Beleidsregels bijstand en eigen woning Sociale Dienst Oost Achterhoek 2021

 

Het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;

 

gelet op artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling van de Sociale Dienst Oost Achterhoek (hierna SDOA) en het delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling SDOA, waarin het bestuur de zelfstandige bevoegdheid voor de uitvoering van bovengenoemde taken gedelegeerd heeft gekregen van zijn deelnemende gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk, en;

 

gelet op artikel 48 en artikel 50 van de Participatiewet,

 

besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregels:

 

Beleidsregels bijstand en eigen woning Sociale Dienst Oost Achterhoek 2021

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      bijstand: algemene bijstand als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b, van de wet;

    • c.

      betrokken persoon: de bijstandsgerechtigde die, al dan niet volledig, eigenaar is van een door hemzelf bewoonde woning;

    • d.

      zekerheidsrecht: het recht van hypotheek of het pandrecht dat op de woning van de betrokken persoon wordt gevestigd voor het geven van bijstand in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de wet;

    • e.

      hypotheekrecht: het recht dat de betrokken persoon aan de bank verleent bij het afsluiten van een hypothecaire lening;

    • f.

      pandrecht: het onderpand dat wordt gevraagd aan een persoon die een lening heeft;

    • g.

      woning: de woonruimte die door de betrokken persoon wordt bewoond, waaronder begrepen een woning, een woonwagen en een woonschip.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet preciezer zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet of in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Zekerheidsrecht

  • 1.

    Als het Dagelijks Bestuur bijstand geeft in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 50 van de wet, geeft het Dagelijks Bestuur deze bijstand onder de voorwaarde dat een zekerheidsrecht op de woning wordt gevestigd. Het Dagelijks Bestuur verbindt daartoe aan het verlenen van de bijstand de verplichting om mee te werken aan de vestiging van:

    • a.

      een hypotheekrecht, als de woning een onroerend goed is

    • b.

      een bezitloos pandrecht, als de woning geen onroerend goed is.

  • 2.

    Als de maximale geldlening wordt vastgesteld op een bedrag lager dan € 5.000,- kan worden bepaald dat geen zekerheidsrecht wordt gevestigd.

  • 3.

    De voorwaarden die aan de geldlening worden verbonden, worden samen met de gebruikelijke voorwaarden opgenomen in de akte die wordt opgesteld voor het vestigen van het zekerheidsrecht.

  • 4.

    Als de betrokken persoon niet of niet voldoende meewerkt aan het vestigen van een zekerheidsrecht, gaat het Dagelijks Bestuur op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet direct over tot terugvordering van de tot dan gegeven geldlening. Terugvordering gebeurt op basis van de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal.

  • 5.

    Als na de beëindiging van het recht op bijstand, op een andere manier dan door verkoop van de woning, binnen een periode van twee jaar opnieuw een recht op bijstand ontstaat, wordt deze bijstand gegeven onder toepassing van het eerder gevestigde zekerheidsrecht.

Artikel 3 Vaststellen waarde woning

De waarde van de woning wordt vastgesteld op basis van:

  • a.

    een taxatierapport dat is opgesteld door een officiële taxateur, met een rapport dat niet ouder is dan 12 maanden gerekend vanaf de datum waarop de aanvraag voor algemene bijstand is ingediend; of

  • b.

    de meest recente door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde van de woning, die blijkt uit het aangiftebiljet voor de gemeentelijke belastingen.

Artikel 4 De geldlening

  • 1.

    De geldlening is een renteloze geldlening.

  • 2.

    De hoogte van de geldlening wordt berekend:

    • a.

      op basis van de waarde van de woning;

    • b.

      vermeerderd met de waarde van een aan de woning verbonden kapitaalverzekering, en;

    • c.

      verminderd met de schulden die op de woning drukken en het vrij te laten vermogen bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder d, van de wet.

  • 3.

    Als de betrokken persoon behoefte heeft aan bijstand voor het meerdere dan de maximale geldlening, wordt de verdere bijstand zonder terugbetalingsverplichting gegeven.

Artikel 5 Bijzondere bijstand

Voor de kosten van het vestigen van het zekerheidsrecht, zoals de kosten van een taxatie en de notariskosten, is vergoeding via de bijzondere bijstand mogelijk. Deze bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 6 Aflossingsverplichting

  • 1.

    In het besluit tot toekenning van de bijstand wordt de verplichting tot aflossing van de geldlening opgenomen. Daarbij wordt tevens vermeld wat de gevolgen zijn als de verplichting niet wordt nagekomen.

  • 2.

    Als de bijstand wordt verstrekt aan een echtpaar of daarmee gelijkgestelden, zijn beiden verantwoordelijk voor het nakomen van verplichtingen en zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de aflossing van de geldlening.

Artikel 7 Aflossing bij verkoop van de woning

  • 1.

    Als de betrokken persoon door verkoop van de woning geen recht op bijstand meer heeft, begint de aflossing van de geldlening op de dag dat de betrokken persoon het eigendom van de woning overdraagt. De opbrengst van de verkoop moet hij volledig gebruiken voor de aflossing van de geldlening.

  • 2.

    Als de opbrengst van de verkoop niet voldoende is om de geldlening volledig af te lossen, wordt het restant van de geldlening buiten invordering gesteld. Dit geldt alleen als de woning is verkocht voor de marktwaarde of meer.

Artikel 8 Aflossing bij beëindiging of intrekking van het recht op bijstand

  • 1.

    Als het recht op bijstand wordt beëindigd, op een andere manier dan door verkoop van de woning, vindt aflossing van de geldlening plaats vanaf de datum waarop het recht op bijstand wordt beëindigd.

  • 2.

    De periode waarin maandelijkse aflossing van de geldlening plaatsvindt, is maximaal 10 jaar. In deze periode wordt het maximale bedrag dat de betrokken persoon kan aflossen (aflossingscapaciteit) bepaald op:

    • a.

      50% van het inkomen dat hoger is dan de juiste bijstandsnorm tijdens de eerste 5 jaar;

    • b.

      25% van het inkomen dat hoger is dan de juiste bijstandsnorm tijdens de laatste 5 jaar.

  • 3.

    De aflossingscapaciteit zal per periode van 5 jaar ten minste een keer opnieuw worden beoordeeld.

  • 4.

    Als de persoonlijke en/of financiële situatie van de betrokken persoon verandert kan met hem een afspraak worden gemaakt over een andere aflossingsregeling. Bij de beoordeling van de situatie wordt rekening gehouden met nodige bijzondere bestaanskosten die voor eigen rekening van de betrokken persoon komen.

  • 5.

    Als de betrokken persoon de woning verkoopt tijdens de aflossingsperiode van 10 jaar, wordt de opbrengst van de verkoop direct gebruikt voor de aflossing van het deel van de geldlening dat overblijft. Het tweede lid van artikel 7 wordt dan op dezelfde manier toegepast.

  • 6.

    Als de maximale aflossingsperiode is bereikt en de betrokken persoon de geldlening nog niet volledig heeft afgelost, wordt de geldlening verder afgelost als hij de woning verkoopt, of zodra hij vermogen verkrijgt.

Artikel 9 Verkrijgen vermogen

Als de betrokken persoon vermogen verkrijgt als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de wet, moet hij dit direct gebruiken voor de aflossing van de geldlening. Het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet wordt daarbij niet meegerekend.

Artikel 10 Vererving

Bij vererving van de woning wordt de geldlening of het deel van de geldlening dat nog niet is afgelost, direct afgelost. Als meerdere betrokken personen eigenaar zijn van de woning en de bijstand aan hen gezamenlijk is gegeven, wordt de geldlening direct afgelost na het overlijden van de betrokken persoon die het laatst is overleden.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

De beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels bijstand en eigen woning Sociale Dienst Oost Achterhoek 2021” en treden in werking op 1 mei 2021 onder gelijktijdige intrekking van de “Beleidsregels bijstand en eigen woning 2018”.

Aldus besloten in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, gehouden op 29 april 2021.

 

De voorzitter,

De secretaris,

Naar boven