Beleidsregels verlagen norm woonkosten als gevolg van de woonsituatie en verlagen norm schoolverlaters Participatiewet Sociale Dienst Oost Achterhoek 2021

Het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek,

 

gelet op artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling van de Sociale Dienst Oost Achterhoek en het delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Oost Achterhoek, waarin het bestuur de zelfstandige bevoegdheid voor de uitvoering van bovengenoemde taken gedelegeerd heeft gekregen van zijn deelnemende gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk,

 

besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregels:

Beleidsregels verlagen norm woonkosten als gevolg van de woonsituatie en verlagen norm schoolverlaters Participatiewet Sociale Dienst Oost Achterhoek 2021.

 

Wettelijke voorwaarden verlagen norm woonsituatie

Het bestuur kan de norm, bedoeld in de artikelen 21 Participatiewet, op grond van artikel 27 van de Participatiewet, lager vaststellen voor zover de betrokken persoon lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft in verhouding tot de norm. Dit is afhankelijk van de woonsituatie.

Wettelijke voorwaarden verlagen norm schoolverlaters

Het bestuur kan op grond van artikel 28 Participatiewet de norm van de bijstandsuitkering gedurende zes maanden na het tijdstip van beëindiging van onderwijs of beroepsopleiding lager vaststellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet preciezer worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: Participatiewet;

  • b.

    Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek (SDOA): het Dagelijks Bestuur van de SDOA voor de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk

  • c.

    Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • d.

    gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel b van de Participatiewet;

  • e.

    norm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel a van de Participatiewet;

  • f.

    woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel k van de Wet op de huurtoeslag, en ook woonwagen, als bedoeld in artikel 1, onderdeel l van de Wet op de huurtoeslag;

  • g.

    woonkosten:

  • 1.

    als een huurwoning wordt bewoond, de kale huurprijs per maand, als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag. Bij een all-in huur wordt voor bepaling van de kale huurprijs 55% van de huur als vuistregel gehanteerd. Er moet hierbij wel sprake zijn van een minimum huurprijs. Deze minimale commerciële huurprijs wordt vastgesteld op tenminste 20% van de gezinsnorm (let wel: dit is inclusief servicekosten en nutskosten). Het is niet noodzakelijk dat een betrokken persoon de woonkosten direct aan de partij die een woning of hypotheek beschikbaar stelt (bijvoorbeeld: verhuurder, bank, opvang) betaalt. Betrokken persoon mag de woonkosten ook aan een derde partij betalen (bijvoorbeeld: tussenpersoon, familielid);

  • 2.

    als een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekbetaling en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, die bestaan uit rioolrechten, onroerende zaakbelasting, de opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten en een vast te stellen bedrag voor onderhoud;

  • 3.

    de verschuldigde vergoeding voor het bewonen van een anti-krakerswoning. Hierbij moet er sprake zijn van een erkende instantie die de woning aan de huurder ter beschikking stelt alsmede een huurcontract. Als het een krakerswoning betreft waar de betrokken persoon alleen een vergoeding betaalt voor het gebruikmaken van de nutsvoorzieningen, is er geen sprake van woonkosten.

  • 4.

    de eigen bijdrage voor de huisvesting in het kader van maatschappelijke opvang op grond van de Wmo;

  • 5.

    de vergoeding voor het gebruikmaken van crisisopvang. Het moet hierbij gaan om een erkende instelling die de opvang biedt en de overnachting bij de crisisopvang moet vastgelegd worden.

  • h.

    woonsituatie: situatie waarin een woning wordt bewoond:

  • waaraan geen of beperkte woonkosten zijn verbonden

  • waarvan de woonkosten door een derde worden voldaan

  • of de situatie waarin geen woning wordt bewoond.

Artikel 2 Verlaging van de norm woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de Participatiewet is:

  • 1.

    15% van de gehuwdennorm als sprake is van lagere algemene noodzakelijke bestaanskosten doordat er geen woonkosten voor de woning zijn;

  • 2.

    15% van de gehuwdennorm als sprake is van lagere algemene bestaanskosten doordat er geen woonkosten zijn, omdat geen woning wordt bewoond;

  • 3.

    15% van de gehuwdennorm als sprake is van lagere algemene bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie, waaronder het hebben van beperkte woonkosten in verband met maatschappelijke opvang binnen de Wmo;

  • 4.

    15% van de gehuwdennorm als sprake is van lagere algemene bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie, waaronder het hebben van beperkte woonkosten in het kader van een verblijf bij een erkende instelling.

Artikel 3 Verlaging van de norm schoolverlaters

De verlaging voor schoolverlaters zoals bedoeld in artikel 28 Participatiewet bedraagt 20% van de gezinsnorm gedurende 6 maanden. Dit wordt berekend vanaf het moment dat de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage van de schoolkosten wordt beëindigd.

Artikel 4 Doelgroep

  • 1.

    De verlaging van de norm, zoals bedoeld in artikel 2, geldt alleen voor de persoon van 21 jaar en ouder tot de pensioengerechtigde leeftijd. In het geval van gehuwden, moeten beide echtgenoten 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.

  • 2.

    De verlaging van de norm, zoals bedoeld in artikel 3, geldt voor de persoon van 21 jaar tot en met 27 jaar. Bij gehuwden, hoeft slechts één echtgenoot schoolverlater te zijn om de verlaging toe te passen.

Artikel 5 Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van deze beleidsregels, als toepassing ervan leidt tot ongewenste situaties.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels verlagen norm woonkosten als gevolg van de woonsituatie en verlagen norm schoolverlaters Participatiewet Sociale Dienst Oost Achterhoek 2021” en treden in werking op 1 mei 2021onder gelijktijdige intrekking van de “Beleidsregels verlagen norm woonkosten als gevolg van de woonsituatie verlagen norm schoolverlaters Participatiewet 2019”.

  •  

Aldus besloten in de vergadering van de het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek van 29 april 2021.

De voorzitter,

De secretaris,

Naar boven