Wijziging beleidsregels bestuurlijke boete 2017 GR Ferm Werk

 

Het dagelijks bestuur van Ferm Werk besluit om artikel 4 van de Beleidsregels bestuurlijke boete 2017 GR Ferm Werk te wijzigen zodat dit zal luiden:

 

Artikel 4 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    De hoogte van de bestuurlijke boete

    • a.

      wordt bepaald in evenredigheid met de ernst van de overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en zijn individuele omstandigheden waaronder begrepen zijn draagkracht;

    • b.

      is gerelateerd aan het benadelingsbedrag. Voor de bepaling van de hoogte van de boete worden tot het benadelingsbedrag niet gerekend de onverschuldigde betalingen die plaatsvinden na afloop van een termijn van 7 dagen nadat de belanghebbende de juiste en volledige gegevens heeft verstrekt of nadat een schending van de inlichtingenplicht is geconstateerd.

  • 2.

    Met de mate van verwijtbaarheid wordt op de volgende wijze rekening gehouden:

    • a.

      Een beboetbare gedraging leidt bij gemiddelde verwijtbaarheid tot een boete ter hoogte van 50% van het benadelingsbedrag.

    • b.

      Onder gemiddelde verwijtbaarheid als bedoeld onder a. wordt tevens verstaan de situatie waarin belanghebbende heeft nagelaten om wijziging van feiten of omstandigheden tijdig en op voorgeschreven wijze te melden waarvan hij wist of waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat deze van belang zijn voor de uitkering.

    • c.

      Als er sprake is van opzet wordt een boete van 100% van het benadelingsbedrag opgelegd.

    • d.

      Als er sprake is van grove schuld wordt een boete van 75% van het benadelingsbedrag opgelegd.

    • e.

      Er wordt een boete van 25% van het benadelingsbedrag opgelegd indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Van verminderde verwijtbaarheid is sprake in de situaties als bedoeld in artikel 3 lid 1.

    • f.

      Bij het volledig ontbreken van verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd.

  • 3.

    Met de draagkracht van belanghebbende wordt op de volgende wijze rekening gehouden:

    • a.

      De boete als bedoeld in het tweede lid wordt verlaagd als de belanghebbende deze gezien zijn draagkracht niet binnen een redelijke termijn kan aflossen.

    • b.

      De fictieve draagkracht per maand bedraagt 5 % van de toepasselijke bijstandsnorm plus 75% van het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm.

    • c.

      Onder een redelijke aflossingstermijn wordt verstaan:

      - 6 maanden in geval van verminderde verwijtbaarheid

      - 12 maanden bij gemiddelde verwijtbaarheid

      - 18 maanden in geval van grove schuld

      - 24 maanden in geval van opzet

  •  

  • 4.

    Bij herhaling van de schending van de inlichtingenplicht binnen een periode van vijf jaar (recidive) wordt

    • 1.

      het boetebedrag als bedoeld in het tweede lid verhoogd met 50%;

    • 2.

      de redelijke aflossingstermijn als bedoeld in het derde lid onder d verlengd met 50%.

  • 2.

    Als het dagelijks bestuur het besluit tot het opleggen van een boete niet neemt binnen een redelijke termijn na de dagtekening van het rapport waarin de schending van de inlichtingenplicht is vastgesteld zonder dat dit aan de overtreder kan worden verweten, dan wordt het boetepercentage aldus verlaagd:

    • 1.

      met 5% als sinds dagtekening van het rapport tenminste 13 maar minder dan 26 weken zijn verstreken,

    • 2.

      met 10% als sinds dagtekening van het rapport tenminste 26 maar minder dan 52 weken zijn verstreken,

    • 3.

      met 50% als sinds dagtekening van het rapport tenminste 52 weken zijn verstreken.

 

Aldus besloten in de vergadering van het dagelijks bestuur van Ferm Werk gehouden op 24 september 2020.

G.F. Becht, voorzitter dagelijks bestuur Ferm Werk

S. Wierenga, Plaatsvervangend secretaris dagelijks bestuur Ferm Werk

Namens deze,

E. Vos, beleidsadviseur

Naar boven