Rampbestrijdingsplan Inrichtingen Gevaarlijke Stoffen

RBP IGS

Generiek Deel

 

Versie / Status: 2.2 / Definitief

Datum: juni 2019

 

 

 

2. Hoofdstuk Algemeen

In de Veiligheidsregio Limburg-Noord is voorliggend Rampbestrijdingsplan opgesteld voor Inrichtingen met Gevaarlijke Stoffen (RBP IGS). Het plan bevat een generiek deel met een beschrijving van de randvoorwaardelijke processen en generieke maatgevende rampscenario’s, en een multidisciplinaire bedrijfsspecifieke inzetkaart per risico-object met een beschrijving van de maatgevende rampscenario’s en overige specifieke informatie die van belang is voor een adequate inzet van de hulpdiensten bij de betreffende inrichting.

 

 

 

Artikel 2.1 Wettelijke basis en afbakening

 

De wettelijke basis voor dit RBP is verankerd in artikel 17 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr), welke stelt dat voor bepaalde categorieën hoog-risico objecten door veiligheidsregio’s een Rampbestrijdingsplan dient te worden opgesteld. In hoofdstuk 6 van het Besluit veiligheidsregio’s (Rampbestrijdingsplannen voor inrichtingen en luchthavens) is vervolgens nader uiteengezet voor welke categorie objecten deze verplichting geldt:

 

- Voor rampen welke plaats kunnen vinden in een hogedrempelinrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (artikel 6.1.1 lid 1 Besluit Vr’s);

- Voor calamiteiten in een inrichting buiten Nederland/ in een andere staat, welke tot een ramp in Nederland kan leiden (artikel 6.1.1 lid 2 Besluit Vr’s);

- Voor luchthavens en vliegtuigongevallen op deze luchthavens, welke gevestigd zijn binnen een veiligheidsregio, en vallen onder het brandrisicoklasse 3 of hoger vanuit het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109) óf wanneer er sprake is van een militaire luchthaven binnen de veiligheidsregio welke is aangewezen door de Minister van Defensie (artikel 6.2.1 lid 1 Besluit Vr’s);

- Voor rampen welke plaats kunnen vinden in een categorie A afvalvoorziening (artikel 6.3.1 lid 1 Besluit Vr’s).

 

Daarnaast kunnen bij algemene maatregel van bestuur categorieën rampen of inrichtingen worden aangewezen waarvoor door het bestuur van de veiligheidsregio een rampbestrijdingsplan dient te worden vastgesteld (artikel 17, lid 1 Wvr).

 

 

Hogedrempelinrichting: inrichting waar gevaarlijke stoffen in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheden, genoemd in de kolom 3 van deel 1 of kolom 3 van deel 2 van bijlage I bij de richtlijn, aanwezig zijn of mogen zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, bedoeld in aantekening 4 bij bijlage I bij de richtlijn;

 

Nieuwe inrichting:

- inrichting die in bedrijf wordt gesteld of wordt gebouwd op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit;

- inrichting waarop op 31 mei 2015 het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 niet van toepassing was en waarop dit besluit op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing is door wijzigingen van installaties of activiteiten die leiden tot een wijziging van de lijst van de gevaarlijke stoffen; of

- lagedrempelinrichting die op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit een hogedrempelinrichting wordt of omgekeerd, door wijzigingen van installaties of activiteiten die leiden tot een wijziging van de lijst van de gevaarlijke stoffen;

 

Andere inrichting:

- inrichting waarop op 31 mei 2015 het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 niet van toepassing was en waarop dit besluit op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing is; of

- lagedrempelinrichting die op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit een hogedrempelinrichting wordt of omgekeerd,

 

Lagedrempelinrichting: inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of mogen zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheden, genoemd in kolom 2 van deel 1 of kolom 2 van deel 2 van bijlage I bij de richtlijn, die evenwel niet gelijk zijn aan of niet groter zijn dan de hoeveelheden, genoemd in kolom 3 van deel 1 of in kolom 3 van deel 2 van bijlage I bij de richtlijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, bedoeld in aantekening 4 bij bijlage I bij de richtlijn;

 

Artikel 1 lid 1 uit Besluit Risico's Zware Ongevallen 2015

 

Artikel 2.2 Doelstelling van het plan

 

De doelstelling voor dit rampbestrijdingsplan is als volgt geformuleerd:

- Het vastleggen van een generieke werkwijze bij de bestrijding van incidenten bij hoog-risico objecten zoals hierboven beschreven;

- Vastleggen van en inzicht geven in de specifieke omstandigheden en repressieve afspraken voor inrichtingen met gevaarlijke stoffen met risico’s voor de omgeving;

- Voorkomen en/of beperken van schade en slachtoffers door adequate waarschuwing van de omgeving, adequate en veilige inzet van betrokken diensten en het bevorderen van (zelf)redzaamheid door het vooraf bieden van handelingsperspectief aan burgers.

 

Daarbij ligt de nadruk van het rampbestrijdingsplan (RBP) in het opzetten en periodiek actueel houden van een werkbaar document voor de betrokken diensten. Het RBP beschrijft alleen die zaken die aanvullend zijn op bestaande afspraken, werkwijzen en procedures, en haakt zoveel mogelijk aan op het dagelijks (standaard)optreden van de diverse betrokken diensten en disciplines.

 

Artikel 2.3 Verhouding met andere planvorming

 

Het ’Rampbestrijdingsplan Inrichtingen Gevaarlijke Stoffen’ (RBP IGS) hangt nauw samen met het MCP IBGS (Multidisciplinair Coördinatieplan Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen) ten aanzien van de eerste startmal en de afbakening van hot-, warm- en coldzone. De voorschriften die in de MCP IBGS zijn genoemd met betrekking tot het benaderen, verkennen, afzetten etc. blijven onverkort van kracht. In de bedrijfsspecifieke inzetkaarten van het RBP IGS staan slechts de specifieke maatregelen van de inrichting omschreven, en de specifieke gevaren van de maatgevende opgeslagen stof.

Daarnaast wordt verwezen naar het Regionaal Crisisplan ten aanzien van opschaling, leiding en coördinatie en bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

 

Artikel 2.4 Totstandkoming, beheer, vaststelling en ter inzage legging

 

Het Besluit veiligheidsregio’s geeft aan dat uiterlijk een jaar na het tijdstip waarop het bestuur van de veiligheidsregio de delen van het veiligheidsrapport waarvan een aanvraag om omgevingsvergunning vergezeld gaat heeft ontvangen, een rampbestrijdingsplan of wijzigingen daarvan dient te worden vastgesteld.

Tenminste eenmaal per drie jaar moet het rampbestrijdingsplan worden herzien en bijgewerkt. Hierbij moet rekening worden gehouden met veranderingen die zich in de inrichting of in de omgeving daarvan hebben voorgedaan, met veranderingen in de organisatie en taken van bij de bestrijding van rampen betrokken diensten en organisaties, met nieuwe technische kennis en met inzichten omtrent de bij rampen te nemen maatregelen. Het beheer van dit rampbestrijdingsplan (zowel het generiek deel als de bedrijfsspecifieke inzetkaarten) ligt in handen van Operationele Voorbereiding multidisciplinaire Crisisbeheersing.

 

- Het generiek deel van dit rampbestrijdingsplan wordt - conform afdeling 3:4 van de Algemene Wet Bestuursrecht - vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio Limburg-Noord, tenzij het Algemeen Bestuur hier anders over besluit.

- De Veiligheidsdirectie Limburg-Noord is gemandateerd (wijzigingen in) de bijlagen van het generieke deel, de bedrijfsspecifieke inzetkaarten, vast te stellen.

- Tevens is de Veiligheidsdirectie Limburg-Noord gemandateerd om tussentijds kleine aanvullingen en/of wijzigingen in het generieke deel vast te stellen. Op deze wijze wordt een snelle operationele invoering van mutaties en nieuwe bedrijfsspecifieke inzetkaarten geborgd.

 

Het Rampbestrijdingsplan wordt ter inzage gelegd in de betreffende gemeente of – indien bij een calamiteit een andere gemeente betrokken kan raken gemeenten. Ten aanzien van de vaststelling en de ter inzagelegging van dit rampbestrijdingsplan is afdeling 3:4 van de Algemene wet Bestuursrecht van toepassing.

 

Artikel 2.5 Oefenverplichting

 

Het besluit veiligheidsregio’s stelt dat ten minste eenmaal per drie jaar gezamenlijk met de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing een oefening wordt gehouden waarbij dit rampbestrijdingsplan op juistheid, volledigheid en bruikbaarheid wordt getoetst. De afdeling MOTO van de VRLN stelt jaarlijks de oefenjaarkalender vast. Hierin is opgenomen dat ieder risico-object dat onderhevig is aan het RBP eenmaal in de drie jaar wordt beoefend door de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

 

Artikel 2.6 Publicatie en verspreiding van dit plan

 

Het besluit veiligheidsregio’s stelt dat ten minste eenmaal per drie jaar gezamenlijk met de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing een oefening wordt gehouden waarbij dit rampbestrijdingsplan op juistheid, volledigheid en bruikbaarheid wordt getoetst. De afdeling MOTO van de VRLN stelt jaarlijks de oefenjaarkalender vast. Hierin is opgenomen dat ieder risico-object dat onderhevig is aan het RBP eenmaal in de drie jaar wordt beoefend door de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

 

Hoofdstuk 3. Randvoorwaardelijke processen

Om de organisatie van de incidentbestrijding bij een ongeval bij een RBP-inrichting zo goed mogelijk in te richten en op te bouwen zijn de volgende randvoorwaardelijke processen van groot belang. Gezamenlijk vormen deze processen de basisvereisten van het crisismanagement. Onderstaande procesafspraken zijn algemeen van aard en gelden bij iedere inrichting cq. elk scenario.

 

Artikel 3.1 Opstart

 

Het RBP treedt in werking wanneer bij één van de inrichtingen behorende bij dit RBP sprake is van een incident waar een van de maatgevende scenario’s op van toepassing is, bij twijfel hiervan, of wanneer de situatie hier in grote mate op lijkt en het RBP als leidraad gebruikt kan worden. In geval andere/kleinschalige incidenten, zal in eerste instantie gehandeld worden conform standaardprocedures (Brand, IBGS, hulpverlening). Eventuele opschaling geschiedt vervolgens door de GMK of door functionarissen uit de hoofdstructuur.

Elke functionaris uit de hoofdstructuur van de rampenbestrijding is bevoegd om het RBP IGS op te starten. De eerste inschatting zal echter bij de centralist van de Meldkamer Limburg liggen.

 

Artikel 3.2 Operationele leiding

 

Operationele leiding in dit rampbestrijdingsplan wordt regulier ingevuld op basis van de GRIP-structuur zoals deze is beschreven in het Regionaal Crisisplan.

 

Artikel 3.3 Alarmering

 

Per inrichting behorende bij dit RBP is een Gemeenschappelijk Meldkamerblad (GMK-blad) ontwikkeld, welke voorziet in specifieke meldkamerinstructies ten aanzien van (o.a.) de maatgevende rampscenario’s, alarmering van eenheden en informering van de bevolking. Indien het RBP in werking is getreden zal direct GRIP 2 afgekondigd worden en zullen hulpdiensten gealarmeerd worden conform inzetvoorstel in bijlage 1.

 

Artikel 3.4 Communicatie

 

Op de bedrijfsspecifieke inzetkaarten staan acties voor de discipline crisiscommunicatie beschreven. Daarnaast wordt de bevolking bij het selecteren van één van de maatgevende scenario’s meteen handelingsperspectief geboden middels een NL-Alert (reeds voorbereid bericht voorhanden binnen Meldkamer Limburg) en het activeren van de WAS-palen. De centralist is bij in werking treden van het RBP bevoegd deze acties zelfstandig uit te voeren.

 

Tegen de achtergrond van zelfredzaamheid wordt de bevolking die direct bedreigd kan worden door incidenten bij de aan dit plan onderhevige inrichtingen in overleg met de Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid van de betreffende gemeente op voorhand geïnformeerd over de risico’s.

 

 

Hoofdstuk 4. Bedrijfsspecifieke Inzetkaart

 

Per inrichting onderhevig aan dit RBP wordt een multidisciplinaire bedrijfsspecifieke inzetkaart ontwikkeld. De bedrijfsspecifieke inzetkaart voorziet in specifieke informatie en repressieve afspraken ten aanzien van de betreffende inrichting, zodat een adequate inzet van de hulpdiensten bij een mogelijk grootschalig incident gerealiseerd kan worden. De bedrijfsspecifieke inzetkaarten zijn opgebouwd uit een aantal vaste thema’s die (indien noodzakelijk) per inrichting specifiek worden ingevuld (zie paragrafen hieronder). Deze thema’s vormen de basis voor de uiteindelijke monodisciplinaire operationele doorvertaling in handboeken en instructies.

 

De keuze voor het al dan niet in werking laten treden van het RBP wordt gemaakt op basis van de beschreven maatgevende rampscenario’s en de te verwachten effecten. Elke functionaris uit de hoofdstructuur kan op basis van de beschreven indicatoren de afweging maken het RBP al dan niet op te starten. De eerste inschatting zal echter bij de centralist van de Meldkamer Limburg liggen.

 

 

Artikel 4.1 Objectgegevens

 

Hier volgt een overzicht van de algemene bedrijfsgegeven zoals adres, coördinaten, soort inrichting, neveningangen, bereikbaarheidsgegevens bij calamiteiten en aantal aanwezige personen.

 

Artikel 4.2 Bedrijfsnoodplan inrichting

 

Hierin staat een beschrijving van de aanwezige BHV-organisatie. Daarnaast wordt omschreven welke (brand-)preventieve voorzieningen en maatregelen ter beperking van mogelijke effecten in de inrichting en bouwwerk(en) zijn getroffen.

 

Artikel 4.3 Maatgevende rampscenario's

 

Op basis van de door het bedrijf zelf opgestelde Veiligheidsrapportage volgt hier een uiteenzetting van de maatgevende rampscenario’s die op de betreffende inrichting van toepassing zijn. Het maatgevend rampscenario betreft niet het meest waarschijnlijke scenario, maar een mogelijk denkbaar scenario dat zich voor kan doen op de betreffende inrichting en - indien het zich voor zou doen -resulteert in de grootst mogelijke effecten (worst case scenario). Zie hoofdstuk 5 voor een toelichting op de maatgevende rampscenario’s die in dit RBP worden gehanteerd.

 

Artikel 4.4 Alarmering en opschaling

 

Per maatgevend rampscenario dat op de betreffende inrichting van toepassing is wordt hier ingegaan op de multidisciplinaire opschaling en de kolom-specifieke alarmering van eenheden (zie bijlage 1 voor een overzicht van de inzetvoorstellen per maatgevend rampscenario). Op de meldkamer zijn deze inzetvoorstellen ingevoerd in GMS. Wanneer het RBP door de centralist wordt opgestart zullen de beschreven eenheden automatisch worden gealarmeerd.

 

Artikel 4.5 Kwetsbare objecten omgeving

 

De top 10 van de meest kwetsbare objecten in de omgeving wordt hierin weergegeven. De lijst is geen volledige weergave van alle kwetsbare objecten. De gehanteerde criteria voor het in kaart brengen van de kwetsbare objecten zijn de afstand tot de inrichting, de risicocontouren van de maatgevende rampscenario’s en de aanwezigheid van (grote groepen) verminderd zelfredzamen. De keuze voor de opgenomen kwetsbare objecten is gebaseerd op het eerste uur van het incident. Tot het moment dat het Regionaal Operatoneel Team (ROT) actief is, is het Commando Plaats Incident (CoPI) ook verantwoordelijk voor het effectgebied. De weergegeven kwetsbare objecten geeft een eerste beeld van mogelijke risico-objecten in het effectgebied.

 

Artikel 4.6 Crisiscommunicatie

 

Hier staan enkele aandachtspunten rondom crisiscommunicatie beschreven. Zo is de centralist bij in werking treden van het RBP bevoegd zelfstandig NL-Alert te versturen (boodschappen zijn reeds voorbereid) en de WAS-palen te activeren.

 

Artikel 4.7 Overige aandachtspunten

 

De meest belangrijke overige relevante (specifieke) aandachtspunten worden hieronder opgenomen, alsmede de verantwoordelijke discipline.

 

Artikel 4.8 Gemeenschappelijk Meldkamerblad

 

Tot slot is voor elke bedrijfsspecifieke inzetkaart een Gemeenschappelijk Meldkamerblad (GMK-blad) ontwikkeld, welke voorziet in specifieke meldkamerinstructies ten aanzien van (o.a.) de maatgevende rampscenario’s, alarmering van eenheden en informering van de bevolking.

 

Hoofdstuk 5. Maatgevende rampscenario's

 

Een hogedrempelinrichting is een inrichting waarin een hoeveelheid gevaarlijke stoffen aanwezig is die volgens de SEVESO-III richtlijn boven een bepaalde grenswaarde uitkomt. De exploitant van de hogedrempelinrichting wordt door het ‘Besluit Risico’s Zware Ongevallen 2015’ verplicht een veiligheidsrapportage op te stellen waarin onder meer de maatgevende rampscenario’s worden beschreven.

 

Een maatgevend rampscenario is een beschrijving van een incident dat zich mogelijkerwijs voor kan doen bij de desbetreffende inrichting. Het maatgevende rampscenario (of scenario’s) betreft een mogelijk denkbaar scenario dat zich voor kan bij de desbetreffende inrichting, en – indien het zich voor zou doen – resulteert in de grootst mogelijke effecten (worst case scenario). Het maatscenario moet dan ook niet worden begrepen als de meest waarschijnlijke ramp die zich op de verschillende BRZO-inrichtingen zal kunnen voordoen. In het maatgevende rampscenario wordt duidelijk gemaakt wat een specifieke crisis betekent voor de uit te voeren activiteiten van de betrokken organisaties, tijd-tempofactoren en wat het vraagt aan capaciteit. De maatgevende scenario’s hebben vooral betrekking op de grootschalige effecten die kunnen optreden, en die invloed hebben op de omgeving en de bevolking.

 

Bij het beschrijven van de maatgevende rampscenario’s op de bedrijfsspecifieke inzetkaart maakt de veiligheidsregio Limburg-Noord gebruik van de door de inrichting zelf opgestelde veiligheidsrapportage. Ondanks het feit dat elke risicovolle inrichting verschillende bedrijfsprocessen en risico’s kent, zijn de te voorspellen scenario’s op hoofdlijnen generaliseerbaar. Voor dit plan wordt onderscheid gemaakt in een achttal generieke scenario’s. De tabel hieronder voorziet in een uiteenzetting en beschrijving van de generieke maatgevende rampscenario’s die in dit RBP worden onderscheiden.

 

Op basis van de keuze van het scenario en de te verwachten effecten worden de diensten gealarmeerd conform het inzetvoorstel uit bijlage 1.

Ook bij een dreiging van een van onderstaande scenario’s wordt opgeschaald conform het inzetvoorstel.

 

 

 

 

 

 

 

 

Venlo, d.d. 26-06-2019 (versie 2.2)

Veiligheidsdirectie veiligheidsregio Limburg-Noord

Bijlagen RBP

 

 

 

Naar boven