In dit hoofdstuk worden de begrippen die een rol spelen bij de maatschappelijke ondersteuning verder uitgewerkt.
Zelfredzaamheid
De omschrijving van zelfredzaamheid bevat twee elementen:
- 1.
het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen,
- 2.
het voeren van een gestructureerd huishouden.
Reikwijdte algemene dagelijkse levensverrichtingen
Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die personen dagelijks in het gewone leven verrichten, met inbegrip van persoonlijke verzorging (deze verzorging wordt als het ware gegeven in het verlengde van overige benodigde begeleiding, zoals een aansporing om onder de douche te gaan of zich aan te kleden). De ondersteuning is gericht op het behoud of verbeteren van zelfredzaamheid voor aanvragers die, al naar gelang de zwaarte van hun beperking, hulp nodig hebben bij diverse activiteiten in hun dagelijkse leven. Het gaat meestal om de ondersteuning en begeleiding bij het laten uitvoeren van deze ‘algemene dagelijkse levensverrichting’ door de aanvrager zelf.
Reikwijdte gestructureerd huishouden
Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken
Zelfredzaamheid wil niet persé zeggen dat de aanvrager zélf overal toe in staat is. De zelfredzaamheid van een aanvrager kan ook versterkt worden door de inzet van huisgenoten, het sociaal netwerk en gebruikelijke voorzieningen bijdragen aan de zelfredzaamheid.
Participatie
Bij participatie gaat het om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, dit wil zeggen dat de aanvrager, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste dat hij zich kan verplaatsen.
Aanvaardbaar niveau
Vanuit de Wmo is het streven om de aanvrager op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Hierbij zal er rekening worden gehouden met de situatie van de aanvrager voordat hij geconfronteerd werd met zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en leeftijdscategorie zonder beperkingen. De te bieden ondersteuning beperkt zich tot wat noodzakelijk is in het licht van de versterking of het behoud van zelfredzaamheid en participatie. De ondersteuning gaat niet zover dat er rekening wordt gehouden met alle wensen en persoonlijke voorkeuren. Aanvaardbaar wil van de andere kant zeggen dat de aanvrager zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven.
Algemeen gebruikelijk
Het begrip ’algemeen gebruikelijk’ ziet enerzijds op de voorziening en anderzijds op de kosten. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die:
- a.
niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking. Met andere woorden: een voorziening die ook mensen zonder beperkingen worden gekocht;
- b.
in de reguliere handel verkrijgbaar is;
- c.
niet duurder is dan soortgelijke producten met eenzelfde doel voor iemand in een vergelijkbare situatie.
Algemeen gebruikelijk zijn goederen en producten die een persoon in vergelijkbare sociale en financiële omstandigheden tot zijn uitgavenpatroon kan rekenen.
Of een voorziening algemeen gebruikelijk is, hangt af van de specifieke situatie van de aanvrager, en van de tijdgeest en jurisprudentie. Dit wordt per situatie afgewogen. De individuele afweging kan leiden tot een uitzondering op het principe dat een voorziening voor de aanvrager als aanvrager algemeen gebruikelijk is. Bij deze afweging kan leeftijd, inkomenspositie en persoonskenmerken een rol spelen.
In bijlage 8 is een lijst opgenomen van voorzieningen die in principe als algemeen gebruikelijk worden beschouwd.
Algemene voorziening
Algemene voorzieningen omvat het aanbod van diensten of activiteiten welke, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de deelnemers, toegankelijk is voor alle aanvragers of bepaalde doelgroepen, en gericht is op maatschappelijke ondersteuning. Algemene voorzieningen zijn voorliggend aan de maatwerkvoorziening. Dit betekent dat er eerst beoordeeld wordt of de ervaren beperkingen dan wel hulpvraag opgelost kan worden door middel van een algemene voorziening.
Bemoeizorg
Bemoeizorg is een vorm van ondersteuning in de vorm van een algemene voorziening of
Maatwerkvoorziening. Bemoeizorg is bedoeld voor aanvragers die op grond van hun beperking ofaandoening, al dan niet in combinatie met verslavings- en/of sociale problemen niet zelf om hulp vragen of overlast geven aan hun omgeving. Het kan zijn dat zij in de war zijn, geïsoleerd zijn geraakt, zich vereenzamen of verwaarlozen. In veel gevallen zijn zij niet in staat gebruik te maken van de reguliere hulpverlening en zijn er te weinig mensen op wie zij kunnen terugvallen voor ondersteuning. De bemoeizorg heeft tot doel aanvragers toe te leiden naar reguliere ondersteuning. Om dit bereiken, kan er voor deze groep ambtshalve worden besloten tot indicatiestelling voor een maatwerkvoorziening.
Eigen kracht
Primair stimuleert de gemeente aanvragers zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten. De eigen kracht heeft betrekking op de mogelijkheden van aanvrager om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie of opvang. De eigen kracht komt niet alleen tot uitdrukking op het moment dat er al belemmeringen zijn maar ook daarvoor, door bijvoorbeeld te anticiperen op een levensfase waarin de belemmeringen niet ongebruikelijk meer zijn. Een jong stel bereidt zich voor op een levensfase waarin het kinderen krijgt en hiervoor kosten moeten maken in verband met de aanschaf van de benodigde babyartikelen of een verhuizing naar een grotere woning. Op diezelfde wijze zal een ieder zich ook moeten voorbereiden op wat veelal hoort bij het ouder worden: de behoefte aan een kleinere woning in verband met het vertrek van kinderen, de nabijheid van winkels en gemaksdiensten, een gelijkvloerse woning in verband met verminderde mobiliteit. Het gebruik maken van de eigen kracht betekent ook dat de aanvrager zelf voorziet in de kosten/voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Een aanvrager wordt geacht hiervoor op eigen kracht zorg te dragen. Gebruik maken van de eigen kracht veronderstelt daarnaast dat de aanvrager zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten die aansluit bij zijn situatie.
Eigen bijdrage
In de Wmo 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de vormgeving van de gemeentelijke eigen bijdrageregeling. Gemeenten kunnen binnen de door het Rijk gestelde kaders een eigen bijdrage heffen. De kaders zijn vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Gebruikelijke hulp (zie bijlage 1)
Gebruikelijke hulp wordt in de wet als volgt gedefinieerd:
“Hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten”.
Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde ondersteuning bieden, is een aanvrager niet aangewezen op ondersteuning in de vorm van dienstverlening vanuit de gemeente. Voor gebruikelijke hulp is dus geen indicatie mogelijk. De ondersteuning die deze gebruikelijke hulp in omvang en intensiteit overstijgt, wordt als mantelzorg gezien en deze hulp is in principe wel indiceerbaar. Wat onder gebruikelijke hulp valt, wordt bepaald door wat naar algemene aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht.
Goedkoopst adequaat
Met het begrip goedkoopst adequaat wordt bedoeld ‘wat volgens objectieve maatstaven verantwoord en toereikend is’. Hiervan is sprake als een oplossing, mogelijk bestaand uit een combinatie van voorzieningen, de beperkingen van aanvrager wegneemt dan wel vermindert. Hierbij hoeft een oplossing niet aan alle wensen van de aanvrager tegemoet te komen. In het geval dat meerdere voorzieningen als adequaat kunnen worden aangemerkt, wordt gekozen voor de goedkoopste voorziening.
Ingezetene
- •
Een ingezetene van Nederland kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening (artikel 1.2.1 Wmo 2015) en de gemeente beslist op een aanvraag van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening (artikel 2.3.5).
- •
De aanvraag voor opvang / beschermd wonen, kan door iedere ingezetene van Nederland worden gedaan.
Het begrip "ingezetene" is echter niet gedefinieerd in artikel 1.1.1 Wmo 2015.
Uit de Memorie van Toelichting volgt dat een ingezetene zich, voor een maatwerkvoorziening, moet wenden tot de gemeente waar hij woont. De term 'wonen' wordt echter niet verder uitgelegd. De VNG geeft aan dat een ingezetene iemand is die in de Basisregistratie personen (BRP) is ingeschreven. Als er twijfel bestaat over de vraag of een persoon het hele jaar op een bepaald adres, dan kan het feitelijk woonadres elders zijn, in een andere gemeente. Als iemand dan een beroep doet op de gemeente waar hij is ingeschreven, kan die gemeente stellen dat het hoofdverblijf elders is en dat de aanvrager zich dan daar zou moeten inschrijven. Een persoon kan maar op één adres ingeschreven staan (artikel 2.66, tweede lid, Wet BRP).
Indien een aanvrager gaat verhuizen en een Wmo maatwerkvoorziening nodig heeft, kan de aanvrager zich melden bij de gemeente waar hij gaat wonen.
Maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening wordt in de Wmo 2015 als volgt gedefinieerd:
“Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
- •
ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;
- •
ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;
- •
ten behoeve van beschermd wonen en opvang”.
Een maatwerkvoorziening is gericht op de persoon met beperkingen. Hiermee wordt het volgende bedoeld:
- »
Er is altijd één individuele aanvrager die de maatwerkvoorziening aanvraagt, c.q. voor wie de maatwerkvoorziening aangevraagd wordt. De maatwerkvoorziening moet voor deze aanvrager noodzakelijk zijn in het kader van de Wmo; de maatwerkvoorziening moet op die aanvrager gericht zijn.
- »
De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt ten behoeve van de aanvrager met beperkingen zelf. Medegebruik van maatwerkvoorzieningen is mogelijk. Voorbeelden daarvan zijn:
- o
aangepaste auto waarin anderen mee kunnen rijden;
- o
automatische deuropener aan de gemeenschappelijke toegangsdeur van een flat waar ook andere bewoners dan de persoon met beperkingen gebruik van maken.
Bij co-ouderschap waarbij het kind verdeeld over de tijd bij beide ouders verblijft, wordt in beginsel slechts één voorziening verstrekt. Van ouders wordt verwacht dat zij over roerende voorzieningen onderling afspraken maken.
Mantelzorg (zie bijlage 5)
Mantelzorg wordt in de Wmo 2015 gedefinieerd als:
“Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie beschermd wonen of opvang, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep”.
Mantelzorg is langdurige zorg die niet in het kader van hulpverlening wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg overstijgt. In de Wmo 2015 is mantelzorg in principe vrijwillig. Wel wordt nagegaan of het probleem van de aanvrager met inzet van eigen netwerk kan worden opgelost. Dat zou kunnen inhouden dat met de mantelzorger wordt afgesproken dat deze boven-gebruikelijke zorg levert. Bij de beoordeling van bovengebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van de richtlijn die opgenomen is in bijlage Gebruikelijke zorg. Bij deze afweging worden de belangen en de draagkracht van de mantelzorger meegewogen.
Mantelzorg is, in tegenstelling tot gebruikelijke zorg, in principe wel indiceerbaar. Dit impliceert dat die zorg alsnog wordt verstrekt als de mantelzorg zou wegvallen. De mate waarin mantelzorgers bereid en in staat zijn een deel van de benodigde ondersteuning te bieden, is bepalend voor de inzet van professionele ondersteuning vanuit de Wmo. Hierbij speelt de draagkracht van mantelzorgers een rol. Deze is niet voor iedereen gelijk. De individuele verschillen worden in belangrijke mate bepaald door de persoonlijke omstandigheden van de mantelzorger (leeftijd, gezinssituatie, eigen gezondheid et cetera). Mantelzorg kan niet worden gezien als vorm van voorliggende voorziening.
Een mantelzorger heeft onder de Wmo 2015 geen eigenstandig recht op een maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening wordt altijd toegekend aan de aanvrager met de beperking. In het onderzoek zal wel worden nagegaan of er behoefte bestaat aan ondersteuning.
Noodzakelijk
Noodzakelijk wil zeggen dat de aanvrager met beperkingen uitsluitend met behulp van de voorziening in staat blijft zelfredzaam te zijn en participeren. De voorziening moet om die reden nodig zijn; niet gewenst of gemakkelijk. Deze voorwaarde geldt voor alle maatwerkvoorzieningen. De noodzakelijkheid kan zowel leiden tot een kortdurende als een langdurige verstrekking.
Voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen is langdurig noodzakelijk een voorwaarde. Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat de aanvrager met beperkingen niet alleen aangewezen moet zijn op een Wmo voorziening maar dat dit tevens voor langere tijd geldt. De grens wordt bepaald door de vraag: gaat de beperking over of is het blijvend. Als de aanvrager een probleem heeft dat acht of tien maanden zal duren maar daarna over zal zijn, mag er van worden uitgegaan dat geen sprake is van langdurige noodzaak. Dat geldt overigens niet bij een aanvrager die terminaal ziek is. Er wordt dan uitgegaan van langdurige noodzaak.
Persoonskenmerken, behoeften van de aanvrager en de financiële mogelijkheden
Bij het vaststellen van de noodzaak van een maatwerkvoorziening wordt gekeken naar de persoonskenmerken, de behoeften en de financiële mogelijkheden van de aanvrager.
Relevante persoonskenmerken kunnen, afhankelijk van de belemmeringen die de aanvrager ervaart, , bijvoorbeeld zijn:
- •
- •
- •
de zelfstandigheid van de aanvrager;
- •
de mate waarin de aanvrager in staat is om zelf - eventueel met hulp van zijn huisgenoten en sociale netwerk - zaken te organiseren.
Behoeften van de aanvrager
De behoeften van de aanvrager spelen op twee manieren een rol. Allereerst wordt bekeken op welke terreinen hij belemmeringen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Onderzocht wordt wat de aanvrager wil met betrekking tot zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie en op welke manier hij daarin belemmerd wordt. Vervolgens wordt beoordeeld in hoeverre deze wensen redelijk zijn en gecompenseerd moeten en kunnen worden. Voor het compenseren van de belemmeringen wordt gekeken welke oplossingen mogelijk zijn. Hierbij speelt opnieuw de behoefte van de aanvrager een rol en ook de achtergrond van de behoefte. Met deze behoeften wordt rekening gehouden, voor zover dat mogelijk is. Uiteindelijk wordt voor de goedkoopst adequate oplossing gekozen.
Financiële mogelijkheden
In de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 is bepaald dat gemeenten rekening houden met de mogelijkheden die aanvrager heeft om zelf in financiële zin kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening te nemen. De discussie loopt of gemeenten ook rekening mogen houden met het vermogen. Dus niet alleen met het inkomen uit vermogen.
Uit de Wmo 2015 en uit de jurisprudentie kan nog geen heldere lijn worden gehaald. Aan de ene kant heeft de Centrale Raad van Beroep in meerdere uitspraken duidelijk gemaakt dat gemeenten geen absolute inkomensgrenzen mogen hanteren om aanvragers buiten de Wmo te sluiten. Aan de andere kant is er jurisprudentie waarbij de Raad wel rekening hield met het financiële vermogen van aanvragers om zelf in een oplossing te voorzien.
In de Wmo 2015 wordt gesteld dat gemeenten burgers niet vanwege hun inkomen en vermogen mogen uitsluiten van de Wmo. Bij het gesprek zal de gemeente nagaan of de aanvrager zelf in een
oplossing kan voorzien. Het kan niet anders of de financiële zelfredzaamheid zal daarbij aan de orde komen. Er ligt nu eenmaal een verband tussen de zelfredzaamheid van een persoon en diens financiële omstandigheden. Zoals het er nu uitziet, kan de gemeente daar alleen op vrijwillige basis een beroep op doen. De verwachting is dat ook met de Wmo 2015 de juridische discussie over financiële zelfredzaamheid door zal gaan.
Sociaal-recreatief vervoer
Het gaat bij sociaal-recreatief vervoer om vervoer dat bestemd is ten behoeve van de participatie en zelfredzaamheid van een aanvrager. Het gaat om vervoer naar bijvoorbeeld een buurtactiviteit, vrienden en familie, een theater, winkels of gewoon een ritje in de buitenlucht met de scootmobiel. Een voorziening voor sociaal-recreatief vervoer stelt de aanvrager in staat zijn zelfredzaamheid te verbeteren of te handhaven, danwel te participeren in de samenleving.
Sociaal-recreatief vervoer onderscheid zich van:
- •
vervoer van en naar de dagbesteding: dit vervoer maakt onderdeel uit van het arrangement dagbesteding;
- •
vervoer naar werk of in het kader van een traject naar werk of activering op grond van bijvoorbeeld de Werkloosheidswet of Participatiewet.
- •
Ziekenvervoer welke vergoed wordt uit het basispakket van de zorgverzekering. Het moet gaan om medisch noodzakelijk vervoer.
Uitrustingsniveau sociale woningbouw
Bij de verstrekking van voorzieningen is het uitgangspunt het niveau van de sociale woningbouw. Het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw is vastgesteld in het bouwbesluit 2012. Woonvoorzieningen die op dat uitrustingsniveau worden verstrekt, zijn in beginsel van voldoende kwaliteit; duurdere of andere voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Garages bijvoorbeeld vallen daarom niet onder dit niveau.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger is op grond van de definitie in de Wmo 2015 de persoon of rechtspersoon die een aanvrager vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Op grond van de wet kunnen als vertegenwoordiger optreden de curator, mentor of gevolmachtigde van de aanvrager. De bewindvoerder staat hier niet bij. De bewindvoerder kan alleen als vertegenwoordiger optreden als deze is gevolmachtigd door de aanvrager. Curatele, bewind en mentorschap zijn verschillende maatregelen om mensen te beschermen die zelf geen goede beslissingen kunnen nemen. Bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, verslaving of dementie. Bewind is bedoeld voor wie zijn financiële zaken niet zelf kan regelen. Mentorschap gaat over het nemen van beslissingen over de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de betrokkene. Curatele is bedoeld voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen. Die mensen zijn handelingsonbekwaam. Curatele, bewind en mentorschap kunnen worden aangevraagd bij de kantonrechter. Als een curator, mentor of gevolmachtigde ontbreekt, kunnen ook als vertegenwoordiger optreden:
- •
echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de aanvrager; dan wel (als deze ontbreekt);
- •
diens ouder, kind, broer of zus.
Deze personen kunnen echter niet als vertegenwoordiger optreden als de aanvrager dat niet wenst.
Om die reden zal geprobeerd moeten worden om zoveel mogelijk een schriftelijke machtiging te vragen van de aanvrager. Een buurvrouw, vriend of kennis, kan alleen als vertegenwoordiger optreden als deze expliciet door de aanvrager is gevolmachtigd.
Voorzienbaarheid
De Wmo 2015 biedt, evenals de oude Wmo deed, ruimte om van burgers te eisen dat zij bij het doen van een aanschaf of bij een verhuizing rekening houden met de al aanwezige beperkingen en de redelijkerwijs te verwachten ontwikkeling hiervan. Hierbij kan gedacht worden aan het tijdig zoeken van andere woonruimte of het sparen voor de nodige aanpassingen, maar ook aan het tijdig regelen van tijdelijke hulp na een operatie.
De voorzienbaarheid van een voorziening kan daarom meespelen bij het toekennen of afwijzen van een aanvraag voor de maatwerkvoorziening. De Wmo 2015 laat echter geen ruimte voor generieke uitsluiting van groepen voor een maatwerkvoorziening. Ook mag niet van de aanvrager vereist worden dat hij preventief maatregelen treft en investeringen doet om te voorkomen dat toekomstige onzekere gebeurtenissen in zijn gezondheidstoestand als gevolg van het ouder worden leiden tot een beroep op maatschappelijke ondersteuning.4
Voorliggende voorziening (ledenbrief vng art 2.3.2 lid 4 wmo)
Een voorliggende voorzieningen is een voorziening waar de aanvrager wettelijk aanspraak op kan maken voor zijn belemmering. Een beroep op ondersteuning op grond van de Wmo 2015 is hiervoor dan niet mogelijk.
In de Wmo 2015 komt de term voorliggende voorziening niet meer voor maar is dit vervat in artikel 2.3.2 lid 4. Een voorbeeld is dat voor zover iemand een indicatie heeft voor ondersteuning met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), er geen recht bestaat op ondersteuning via de Wmo 2015, tenzij het gaat om een voorziening voor sociaal recreatief vervoer of een algemene voorziening.