Mandaatregeling van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter aan de directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland 2019-2

Het Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en de voorzitter van de Omgevingsdienst Rivierenland ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,

gelet op: Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

Wet gemeenschappelijke regeling;

 

Besluiten vast te stellen:

‘De regeling houdende de verlening van Mandaat en volmacht aan de directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland 2019-2’

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. ambtelijke organisatie: de ambtelijke organisatie van de Omgevingsdienst;

b. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst;

c dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst;

d. voorzitter: de voorzitter van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 19 van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland;

e. directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 27 van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland (tevens secretaris van het bestuur van de Omgevingsdienst);

f. Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Rivierenland, bedoeld in artikel 3 van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland;

 

Artikel 2 Algemeen

Bij de uitoefening van de bevoegdheden in mandaat wordt het daaromtrent gestelde bij of krachtens wetten, verordeningen, regelingen, besluiten, aanwijzingen en richtlijnen, hoe ook genaamd, van Europese, rijks, provinciale en gemeentelijke wetgevers of andere bestuursorganen in acht genomen.

 

Artikel 3a Mandaat van het Algemeen Bestuur

Aan de directeur wordt mandaat verleend door het Algemeen Bestuur voor de bevoegdheid tot:

a. het nemen van besluiten op bezwaar, beroep en hoger beroep en eventuele voorlopige voorzieningzaken, inzake verzoeken om toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur voor zover het zijn autonome bevoegdheden betreft.

 

Artikel 3b Mandaat van het Dagelijks Bestuur

  • 1. Aan de directeur wordt mandaat verleend door het Dagelijks Bestuur voor de bevoegdheid tot:

    a. het nemen van besluiten op bezwaar, beroep en hoger beroep en eventuele voorlopige voorzieningzaken, inzake het besluit tot benoemen, beoordelen, schorsen en ontslaan van functionarissen van de ambtelijke organisatie, behoudens de plaatsvervangend secretaris en de afdelingshoofden;

     

    b. het besluiten op bezwaar, beroep en hoger beroep en eventuele voorlopige voorzieningzaken inzake aanvragen als bedoeld in hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming;

    c. het aangaan van detacheringsovereenkomsten;

    d. het aanmerken van een ongeval als bedrijfsongeval;

    e. het nemen van besluiten op grond van de Wet verbetering poortwachter en de Arbeidsomstandighedenwet;

    f. het beslissen tot het aangaan van overeenkomsten tot een bedrag van € 100.000,- ten behoeve van de bedrijfsvoering van de Omgevingsdienst;

    g. het nemen van besluiten op bezwaar, beroep en hoger beroep en eventuele voorlopige voorzieningzaken, inzake verzoeken om toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur voor zover zijn autonome bevoegdheden betreft;

    h. het beslissen tot het afwijken van de aanbestedingsprocedure zoals in het Inkoop- en aanbestedingsbeleid is vastgesteld, voor zover het de inhuur van personeel betreft;

    i. het beslissen tot afwijken van de Algemene Inkoopvoorwaarden bij het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst;

    j. het wijzigen van een functiebeschrijving zoals opgenomen in het Gelders Functieboek of het anders koppelen van een functiebeschrijving aan een HR-21 functienorm van eerder ingedeelde functies, nadat nieuwe of gewijzigde taken zijn opgedragen aan een functiehouder.

    2. Onder functionarissen van de ambtelijke organisatie als bedoeld in het eerste lid aanhef en onder a, worden mede die functionarissen verstaan met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan.

     

Artikel 3c Mandaat van de voorzitter

Aan de directeur wordt mandaat verleend door de voorzitter voor de bevoegdheid tot:

a. het nemen van besluiten op bezwaar, beroep en hoger beroep en eventuele voorlopige voorzieningzaken, inzake verzoeken om toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur voor zover het zijn autonome bevoegdheden betreft.

b. Het tekenen van de overeenkomsten tot een bedrag van € 100.000,- ten behoeve van de bedrijfsvoering van de Omgevingsdienst Artikel 4 Reikwijdte mandaat, volmacht- of machtigingsverstrekking

1. Indien het algemeen bestuur, dagelijks bestuur of de voorzitter mandaat, volmacht of machtiging verleent ten aanzien van de uitvoering van een bevoegdheid, geschiedt deze verlening in de ruimste zin des woords voor zover direct te maken hebbend met de opgedragen taken en onverminderd het bepaalde in artikel 2.

2. De uitoefening van bevoegdheden in mandaat, verleend bij of krachtens dit besluit, geschiedt met inachtneming van de ter zake schriftelijk vastgelegde instructies per geval of in algemene zin van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur dan wel de voorzitter overeenkomstig het mandaatregister.

3. Waar volmacht is verleend tot het besluiten en verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling aan een gevolmachtigde wordt daarmee ook de bevoegdheid verleend tot bewaking van uitvoering van die rechtshandeling, waartoe worden gerekend ingebrekestelling, ontbinding, vorderen van nakoming, opzegging van een overeenkomst en alle andere besluiten, die hiermee verband (kunnen) houden, met uitzondering van de beslissing tot het voeren van een rechtsgeding.

 

Artikel 5 Kaders uitoefening bevoegdheden

Een in mandaat te nemen besluit mag niet worden genomen indien:

a. het besluit genomen moet worden met toepassing van de in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht vervatte inherente afwijkingsbevoegdheid;

b. de financiële consequenties van het besluit naar verwachting het daartoe in de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting bestemde budget overschrijden;

c. er persoonlijke betrokkenheid van de gemandateerde bij het te nemen besluit bestaat;

d. de uitoefening van de bevoegdheden ingrijpende gevolgen voor de Omgevingsdienst kan hebben, of indien het algemeen bestuur vooraf om inlichtingen verzoekt.

 

Artikel 6 Informatieplicht

1. De directeur verschaft het algemeen bestuur, dagelijks bestuur dan wel de voorzitter gevraagd of ongevraagd informatie over de uitvoering van de aan hem gemandateerde bevoegdheden.

2. De directeur informeert het algemeen bestuur, dagelijks bestuur dan wel de voorzitter bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

 

Artikel 7 Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover van toepassing, met mandaat gelijkgesteld:

a. de verlening van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, en

b. de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

 

Artikel 8 Ondermandaat

1. De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 3b, eerste lid, onder b. tot en met f. in ondermandaat verlenen aan functionarissen in dienst van of werkzaam voor de Omgevingsdienst.

2. De directeur gaat niet over tot het opdragen in ondermandaat dan na verkregen toestemming van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

 

Artikel 9 Ondertekening

In de ondertekening dient tot uitdrukking te worden gebracht dat het besluit is genomen krachtens mandaat of volmacht. Hierbij wordt de volgende formulering aangehouden:

“Het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland. namens deze:” De directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland, gevolgd door de handtekening, functie en naam van de gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde.

OF

“Het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland, namens deze:” De directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland, gevolgd door de handtekening, functie en naam van de gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde.

OF

“De voorzitter van de Omgevingsdienst Rivierenland, namens deze:” De directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland, gevolgd door de handtekening, functie en naam van de gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde.

 

Artikel 10 Slotbepalingen

1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

2. Gelijktijdig worden de Regeling houdende de verlening van mandaat en volmacht aan de directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland 2018 en de Regeling houdende de verlening van mandaat en volmacht aan de directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland 2019 ingetrokken.

2. Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Regeling houdende de verlening van Mandaat en volmacht aan de directeur van de Omgevingsdienst Rivierenland 2019-2’.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland op 24 juni 2019, de voorzitter, de secretaris, C.A.H. Zondag A. Schipper Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland op 17 juni 2019, de voorzitter, de secretaris, C.A.H. Zondag A. Schipper Aldus vastgesteld door de voorzitter op 17 juni 2019, de voorzitter, C.A.H. Zondag

Naar boven