Besluit van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds houdende regels omtrent de openstelling van een aanvraagperiode en de vaststelling van een subsidieplafond voor delen van de thema’s landschapsontwikkeling, bodem, water, licht en geluid, verduurzaming energiehuishouding en aquaculturen uit het uitvoeringsprogramma Waddenfonds (Subsidieregeling thematische uitvoering Waddenfonds (Stuw) 2020/01)

Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds, gelet op

  • artikel 5 van de Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds,

  • artikel 1.4 van de Algemene Subsidieverordening Waddenfonds 2017

  • de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Algemene groepsvrijstellingsverordening)

  • Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (reguliere de-minimisverordening)

  • Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun in de landbouwsector (de-minimisverordening landbouw)

  • Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (de-minimisverordening visserij)

  • Het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2017-2026

  • Het Uitvoeringskader Waddenfonds 2017-2026

besluit de navolgende subsidieregeling vast te stellen:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

kernkwaliteiten:

 

De kernkwaliteiten van het Waddengebied zoals genoemd in het uitvoeringsprogramma: cultuurhistorisch en landschappelijk waardevolle elementen, natuurlijke dynamiek, rust, ruimte, duisternis, landschap en vergezichten;

pilot

 

Een project waarin praktische kennisvragen worden beantwoord, niet zijnde fundamenteel wetenschappelijk onderzoek;

subsidieverordening:

De Algemene Subsidieverordening Waddenfonds 2017;

TRL-model:

 

Technology Readiness Level-model van NASA, waarin het ontwikkelingsproces van technologische innovaties is verdeeld in negen fases;

uitvoeringsprogramma:

 

Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2017, dat als bijlage bij deze subsidieregeling is gevoegd

VWEU:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

waddenspecifiek

direct betrekking en effect hebbend op het Waddengebied, versterking van de kernkwaliteiten dan wel minimaal de kernkwaliteiten niet aantastend en aansluitend bij de kansen en de bedreigingen van en in het Waddengebied.

Artikel 1.2 Subsidieverstrekking

Op subsidieverstrekking is de subsidieverordening van toepassing.

Artikel 1.3 Subsidieplafond en verdeelsystematiek

  • 1.

    Het subsidieplafond bedraagt € 4.000.000,=.

  • 2.

    Subsidie wordt verdeeld op basis van volgorde van binnenkomst.

  • 3.

    In het geval door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het tweede lid, die dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 1.4 Aanvraag

  • 1.

    Aanvragen kunnen worden ingediend van dinsdag 13 oktober 2020 10.00 uur tot en met donderdag 31 december 2020 12.00 uur bij het Waddenfonds (mailto:info@waddenfonds.nl) of Ruiterskwartier 121A, 8911 BS Leeuwarden).

  • 2.

    De subsidieaanvraag omvat tenminste een:

    • a.

      Aanvraagformulier volgens het vaste format van het Waddenfonds;

    • b.

      projectplan;

    • c.

      begroting en financieringsplan;

    • d.

      exploitatieplan en/of businesscase.

Artikel 1.5 Kring van aanvragers

Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Rijk(sdiensten) en provincies;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid;

  • d.

    samenwerkingsverbanden van partijen onder a, b en c, vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst , waarin tenminste vertegenwoordiging (penvoerder) en onderlinge rechten en plichten zijn vastgelegd.

Artikel 1.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor activiteiten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur geen staatssteun vormt in de zin van artikel 107, eerste lid, VWEU, bedraagt nooit meer dan 90% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie in ieder geval niet meer kan bedragen dan op grond van andere regelgeving mogelijk is, voor zover dit minder dan 90% van de subsidiabele kosten is.

  • 2.

    Het subsidiepercentage of subsidiebedrag wordt naar beneden bijgesteld indien:

    • a.

      er sprake is van overfinanciering;

    • b.

      subsidie het tekort op de onrendabele top overstijgt.

  • 3.

    De subsidie bedraagt ten hoogste € 1.000.000,= per aanvraag.

Artikel 1.7 Niet-subsidiabele activiteiten en kosten

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.6 van de subsidieverordening wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      restauratie van Rijksmonumenten;

    • b.

      fysieke aanpassingen aan cultuurhistorische bouwwerken, - elementen en -structuren. Hierbij geldt als uitzondering dat wel subsidie kan worden verstrekt voor fysieke aanpassingen wanneer deze cultuurhistorische bouwwerken – elementen en – structuren. provinciaal of gemeentelijk als monumentaal aangewezen zijn of als zodanig kunnen worden beschouwd;

    • c.

      reguliere investeringen, reguliere beheer- en onderhoudswerken en het voldoen aan wettelijke voorschriften.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.7 van de Subsidieverordening komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

    • kosten voor evenementen;

    • kosten voor websites;

    • kosten voor filmmateriaal;

    • kosten voor andere informatievoorziening;

    • marketing- en haalbaarheidsstudies

  • voor zover het subsidiebedrag ter zake van deze kosten meer bedraagt dan 10% van het maximale subsidiebedrag. Hierbij geldt dat het maximale subsidiebedrag ter zake van deze kosten maximaal € 50.000,= bedraagt.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.7 van de Subsidieverordening zijn eigen arbeids- en loonkosten boven 50% van de subsidiabele kosten, niet subsidiabel.

  • 4.

    Onverminderd artikel 1.7 van de Subsidieverordening zijn kosten voor wetenschappelijk onderzoek niet subsidiabel voor zover deze meer dan 5% van subsidiabele kosten bedragen.

Artikel 1.8 Vereisten

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.6 van de Subsidieverordening, wordt om voor subsidie in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    Het project moet in substantieel bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds;

  • b.

    Het project moet Waddenspecifiek zijn;

  • c.

    het project heeft ten minste een bovenlokaal effect;

  • d.

    het project heeft een eigenstandig karakter;

  • e.

    het project gaat in ambitie en doelen significant verder dan vastgelegd in vigerend beleid of wet- en regelgeving of voldoet hier significant sneller dan gesteld of vereist aan;

  • f.

    vastgestelde beleids- en uitvoeringskaders met betrekking tot het werkingsgebied van het Waddenfonds;

  • g.

    Het project moet duurzaam zijn;

  • h.

    de subsidiabele kosten bedragen € 200.000 of meer;

ingeval de aanvraag een of meer onderstaande elementen bevat, zal ook aan de bij die elementen genoemde vereisten moeten worden voldaan:

  • a.

    te ontwikkelen of te herstellen landschapselementen zijn onderdeel van cultuurhistorisch waardevolle patronen en structuren;

  • b.

    pilots hebben een ‘leren door doen’ karakter en zijn gericht op beantwoording van praktijkgerichte kennisvragen - d.m.v. het uitvoeren van tests - met een voorziene uitrol in het Waddengebied;

  • c.

    de activiteiten van technologische (pilot)projecten bevinden zich in de Technology Readiness Levels (TRL’s) 4 tot en met 8.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele activiteiten

Werelderfgoed, cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten thema cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

Subsidiabel zijn

  • a.

    investeringen die in overwegende mate bijdragen aan een zorgvuldige landschapsontwikkeling en die gebiedseigen (waaronder cultuurhistorische) kwaliteiten versterken;

  • b.

    investeringen die nieuwe publieke functies toevoegen aan een cultuurhistorisch waardevol element of cultuurhistorisch waardevolle structuur;

  • c.

    investeringen gericht op het toegankelijker maken van kwelders, uitsluitend in combinatie met natuur- en landschapsontwikkeling van de kwelders, op locaties waar dit niet ten koste gaat van natuurwaarden en kernkwaliteiten.

Bodem, water, licht en geluid

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten thema bodem, water, licht en geluid

  • 1.

    Subsidiabel zijn:

    • a.

      Pilots of investeringen die bijdragen aan meer licht en /of zuurstof in de waterkolom in de Waddenzee door minder bodemverstoring en/of minder slib en suspensie;

    • b.

      Pilots of investeringen die bijdragen aan vermindering van systeemvreemde stoffen (plastic, chemisch, stikstof en vorkomen/terugdringen van exoten) in de Waddenzee;

    • c.

      Investeringen die de kans op of de impact van scheepsrampen verminderen;

    • d.

      Investeringen die condities scheppen voor instandhouding en /of vergroten van het areaal litoraal (wadplaten, kwelders) bij gemiddelde zeespiegelstijging;

    • e.

      Pilots gericht op het ontwikkelen van innovatieve technieken die de effecten van het baggeren op de waterkwaliteit verminderen en bijdragen aan minder vertroebeling van het water;

    • f.

      Investeringen die ertoe leiden dat er locaties worden ingericht waar slib ingevangen, opgeslagen, gewonnen, gereinigd, gedroogd en/of bewerkt kan worden als voorbereiding op nuttige toepassingen. Het moet daarbij gaan om additionele maatregelen ten opzichte van maatregelen waarvoor overheden reeds verantwoordelijk zijn;

    • g.

      Investeringen die bijdragen aan vermindering van de effecten van menselijk gebruik, de gecombineerde effecten van klimaatverandering en bodemdaling en het behoud en vergroting van rust op Wadplaten. In het bijzonder op de vijf toplocaties gelegen nabij de eilanden.

    • h.

      Investeringen voor nieuwe binnendijkse invanglocaties voor mosselzaad.

    • i.

      Investeringen die ertoe bijdragen dat verstoring door geluid en/of licht van diverse bronnen op en rond de Waddenzee afneemt.

    • j.

      Investeringen en/of pilots gericht op het voorkomen van afval aan boord van gebruikers van de Waddenzee.

  • 2.

    Investeringen gericht op bewustwording van de problemen of investeringen gericht op sec gedragsverandering zijn niet subsidiabel.

Verduurzaming energiehuishouding

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten thema verduurzaming energie

  • 1.

    Subsidiabel zijn:

    • a.

      Investeringen in het Waddengebied (met uitzondering van de Waddeneilanden) gericht op het optimaal afstemmen van vraag en aanbod van energie door dorpen/dorpscoöperaties in combinatie met activiteiten die bijdragen aan behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten. Subsidiabel zijn daarbij de innovatieve onderdelen van plannen om energie op te slaan (met waterstof, accu’s of anderszins), warmtenetten, groen gas, smart grids (in het bijzonder samen met bedrijven of boerenbedrijven in of nabij het dorp) of andere innovatieve onderdelen die nog niet marktrijp zijn (TRLfase 4-8).

    • b.

      Investeringen die energie(besparings)maatregelen stimuleren in de bestaande woningbouw in de karakteristieke centra van plaatsen in het Waddengebied. Subsidiabel zijn daarbij de innovatieve onderdelen van projecten, zoals bio- en groen gas, warmtenetten en opslag van energie of andere innovatieve onderdelen die nog niet marktrijp zijn (TRLfase 4-8). De energie(besparings)maatregelen dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische kwaliteiten van de centra en mogen daar minimaal geen afbreuk aan doen.

    • c.

      Investeringenen die energie(besparings)maatregelen stimuleren in de recreatieve/toeristische sector. Subsidiabel zijn daarbij de innovatieve onderdelen van projecten die nog niet marktrijp zijn (TRLfase 4-8). Alleen maatregelen die passen bij het landschappelijk karakter en de schaal van het omliggende gebied zijn subsidiabel.

    • d.

      Investeringen gericht op toepassing van blue energy, getijdenenergie, golfslagenergie en/of de integratie van dergelijke technieken met versterking van dijken in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma/Deltaprogramma. De investeringen dienen aantoonbaar een vervolg te zijn op uitgevoerde of lopende projecten op eerder gerealiseerde projecten met betrekking tot energiewinning uit zeewater.

  • 2.

    Waddenfondsinzet is altijd additioneel op onderdelen van de (coöperatieve) energiebesparingsprogramma’s van EU, rijksoverheid, gemeenten en provincies. De subsidie dient dan wel om investeringen in TRLfase 4-8 mogelijk te maken dan wel bedraagt de subsidie nooit meer dan de resterende onrendabele top van een investering.

Artikel 2. 4 Niet subsidiabele kosten en activiteiten verduurzaming energie

  • 1.

    Niet subsidiabel zijn kosten voor of verband houdend met de aanschaf en plaatsing van zonnepanelen, windmolens en van warmtepompen.

  • 2.

    Niet subsidiabel zijn pilots gericht op de omschakeling van recreatieve scheepvaart naar varen op waterstof.

Duurzame visserij

Artikel 2.5 Subsidiabele activiteiten thema(lijn) Aquaculturen

  • 1.

    Subsidiabel zijn:

    • a.

      Pilots gericht op de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve kweeksystemen zoals aquaponics, schelpdierenkweek en zilte teelten op land, mits deze aantoonbaar een vervolg zijn op bestaande innovaties die niet in aanmerking komen voor een subsidie uit het EFMZV;

    • b.

      Pilots om te komen tot een rendabele businesscase voor een mosselzaadkwekerij gericht op duurzaam herstel van mosselbanken en duurzame exploitatie daarvan;

    • c.

      Pilots gericht op verduurzaming van de mosselzaadsector en / of van de oogst van Waddenzeeproducten ten opzichte van bestaande oogstpraktijk. In het project moet aannemelijk worden gemaakt dat de ecologische kwaliteit van de Waddenzee wordt verbeterd;

    • d.

      Pilots binnendijks, gericht op de productie van duurzaam uitgangsmateriaal voor aquaculturen;

    • e.

      Pilots gericht op versnelde marktintroductie van praktijkgerichte, economisch rendabele en duurzame toepassing van (ketens van) aquaculturen in/vanuit het Waddengebied waarbij geldt dat deze pilots niet plaatsvinden in de Waddenzee, maar op land of in de Noordzee, met impact op het Waddengebied.

  • 2.

    Waddenfondsinzet is altijd additioneel op onderdelen van de (coöperatieve) programma’s van EU, rijksoverheid, gemeenten en provincies, en met name bedoeld om een onrendabele top weg te nemen of om innovaties in de TRLfase 4-8 mogelijk te maken.

Hoofdstuk 3 Slotbepaling

Artikel 3.1 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als Subsidieregeling thematische uitvoering Waddenfonds (Stuw) 2020/01 en treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het publicatieblad van het Waddenfonds.

Leeuwarden, 3 juli 2020

Namens het dagelijks bestuur van het Waddenfonds,

H. Staghouwer,

voorzitter,

G. W. Huisman,

secretaris

Toelichting bij het Subsidieregeling thematische uitvoering Waddenfonds (Stuw) 2020/011

Algemeen

Het Waddenfonds heeft verschillende mogelijkheden om met een bijdrage in de vorm van subsidie, zijn doelen te bereiken. In het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds is onder meer voorzien in het openstellen van specifieke subsidieregelingen, ook wel thematische openstellingen genoemd. De laatste jaren heeft het Waddenfonds jaarlijks een openstelling gedaan die gold voor alle acht thema’s en daaronder vallende themalijnen, die in het Uitvoeringsprogramma zijn genoemd.

 

Deze subsidieregeling richt zich specifiek op vier thema’s c.q. themalijnen uit het Uitvoeringsprogramma. Dit zijn de volgende:

  • 1.

    Cultuurhistorie en landschapsontwikkeling;

  • 2.

    Bodem, water, licht en geluid;

  • 3.

    Verduurzaming energiehuishouding;

  • 4.

    Aquaculturen.

Ad 1. Cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

De kwaliteit van het landschap en de verhalen over de ontwikkeling van het gebied staan centraal in dit thema (als onderdeel van het eerste hoofddoel van het Waddenfonds) en vormen de basis voor het recreatief en toeristisch gebruik dat in het Uitvoeringsprogramma als een belangrijke economische functie een apart thema vormt, gerangschikt onder hoofddoel 3.

 

De afgelopen Tenders zijn veel projecten gehonoreerd die zich bezig hielden met de verhalen over de ontwikkeling van het gebied. Daar willen wij in deze openstelling graag projectvoorstellen honoreren die zich bezig houden met het verbeteren van de kwaliteit van het landschap, of het herstel daarvan, zodanig dat de cultuurhistorie hiervan zichtbaar wordt en dat recreatief en toeristisch gebruik mogelijk wordt gemaakt.

 

Ad 2. Bodem, water, licht en geluid

Een aantal activiteiten in het Waddengebied en externe invloeden hebben een negatieve impact op de waterkwaliteit, de opbouw en het functioneren van het voedselweb, het areaal biobouwers, de klimaatbestendigheid en de functie van de Waddenzee in internationale ecologische verbanden en kunnen de kernkwaliteiten en de natuurwaarden aantasten. Het doel van dit thema is het verminderen en wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee. Het Werelderfgoed Waddenzee is een uniek en kwetsbaar gebied. Het gebied heeft specifieke kwaliteiten (kernkwaliteiten) en natuurwaarden die behouden of verbeterd moeten worden.

 

Ad 3. Verduurzaming energiehuishouding

Voor verduurzaming van de energiehuishouding baseert het Waddenfonds zich op de ‘triasenergetica’: het tegengaan van verspilling van energie (energiebesparing), het zo efficiënt en schoon mogelijk gebruiken van fossiele brandstoffen en het winnen van energie uit duurzame bronnen. Het Waddenfonds richt zich daarbij primair op ondersteuning van investeringen die bijdragen aan de (toekomstige) verduurzaming van de energievoorziening in het Waddengebied. Daarbij ligt het accent op de specifieke kansen met betrekking tot het winnen van duurzame bronnen, energiebesparing en -opslag en het beter op elkaar afstemmen van vraag en aanbod in combinatie met behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten.

 

Ad 4. Aquaculturen

Het bevorderen van de productie en afzet van aquacultuursoorten. Hierbij kan gedacht worden aan viskweek, zilte teelten, schelpdieren en algen die hoogwaardige producten opleveren (farmaceutische industrie, cosmetica etc), een belangrijke rol spelen in de voedselvoorziening (eiwitten en vetten) voor mens en dier en ingezet worden in zuiveringsprocessen. Veel ontwikkelingen in deze sector bevinden zich nog in een experimenteel stadium. Pilots voorafgaand aan een uitrol, kunnen in aanmerking komen voor ondersteuning. Dit kan betrekking hebben op alle aquaculturen die de gebruiksdruk op de Waddenzee verminderen (productie op land of in de Noordzee met impact op het Waddengebied).

 

Toetsing

Subsidieaanvragen worden onder meer getoetst aan deze regeling, bepalingen in de Algemene Subsidieverordening Waddenfonds 2017, het Uitvoeringskader en het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds. Daarnaast worden de bepalingen van de beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2020 gehanteerd. Deze stukken kunt u vinden op de website van het Waddenfonds. https://waddenfonds.nl/documenten-formulieren/

 

Uitvoeringskader Waddenfonds

In het Uitvoeringskader zijn de hoofddoelen van het Waddenfonds gespecificeerd en zijn de algemene uitgangspunten van het Waddenfonds beschreven.

 

Uitvoeringsprogramma Waddenfonds

Het Uitvoeringsprogramma beschrijft de doelen en subsidiabele activiteiten per thema. Het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds is als bijlage bij deze regeling gevoegd en is tevens te vinden op www.waddenfonds.nl.

 

Algemene Subsidieverordening

De Algemene Subsidieverordening Waddenfonds 2017, kortweg ASV, geeft algemene regels voor subsidieverstrekking, weigering subsidie, voorschotten, vaststelling etcetera. Alle regels waaraan wordt getoetst, zijn belangrijk.

 

Toch wijzen wij u hier specifiek op artikel 2.6 van de ASV.

Daarin is bepaald dat geen subsidie wordt verstrekt als:

  • a)

    de activiteit niet of niet in overwegende mate bijdraagt aan de doelstelling van het Waddenfonds;

  • b)

    de activiteit niet of niet in overwegende mate gericht is op het Waddengebied;

  • c)

    de activiteit betrekking heeft op reguliere investeringen of reguliere beheer- of onderhoudswerken;

  • d)

    er een gegronde reden bestaat dat de uitvoering van een voorgenomen activiteit een inbreuk zal maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzame ontwikkeling;

  • e)

    de subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan een vastgesteld drempelbedrag;

  • f)

    de gevraagde financiële bijdrage niet in een redelijke verhouding staat tot het beoogde projectresultaat (value for money);

  • g)

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat, volgend op een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • h)

    de aanvrager van de subsidie een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • i)

    er een gegronde reden bestaat dat het project in financiële, organisatorische, technische of economische zin niet haalbaar is;

  • j)

    er een gegronde reden bestaat dat de exploitatie na de projectperiode niet kan worden gerealiseerd;

  • k)

    er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde.

Deze algemene gronden voor weigering van de subsidie geven een eerste houvast bij de vraag of uw project voor subsidie in aanmerking kan komen. U kunt de ASV op de website van het Waddenfonds vinden.

 

Staatssteun

Een ander belangrijk punt bij de vraag of een project voor subsidie in aanmerking kan komen is de vraag of dit mogelijk is onder de Europese staatssteunregels.

Op grond van het Europese recht mogen overheden, behoudens uitzonderingen, geen steun geven aan economische activiteiten omdat dat de marktwerking op de Europese markt kan verstoren.

Er is sprake van staatssteun als:

  • -

    er is sprake van staatsmiddelen die aan een onderneming die een economische activiteit verricht, worden verstrekt, en;

  • -

    deze staatsmiddelen een economisch voordeel verschaffen dat niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit), en;

  • -

    de maatregel selectief is: het geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector/regio, en;

  • -

    de maatregel de mededinging vervalst (in potentie) en leidt of dreigt te leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

De uitzonderingen op het algemene uitgangspunt worden door de Europese Commissie vastgelegd in diverse verordeningen. Wanneer steun valt onder die regelgeving, mag die wèl worden verleend.

Zo kunt u denken aan steun onder de zogenoemde de-minimisverordening of onder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Wanneer er geen sprake is van staatssteun is het staatssteunverbod geen beletsel voor subsidieverlening.

Staatssteunregels kunnen ook van invloed zijn op het maximaal te verlenen subsidiebedrag.

 

Wij vragen u waar mogelijk zelf een beeld te vormen van de staatssteunmogelijkheden voor uw project en nodigen u uit met ons in gesprek te gaan over dit onderwerp.

 

Beleidsregel ‘subsidiabele kosten Waddenfonds 2020’

In de beleidsregel heeft het dagelijks bestuur nadere bepalingen vastgelegd ten aanzien van de hoogte van subsidies voor een aantal specifieke voorzieningen en voor subsidiabele kosten.

 

Beleidsregel monitoring & evaluatie Waddenfonds

Het Waddenfonds heeft een systeem van projectmonitoring en evaluatie ontwikkeld, dat het mogelijk maakt te bepalen in welke mate de Waddenfondsprojecten bijdragen aan de Waddenfondsdoelen. Om die reden dient van elk project in het projectplan inzichtelijk gemaakt te worden wat de eindresultaten (output) en toekomstige effecten (outcome) zullen zijn. In de beleidsregel “Monitoring en Evaluatie Waddenfonds” is beschreven wat in een subsidieaanvraag wordt verwacht ten aanzien van output en outcome. Tevens is de indicatorenlijst opgenomen in de beleidsregel.

 

De output van uw project moet in het projectplan concreet worden beschreven. De output is het concrete resultaat van de gesubsidieerde activiteit dat ten behoeve van de vaststelling van de subsidie wordt opgeleverd. Voor kennisprojecten of kennisonderdelen van projecten is de output de activiteiten die uitgevoerd worden om de met het project ontwikkelde kennis te delen.

 

Daarnaast moet in het projectplan worden opgenomen wat de beoogde ecologische, economische of maatschappelijke effecten van het project zijn. Beschrijf in het projectplan met welke outcome-indicatoren uit de beleidsregel “Monitoring en Evaluatie Waddenfonds” de beoogde outcome gemeten kan worden.

 

Voor kennisprojecten is de outcome de (voorgenomen) activiteiten waarmee wordt beoogd tot uitrol van de ontwikkelde kennis te komen.

 

Als deze outcome indicatoren niet geschikt zijn voor het meten van de beoogde outcome van uw project dan kunt u in het projectplan aangeven met welke indicator dat wel kan worden gemeten en met welk meetnet dat gemeten kan worden. (Zie verder hierover het format voor het projectplan).

 

Voorbeeld: Voor een energieproject zou de output van het project het volgende kunnen zijn:

  • -

     

  • -

     

  • -

    Aantal km’s warmtenet of ha’s energieopslag;

  • -

    Aantal gerealiseerde of geoptimaliseerde smart grids.

Voor de outcome-indicatoren geldt in dit voorbeeld dat u gebruik maken van de indicatoren zoals genoemd in het Monitoringskader IKW:

  • -

    Opwekken van duurzame energie

  • -

    Reductie CO2 emissie

  • -

    Reductie gasverbruik

Artikelsgewijze toelichting

Onderstaand wordt bij artikelen van de subsidieregeling nadere uitleg gegeven over de gedachte achter het artikel.

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt uitgelegd wat met bepaalde begrippen in de regeling wordt bedoeld.

Voor wat betreft de pilot is nog van belang dat wordt gedoeld op praktijkgerichte fysieke toepassingen, bedoeld als de voorlaatste stap voordat iets op “de markt” kan worden uitgerold, niet op wetenschappelijk onderzoek.

 

Artikel 1.2 Subsidieverstrekking

Op subsidieverstrekking door het Waddenfonds is de Algemene Subsidieverordening Waddenfonds 2017 van toepassing. Door het opnemen van dit artikel wordt het belang van deze verordening benadrukt. Eisen en voorwaarden uit de Algemene Subsidieverordening Waddenfonds 2017 zijn van toepassing en gelden naast de vereisten van deze subsidieregeling.

U dient er rekening mee te houden dat een subsidieaanvraag, zoals ook onder het kopje “toetsing” is aangegeven, aan meer regelgeving en (beleids)kaders wordt getoetst.

 

Artikel 1.3 Subsidieplafond en verdeelsystematiek

In het tweede lid van dit artikel staat vermeld dat de subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst. Dit staat in de Algemene Subsidieverordening en is hier voor de volledigheid herhaald.

Belangrijk is om te weten dat -kort samengevat- ook in de Algemene Subsidieverordening (artikel 2.2, tweede lid) staat dat wanneer sprake is van een onvolledige aanvraag, de dag van binnenkomst de dag is waarop de aanvraag is aangevuld. Dit geldt alleen waar het gaat om de verdeling van de subsidie.

Het moment van binnenkomst van de aanvraag is belangrijk wanneer er een groter beroep op de subsidieregeling wordt gedaan dan er middelen zijn.

Dit artikelonderdeel is bedoeld om de aanvrager die een onvolledige aanvraag heeft gedaan, niet te bevoordelen boven de aanvrager die bijvoorbeeld op dezelfde dag wel een volledige aanvraag heeft ingediend.

 

Artikel 1.4 Aanvraag

De aanvraag moet volledig zijn en omvat – naast het aanvraagformulier – tenminste het projectplan, de begroting en financieringsplan en het exploitatieplan en/of de businesscase. Voor deze documenten gelden vormvereisten die als bijlagen bij deze regeling zijn gevoegd.

Het is van groot belang dat de subsidieaanvraag volledig is (inclusief een rechtmatige handtekening). Naast het aanvraagformulier worden enkele andere documenten vereist. Lees hiervoor ook het aanvraagformulier zeer zorgvuldig! In ieder geval moeten worden aangeleverd een:

  • aanvraagformulier volgens het voorgeschreven formulier;

  • Projectplan (zie hierna en bijlage voor vormvereisten);

  • (Meerjaren)begroting voorzien van een toelichting en (sluitend) financierings-/dekkingsplan (zie bijlage voor vormvereisten);

  • exploitatieplan en/of business case (zie bijlage voor vormvereisten).

Uit de geleverde informatie moet in ieder geval blijken:

  • Waarom het project wordt uitgevoerd;

  • Wat het hoofddoel is van het project;

  • Welke veranderingen en effecten met het project worden bereikt;

  • Welke concrete producten worden geleverd;

  • Hoe de kwaliteit van de producten (indicatoren) kan worden getoetst aan de gestelde eisen;

  • Welke werkzaamheden nodig zijn om de verschillende producten te realiseren;

  • Hoeveel menskracht, materiaal en materieel nodig zijn om het project uit te voeren en gedurende welke periode;

  • Welke kosten gemoeid zijn met de inzet van menskracht, materiaal en materieel;

  • Waar het project wordt uitgevoerd (kaartmateriaal);

  • Ondersteunende documentatie, zoals ontwerpen, tekeningen, bouwtekeningen.

Het projectplan besteedt in ieder geval aandacht aan de volgende zaken:

  • De bijdrage aan de doelen en thema’s van het Waddenfonds. Geef duidelijk aan wat het hoofddoel is van het project, waarom het wordt uitgevoerd en welke veranderingen en effecten met het project worden bereikt. Leg daarbij de relatie tussen doelen (thema’s), activiteiten, geraamde kosten en output. De thema’s van het Waddenfonds staan beschreven in het Uitvoeringprogramma Waddenfonds. Geef aan wat de planning van de activiteiten is.

  • Duidelijke rolverdeling van de samenwerkende partijen (organisatie). Welke concrete producten worden opgeleverd en formuleer daarvoor duidelijke outputindicatoren (ook goed toegelicht: Hoe de kwaliteit van de producten (indicatoren) kan worden getoetst aan de gestelde eisen);

  • Hoe de bewaking van de voortgang van het project is en hoe de monitoring is geregeld;

  • Hoe de follow up (na de subsidieperiode) van het project is gegarandeerd.

  • Samenvattend overzicht van de begroting. Voor de hoofdactiviteiten de geraamde kosten en aan de hand van het financierings-/dekkingsplan moet worden aangeven uit welke bronnen de kosten moeten worden gedekt (incl. gevraagd subsidiepercentage Waddenfonds).

  • Risicoparagraaf.

  • Een paragraaf over duurzaamheid (zie ook de toelichting op artikel 1.12).

  • Motivering voor het passen van de aanvraag binnen staatssteunregelgeving.

Uitgewerkte begroting en het financierings-/dekkingsplan

In de begroting werkt u per activiteit uit welk type kosten u verwacht en hoe hoogde kosten worden geraamd. Daarbij moet het financierings-/dekkingsplan zo veel mogelijk onderbouwd zijn met schriftelijke toezeggingen van cofinanciering. Duidelijk moet worden hoe het gehele overige bedrag (buiten de Waddenfondssubsidie) wordt gedekt. Het Waddenfonds beoordeelt de hardheid van de dekking van de (co)financiering. Als deze onvoldoende hard is, dan zal de aanvraag afgewezen worden.

 

Minimaal 80% van de totale projectfinanciering moet hard zijn. Dat betekent dat u het dekkingsplan moet onderbouwen. Provinciale cofinanciering moet zijn aangevraagd op het moment van indiening van uw subsidieaanvraag bij het Waddenfonds. Van subsidieaanvragen bij andere overheden of fondsen dient u hetzij de aanvraag dan wel de schriftelijke toekenning van de toegekende subsidie bijvoegen. Van bijdragen van derden moet u de schriftelijke toezeggingen bijvoegen bij uw subsidie aanvraag.

 

Het exploitatieplan en/of de business case geeft een doorkijk naar de toekomst, de periode na afloop van de realisatie van het project. Het gaat dan om een kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de exploitatie: o.a. bezoekersaantallen, maar ook een onderbouwing van de relevante markt en doelgroep, de concurrentiepositie, de marketingstrategie, analyse risico’s, etc.

Een SWOT-analyse (analyse van sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen), gevoegd bij de business case wordt sterk aangeraden.

 

Het Waddenfonds richt zich primair op concrete, fysieke projecten die structureel de kwaliteiten van het Waddengebied vergroten. Uit de business case blijkt dan ook dat de investering duurzaam is, dat wil zeggen dat het project ook na afloop in stand blijft en goed onderhouden zal worden. Voor kennisprojecten geldt dat er zicht moet zijn op uitrol van de ontwikkelde kennis.

 

Artikel 1.6 De hoogte van de subsidie

Dit artikel wijst er op dat het recht op subsidie, maar ook de maximale hoogte ervan, kan worden beïnvloed door andere regelgeving. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan de Algemene Subsidieverordening Waddenfonds 2017, de beleidsregel subsidiabele kosten, maar ook de staatssteunregels.

Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat op grond van de subsidieregels van het Waddenfonds een subsidie van 90% voor bepaalde activiteiten mogelijk is, maar dat de staatssteunregels voor die activiteiten een maximum stellen van 35%. Dat betekent in dit voorbeeld dat u maximaal 35% subsidie kunt krijgen voor die activiteiten.

Andersom kan het zo zijn dat er geen sprake is van staatssteun maar dat op grond van de beleidsregel subsidiabele kosten een maximum van 40% subsidie voor specifieke kosten wordt aangehouden.

 

Artikel 1.7 Niet-subsidiabele activiteiten en kosten

Lid 1.

Het Waddenfonds subsidieert geen restauraties van Rijksmonumenten. Dit komt onder meer voort uit de gedachte dat daarvoor andere (overheids)middelen beschikbaar zijn.

Activiteiten die in een Rijksmonument plaatsvinden, kunnen wel gesubsidieerd worden wanneer wordt voldaan aan alle regels. Informeer bij het Waddenfonds wat mogelijk is voor uw beoogde project.

 

Kosten voor aanpassingen van cultuurhistorische bouwwerken, -elementen en structuren zijn niet subsidiabel, behalve wanneer sprake is van een provinciaal of gemeentelijk monument.

 

Landschapselementen dienen cultuurhistorisch waardevolle structuren te versterken. Voorbeelden van dergelijke patronen zijn grootschalige openheid, houtwallen, singels, waterlopen, dijken, kaden, wierden en terpen. Wanneer naar uw mening sprake is van zo’n cultuurhistorische structuur is het aan u om in de aanvraag volledig te onderbouwen waarom dat zo is. Mogelijk kunt u dit aan de hand van provinciale landschapsplannen onderbouwen.

Dat reguliere investeringen, reguliere beheer- en onderhoudswerken niet subsidiabel zijn geldt al op grond van artikel 2.6 van de ASV. Dit is hier voor de duidelijkheid nog een keer opgenomen.

 

Lid 2

Kosten voor evenementen, websites, filmmateriaal en andere informatievoorzieningen alsmede kosten voor marketing en haalbaarheidsstudies zijn beperkt subsidiabel. De subsidie ter zake van deze kosten mag maximaal 10% van de totale subsidie bedragen, waarbij een maximum geldt van € 50.000.

 

Voorbeeld: De subsidiabele kosten van een project bedragen € 1,2 miljoen, waarvan € 120.000 is begroot voor evenementen, websites, etcetera. Het subsidiepercentage voor het hele project is 50%. Dit zou betekenen dat de subsidie voor de kosten voor evenementen, websites etcetera € 60.000 zou bedragen. De subsidie voor deze kosten wordt op grond van dit artikel dan afgetopt op € 50.000.

 

Lid 3

In deze openstelling geldt dat in een project de eigen arbeids- en loonkosten boven 50% van de subsidiabele kosten, niet subsidiabel zijn. U moet er rekening mee houden dat arbeids- en loonkosten van projectpartners waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten, zoals bedoeld in de ASV (artikel 2.1, lid 7), ook gelden als eigen arbeids- en loonkosten.

 

Lid 4

Omdat we zoeken naar investeringen, pilots en praktische uitvoering, zijn kosten voor wetenschappelijk onderzoek gemaximeerd op 5% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 1.8 Vereisten

In dit artikel staan vereisten vermeld die voortvloeien uit de hoofddoelstellingen en de kaders waarin het Waddenfonds opereert. Niet alle thema’s onder alle hoofddoelstellingen zijn in deze regeling opengesteld. In hoofdstuk 2 staan de thema’s c.q. themalijnen die wel zijn opengesteld, toegelicht.

Hieronder worden enkele van de vereisten toegelicht.

 

Hoofddoelen

In de gemeenschappelijke regeling, de ASV, maar ook in het Uitvoeringskader en het Uitvoeringsprogramma staan de vier (hoofd)doelen van het Waddenfonds genoemd.

Dit zijn:

  • het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied;

  • het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

  • een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied, dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en direct aangrenzende gebieden; en

  • het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied.

Programma’s en projecten moeten ten minste bijdragen aan het realiseren van één van deze hoofddoelen. De voorkeur gaat hierbij uit naar programma’s en projecten die synergetisch van karakter zijn: projecten die tegelijkertijd de ecologie, de duurzame economische en de sociaal-culturele ontwikkeling van het Waddengebied ten goede komen (preambule bestuursakkoord). Het fonds faciliteert offensieve strategieën om de hoofddoelen beter, integraler en sneller te realiseren.

 

Eigenstandig karakter

Dat een project een eigenstandig karakter moet hebben betekent dat het eindresultaat van het subsidieproject op zichzelf moet staan en geen onlosmakelijk onderdeel mag zijn van een groter, meeromvattend project.

 

Additioneel

Het project gaat in ambitie en doelen significant verder dan vastgelegd in vigerend beleid of wet- en regelgeving of voldoet hier significant sneller dan gesteld of vereist aan. Het Waddenfonds subsidieert alleen activiteiten die verder gaan dan vastgelegd in bestaand en vigerend beleid of die leiden tot een aantoonbare en substantiële versnelling van de realisatie. Dit dient u aan te tonen in uw projectplan.

 

Duurzaam project

Onder g staat vermeld dat een project duurzaam moet zijn.

Onder duurzaamheid verstaat het Waddenfonds een evenwichtige afweging tussen “People, Planet, Profit” (sociaal-cultureel, ecologie en economie).

U dient in uw projectplan te beschrijven hoe en in welke mate uw project bijdraagt aan de drie onderdelen. Elk onderdeel kan uit verschillende elementen bestaan. We geven hieronder een niet-limitatieve lijst van voorbeelden waar u aan kunt denken:

  • People: sociale relevantie (inzet vrijwilligers, social return, maatschappelijk draagvlak), welzijn/leefomgeving (veiligheid, gezondheid, beperking hinder) of ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde);

  • Planet: kernkwaliteiten van het Waddengebied (rust, ruimte, landschap, vergezichten, natuurlijke dynamiek en duisternis), energie (besparing, verlaging CO2 emissie, gebruik duurzame energiebronnen), materialen (gebruik van duurzame materialen, hergebruik), bodem (verbetering bodemkwaliteit), water (verbetering waterkwaliteit), ecologie (biodiversiteit) of ruimtegebruik (multifunctioneel, hergebruik bestaande bebouwing);

  • Profit: investeringen (rendement), vestigingsklimaat (werkgelegenheid, arbeidsmarkt) of bereikbaarheid (verbetering).

     

Hoofdstuk 2

In dit hoofdstuk is per thema(lijn) aangegeven welke investeringen we willen subsidiëren met deze subsidieregeling. U kunt zien dat we in dit geval met name fysieke investeringen en pilots willen stimuleren. Onderdelen die noodzakelijk zijn om fysieke investeringen neer te zetten zijn vaak ook subsidiabel, maar in meer beperkte mate, zoals u kunt afleiden uit artikel 1.4 van deze regeling.

 

Artikel 2.1 cultuurhistorie en landschapsontwikkeling

Het doel van projecten moet zijn het versterken van voor het Waddengebied typische

cultuurhistorische – en landschappelijke elementen en het toevoegen van nieuwe functies aan cultuurhistorisch erfgoed van het Waddengebied.

 

Artikel 2.2 Bodem, water, licht en geluid

Op grond van dit artikel worden projecten gesubsidieerd die als doel hebben het verminderen en wegnemen externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee. Dit willen we bereiken door investeringen of pilots uit te voeren. Investeringen die gericht zijn op de bewustwording van het probleem (zoals vervuiling door plastic) of investeringen gericht op sec gedragsverandering vallen hier dus niet onder.

 

Artikel 2.3 Verduurzaming energiehuishouding

Lid 1 onderdeel a:

Om de ambities voor 2020 op het gebied van hernieuwbare energiebronnen in het kustgebied te realiseren is een aanvullende inspanning vereist rond initiatieven van coöperaties om de eigen energievoorziening te verduurzamen en/of zelfvoorzienend te maken. Omdat er veel andere subsidieprogramma’s zijn op energiegebied, richt het Waddenfonds zich primair op ondersteuning van specifieke innovaties in de TRLfases 4-8. Hierop wordt gedoeld met de toevoeging in het artikel dat het moet gaan om innovaties die nog niet marktrijp zijn.

 

Deze kunnen onderdeel zijn van een breder plan van energiecoöperaties om de energievoorziening van hun werkgebied te verduurzamen. Te nemen maatregelen moeten aantoonbaar voortborduren op eerdere pilot- en/of kennisgerichte projecten. In het artikel zijn een aantal mogelijke innovatieve onderdelen bij wijze van voorbeeld genoemd zoals 'smart grids', ofwel intelligente netten die de producent, gebruiker en netbeheerder ondersteunen bij het optimaliseren van elektriciteitsaanbod en -vraag. Voortborduren op eerdere projecten betekent hier dat we op zoek zijn naar verdere optimalisering van smart grids gericht op de communicatie met apparatuur in huishoudens en bedrijven, vermarkting van technologie en het intelligent maken van netwerken.

 

Alle mogelijke innovatieve initiatieven kunnen voor een Waddenfondsbijdrage in aanmerking komen als deze met een zorgvuldige landschappelijke inpassing tevens bijdragen aan behoud/versterking van de kernkwaliteiten en als na optimale benutting van primair op energietransitie gerichte subsidieprogramma’s er aantoonbaar een onrendabele top is. Hieronder kunnen ook innovatieve vormen van windenergie vallen mits die geen afbreuk doen aan de kernkwaliteit van de grootschalige openheid. Windmolens hoger dan 15 meter zijn daarom uitgesloten voor subsidie.

 

Lid 1 onder b:

Het Waddenfonds wil met dit artikel één van de onderdelen van de Trias energetica – energiebesparing- die in combinatie met andere maatregelen voor verduurzaming van de energievoorziening in de bestaande woningbouw in centra van dorpen en steden lastig te realiseren is, stimuleren en ondersteunen. Projecten die plaatsvinden in de oude historische centra dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden zoals benoemd bij de kernkwaliteiten in het Uitvoeringsprogramma .Als het project leidt tot nieuwbouw activiteiten voor energiemaatregelen dan moet die nieuwbouw qua ontwerp aansluiten bij de cultuurhistorische kwaliteiten van het centrum en bijdragen aan behoud en versterking daarvan. De bedoelde TRL-fases staan vermeld in het Uitvoeringskader Waddenfonds 2017-2026.

 

Lid 1 onder c:

Het Waddenfonds wil projecten ondersteunen in de toeristisch-recreatieve sector omdat veel toeristische ondernemers moeten investeren in de kwaliteitsverbetering van hun toeristische product. Het Waddenfonds wil stimuleren dat ze dat combineren met het verduurzamen van hun energievoorziening en dat ze dat op een manier doen die past bij de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van hun directe omgeving. De in dit onderdeel bedoelde TRL-fases staan vermeld in het Uitvoeringskader Waddenfonds 2017-2026.

 

Lid 1 onder d:

Het Waddenfonds heeft de afgelopen jaren veel pilots op het gebied van energiewinning uit zeewater ondersteund. Daarom wil het in deze subsidieregeling alleen nieuwe pilots stimuleren als die aantoonbaar voorzien in nieuwe kennisleemtes en voortborduren op de ontwikkelde kennis in de eerder gerealiseerde projecten. Daarbij zal specifiek onderbouwd moeten worden wat de kansen zijn voor toepassing in het Waddengebied en zullen rendabele businesscases onderbouwd moeten worden.

 

Artikel 2.5 Aquaculturen

Onder dit artikel kunnen nieuwe innovatieve pilots worden gesubsidieerd of pilots die gebruik maken van kennis en ervaring die elders al is ontwikkeld.

Wanneer er een project is geweest waarbij bijvoorbeeld met succes algen zijn opgekweekt, dan kan in een nieuw project waarbij de kweek van algen een onderdeel is, dit niet opnieuw worden opgevoerd als innovatief onderdeel van de pilot maar is het een reguliere investering. De pilots moeten los hiervan een kop en een staart hebben en ze mogen niet in aanmerking komen voor andere subsidies zoals het EFMZ fonds.

 

Bijlagen:

  • 1.

    Aanvraagformulier

  • 2.

    Model projectplan

  • 3.

    Model Begroting en Financieringsplan

  • 4.

    Model Exploitatieplan / Businesscase

  • 5.

    Uitvoeringsprogramma Waddenfonds

Naar boven