Uitvoeringsregeling ambtshalve vermindering BsGW 2021

 

Roermond

 

Het Dagelijks Bestuur van BsGW;

 

overwegende dat het wenselijk is om een uitvoeringsregeling vast te stellen met betrekking tot de ambtshalve vermindering van belastingaanslagen;

 

Gelet op

 

artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 231, 244 van de Gemeentewet, de artikelen 123, 124 en 134 van de Waterschapswet en artikel 7.2 van de Waterwet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3 van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking gemeenten en waterschappen, waarin de waterschapsbelastingen en de gemeentelijke belastingen staan omschreven waarvan de heffing en invordering (deels) is overgedragen aan de BsGW;

 

artikel 5, lid 1, onder f van de Gemeenschappelijke regeling waarin de bevoegdheid tot vaststellen van uitvoeringsregels is overgedragen aan het Dagelijks Bestuur;

 

Besluit

 

vast te stellen de navolgende Uitvoeringsregeling voor het toekennen van ambtshalve verminderingen BsGW 2021.

 

Artikel 1. Reikwijdte en definities

  • 1.

    Deze uitvoeringsregels gelden bij de heffing van de belastingen zoals omschreven in artikel 5 onderdeel f van de Gemeenschappelijke Regeling.

  • 2.

    Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voorzover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van (overeenkomstige) toepassing is.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    a. ambtshalve vermindering: de vermindering van een onjuiste belastingaanslag of beschikking op de voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) alsmede het verlenen van een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing, terug-gaaf of vrijstelling van belasting als bedoelt in de artikelen 134 van de Waterschapswet en 244 van de Gemeentewet;

    b. de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk mede-aansprakelijke heeft betaald;

    c. de driejaarstermijn: een termijn van drie kalenderjaren, door welks verloop de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag op de voet van artikel 11, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vervalt;

    d. het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag.

    e. de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze uitvoeringsregels mede wordt verstaan onder:

      • 1.

        de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag: het voorlopig gevorderde, het gevorderde en het nagevorderde bedrag;

      • 2.

        het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 1 bedoelde bedrag. f. de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en uitvoeringsregels op het gebied van gemeentelijke- en waterschapsbelastingen.

Artikel 2. Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

 

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

a. een bezwaarschrift niet ontvankelijk wordt verklaard of een verzoekschrift wordt afgewezen wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

b. uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 3. Uitzonderingen

 

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

 

a. ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

b. aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 4 Jurisprudentie

 

Een uitspraak van de Hoge Raad waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve

  • 1.

    verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uit-spraak door de Hoge Raad is gewezen, onderscheidenlijk voor de dagtekening van het beleidsbesluit of andere schriftelijke aanwijzing, tenzij het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van het Waterschap op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

  • 3.

    Een uitspraak van een rechtbank of gerechtshof is doorgaans geen aanleiding voor het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting. Dit lijdt uitzondering indien het dagelijks bestuur van BsGW kenbaar heeft gemaakt dat de uitspraak tot richtsnoer moet worden genomen. Het eerste lid is in dat geval van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Mededeling van toekenning afwijzing

 

Zowel in het geval waarin ambtshalve vermindering wordt toegekend als in het geval waarin daartoe geen redenen aanwezig zijn, wordt belanghebbende daarvan gemotiveerd mededeling gedaan. De mededeling wordt gedaan in de uitspraak op het bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

Artikel 6 Overgangsrecht Inwerkingtreding en citeerartikel

 

  • 1.

    De Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen BsGW van 31 december 2012 van de ambtenaar belast met de heffing van de waterschapsbelastingen bij de BsGW worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 3 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Het besluit van 1 april 2011 van het Dagelijks bestuur van de BsGW waarbij de uitvoeringsregels voor ambtshalve vermindering van belastingaanslagen van de gemeente Venlo van toepassing werden verklaard op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen door de BsGW wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat dit besluit van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 3 genoemde datum hebben voorgedaan.

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 4.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Uitvoeringsregeling ambtshalve vermindering BsGW 2021”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 27 mei 2021.

N.M.J.G. Lebens, directeur

M.H.E. Pelzer, voorzitter

Naar boven