Noodverordening van de plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Haaglanden houdende voorschriften ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus/COVID-19 (Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Haaglanden 01 juni 2020)

De plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Haaglanden,

gelet op artikel 176 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s,

gelet op de aanwijzingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 24 april 2020, nr. 1679465-204590-PG, 8 mei 2020, nr. 168601-204996-PG, en 26 mei 2020, nr. 1693632-205523-PG;

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeenten die behoren tot de veiligheidsregio Haaglanden, te weten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer.

Artikel 1.2 Begrippen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    buitenterras: terras gelegen in de open lucht;

  • -

    binnenterras: terras gelegen in een gebouw;

  • -

    contactberoepen: beroepen waarbij het niet mogelijk is ten minste 1,5 meter afstand te houden tot de klant of patiënt;

  • -
  • -

    eet- en drinkgelegenheden: inrichtingen waar ter plaatse eten of drinken wordt verkocht en genuttigd, met uitzondering van inrichtingen in bedrijven, instellingen en andere organisaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn (bedrijfskantines en bedrijfscatering);

  • -

    evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel g, van de Gemeentewet en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; onder evenementen vallen mede, maar niet uitsluitend, herdenkingsplechtigheden, braderieën, optochten niet zijnde manifestaties in de zin van de Wet openbare manifestaties, feesten, festivals, popconcerten en overige muziekvoorstellingen, betaald voetbalwedstrijden (met of zonder publiek), straatfeesten, barbecues en vechtsportwedstrijden;

  • -

    gezamenlijk huishouden: de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en ouders, grootouders en kinderen, voor zover zij volgens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woonachtig zijn;

  • -

    kinderopvang: kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang;

  • -

    mondkapje: voorwerp dat op grond van zijn ontwerp bestemd is om in ieder geval de mond en de neus volledig te bedekken, zodat de verspreiding van virussen en andere ziektekiemen zoveel mogelijk wordt tegengegaan;

  • -

    onderwijsinstelling: school, instelling of exameninstelling in de zin van een onderwijswet als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 1, van de Wet op het onderwijstoezicht, daaronder begrepen een niet bekostigde instelling;

  • -

    publieke ruimte: openbare ruimte en voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, alsmede zich daar bevindende vaartuigen en voertuigen, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten;

  • -

    sauna’s: sauna’s en andere vormen van wellness zoals Turkse stoombaden, hamams, beauty farms, thermale baden, badhuizen en spa’s;

  • -

    seksinrichtingen: inrichtingen waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of bedrijfsmatig vertoningen van erotisch-pornografische aard worden aangeboden;

  • -

    sekswerker: persoon die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • -

    sport- en fitnessgelegenheden: sportaccommodaties en sportinrichtingen, waaronder zwembaden, sporthallen en sportvelden;

  • -
  • -

    plaatsvervangend voorzitter: plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Haaglanden.

Hoofdstuk 2. Maatregelen

Artikel 2.1 Verboden samenkomsten

  • 1.

    Het is verboden om in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, dan wel in besloten plaatsen niet zijnde woningen, samenkomsten van meer dan dertig personen, exclusief personeel, te laten plaatsvinden, te organiseren, te laten organiseren of te laten ontstaan, dan wel aan dergelijke samenkomsten deel te nemen.

  • 2.

    Degene die een samenkomst laat plaatsvinden, organiseert, laat organiseren of laat ontstaan in de publieke ruimte of in een voor het publiek openstaand gebouw als bedoeld in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet en daarbij behorend erf, een voertuig of vaartuig dan wel een besloten plaats, niet zijnde een woning, draagt er zorg voor dat de aanwezige personen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de volgende samenkomsten, mits de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon:

    • a.

      wettelijk verplichte samenkomsten, zoals vergaderingen van gemeenteraden, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn, alsook vergaderingen van de Staten-Generaal;

    • b.

      samenkomsten die noodzakelijk zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen, bedrijven en andere organisaties, waaronder begrepen de organisatie van staatsexamens mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn en maatregelen zijn getroffen waardoor aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand kunnen houden tot de dichtstbijzijnde persoon;

    • c.

      samenkomsten ten behoeve van activiteiten als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, en artikel 2.8;

    • d.

      bezoek aan winkels en bibliotheken, mits maatregelen zijn getroffen waardoor aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand kunnen houden tot de dichtstbijzijnde persoon.

  • 4.

    Het is tot 1 september 2020 verboden om evenementen te laten plaatsvinden of ontstaan, dan wel aan evenementen deel te nemen.

Artikel 2.1a Dierenparken, natuurparken en pretparken

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, is niet van toepassing op samenkomsten in dierenparken, natuurparken en pretparken, mits:

  • a.

    de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot elkaar, met uitzondering van personen die een gezamenlijk huishouden vormen; en

  • b.

    naar het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter uit een door de beheerder overgelegd plan blijkt dat maatregelen zijn getroffen waardoor aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand kunnen houden tot de dichtstbijzijnde persoon en de belasting van het mobiliteitssysteem en in het bijzonder het openbaar vervoer acceptabel blijft.

Artikel 2.1b Musea, presentatie-instellingen en monumenten

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, is niet van toepassing op samenkomsten in musea, presentatie-instellingen en monumenten met een publieksfunctie, mits:

  • a.

    de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot elkaar, met uitzondering van personen die een gezamenlijk huishouden vormen;

  • b.

    de inrichting op een zodanige manier is georganiseerd dat de aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand kunnen houden tot de dichtstbijzijnde persoon; en

  • c.

    bezoek uitsluitend plaatsvindt in een vooraf gereserveerd tijdvak.

Artikel 2.1c Bioscopen, concertzalen en theaters

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste en vierde lid, is niet van toepassing op samenkomsten in bioscopen, filmhuizen, concertzalen en podia voor alle genres van muziek en theaters en hiermee vergelijkbare culturele instellingen, mits:

  • a.

    de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot elkaar, met uitzondering van personen die een gezamenlijk huishouden vormen;

  • b.

    bezoekers van tevoren reserveren;

  • c.

    bezoekers gebruik maken van een zitplaats; en

  • d.

    per afzonderlijke ruimte niet meer dan 30 bezoekers tegelijkertijd aanwezig zijn waarbij een zichtbaar gescheiden podium als een afzonderlijke ruimte wordt beschouwd.

Artikel 2.1d Eet- en drinkgelegenheden en binnenterrassen

  • 1.

    Het is verboden samenkomsten in eet- en drinkgelegenheden of op een binnenterras, te laten plaatsvinden, te organiseren, te laten organiseren of te laten ontstaan, dan wel aan dergelijke samenkomsten deel te nemen, tenzij,

    • a.

      niet meer dan 30 gasten in de eet- en drinkgelegenheid of op het binnenterras aanwezig zijn;

    • b.

      gasten gebruik maken van een zitplaats aan een tafel of bar;

    • c.

      gasten vooraf reserveren; en

    • d.

      de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot elkaar, met uitzondering van personen die een gezamenlijk huishouden vormen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, mogen in eet- en drinkgelegenheden in hotels meer dan 30 gasten aanwezig zijn mits deze gasten allen hotelgasten zijn.

  • 3.

    Indien de eet- en drinkgelegenheid is gevestigd in een gebouw zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, waarin naast de eet- en drinkgelegenheid één of meerdere andere zelfstandige functies of andere eet- en drinkgelegenheden zijn gevestigd, is artikel 2.1, eerste lid, niet van toepassing op de eet- en drinkgelegenheid, mits:

    • a.

      deze functies gescheiden zijn van de andere functies of de andere eet- en drinkgelegenheden;

    • b.

      deze functies of de andere eet- en drinkgelegenheden beschikken over een zelfstandige ruimte binnen het gebouw; en

    • c.

      de inrichting in het gebouw zodanig wordt georganiseerd dat bezoekersstromen zoveel mogelijk van elkaar gescheiden zijn en bezoekers van de verschillende functies steeds 1,5 meter afstand kunnen houden

Artikel 2.1e Buitenterrassen bij eet en drinkgelegenheden

Het is verboden samenkomsten op buitenterrassen bij eet- en drinkgelegenheden te laten plaatsvinden, te organiseren, te laten organiseren of te laten ontstaan, dan wel aan dergelijke samenkomsten deel te nemen, tenzij:

  • a.

    gasten gebruik maken van een zitplaats aan een tafel;

  • b.

    maatregelen zijn getroffen waardoor:

    • 1°.

      de aanwezigen altijd 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden;

    • 2°.

      de aanwezigen altijd 1,5 meter afstand kunnen houden ten opzichte van aanwezigen op aanpalende terrassen; en

    • 3°.

      de bezoekersstromen op en rond het terras worden gereguleerd;

  • c.

    de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot elkaar, met uitzondering van personen die een gezamenlijk huishouden vormen; en

  • 4.

    d het terras aan de bovenzijde of aan drie zijden open is.

Artikel 2.1f Multifunctionele complexen

  • 1.

    Indien in een gebouw zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, meerdere andere zelfstandige functies zijn opgenomen, is het maximum van 30 personen per gebouw niet van toepassing, onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de verschillende functies zijn functioneel van elkaar gescheiden;

    • b.

      de verschillende functies beschikken elk over een zelfstandige ruimte binnen het gebouw

    • c.

      per zelfstandige functie niet meer dan 30 personen, exclusief personeel, aanwezig zijn, tenzij deze verordening voor die functie een hoger aantal personen toestaat; en

    • d.

      de inrichting in het gebouw wordt zodanig georganiseerd dat bezoekersstromen zoveel mogelijk van elkaar gescheiden zijn en bezoekers van de verschillende functies steeds 1,5 meter afstand kunnen houden.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op zalencentra of –complexen.

Artikel 2.2 Verbod niet in acht nemen veilige afstand

  • 1.

    Het is verboden zich in de publieke ruimte te bevinden zonder tot een andere persoon een afstand te houden van ten minste 1,5 meter.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in het vorige lid, is niet van toepassing:

    • a.

      op personen die een gezamenlijk huishouden vormen;

    • b.

      als het de afstand tot kinderen tot en met 12 jaar betreft;

    • c.

      bij de uitoefening van contactberoepen;

    • d.

      op een persoon met een handicap en diens begeleiders;

    • e.

      op personen van 13 tot en met 18 jaar die georganiseerd en begeleid door sportverenigingen of professionals buiten sporten en bewegen.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is in de uitvoering van jeugdhulp niet van toepassing op kwetsbare jongeren in de leeftijd van 13 tot en met 18 jaar onderling en op kwetsbare jongeren en jeugdhulpverleners onderling.

Artikel 2.3 Verboden openstelling inrichtingen

  • 1.

    Het is verboden om een van de volgende inrichtingen voor publiek geopend te houden:

    • a.

      eet- en drinkgelegenheden bij de onder b tot en met f genoemde inrichtingen met uitzondering van eet- en drinkgelegenheden bij buitensportvoorzieningen die worden geëxploiteerd door een commerciële rechtspersoon, bij instellingen voor topsport en bij zwemgelegenheden;

    • b.

      sport- en fitnessgelegenheden;

    • c.

      sauna’s;

    • d.

      seksinrichtingen;

    • e.

      coffeeshops;

    • f.

      casino's, speelhallen en daarmee vergelijkbare inrichtingen.

  • 2.

    Het is verboden een in een eet- en drinkgelegenheid aanwezige dansvoorziening geopend te houden voor publiek.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op:

    • a.

      inrichtingen waar buiten sporten of bewegen mogelijk wordt gemaakt, mits de beheerder maatregelen heeft getroffen waardoor de aanwezigen altijd 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden en de gemeenschappelijke was- en douchevoorzieningen gesloten houdt;

    • b.

      instellingen voor topsport, mits de beheerder maatregelen heeft getroffen waardoor de aanwezigen altijd 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden en de gemeenschappelijke was- en douchevoorzieningen gesloten houdt;

    • c.

      zwemgelegenheden voor sport en bewegen in water, mits de beheerder maatregelen heeft getroffen waardoor de aanwezigen altijd 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden en de gemeenschappelijke was- en douchevoorzieningen gesloten houdt.

  • 4.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, is niet van toepassing indien uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van eten, drinken, softdrugs of producten voor gebruik anders dan ter plaatse, mits de exploitant maatregelen heeft getroffen waardoor de aanwezigen altijd 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden en de duur van hun verblijf in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt.

Artikel 2.4 Uitoefening contactberoepen

  • 1.

    Beoefenaren van contactberoepen of de beheerders van inrichtingen waar contactberoepen worden uitgeoefend dienen maatregelen te treffen om 1,5 meter afstand te garanderen tussen klanten of bezoekers onderling.

  • 2.

    Het is sekswerkers verboden om hun beroep uit te oefenen.

Artikel 2.5 Verboden gebieden en locaties

  • 1.

    Het is verboden zich te bevinden in door de plaatsvervangend voorzitter aangewezen gebieden en locaties. De plaatsvervangend voorzitter kan het verbod beperken tot bepaalde tijdvakken.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      bewoners van woningen die zijn gelegen in het gebied of de locatie;

    • b.

      personen die in het gebied of de locatie noodzakelijke werkzaamheden verrichten.

Artikel 2.5a Sanitaire voorzieningen

  • 1.

    Het is verboden sanitaire voorzieningen in de vorm van gemeenschappelijke toilet-, was- en douchevoorzieningen bij vakantieparken, kampeerterreinen en kampeerveldjes geopend te houden.

  • 2.

    Het is verboden sanitaire voorzieningen in de vorm van gemeenschappelijke was- en douchevoorzieningen bij jachthavens geopend te houden.

Artikel 2.6 Inrichting en beëindiging voorziening openbaar vervoer

  • 1.

    Vervoerders richten voorzieningen voor openbaar vervoer zodanig in en nemen daarmee samenhangende maatregelen, zodat reizigers in staat worden gesteld zoveel mogelijk een afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen in acht te nemen en reizigers van 13 jaar en ouder een niet-medisch mondkapje dragen in voertuigen en vaartuigen.

  • 2.

    De plaatsvervangend voorzitter kan na overleg met de vervoerder voorzieningen voor openbaar vervoer beëindigen of beperken, indien:

    • a.

      de inrichting van deze voorzieningen en de daarmee samenhangende maatregelen reizigers niet of onvoldoende in staat stelt zoveel mogelijk een afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen in acht te nemen en het dragen van een mondkapje door reizigers van 13 jaar en ouder niet in acht wordt genomen; en

    • b.

      de beëindiging van deze voorziening het transport van personen die werkzaam zijn in vitale processen of transport dat anderszins noodzakelijk is voor de mobiliteit van Nederland niet onnodig belemmert.

Artikel 2.7 Verboden openstelling onderwijsinstellingen

  • 1.

    Het is verboden om onderwijsactiviteiten te verrichten in onderwijsinstellingen.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      scholen voor speciaal onderwijs, voor speciaal basisonderwijs, locaties voor basisonderwijs verbonden aan asielzoekerscentra en locaties voor basisonderwijs uitsluitend voor nieuwkomers;

    • b.

      scholen voor basisonderwijs waarbij geldt dat leerlingen tot en met 7 juni 2020 voor ten minste de helft van de reguliere onderwijstijd naar school kunnen gaan en vanaf 8 juni 2020 voor de reguliere onderwijstijd;

    • c.

      de organisatie van onderwijs op afstand, waarbij studenten en leerlingen via een (digitaal) medium onderwijs krijgen in de thuissituatie;

    • d.

      de opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of voor vitale processen;

    • e.

      de organisatie van toetsing en examens mits zorgvuldige maatregelen zijn getroffen om het risico van besmetting te beperken;

    • f.

      kleinschalig georganiseerde opvang of begeleiding van leerlingen voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is; en

    • g.

      scholen bij een open of gesloten residentiële instelling;

    • h.

      scholen voor voortgezet speciaal onderwijs;

    • i.

      scholen voor voortgezet onderwijs waarbij de onderwijsinstellingen de leerlingen verzoeken het openbaar vervoer te mijden en zorgvuldige maatregelen treffen om het risico van besmetting te beperken, waaronder maatregelen om 1,5 meter afstand houden tussen alle aanwezige personen

  • 3.

    Onderwijsinstellingen werken tot en met 7 juni 2020 mee aan openstelling ten behoeve van opvang of begeleiding als bedoeld in het tweede lid, onderdelen d en f.

Artikel 2.8 Verboden openstelling kinderopvang

  • 1.

    Het is verboden om opvang te bieden in verblijven voor kinderopvang of als gastouder.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      de opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of voor vitale processen;

    • b.

      de opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is;

    • c.

      de opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar in verblijven voor kinderopvang en voor opvang van kinderen van 0 tot 12 jaar bij een gastouder;

    • d.

      de opvang van kinderen van 4 tot en met 12 jaar in verblijven voor kinderopvang, die op dezelfde dag ook naar school mogen volgens artikel 2.7, tweede lid, onder a of b.

  • 3.

    Organisaties voor kinderopvang werken mee aan openstelling ten behoeve van opvang als bedoeld in het tweede lid. Medewerking hoeft niet te worden verleend als de beroepskracht-kindratio in de zin van de Wet kinderopvang wordt overschreden, doordat opvang geboden moet worden aan kinderen waarvoor de kinderopvang geen gecontracteerde opvang behoeft te leveren.

Artikel 2.9 Verboden toegang verpleeghuizen en woonvormen ouderenzorg

Het is verboden om zonder toestemming van de beheerder aanwezig te zijn in:

  • a.

    een instelling die zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet langdurige zorg verleent aan personen die daarop recht hebben vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking;

  • b.

    een woonsituatie waarin minimaal drie bewoners verblijven vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking en zorg ontvangen als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg.

Hoofdstuk 3 Uitzonderingen

Artikel 3.1 Uitzonderingen

  • 1.

    De verboden in deze verordening zijn niet van toepassing op:

    • a.

      de betrokken hulpdiensten en toezichthouders;

    • b.

      activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen;

    • c.

      door de plaatsvervangend voorzitter te bepalen (categorieën van) gevallen.

  • 2.

    De plaatsvervangend voorzitter kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vrijstelling of ontheffing op basis van het eerste lid, onderdeel c. Het is verboden om in strijd met dergelijke voorschriften en beperkingen te handelen.

Hoofdstuk 4. Toezicht en handhaving

Artikel 4.1. Opvolgen aanwijzingen

Alle ambtenaren van de politie als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid en militairen van de Koninklijke marechaussee als bedoeld in artikel 141, onderdeel c van het Wetboek van Strafvordering zijn bevoegd aanwijzingen en bevelen ter uitvoering van deze verordening te geven. Alle aanwijzingen en bevelen ter uitvoering van deze verordening gegeven door daartoe bevoegde functionarissen dienen stipt en onmiddellijk opgevolgd te worden.

Artikel 4.2. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

  • a.

    ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;

  • b.

    door de plaatsvervangend voorzitter aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • c.

    door de plaatsvervangend voorzitter aangewezen toezichthouders;

  • d.

    militairen van de Koninklijke marechaussee als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1  

  • 1.

    Met ingang van 8 juni 2020 komt artikel 2.8 als volgt te luiden:

     

    Artikel 2.8. Kinderopvang

    Organisaties voor kinderopvang werken mee aan openstelling ten behoeve van opvang van kinderen van ouders die werken in de zorg. Medewerking hoeft niet te worden verleend als de beroepskracht-kindratio in de zin van de Wet kinderopvang wordt overschreden, doordat opvang geboden moet worden aan kinderen waarvoor de kinderopvang geen gecontracteerde opvang behoeft te leveren.

     

  • 2.

    Met ingang van 15 juni 2020 komt artikel 2.7 als volgt te luiden:

     

    Artikel 2.7. Verboden openstelling onderwijsinstellingen

    • 1.

      Het is verboden om onderwijsactiviteiten te verrichten in onderwijsinstellingen.

    • 2.

      Dit verbod is niet van toepassing op:

      • a.

        scholen voor speciaal onderwijs, voor speciaal basisonderwijs, locaties voor basisonderwijs verbonden aan asielzoekerscentra en locaties voor basisonderwijs uitsluitend voor nieuwkomers;

      • b.

        scholen voor basisonderwijs;

      • c.

        de organisatie van onderwijs op afstand, waarbij studenten en leerlingen via een (digitaal) medium onderwijs krijgen in de thuissituatie;

      • d.

        de organisatie van toetsing en examens mits zorgvuldige maatregelen zijn getroffen om het risico van besmetting te beperken;

      • e.

        kleinschalig georganiseerde opvang of begeleiding van leerlingen voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is; en

      • f.

        scholen bij een open of gesloten residentiële instelling;

      • g.

        scholen voor voortgezet speciaal onderwijs;

      • h.

        scholen voor voortgezet onderwijs waarbij de onderwijsinstellingen de leerlingen verzoeken het openbaar vervoer te mijden en zorgvuldige maatregelen treffen om het risico van besmetting te beperken, waaronder maatregelen om 1,5 meter afstand houden tussen alle aanwezige personen;

      • i.

        het bieden van onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs voor het houden van examens, tentamens, toetsen, praktijk(gericht)onderwijs en begeleiding van kwetsbare studenten op de onderwijsinstelling, voor zover dit online niet afdoende kan.

    • 3.

      De onderwijsinstellingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, verzoeken de studenten het openbaar vervoer zoveel mogelijk te mijden en treffen zorgvuldige maatregelen om het risico op besmetting te beperken, waaronder maatregelen om 1,5 meter afstand te houden tussen alle in deze instellingen aanwezige personen. De onderwijsinstellingen maken met relevante partijen afspraken over mobiliteit en het gebruik van het openbaar vervoer.

Artikel 5.2. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze verordening wordt bekendgemaakt op [website veiligheidsregio] en treedt met ingang 1 juni 2020 om 12.00 uur in werking.

Artikel 5.3. Intrekking vorige noodverordening

De Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Haaglanden van 11 mei 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 5.4. Overgangsrecht

Besluiten op basis van de Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Haaglanden van 11 mei 2020 worden geacht te berusten op deze noodverordening.

Artikel 5.5. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Haaglanden van 01 juni 2020.

 

Vastgesteld op 29 mei 2020 te Den Haag om 14:05 uur.

De plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Haaglanden

J.W. Remkes

Toelichting  

 

Algemeen

 

In Nederland, maar ook wereldwijd, is er een uitbraak van het coronavirus (COVID-19), behorende tot groep A van de infectieziektes. Ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid worden maatregelen genomen om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.

 

Aangezien de uitbraak van COVID-19 een crisis van meer dan plaatselijke betekenis betreft, zijn in verband met deze crisis ten behoeve van de crisisbeheersing ingevolge artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s alle in dat artikel genoemde bevoegdheden van de tot de regio behorende burgemeesters overgegaan naar de plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio. Daartoe behoort ook de bevoegdheid om in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, algemeen verbindende voorschriften te geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn (artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet).

 

In deze noodverordening worden de opdrachten van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), mede namens de minister van Justitie en Veiligheid (JenV), in de aanwijzing van 24 april 2020, nr. 1679465-204590-PG, 8 mei 2020, nr. 168601-204996-PG en 26 mei 2020, nr. 1693632-205523-PG waar nodig uitgewerkt in algemeen verbindende voorschriften. Deze opdrachten zijn gebaseerd op artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.

 

Het verbod op evenementen zoals opgenomen in artikel 2.1, vierde lid, geldt tot 1 september 2020.

 

Handelen in strijd met de voorschriften uit deze verordening is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. Dit wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Ook kan de plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen.1

 

Deze verordening staat er niet aan in de weg dat de plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio gebruik maakt van andere bevoegdheden om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen, zoals de bevoegdheid tot het geven van voorschriften van technisch-hygiënische aard in artikel 47 van de Wet publieke gezondheid, bevoegdheden in de Wet openbare manifestaties en de bevoegdheid tot het geven van bevelen ter beperking van gevaar in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet (in combinatie met artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s).

 

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1.2. Begrippen

Het begrip ‘publieke ruimte’ is opgenomen om te verduidelijken dat daaronder zowel de openbare ruimte als de voor het publiek openstaande gebouwen, locaties en daarbij behorende erven vallen, al dan niet met enige beperking. Het gaat bijvoorbeeld om de openbare weg, parken, parkeerterreinen en plantsoenen, het publieke gedeelte van het gemeentehuis en voor het publiek toegankelijke winkels en andere gebouwen. Ook vaartuigen en voertuigen in de openbare ruimte en voor het publiek openstaande ruimte worden tot de publieke ruimte gerekend, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten.

 

Zie verder de toelichting op de artikelen waarin de begrippen gebruikt worden.

 

Artikel 2.1. Verboden samenkomsten

Dit artikel bevat een verbod op evenementen tot 1 september 2020 (derde lid) en een verbod op samenkomsten vanaf dertig personen, exclusief personeel, in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven (dat willen zeggen gebouwen die in beginsel voor eenieder toegankelijk zijn) en in besloten plaatsen, niet zijnde woningen. Voor samenkomsten tot en met dertig personen geldt dat betrokkenen te allen tijde 1,5 meter afstand moeten houden tot de dichtstbijzijnde persoon.

Buiten in de openbare ruimte mogen mensen samenkomen zolang zij maar 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon.

 

Bij excessen kan worden opgetreden tegen bijvoorbeeld ‘coronafeestjes’ in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke met gebruikmaking van een noodbevel. Bij ‘coronafeestjes’ in garages en loodsen kan op grond van dit artikel ook worden opgetreden als er meer dan 30 personen aanwezig zijn.

 

Zorgplicht

In het tweede lid is een zorgplicht opgenomen voor de rechthebbende van markten, winkels, (horeca)bedrijven, instellingen, pretparken, inrichtingen en gebouwen. Degene die een samenkomst laat plaatsvinden, organiseert, laat organiseren of laat ontstaan in een voor het publieke ruimte publiek openstaand gebouw of locatie als bedoeld in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet en daarbij behorend erf, of een voor het publiek openstaand lokaal, voertuig of vaartuig, dan wel een besloten plaats, niet zijnde een woning moet zorg dragen voor een zodanige openstelling en inrichting dat de aldaar aanwezige personen te allen tijde 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden.

 

Uitzonderingen

Het derde lid bevat een aantal uitzonderingen op het verbod op andere samenkomsten in voor het publiek toegankelijke gebouwen dan evenementen, mits daarbij de afstand van 1,5 meter in acht wordt genomen. Onderdeel a ziet op wettelijk verplichte samenkomsten, zoals vergaderingen van gemeenteraden en andere vertegenwoordigende organen, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn. Aan vergaderingen van de Staten-Generaal is geen maximumaantal personen verbonden. Het gaat in deze uitzondering alleen om de wettelijk verplichte vergaderingen. Sinds 9 april 2020 geldt de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, op grond waarvan wettelijk verplichte vergaderingen van decentrale vertegenwoordigende lichamen ook in een digitale omgeving kunnen plaatsvinden.

 

De uitzondering voor ‘samenkomsten die noodzakelijk zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen, bedrijven en andere organisaties, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn en maatregelen zijn getroffen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen te garanderen’ (onderdeel b) moet terughoudend geïnterpreteerd worden. Te denken valt aan de organisatie van staatsexamens. Activiteiten die ook georganiseerd kunnen worden zonder een fysieke samenkomst of activiteiten die enkel gericht zijn op vermaak, voldoen niet aan de eis van noodzakelijkheid en vallen derhalve niet onder deze uitzondering.

 

Nu samenkomsten in voor publieke toegankelijke gebouwen tot en met 30 personen (exclusief personeel) zijn toegestaan, is het niet meer nodig in de verordening een bepaling op de nemen dat er een uitzondering geldt voor uitvaarten en huwelijksvoltrekkingen. Daarvoor geldt thans de algemene regel van het eerste lid. De uitzondering voor samenkomsten van religieuze of levensbeschouwelijke aard zijn om die reden eveneens niet meer opgenomen. Dit doet niet af aan de dringende oproep van het kabinet om erediensten (waaronder de reguliere kerkdienst en het vrijdagmiddaggebed) tot een minimum te beperken en waar mogelijk digitaal uit te zenden zodat mensen op afstand de dienst kunnen volgen.

 

Voor groepsaccommodaties gelden geen specifieke regels. Dat betekent dat daar in beginsel samenkomsten tot 30 personen (exclusief personeel) mogelijk zijn. Deze accommodaties moeten dan wel zodanig zijn ingericht dat alle aanwezigen van 13 jaar of ouder te allen tijde 1,5 meter afstand van elkaar kunnen houden.

 

Onderdeel c drukt uit dat de in artikel 2.7, tweede lid, en artikel 2.8, tweede lid, toegestane activiteiten gerelateerd aan onderwijs en kinderopvang niet onder de verboden samenkomsten vallen.

 

Voor sporten en bewegen in de openbare ruimte (zoals in parken of op pleinen), niet zijnde sportterreinen en sportvelden, kunnen beperkingen gelden in de gemeenten.

 

Winkels en bibliotheken

Op grond van onderdeel d mogen winkels en bibliotheken geopend worden voor publiek, mits maatregelen zijn getroffen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen te garanderen. Ook hier geldt dus dat op grond van artikel 2.1 de aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon. De plaatsvervangend voorzitter kan nadere voorwaarden stellen ten aanzien van de in dit onderdeel opgenomen vrijsteling.

Voor de in winkels en bibliotheken aanwezige eet- en drinkgelegenheden gelden de bepalingen van artikel 2.1d en 2.1e onverkort.

De beheerders van deze locaties zijn ervoor verantwoordelijk plannen te maken waarmee ze er onder andere voor zorgen dat de 1,5 meter afstand bewaard blijft en de belasting voor het mobiliteitssysteem en in het bijzonder het openbaar vervoer acceptabel blijft

 

Evenementen

Een specifieke categorie samenkomsten zijn de evenementen (derde lid). Deze zijn verboden tot 1 september 2020. De achtergrond daarvan is dat op vermaak gerichte samenkomsten die bedoeld zijn om publiek te trekken tot 1 september 2020 in beginsel niet verantwoord zijn.

 

Elke gemeenteraad bepaalt zelf welke activiteiten in de desbetreffende gemeente een vergunning- of meldplichtig evenement vormen. Daarbij vertonen de gemeentelijke regels verschillen die niet te maken hebben met de huidige crisis. Om te voorkomen dat de inhoud van het verbod op evenementen tussen en zelfs binnen veiligheidsregio’s uiteenlopende betekenissen krijgt, is ervoor gekozen om in alle noodverordeningen dezelfde omschrijving van het begrip evenement op te nemen. Daarvoor is aangeknoopt bij de omschrijving van het begrip evenement in het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor een algemene plaatselijke verordening: ‘elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak’. Artikel 1.2 van deze verordening drukt uit dat het in elk geval gaat om herdenkingsplechtigheden, braderieën, optochten, feesten, festivals, popconcerten en overige muziekvoorstellingen, betaald voetbalwedstrijden (met of zonder publiek), straatfeesten, barbecues en vechtsportwedstrijden. Omwille van de duidelijkheid zijn markten en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties (voor zover deze vermaak tot doel hebben) van het begrip evenement uitgezonderd.

 

Het verbod op evenementen geldt in beginsel tot 1 september 2020. Als het verbod op andere samenkomsten voor 1 september 2020 versoepeld zou worden, komt de vraag op of het noodzakelijk is dat evenementen, in welke vorm of omvang dan ook, verboden moeten blijven. Denkbaar is dat de plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio in dat geval, als dat mogelijk is binnen de grenzen van de dan geldende aanwijzing van de minister van VWS, een vrijstelling of ontheffing verleent voor een of meer (categorieën van) evenementen die naar zijn oordeel veilig doorgang kunnen vinden.

 

Artikel 2.1a Dierenparken, natuurparken en pretparken

Dierenparken, natuurparken (waaronder mede wordt begrepen voor publiek toegankelijke bloemen- en plantentuinen) en pretparken (waaronder attracties) mogen open mits naar het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter uit een door de beheerder overgelegd plan blijkt dat 1,5 meter afstand tussen aanwezigen bewaard blijft en de belasting op voor het mobiliteitssysteem en in het bijzonder het openbaar vervoer acceptabel blijft.

Bij pretparken kan gedacht worden aan De Efteling, Duinrell, Walibi Holland of Attractiepark Slagharen. Het begrip pretpark wordt door de plaatsvervangend voorzitter restrictief uitgelegd. De algemene bepalingen voor de samenkomsten in een eet- en drinkgelegenheden en terrassen als bedoeld in de artikelen 2.1d en 2.1e zijn ook hier van toepassing.

De beheerders van deze locaties zijn ervoor verantwoordelijk plannen te maken waarmee ze er onder andere voor zorgen dat de 1,5 meter afstand bewaard blijft en de belasting voor het mobiliteitssysteem en in het bijzonder het openbaar vervoer acceptabel blijft

 

Artikel 2.1b Musea, presentatie-instellingen en monumenten

Op het verbod op samenkomsten van meer dan 30 personen in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven is een uitzondering voor musea, presentatie-instellingen en monumenten met een publieksfunctie. Bij presentatie-instelling kan gedacht worden instellingen die beeldende kunst laten zien maar geen eigen collectie hebben. Samenkomsten zijn toegestaan onder voorwaarden dat de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon (met uitzondering van personen die een gezamenlijk huishouden vormen), de toegangs- en verblijfstijden en de inrichting zodanig zijn georganiseerd dat aanwezigen ten alle tijden 1,5 meter afstand kunnen houden tot de dichtstbijzijnde persoon en bezoek uitsluitend plaatsvindt in een vooraf gereserveerd tijdvak.

 

Artikel 2.1c Bioscopen, concertzalen en theaters

Op het verbod op samenkomsten van meer dan 30 personen in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven is ook een uitzondering voor bioscopen, filmhuizen concertzalen en podia voor alle genres van muziek en theaters en hiermee vergelijkbare culturele instellingen. Samenkomsten zijn onder voorwaarden toegestaan. Zo dienen de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon, met uitzondering van personen die een gezamenlijk huishouden vormen onderling. Zij behoeven onderling geen 1,5 meter afstand te houden. Daarnaast dienen alle bezoekers van tevoren te reserveren en dienen alle bezoekers gebruik te maken van een zitplaats. Staanplaatsen in concertzalen of podia zijn dus niet toegestaan. Het maximaal toegestane aantal bezoekers is 30 per afzonderlijke ruimte in plaats van 30 per voor publiek openstaand gebouw en daarbij behorende erven. Indien in een ruimte een zichtbaar gescheiden podium aanwezig, bijvoorbeeld bij concertzalen of theaters, geldt dat podium als afzonderlijke ruimte. Daardoor tellen de op het podium aanwezig personen niet mee voor het maximumaantal personen van 30 per afzonderlijke ruimte. Popconcerten en overige muziekvoorstellingen in de concertzalen en podia als in dit artikel bedoeld, worden niet als evenement beschouwd. Drive-in bioscopen worden wel als evenement gezien omdat deze buiten plaatsvinden.

 

Artikel 2.1d Eet- en drinkgelegenheden en binnenterrassen

Vanaf 1 juni 2020 om 12.00 uur is het verbod op de openstelling van eet- en drinkgelegenheden vervallen. Eet- en drinkgelegenheden is een brede omschrijving die duidt op gelegenheden waar ter plaatse de daar gekochte spijzen en dranken genuttigd kunnen worden.

In artikel 2.1d is een afzonderlijke verbodsbepaling opgenomen voor samenkomsten in eet- en drinkgelegenheden. Die zijn verboden, tenzij wordt voldaan aan de in het artikel opgenomen voorwaarden. Zowel in de eet- en drinkgelegenheid als op het binnenterras mogen niet meer dan 30 gasten aanwezig zijn. De tekst van de verordening spreekt over ‘gasten’ hetgeen betekent dat personeel niet wordt meegerekend. Ook moeten alle gasten vooraf reserveren en moeten zij gebruik maken van een zitplaats aan tafel of bar. Het gebruik van statafels is dus niet toegestaan. Ook geldt de algemene afstandseis dat personen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon. Een eventueel aanwezige scheidingswand maakt dit niet anders.

Hierbij geldt wel dat de afstandseis van 1,5 meter gehandhaafd wordt vanaf 3 personen. Handhaving geschiedt in eerste instantie door de ondernemer of de exploitant.

De eis dat personen te allen tijde 1,5 meter afstand moeten houden tot de dichtstbijzijnde persoon geldt niet voor personen die een gezamenlijk huishouden vormen, zij hoeven onderling geen 1,5 meter afstand te bewaren.

 

Commerciële horecagelegenheden bij of op sportaccommodaties mogen onder de in dit artikel genoemde voorwaarden wel open voor gasten. Eet- en drinkgelegenheden bij buitensportvoorzieningen die worden geëxploiteerd door een paracommerciële rechtspersoon blijven gesloten.

 

De bepalingen in artikel 2.1d zijn ook van toepassing op binnenterrassen, bijvoorbeeld terrassen in overdekte winkelcentra, stationshallen en dergelijke. Binnenterrassen zijn alle terrassen die in een gebouw zijn gelegen. Volledig overkapte en afgedichte buitenterrassen zijn niet toegestaan en deze worden ook niet aangemerkt als binnenterras.

 

Hotels vallen ook onder het begrip eet- en drinkgelegenheden. Daarom bevat het tweede lid van artikel 2.1d een voor hotels afzonderlijke bepaling. In restaurants van hotels mogen meer dan 30 gasten aanwezig zijn mits alle aanwezigen hotelgasten zijn. Dat betekent dus dat indien in een restaurant van een hotel meer dan 30 hotelgasten aanwezig zijn, geen andere gasten in het restaurant toegelaten mogen worden. Indien echter minder dan 30 hotelgasten aanwezig zijn mogen ook andere gasten toegelaten worden zolang het aantal van 30 gasten niet wordt overschreden.

 

In het derde lid is bepaald dat, mits een eet- en drinkgelegenheid in een gebouw functioneel is gescheiden van andere functies en beschikt over een zelfstandige ruimte binnen het gebouw, het verbod op samenkomsten van meer dan 30 personen per gebouw, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, niet van toepassing is. In de bedoelde gevallen is de norm 30 personen per functie of een hoger aantal als dat voor die functie is toegestaan (bijvoorbeeld bibliotheken, theater en dergelijke)

 

Dit betekent dat per inrichting of bedrijf maximaal 30 personen zijn toegestaan. Het is niet toegestaan om binnen één horecabedrijf 30 personen per afzonderlijke ruimte toe te staan.

 

Artikel 2.1e Buitenterrassen bij eet- en drinkgelegenheden

Artikel 2.1e bevat een verbod op samenkomsten op buitenterrassen bij en drinkgelegenheden. Samenkomsten op buitenterrassen zijn verboden, tenzij wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.1 e. Zo dienen gasten gebruik te maken van een zitplaats aan een tafel en moeten er maatregelen zijn getroffen waardoor de aanwezigen altijd 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden. Bij aanpalende terrassen zorgen de beheerders van deze terrassen gezamenlijk voor het in acht kunnen nemen van de anderhalve meter afstand. Voor buitenterrassen geldt geen reserveringsplicht. Wel wordt van exploitanten of beheerders van een terras verwacht dat zij zorgdragen voor het reguleren van de toestroom op het terras en daarbij ook clustering van wachtende of vertrekkende gasten buiten het terras voorkomen.

Ten slotte dienen de aanwezigen te allen tijde ten minste 1,5 afstand te houden tot de dichtstbijzijnde persoon. En ook hier geldt dat een scheidingswand dit niet anders maakt. De afstandseis geldt niet voor personen die een gezamenlijk huishouden vormen. Zij hoeven onderling geen 1,5 meter afstand te houden.

Ook voor de buitenterrassen geldt dat de afstandseis van 1,5 meter gehandhaafd wordt vanaf 3 personen. Handhaving geschiedt in eerste instantie door de locatie-eigenaar.

 

Artikel 2.1f Multifunctionele complexen

Dit artikel biedt multifunctionele complexen de mogelijkheid om in afwijking van artikel 2.1 een groter aan personen dan 30 per gebouw te laten samenkomen. Het aantal personen per zelfstandige functie is maximaal 30, dan wel maximaal het aantal personen dat voor deze specifieke functie is toegestaan (scholen, BSO, bibliotheek, theater). Het is dus niet toegestaan om binnen een horeca-inrichting per afzonderlijke ruimte 30 personen te laten samenkomen.

Het tweede lid maakt duidelijk dat het zalencentra en complexen niet is toegestaan om tegelijkertijd diverse zalen te verhuren voor feesten, bruiloften of congressen.

 

Artikel 2.2. Niet in acht nemen veilige afstand

In de publieke ruimte (inclusief vaar- en voertuigen) is het te allen tijde verplicht tot andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter. Voor personen die een gezamenlijke huishouding vormen geldt deze regel niet. Bij de uitoefening van contactberoepen en als het de afstand tot kinderen tot en met 12 jaar betreft, geldt de 1,5 meter norm niet.

 

De 1,5 meter norm geldt ook niet voor personen van 13 tot en met 18 jaar die georganiseerd en begeleid door sportverenigingen of professionals buiten sporten en bewegen. Bij georganiseerd sporten en bewegen gaat het om professionals (zoals sportleraren, buurtcoaches en cultuurcoaches) die zorgdragen voor de organisatie en de begeleiding bij het sporten en bewegen

 

Voor kinderen tot en met 12 jaar geldt niet de afstandseis van 1,5 meter (zie artikel 2.2, tweede lid, onder b). Voor jongeren van 13 tot en met 18 jaar geldt deze eis wel, tenzij sprake is van door sportverenigingen of professionals georganiseerd en begeleid buiten sporten en bewegen. Wedstrijden in competitieverband en oefenwedstrijden met andere sportclubs zijn niet toegestaan. Interne oefenwedstijden in clubverband voor kinderen en jongeren tot en met 18 jaar zijn wel toegestaan.

Toeschouwers anders dan eventuele begeleiders zijn niet toegestaan. Aangezien het hier alleen gaat om het georganiseerd buiten sporten en bewegen, is douchen op de sportclub of in het clubhuis na afloop van het sporten of bewegen evenmin toegestaan.

 

Ook geldt een uitzondering voor een persoon met een handicap en diens begeleiders. Tevens geldt een uitzondering voor kwetsbare jongeren in de leeftijd van 13-18 onderling en kwetsbare jongeren met jeugdprofessionals. Hierbij gaat het o.a. om activiteiten in het kader van de dagbesteding, dagopvang, dagbehandeling en voorgezet speciaal onderwijs inclusief vervoer.

 

Ten aanzien van dit verbod geldt dat de 1,5 meter afstandsnorm in de publieke ruimte gehandhaafd wordt vanaf drie personen.

 

Artikel 2.3. Verboden openstelling inrichtingen

Dit artikel ziet op inrichtingen die niet langer opengehouden mogen worden.

 

Met ingang van 1 juni 2020 om 12.00 uur is het verbod op het voor publiek geopend houden van eet- en drinkgelegenheden vervallen. Vanaf dat moment geldt het verbod uitsluitend nog voor eet- en drinkgelegenheden bij sportvoorzieningen die worden geëxploiteerd door een para-commerciële rechtspersoon.

 

Eet- en drinkgelegenheden die onderdeel zijn van inrichtingen die nog zijn gesloten, blijven gesloten. Inrichtingen waar niet langer ter plaatse eten of drinken wordt verkocht en genuttigd, maar waar alleen eten of drinken wordt verkocht om elders te worden genuttigd, kunnen open blijven. Dat geldt ook voor afhaallocaties zonder zitgelegenheid, zoals snackbars. Het verbod geldt niet voor supermarkten (winkels die eten en drinken verkopen dat niet vers bereid wordt) indien daar niet ter plaatse eten of drinken wordt genuttigd (tweede lid).

 

Onderdeel b verbiedt het openhouden van sport- en fitnessgelegenheden. Onder sport- en fitnessgelegenheden vallen ook dansscholen en gelegenheden waarin trainingen als pilates, yoga en dergelijk worden aangeboden.

Het derde lid maakt daarop ter uitvoering van de aanwijzing van 24 april 2020 drie uitzonderingen. Allereerst geldt het verbod niet voor georganiseerd buiten sporten of bewegen door personen tot en met 18 jaar als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel f. Zie daarover de toelichting op het genoemde onderdeel. Daarnaast geldt een uitzondering voor instellingen voor topsport. Volgens de aanwijzing van 24 april 2020 gaat het daarbij om de instellingen voor topsport die genoemd zijn op www.nocnsf.nl/topsportaccommodaties en www.knvb.nl/trainingsaccomodaties. Verder geldt dat topsporters zich buiten instellingen voor topsport moeten houden aan de verboden in de artikelen 2.1 en 2.2.

Ten slotte geldt het verbod ook niet voor zwemgelegenheden. Dit is nodig om sporten en bewegen in zwemgelegenheden mogelijk te maken zoals aangegeven in de aanwijzing van 8 mei 2020. Zwemgelegenheden in sauna’s vallen dus niet onder uitzondering. De gemeenschappelijke was- en douchevoorzieningen in de zwemgelegenheden mogen niet worden gebruikt.

 

Ook sauna’s vallen onder het verbod (onderdeel c), inclusief privésauna’s.2 Volgens de begripsbepaling in artikel 1.2 worden onder sauna’s mede begrepen andere vormen van wellness zoals een Turks stoombad, hamam, beauty farms, thermale baden, badhuizen en spa’s. Ook vergelijkbare wellness-voorzieningen bij hotels of andere recreatieve voorzieningen vallen onder het verbod.

 

Het verbod in onderdeel d ziet op seksinrichtingen en seksbioscopen. Daaronder valt ook raamprostitutie. Escortdiensten vallen niet onder dit verbod, omdat daarbij geen sprake is van een inrichting. Wel vallen escortdiensten onder het verbod op het uitoefenen van contactberoepen in artikel 2.4, net als andere vormen van sekswerk waarbij het niet mogelijk is om een afstand van ten minste 1,5 meter in acht te nemen.

 

Ook het openhouden van coffeeshops is verboden, behalve als afhaallocatie (tweede lid). In dat geval dient de exploitant maatregelen te treffen om 1,5 meter afstand tussen de klanten te garanderen en de duur van het verblijf zoveel mogelijk beperkt te worden.

 

Onderdeel f ziet op casino’s, speelhallen en daarmee vergelijkbare inrichtingen. Onder speelhallen worden inrichtingen verstaan waar kansspel- of behendigheidsautomaten zijn opgesteld. Eet- en drinkgelegenheden met enkele kansspel- of behendigheidsautomaten vallen hier niet onder.

 

Artikel 2.4. Verboden beroepsuitoefening

Vanaf 11 mei is het uitoefenen van contactberoepen weer toegestaan. Uitzondering hierbij geldt voor sekswerkers, die voorlopig hun beroep nog niet mogen uitoefenen. Het risico op overdacht van het virus is bij de uitoefening van hun beroep te groot. Onder het beroep van sekswerker wordt blijkens de begripsbepaling verstaan het beroep waarin men zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handeling met een ander tegen betaling.

De beoefenaars van de contactberoepen die vanaf 11 mei zijn toegestaan moeten vooraf controleren of de klant klachten heeft en zijn verplicht om op afspraak te werken. Het toezicht hierop ligt niet bij de veiligheidsregio’s maar bij de verantwoordelijke inspecties.

Beoefenaren van contactberoepen of, indien er sprake is van een inrichting waarin het contactberoep wordt uitgeoefend, de beheerders van inrichting dienen maatregelen te treffen om 1,5 meter afstand te garanderen tussen klanten of bezoekers onderling.

Bij de uitoefening van contactberoepen geldt een uitzondering op de afstandseis van 1,5 meter, bedoeld in artikel 2.2.

 

Artikel 2.5. Verboden gebieden en locaties

Dit artikel drukt uit dat de plaatsvervangend voorzitter bepaalde gebieden en locaties kan aanwijzen waar niemand zich mag bevinden. Dat gaat verder dan het verbod op samenkomsten (artikel 2.1) en de verplichting om afstand te houden (artikel 2.2); in dit geval mag niemand zich meer in het gebied bevinden, behalve de personen genoemd in het tweede lid. Daarnaast gelden de algemene uitzonderingen genoemd in artikel 3.1 van deze verordening.

 

Een gebied kan ook een specifieke locatie zijn, zoals een winkel of een eet- en drinkgelegenheid. Ook vakantieparken, campings, parken, natuurgebieden, zwemgelegenheden en stranden kunnen worden aangewezen indien op deze locaties niet of niet in voldoende mate de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen of het niet in acht nemen daarvan dreigt. De plaatsvervangend voorzitter kan ook een gebied of locatie aanwijzen indien hij dat noodzakelijk acht om de zorgcontinuïteit in de regio te garanderen.

 

Het aanwijzen kan bij spoed ook mondeling geschieden. In de aanwijzing kan worden opgenomen dat deze enkel geldt voor een periode van de dag of week (bijvoorbeeld een weekend).

 

Onder noodzakelijke werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vallen bijvoorbeeld noodzakelijke werkzaamheden aan woningen en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de levering van water, gas en elektriciteit.

 

Indien het betreffende gebied toegankelijk moet blijven voor andere personen dan genoemd in het tweede lid, dan kan de plaatsvervangend voorzitter een specifieke maatregel treffen op grond van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden.

 

Artikel 2.5a. Sanitaire voorzieningen

Dit artikel bevat een verbod om sanitaire voorzieningen (gemeenschappelijke toilet-, was- en douchevoorzieningen) bij recreatieve locaties geopend te houden. Het gaat dan om de locaties van vakantieparken, campings, kampeerterreinen en kampeerveldjes (bijvoorbeeld het zogenoemde ‘kamperen bij de boer’). Het risico bestaat dat op deze locaties bij de gemeenschappelijke toilet-, was- en douchevoorzieningen niet of niet in voldoende mate de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen. Dit verhoogt op onaanvaardbare wijze het risico op verspreiding van het coronavirus. Daarnaast zal dit verbod naar verwachting bijdragen aan een vermindering van het aantal reisbewegingen.

Toiletvoorziening in pretparken, dierentuinen, natuurparken (recreatieparken), natuurgebieden en stranden vallen niet onder dit verbod en mogen dus gewoon open zijn.

Voor jachthavens geldt dat dat alleen een toiletvoorziening open mag zijn.

 

Artikel 2.6. Beëindiging voorziening openbaar vervoer

Dit artikel ziet op de voorzieningen en maatregelen die de vervoerder dient te treffen om het gebruik van de openbaar vervoer voorzieningen na 1 juni 2020 mogelijk te maken met inachtneming van de beperkende maatregelen met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen alle in de voorziening aanwezige personen en het dragen van een niet-medisch mondkapje door reizigers van 13 jaar en ouder in voertuigen en vaartuigen. Onder de te nemen maatregelen valt ook het op adequate wijze zichtbaar duidelijk maken van dergelijke maatregelen en het geven van aanwijzingen aan reizigers voor het juist gebruik van voorzieningen. Denk daarbij aan het éénrichtingsverkeer op de stations of perrons, het afplakken van stoelen in voertuigen en/of vaartuigen, verplichte ingang/uitgang van voertuigen en/of voorzieningen, het door middel van borden geven van aanwijzingen etc. De afspraken tussen de overheid en het OV over de wijze waarop de 1,5m samenleving wordt ingevuld binnen het OV zijn hierbij ook van belang (https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-infrastructuur-en-waterstaat/documenten/kamerstukken/2020/05/14/afspraken-opschalen-openbaar-vervoer-en-ov-protocol) Onder voorzieningen voor openbaar vervoer vallen ook waterbussen en de Waddenveren. Het beëindigen of beperken van het openbaar vervoer kan bij spoed ook mondeling geschieden.

 

In de handhaving van die maatregelen is een belangrijke rol weggelegd voor de BOA’s (domein IV) in dienst van de vervoerder. In voorkomende gevallen zullen deze aanwijzingen geven op grond van artikel 73 WP2000 juncto 53 BP2000 in het belang van een juist gebruik van de voorzieningen van openbaar vervoer en de opvolging van de maatregelen die bijdragen aan het in acht nemen van de afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen en het dragen door reizigers van 13 jaar en ouder van een niet-medisch mondkapje in voertuigen en vaartuigen. Handhaving kan tevens plaatsvinden op grond van artikel 52BP2000.

Immers uitgangspunt zal zijn dat BOA’s en ook de overige medewerkers van het OV, de reizigers er op wijzen, eventueel tot 2 keer toe, zich aan de maatregelen te houden, waaronder het dragen van een mondkapje in de voertuigen of vaartuigen, voordat er een aanwijzing wordt gegeven aan de reiziger. Die aanwijzing kan eruit bestaan dat de reiziger wordt gevraagd alsnog een mondkapje te dragen, danwel – bij weigering – het voertuig of vaartuig te verlaten. In geval dat de reiziger dan uiteindelijk de aanwijzing niet opvolgt dan wordt er proces-verbaal opgemaakt voor het niet opvolgen van de aanwijzing. Dit betreft dus veelal het niet opvolgen van de aanwijzing tot het dragen van een mondkapje, maar dat kunnen dus ook andere aanwijzingen zijn in het belang van de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang in het OV.

 

De vervoerders zijn gehouden reizigers van 13 jaar en ouder te verplichten in de voertuigen een mondkapje te dragen. Het gaat hierbij om een niet-medisch mondkapje. In het openbaar vervoer is de uitzonderingsbepaling van artikel 1 lid 2 onder b van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding van toepassing nu de bescherming van de gezondheid tegen het Covid-19 virus het noodzakelijk maakt om in het openbaar vervoer een mondkapje te dragen en aan het mondkapje verder geen eisen zijn gesteld anders dan dat het de neus en mond moet bedekken. De gezichtsbedekking kan dienen ter bescherming van het lichaam in verband met de gezondheid. Er is dus geen sprake van overtreding van artikel 1 lid 1 van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding in het openbaar vervoer.

 

 

Artikelen 2.7 Verboden openstelling onderwijsinstellingen

Dit artikel betreft de kabinetsmaatregelen met betrekking tot onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen. Op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 is het verbod op onderwijsactiviteiten vanaf 11 mei 2020 versoepeld voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs.

 

Gezien de leeftijd van de leerlingen geldt niet de regel dat leerlingen onderling 1,5 meter afstand moeten houden. Andere maatregelen om het risico van besmetting te beperken zijn opgenomen in de protocollen ‘Opstart basisonderwijs’ en ‘Opstart Speciaal Basisonderwijs/ Speciaal Onderwijs’ van de sectoren. Het is niet aan de veiligheidsregio’s om toezicht te houden op de naleving van alle afspraken in deze protocollen en de afspraken die door onderwijssectoren zijn gemaakt met de minister van OCW over de precieze invulling van het begrip onderwijsactiviteiten, zoals bijvoorbeeld in de servicedocumenten MBO en HO. Toezicht op het correcte gebruik van de protocollen en de andere afspraken vindt plaats door signalen over mogelijk ongewenste situaties door te geven aan de Inspectie van het onderwijs. De inspectie treedt in contact met de desbetreffende school of onderwijsinstelling of bezoekt zo nodig de school/instelling. Indien problemen worden geconstateerd die kunnen leiden tot overtreding van onderwijsregelgeving of tot kwaliteitsproblemen kan de inspectie binnen het reguliere instrumentarium optreden. Indien er aanhoudend meer leerlingen of studenten aanwezig zijn dan verantwoord is of maatregelen in het licht van de beperking van de risico’s van besmetting in het protocol aanhoudend overtreden worden kan de Inspectie van het onderwijs de bevindingen overdragen aan de (plaatsvervangend) voorzitter van de desbetreffende veiligheidsregio, die dan de noodzakelijke maatregelen kan treffen.

 

Het verbod op het bieden van onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen wordt voor het voortgezet onderwijs opgeheven met ingang van 2 juni 2020. Het onderwijs wordt stapsgewijs weer opgestart. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs kunnen weer geheel open. Hierbij moeten door de genoemde onderwijsinstellingen zorgvuldige maatregelen genomen worden om het risico van besmetting te beperken, waaronder 1,5 meter afstand houden tussen alle aanwezige personen in deze instellingen (voor het voortgezet speciaal onderwijs in bijzondere omstandigheden zo veel als mogelijk). Daarnaast moeten zij aan leerlingen vragen het openbaar vervoer te mijden.

 

Het verbod op het bieden van onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs wordt met ingang van 15 juni opgeheven voor het houden van examens, tentamens, toetsen, praktijk(gericht)onderwijs en begeleiding van kwetsbare studenten op de onderwijsinstelling, voor zover dit online niet afdoende kan. Artikel 2.7 wordt daarom met ingang van 15 juni 2020 op grond van artikel 5.1, tweede lid, vervangen door een nieuw artikel 2.7 waarin deze wijziging is verwerkt.

Als voorwaarde geldt wel dat de instellingen zorgvuldige maatregelen nemen om het risico op besmetting te beperken waaronder het houden van 1,5 meter afstand tussen alle in deze instellingen aanwezige personen en dat van studenten wordt gevraagd het openbaar vervoer zoveel mogelijk te mijden. De instellingen dienen met relevante partijen afspraken te maken over mobiliteit en het gebruik van het openbaar vervoer.

 

Artikelen 2.8 Verboden openstelling kinderopvang

Dit artikel betreft de kabinetsmaatregelen met betrekking tot kinderopvang. Vanaf 11 mei is kinderopvang van kinderen van 0 tot 4 jaar weer volledig toegestaan. Gastouders mogen daarnaast ook kinderen vanaf 4 tot 12 jaar weer opvangen. Voor de buitenschoolse opvang geldt dat deze opent in hetzelfde ritme als de basisscholen. Daarnaast blijft de kinderopvang fungeren als noodopvang, indien de beroepskracht-kindratio dit toelaat. Toezicht op de kinderopvang geschiedt door de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD).

 

Met ingang van 8 juni vervalt het verbod op het bieden van opvang in verblijven voor kinderopvang of als gastouder geheel. De (nood) opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of voor vitale processen blijft tot 8 juni ongewijzigd. Vanaf 8 juni is deze opvang alleen nog in de avond, nacht en weekend beschikbaar voor ouders die in de zorg werken (personeel van ziekenhuizen, verpleging, verzorging en thuiszorg en ambulancezorg en ondersteunend personeel zoals schoonmaak in zieken- en verpleeghuizen en militair medisch personeel).

 

Artikel 2.9. Verboden toegang verpleeghuizen en woonvormen ouderenzorg

Dit artikel ziet op de kabinetsmaatregelen inzake toegang tot verpleeghuizen (onderdeel a) en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg (onderdeel b). De nieuwe formulering van het artikel maakt duidelijk dat het niet aan de (plaatsvervangend) voorzitters van de veiligheidsregio’s is om op te treden tegen verpleeghuizen en woonvormen, maar uitsluitend tegen bezoekers die zonder toestemming van de beheerder (bestuur, directie of andere persoon die bevoegd is om namens het verpleeghuis of de woonvorm te handelen) in een verpleeghuis of woonvorm aanwezig zijn. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ziet toe op de gang van zaken in verpleeghuizen en woonvormen. Op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 dient de plaatsvervangend voorzitter op te treden indien verpleeghuizen of kleinschalige woonvormen, ondanks nadrukkelijke inspanningen van hun kant, problemen ervaren met het weigeren van bezoekers of derden die de locatie proberen binnen te komen.

 

Artikel 3.1. Uitzonderingen

Inherent aan de bevoegdheid om noodverordeningen vast te stellen is de bevoegdheid om daarvan in concrete gevallen af te wijken. De plaatsvervangend voorzitter kan derhalve in alle situaties waarin hij dat noodzakelijk acht, afwijken van de bepalingen in deze verordening. Dit wordt uitgedrukt in onderdeel c. De plaatsvervangend voorzitter dient zich daarbij vanzelfsprekend wel te houden aan de opdrachten op basis van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.

 

Daarnaast bevat artikel 3.1 uitzonderingen voor de betrokken hulpdiensten en toezichthouders (onderdeel a) en activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen (onderdeel b). De uitzondering in onderdeel b dient strikt te worden opgevat: ze biedt geen vrijbrief voor allerhande afwijkingen van de noodverordening ten behoeve van vitale processen, maar geldt alleen indien de toepassing van een verbod op bepaalde activiteiten de voortgang van vitale processen in gevaar zou brengen.

 

De uitzonderingen staan er niet aan in de weg dat de plaatsvervangend voorzitter in concrete gevallen van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden gebruikmaakt.

 

Het schenden van voorschriften en beperkingen als bedoeld in het tweede lid is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 4.2. Toezicht

Op basis van de Politiewet 2012 en de Wet veiligheidsregio’s treden de politie en de Koninklijke marechaussee op ter handhaving van deze verordening. Daaronder valt zowel de feitelijke handhaving met behulp van de politie (artikel 172, tweede lid, Gemeentewet jo. artikel 39 Wet veiligheidsregio’s) als de strafrechtelijke sanctionering.

 

Daarnaast worden in artikel 4.2 toezichthouders aangewezen ten behoeve van de mogelijke bestuursrechtelijke handhaving van deze verordening. Naast ambtenaren van politie en militairen van de Koninklijke marechaussee zijn dat ook de door de plaatsvervangend voorzitter aangewezen toezichthouders én door de (plaatsvervangend) voorzitters aan te wijzen toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Alle boa’s kunnen worden aangewezen en niet alleen de boa’s zoals genoemd in artikel 142, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering. Voor zover de plaatsvervangend voorzitter voornemens zou zijn boa’s aan te wijzen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een ministerie (rijksboa’s) vindt voorafgaand aan de aanwijzing overleg plaats met het betreffende ministerie.

 

Artikel 5.1. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze verordening wordt bekendgemaakt door plaatsing op de website van de veiligheidsregio Haaglanden (www.vrh.nl). Van deze verordening wordt voorts mededeling gedaan in het publicatieblad van de veiligheidsregio Haaglanden (Blad gemeenschappelijke regelingen; www.officielebekendmakingen.nl).

 

In verband met de mogelijke verlenging van de maatregelen bevat deze verordening geen vervaldatum. De verordening zal zo spoedig als mogelijk is ingetrokken worden.

 

Artikel 5.3. Overgangsrecht

Met deze overgangsrechtelijke bepaling wordt voorkomen dat besluiten op basis van de vorige noodverordeningen (zoals aanwijzingen van uitzonderingen en toezichthouders) hun geldigheid verliezen.

 

 

Naar boven