Beleidsregel giften, ontvangsten en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland

Inleiding

WerkSaam trekt inkomen af van de uitkering. Een gift, ontvangsten of schadevergoeding zijn soms inkomen en soms vermogen. Het krijgen van een gift of schadevergoeding of andere ontvangsten heeft niet altijd gevolgen voor het recht op een uitkering. De Participatiewet noemt een aantal schadevergoedingen en ontvangsten op die in ieder geval wel of niet worden vrijgelaten. In deze beleidsregel staat hoe WerkSaam omgaat met schadevergoedingen en ontvangsten die de Participatiewet niet noemt. Ook staat er in hoe WerkSaam omgaat met giften.

 

Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;

 

gelet op artikel 31 van de Participatiewet;

 

omdat het wenselijk is aanvullende regels vast te stellen over hoe WerkSaam om gaat met giften, ontvangsten en schadevergoedingen die de cliënt ontvangt vóór of tijdens de uitkeringsperiode;

 

b e s l u i t :

 

de Beleidsregel giften, en schadevergoedingen Participatiewet WerkSaam Westfriesland te wijzigen in:

de Beleidsregel giften, ontvangsten en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland.

 

De tekst na wijziging luidt als volgt:

Beleidsregel giften, ontvangsten en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel betekent:

  • a.

    Cliënt: de persoon die een uitkering van WerkSaam ontvangt.

  • b.

    Gift: een ontvangst in geld of natura waar de cliënt niets voor terug hoeft te doen.

  • c.

    Schadevergoeding: een vergoeding voor geleden of nog te lijden schade.

  • d.

    Middelen: de middelen zoals bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet.

  • e.

    Inkomen: inkomsten die in mindering moeten worden gebracht op de bijstandsuitkering zoals bedoeld in artikel 32 en 33 lid 1 van de Participatiewet.

  • f.

    Vermogen: de waarde van de bezittingen van de cliënt na aftrek van de schulden.

 

Artikel 2. Giften en ontvangsten

  • 1.

    WerkSaam laat een gift vrij als deze is bedoeld voor kosten waarvoor de cliënt, zonder de gift, een vergoeding bijzondere bijstand of WMO-voorziening zou krijgen. Dit kunnen eenmalige en periodieke giften zijn.

  • 2.

    Onder eenmalig wordt verstaan: eenmaal per kalenderjaar van één persoon of instelling ontvangen.

  • 3.

    Onder periodiek wordt verstaan: twee maal of meer per kalenderjaar van één persoon of instelling ontvangen.

  • 4.

    Andere eenmalige giften dan genoemd in het eerste lid van dit artikel laat WerkSaam per jaar vrij tot € 1.000,00 per kalenderjaar, dit geldt voor alleenstaanden en gehuwden/samenwonenden. Het meerdere wordt gezien als inkomen in de maand waarin de gift is ontvangen. Is dit meerdere bedrag zo hoog dat het niet volledig in mindering kan worden gebracht op de maanduitkering, dan wordt het resterende bedrag tot het vermogen gerekend.

  • 5.

    Andere periodieke giften dan genoemd in het eerste lid van dit artikel zijn inkomen.

  • 6.

    Bij een gift in natura bepaalt WerkSaam wat de gift waard is in geld en of dit tot de middelen gerekend wordt.

  • 7.

    Alle niet herleidbare ontvangsten, in ieder geval in de vorm van kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van de cliënt of zijn gezinsleden, zijn inkomen.

  • 8.

    Ontvangsten als gevolg van een prijs of loterij zijn middelen. De beoordeling of de ontvangsten als inkomen of vermogen dienen te worden aangemerkt wordt gedaan volgens het bepaalde in artikel 2 leden 2 tot en met 5 van deze beleidsregel.

  •  

Artikel 3. Materiële schadevergoeding

  • 1.

    WerkSaam laat een materiële schadevergoeding vrij als de cliënt de vergoeding gebruikt om de geleden of toekomstige schade te herstellen.

  • 2.

    Als de cliënt een schadevergoeding voor materiële schade niet gebruikt om de schade te herstellen dan is deze vergoeding vermogen.

  • 3.

    Een schadevergoeding voor het verlies van inkomen uit werk is inkomen.

 

Artikel 4. Immateriële schadevergoeding

  • 1.

    Van het bedrag aan ontvangen immateriële schadevergoeding rekent WerkSaam 2/3e deel tot het vermogen en 1/3e deel niet.

  • 2.

    Het deel van de immateriële schadevergoeding dat tot het vermogen wordt gerekend, wordt afgezet tegen de ruimte waarmee het vermogen tot aan de vermogensgrens van artikel 34 lid 3 van de Participatiewet nog mocht groeien.

     

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze gewijzigde beleidsregel treedt in werking op 1 juni 2020.

 

Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 14 mei 2020.

De voorzitter, D. te Grotenhuis

De directeur, M.J. Dölle

 

Toelichting

 

Artikel 1 . Begrips omschrijvingen

Een gift is een ontvangst van derden die uit vrijgevigheid wordt ontvangen en die kan worden gegeven in geld of in natura (voorwerp, dienst, betaling voor een ander) waar de cliënt niets voor terug hoeft te doen (geen tegenprestatie). Andere ontvangsten dan hier genoemd zoals een prijs in een loterij zijn geen giften, maar kunnen op grond van artikel 31 van de Participatiewet wel een middel zijn die voor bijstandsverlening van belang zijn.

 

Een schadevergoeding is een geldbedrag om schade te kunnen herstellen of te compenseren, bijvoorbeeld na een ongeluk of brand. Er zijn twee soorten schadevergoedingen, namelijk materiële en immateriële schadevergoedingen. Een materiële schadevergoeding is om concrete kosten te betalen die gemaakt zijn of nog gemaakt gaan worden. Denk bijvoorbeeld aan het repareren van een bril of gemaakte ziekenhuiskosten. Een immateriële schadevergoeding is voor emotionele schade zoals verdriet, pijn of verlies van plezier in het leven. Deze schadevergoeding heet ook wel smartengeld.

 

Over vermogen kan nog worden opgemerkt dat voor de weging van vermogensbestanddelen wordt aangesloten bij de regels die zijn vastgelegd in de Participatiewet zelf en in onze eigen beleidsregel vermogen WerkSaam Westfriesland.

 

Artikel 2. Giften en ontvangsten

Het krijgen van een gift heeft niet altijd gevolgen voor een uitkering. Wij laten giften voor een bepaald doel vrij als de cliënt - wanneer diegene de gift niet had gekregen – speciaal daarvoor een vergoeding uit een voorziening als de bijzondere bijstand of de Wet maatschappelijke ondersteuning had kunnen krijgen. Bijvoorbeeld voor zwemlessen van een kind. Het wordt onredelijk geacht om de besparing van een beroep op een van deze overheidsvoorzieningen te niet te doen door deze mee te wegen bij de verlening van algemene bijstand. Daarom wordt dit soort giften vrijgelaten. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om periodieke of eenmalige giften.

 

Ook andere eenmalige giften dan genoemd in het eerste lid van dit artikel laten wij voor een deel vrij. WerkSaam laat een gift lager dan € 1.000,00 per kalenderjaar vrij. Meerdere eenmalige giften worden bij elkaar opgeteld en worden vrijgelaten voor zover zij samen niet boven dit bedrag per kalenderjaar uit komen.

 

Periodieke giften anders dan genoemd in het eerste lid van dit artikel laten wij niet vrij. Wij merken ze aan als inkomen en ze moeten dus op de bijstandsuitkering in mindering worden gebracht. De reden hiervoor is dat die cliënt anders periodiek en/of structureel meer te besteden zou hebben als een andere cliënt die geen giften ontvangen en dat is onwenselijk. Om dit tegen te gaan zien wij periodieke giften als inkomen. De uitkering algemene bijstand wordt dan dus lager.

 

Als een gift in natura wordt ontvangen bepaalt WerkSaam de waarde in geld. Hoe wij dat doen is afhankelijk van de aard van de gift. De waarde van een voorwerp of reis kan bijvoorbeeld bepaald worden met een nota, de NIBUD-normen of een bankafschrift van de gever. Het kan ook nodig zijn om de waarde te laten bepalen door een deskundige middels een taxatie of schatting gebaseerd op gemiddelde vergelijkbare handels-/verkoopprijzen. Wanneer een cliënt stelt een reis of vakantie te hebben gekregen, dan dient ook hiervan de waarde bekend te worden gemaakt door de cliënt. Als een cliënt eenmaal per jaar een gift krijgt voor bijvoorbeeld een reis of vakantie, kan deze dus tot een bedrag van € 1.000,00 worden vrijgelaten, omdat het dan valt onder artikel 2 lid 4 van deze beleidsregel. In alle gevallen bepaalt WerkSaam of de giften in het kader van bijstandverlening als verantwoord kunnen worden aangemerkt en of zij al dan niet als inkomen of vermogen worden beschouwd.

 

Niet-herleidbare kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening worden tot de middelen gerekend en aangemerkt als inkomen. Zij dienen daarom volledig in mindering te worden gebracht op het recht op algemene bijstand. Er geldt hiervoor dus geen vrijlatingsbedrag, zoals bij eenmalige giften wel het geval is. Er is dan namelijk sprake van een structurele inkomensverbetering en dat verhoudt zich niet met het karakter van bijstand als minimumvoorziening. Niet herleidbaar betekent niet dat er geen verklaring is gegeven door de cliënt, maar dat deze verklaring niet is aangetoond en voor WerkSaam niet verifieerbaar is.

Ook wel herleidbare bijschrijvingen kunnen inkomen zijn. Geldleningen bijvoorbeeld zijn niet van het middelenbegrip uitgezonderd. Wanneer men over het geleende geldbedrag kan beschikken en dan kan aanwenden voor de kosten van levensonderhoud, is het ook gewoon inkomen. Dat kan anders zijn als men vanwege gebrek aan een ander inkomen op een zeker bedrag als geldlening voor de noodzakelijke bestaanskosten is aangewezen, bijvoorbeeld in de periode die vooraf gaat aan de beslissing op de bijstandsaanvraag.

 

Ontvangsten als gevolg van een prijs of loterij worden altijd tot de middelen gerekend. Zij volgen voor de vraag of het als inkomen of vermogen dient worden aangemerkt, de weg van beoordeling zoals deze ook voor giften is beschreven in artikel 2 leden 2 tot en met 5 van deze beleidsregel. Dus een eenmalige prijs in een loterij tot € 1000,00 wordt –mits er geen andere eenmalige giften in hetzelfde kalenderjaar zijn- vrijgelaten.

 

Om de beoordeling te kunnen maken of giften en/of ontvangsten tot de middelen worden gerekend en wel of niet als eenmalig en/of onder het vrijlatingsbedrag daarvan blijven, is het altijd nodig dat cliënten ons hierover informeren. Met andere woorden, ook al hebben de giften of ontvangsten geen gevolgen van de bijstandverlening, het melden ervan blijft onder de inlichtingenplicht van artikel 17 lid 1 PW vallen.

 

Artikel 3 . Materiële schadevergoeding

De cliënt moet aantonen waar de schadevergoeding voor bedoeld is. Ook moet de cliënt bewijsstukken laten zien dat de vergoeding is gebruikt om de schade te herstellen. De schadevergoeding heeft dan geen gevolgen voor het recht op een uitkering. Het kan zijn dat de schadevergoeding is bedoeld voor kosten die de cliënt in de toekomst gaat maken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand voor de rest van zijn leven fysiotherapie nodig heeft, bepaalde hulpmiddelen nodig gaat hebben of eerder dan gebruikelijk bepaalde uitgaven voor bijvoorbeeld thuiszorg gaat krijgen. Ook dan laat WerkSaam de schadevergoeding vrij. De cliënt moet wel aantonen welke kosten nog gemaakt gaan worden. Dit moet worden aangetoond, bijvoorbeeld met de opname van de kosten in een schadestaat op basis waarvan de vergoeding is betaald of een rechterlijke uitspraak over de schadevergoeding.

 

Een uitzondering is de materiële schadevergoeding die bedoeld is als inkomen. De cliënt krijgt deze als hij/zij niet of niet volledig meer kan werken. De cliënt kan hierdoor bijvoorbeeld zijn baan verliezen waardoor het inkomen lager is of helemaal wegvalt. Een schadevergoeding die hiervoor bedoeld is zien wij als inkomen. Wij kijken dan voor welke periode de schadevergoeding precies bedoeld is. Dat kan ook een periode in het verleden zijn. Het afhandelen van een schade duurt namelijk vaak lang. Meestal is de schadevergoeding één bedrag. Het is dan lastig om een bedrag per maand te bepalen. De cliënt moet dan aantonen hoeveel het inkomen is gedaald. Dat kan met salarisstroken of jaaropgaven maar ook met een brief van bijvoorbeeld het UWV of werkgever. Ook kan een overzicht van de schade van een schadespecialist duidelijkheid geven.

 

Artikel 4 . Immateriële schadevergoeding

Immateriële schadevergoeding laat WerkSaam tot 1/3e deel vrij zodat 2/3e deel tot het vermogen wordt gerekend. Dat is in lijn met jurisprudentie op dit punt, zie ECLI:NL:CRVB:2005:AU3208.

 

Het vermogen dient vervolgens te worden afgezet tegen de ruimte waarmee het vermogen nog mocht groeien. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het bij een vermogenstoename afhankelijk is van de hoogte daarvan en de nog toegestane vermogensaanwas of het gevolgen heeft voor een lopende bijstandsuitkering. Gaat het om vermogen bij een aanvraag, dan is het recht op bijstand afhankelijk van het vastgestelde vermogen en de vermogensgrens van artikel 34 lid 3 van de Participatiewet.

 

Vergoedingen voor materiele en immateriële schade worden volledig vrij gelaten wanneer er sprake is van een ministeriële regeling, volgens artikel 31 lid 2. van de Participatiewet.

 

Naar boven