” bepaling waardoor het noodzakelijk is in deze beleidsregel vast te leggen dat het college van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik maakt.