Blad gemeenschappelijke regeling van Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland | Blad gemeenschappelijke regeling 2020, 443 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland | Blad gemeenschappelijke regeling 2020, 443 | Verordeningen |
Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 29 april 2020
op grond van artikel 39 Wet Veiligheidsregio’s juncto artikel 176 Gemeentewet
De waarnemend voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland,
Dat in Nederland, maar ook wereldwijd, er een uitbraak is van het Coronavirus (COVID-19);
Dat om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan er maatregelen worden genomen;
Dat de minister voor Medische Zorg en Sport mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, de waarnemend voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland op basis van artikel 7 van de Wet Publieke Gezondheid en met in achtneming van artikel 39, eerste lid, van de Wet Veiligheidsregio’s op 13 maart 2020, 15 maart 2020, 17 maart 2020, 20 maart 2020, 23 maart 2020, 24 maart 2020, 3 april 2020 (inclusief correctie daarop) en 24 april 2020 opdracht heeft gegeven om de bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van COVID-19 tegen te gaan en onder andere opdracht heeft gegeven om alle evenementen in de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland in de periode van 13 maart tot en met 1 september 2020 af te gelasten, waarbij dit ook geldt voor publieke locaties, zoals musea, concertzalen, theaters en sportwedstrijden;
Dat in verband met deze ministeriële opdracht door de waarnemend voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland op 13 maart 2020, 15 maart 2020, 17 maart 2020, 20 maart 2020, 23 maart, 24 maart 2020, 3 april 2020 (inclusief correctie daarop) en 24 april 2020 is bepaald dat hij ten behoeve van de crisisbeheersing ingevolge artikel 39 Wet Veiligheidsregio’s (Wvr) alle in dat artikel genoemde bevoegdheden uitoefent;
Dat de waarnemend voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd is toepassing te geven aan de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zes lid Gemeentewet;
Dat overeenkomstig deze bevoegdheid de waarnemend voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland heeft besloten om ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid alle openbare samenkomsten en vermakelijkheden zoals bedoeld in artikel 174 Gemeentewet, zoals onder andere evenementen/ bijeenkomsten/ activiteiten/ wedstrijden/ musea/ theaters en dergelijke af te gelasten;
Dat de reguliere beschikbare middelen om de hierboven genoemde bescherming van veiligheid en gezondheid te waarborgen, thans onvoldoende soelaas bieden en dat het noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde en waarborging van veiligheid en gezondheid, onder deze buitengewone omstandigheden en gelet op de aanvullende maatregelen van 13 maart 2020, 15 maart 2020, 17 maart 2020, 20 maart 2020, 23 maart 2020, 24 maart 2020, 3 april 2020 (inclusief correctie daarop) en 24 april 2020 algemeen verbindende voorschriften te stellen;
Dat het onder deze omstandigheden noodzakelijk is om, in voorkomende gevallen, bestaande grondrechten te beperken aanvullend op het gestelde in artikel 176, eerste lid, Gemeentewet ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar om de veiligheid en gezondheid te kunnen beschermen;
Dat deze verboden gelden voor het gehele grondgebied van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland;
Noodverordening van de waarnemend voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland houdende voorschriften ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus/COVID-19 (Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 28 april 2020)
De waarnemend voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland,
gelet op artikel 176 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s,
gelet op de aanwijzingen van de minister voor Medische Zorg en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 13 maart 2020, nr. 1662578-203166-PG, van 15 maart, nr. 1663097-203238-PG en van 17 maart, nr. 1663666-203280-PG, de aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 maart 2020, nr. 1665126-203432-PG, de aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 23 maart 2020, nr. 1665182-203445-PG, de aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 24 maart 2020, nr. 1666478-203555-PG, de aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 3 april 2020, nr. 1671030-203951-PG (inclusief correctie daarop) en de aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 3 april 2020, nr. 1679465-204590-PG;
besluit de volgende regeling vast te stellen:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeenten die behoren tot de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland te weten Aalten, Apeldoorn, Berkelland, Bronckhorst, Brummen, Doetinchem, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Lochem, Montferland, Nunspeet, Oldebroek, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Putten, Voorst, Winterswijk en Zutphen.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
cruciale beroepen: cruciale beroepen als bedoeld op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vragen-over-coronavirus-en-kinderopvang/cruciale-beroepen;
eet- en drinkgelegenheden: inrichtingen waar ter plaatse eten of drinken wordt verkocht en genuttigd, met uitzondering van inrichtingen in bedrijven, instellingen en andere organisaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn (bedrijfskantines en bedrijfscatering) en inrichtingen in hotels (ontbijt-/eetzaal) ten behoeve van de daar overnachtende hotelgasten;
evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel g, van de Gemeentewet en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; onder evenementen vallen mede, maar niet uitsluitend, herdenkingsplechtigheden, braderieën, optochten niet zijnde manifestaties in de zin van de Wet openbare manifestaties, feesten, festivals, popconcerten en overige muziekvoorstellingen, betaald voetbalwedstrijden (met of zonder publiek), straatfeesten, barbecues en vechtsportwedstrijden;
vitale processen: vitale processen als bedoeld op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vragen-over-coronavirus-en-kinderopvang/cruciale-beroepen;
Artikel 2.1. Verboden samenkomsten
Artikel 2.2. Verbod niet in acht nemen veilige afstand
Artikel 2.3. Verboden openstelling inrichtingen
De verboden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, e en g, zijn niet van toepassing indien uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van eten, drinken, softdrugs of producten voor gebruik anders dan ter plaatse, mits de exploitant maatregelen heeft getroffen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen te garanderen en de duur van hun verblijf in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt.
Artikel 2.4. Verbod uitoefenen contactberoepen
Artikel 2.5. Verboden gebieden en locaties
Artikel 2.5a. Sanitaire voorzieningen
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het gedeelte waar de afstort van het chemische toilet (zogeheten cassette) in gemeenschappelijke toilet-, was- en douchevoorzieningen plaats moet vinden, mits de exploitant maatregelen heeft getroffen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen te garanderen, de duur van hun verblijf in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt, een goed sleutel- en schoonmaakbeleid wordt gevoerd en er voor wordt zorg gedragen dat alleen de aanwezige betrokkene bij de afstort toegang krijgt.
Artikel 2.6. Beëindiging voorziening openbaar vervoer
De voorzitter kan in overleg met de vervoerder voorzieningen voor openbaar vervoer beëindigen of beperken, indien:
Artikel 2.7. Verboden openstelling onderwijsinstellingen
Artikel 2.8. Verboden openstelling kinderopvang
Artikel 2.9. Verboden toegang verpleeghuizen en woonvormen ouderenzorg
Het is verboden om zonder toestemming van de beheerder aanwezig te zijn in:
Hoofdstuk 4. Toezicht en handhaving
Artikel 4.1. Opvolgen aanwijzingen
Alle aanwijzingen en bevelen ter uitvoering van deze verordening gegeven door daartoe bevoegde functionarissen dienen stipt en onmiddellijk nagekomen te worden.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
Artikel 5.1. Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze verordening wordt bekendgemaakt op www.vnog.nl en treedt onmiddellijk na de bekendmaking in werking.
Artikel 5.2. Intrekking vorige noodverordening
De Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 26 maart 2020 en het Wijzigingsbesluit i.v.m. datumverlenging en nieuw artikel 2.8. van Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland 26 maart 2020 worden ingetrokken.
Besluiten op basis van de Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 26 maart 2020 en het Wijzigingsbesluit i.v.m. datumverlenging en nieuw artikel 2.8. van Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland 26 maart 2020 worden geacht te berusten op deze noodverordening.
Artikel 5.4. Wijzigingen onderwijsinstellingen met ingang van 11 mei 2020
Met ingang van 11 mei 2020 komt artikel 2.7, tweede en derde lid, te luiden:
2. Dit verbod is niet van toepassing op:
a. scholen voor speciaal onderwijs, voor speciaal basisonderwijs, locaties voor basisonderwijs verbonden aan asielzoekerscentra en locaties voor basisonderwijs uitsluitend voor nieuwkomers;
b. scholen voor basisonderwijs waarbij leerlingen voor ten minste de helft van de reguliere onderwijstijd naar school kunnen gaan;
c. de organisatie van onderwijs op afstand, waarbij studenten en leerlingen via een (digitaal) medium onderwijs krijgen in de thuissituatie;
d. de opvang van kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of voor vitale processen;
e. de organisatie van toetsing en examens mits zorgvuldige maatregelen zijn getroffen om het risico van besmetting te beperken;
f. kleinschalig georganiseerde opvang of begeleiding van leerlingen voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is; en
g. scholen bij een open of gesloten residentiële instelling.
3. Onderwijsinstellingen werken mee aan openstelling ten behoeve van opvang of begeleiding als bedoeld in het tweede lid, onderdelen d en f.
Artikel 5.5. Wijzigingen kinderopvang met ingang van 11 mei 2020
Met ingang van 11 mei 2020 wordt artikel 2.8 als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar in verblijven voor kinderopvang en voor opvang van kinderen van 0 tot 12 jaar bij een gastouder;
d. de opvang van kinderen van 4 tot en met 12 jaar in verblijven voor kinderopvang, die op dezelfde dag ook naar school mogen volgens artikel 2.7, tweede lid, onder a of b.
2. Aan het derde lid wordt toegevoegd: “Medewerking hoeft niet te worden verleend als de beroepskracht-kindratio in de zin van de Wet kinderopvang wordt overschreden, doordat opvang geboden moet worden aan kinderen waarvoor de kinderopvang geen gecontracteerde opvang behoeft te leveren.”
Deze verordening wordt aangehaald als: Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 29 april 2020.
Vastgesteld op 29 april 2020 te Apeldoorn
De waarnemend voorzitter van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
In Nederland, maar ook wereldwijd, is er een uitbraak van het coronavirus (COVID-19), behorende tot groep A van de infectieziektes. Ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid worden maatregelen genomen om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.
Aangezien de uitbraak van COVID-19 een crisis van meer dan plaatselijke betekenis betreft, zijn in verband met deze crisis ten behoeve van de crisisbeheersing ingevolge artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s alle in dat artikel genoemde bevoegdheden van de tot de regio behorende burgemeesters overgegaan naar de voorzitter van de veiligheidsregio. Daartoe behoort ook de bevoegdheid om in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, algemeen verbindende voorschriften te geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn (artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet).
In deze noodverordening worden de opdrachten van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), mede namens de minister van Justitie en Veiligheid (JenV), in de aanwijzing van 24 april 2020, nr. 1679465-204590-PG, waar nodig uitgewerkt in algemeen verbindende voorschriften. Deze opdrachten zijn gebaseerd op artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.
Het verbod op evenementen zoals opgenomen in artikel 2.1, derde lid, geldt tot 1 september 2020. De overige maatregelen gelden in elk geval tot en met 19 mei 2020. In verband met de mogelijke verlenging van de maatregelen bevat deze verordening geen vervaldatum.
Handelen in strijd met de voorschriften uit deze verordening is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. Dit wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Ook kan de voorzitter van de veiligheidsregio een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen.[1]
Deze verordening staat er niet aan in de weg dat de voorzitter van de veiligheidsregio gebruikmaakt van andere bevoegdheden om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen, zoals de bevoegdheid tot het geven van voorschriften van technisch-hygiënische aard in artikel 47 van de Wet publieke gezondheid, bevoegdheden in de Wet openbare manifestaties en de bevoegdheid tot het geven van bevelen ter beperking van gevaar in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet (in combinatie met artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s).
Het begrip ‘publieke ruimte’ is opgenomen om te verduidelijken dat daaronder zowel de openbare ruimte als de voor het publiek openstaande gebouwen, locaties en daarbij behorende erven vallen, al dan niet met enige beperking. Het gaat bijvoorbeeld om de openbare weg, parken, parkeerterreinen en plantsoenen, het publieke gedeelte van het gemeentehuis en voor het publiek toegankelijke winkels en andere gebouwen. Ook vaartuigen en voertuigen in openbare ruimte en voor het publiek openstaande ruimte worden tot de publieke ruimte gerekend, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten.
Zie verder de toelichting op de artikelen waarin de begrippen gebruikt worden.
Artikel 2.1. Verboden samenkomsten
Dit artikel bevat een verbod op evenementen tot 1 september 2020 (derde lid) en een verbod op overige samenkomsten (eerste en tweede lid). Het verbod op overige samenkomsten geldt op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 in beginsel tot en met 19 mei 2020.
Ook samenkomsten buiten de publieke ruimte vallen onder het eerste lid. Zo kan worden opgetreden tegen bijvoorbeeld ‘coronafeestjes’ in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke.
Het tweede lid bevat een aantal uitzonderingen op het verbod op andere samenkomsten dan evenementen, mits daarbij de afstand van 1,5 meter in acht wordt genomen. Onderdeel a ziet op wettelijk verplichte samenkomsten, zoals vergaderingen van gemeenteraden en andere vertegenwoordigende organen, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn. Het gaat in deze uitzondering alleen om de wettelijk verplichte vergaderingen. Sinds 9 april 2020 geldt de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, op grond waarvan wettelijk verplichte vergaderingen van decentrale vertegenwoordigende lichamen ook in een digitale omgeving kunnen plaatsvinden.
De uitzondering voor ‘samenkomsten die noodzakelijk zijn voor de continuering van de dagelijkse werkzaamheden van instellingen, bedrijven en andere organisaties, mits daarbij niet meer dan honderd personen aanwezig zijn en maatregelen zijn getroffen om 1,5 meter afstand tussen de aanwezigen te garanderen’ (onderdeel b) moet terughoudend geïnterpreteerd worden. Te denken valt aan de organisatie van staatsexamens. Activiteiten die ook georganiseerd kunnen worden zonder een fysieke samenkomst of activiteiten die enkel gericht zijn op vermaak, voldoen niet aan de eis van noodzakelijkheid en vallen derhalve niet onder deze uitzondering.
Onderdeel c bevat een uitzondering voor uitvaarten (begrafenissen en crematieplechtigheden) en huwelijksvoltrekkingen, mits daarbij niet meer dan dertig personen aanwezig zijn. De uitzondering voor uitvaarten ziet niet op asverstrooiing.
Een fundamenteel verschil is dat een uitvaartplechtigheid krachtens de Wet op de lijkbezorging in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden moet plaatsvinden. De asverstrooiing kan ook op een later moment plaatsvinden.
Onderdeel d bevat een uitzondering voor samenkomsten van religieuze of levensbeschouwelijke aard. Deze bepaling doet niet af aan de dringende oproep van het kabinet om erediensten (waaronder de reguliere kerkdienst en het vrijdagmiddaggebed) tot een minimum te beperken en waar mogelijk digitaal uit te zenden zodat mensen op afstand de dienst kunnen volgen.
Onderdeel e drukt uit dat de in artikel 2.7, tweede lid, en artikel 2.8, tweede lid, toegestane activiteiten gerelateerd aan onderwijs en kinderopvang niet onder de verboden samenkomsten vallen.
Georganiseerd buiten sporten en bewegen tot en met 18 jaar
Artikel 2.1, tweede lid, onderdeel f, bevat een uitzondering voor georganiseerd buiten sporten en bewegen door kinderen en jongeren, zoals aangekondigd op 21 april 2020. Het artikel maakt duidelijk dat daarmee wordt gedoeld op door sportverenigingen of professionals georganiseerd en zichtbaar begeleid buiten sporten en bewegen van personen tot en met 18 jaar. Daarbij geldt voor kinderen tot en met 12 jaar niet de afstandseis van 1,5 meter (zie artikel 2.2, tweede lid, onder b). Voor jongeren van 13 tot en met 18 jaar geldt deze eis wel. Dit betekent dat sporten zoals voetbal, hockey, (kick)boksen en basketbal, waarbij contact en nabijheid veelal onvermijdelijk is, voor jongeren van 13 tot en met 18 jaar niet mogelijk zijn zonder aanpassingen in de trainingsvorm. Voor die sporten zullen dan ook alleen aangepaste trainingen kunnen plaatsvinden. Daarnaast valt te denken aan atletiek, boogschieten en tennis. Het sporten en bewegen hoeft niet in teamverband plaats te vinden.
Wedstrijden in competitieverband en oefenwedstrijden met andere sportclubs zijn niet toegestaan. Interne oefenwedstijden in clubverband voor kinderen tot en met 12 jaar zijn wel toegestaan. Verder volgt uit de omschrijving dat toeschouwers anders dan eventuele zichtbare begeleiders niet zijn toegestaan.
Aangezien de uitzondering enkel betrekking heeft op het georganiseerd buiten sporten en bewegen, is douchen op de sportclub of in het clubhuis na afloop van het sporten of bewegen evenmin toegestaan.
De gemeenten voeren hier de regie over en maken met sportverenigingen en andere betrokkenen afspraken over de organisatie en zichtbare begeleiding van verschillende vormen van buiten sporten en bewegen, uiteraard in overleg met de voorzitter. Bij georganiseerd sporten en bewegen gaat het om professionals (zoals sportleraren, buurtcoaches en cultuurcoaches) die zorgdragen voor de organisatie en de zichtbare begeleiding bij het sporten en bewegen. Voor sporten en bewegen in de openbare ruimte (zoals in parken of op pleinen), niet zijnde sportterreinen en sportvelden, kunnen beperkingen gelden in de gemeenten. Zie ook de toelichting op artikel 2.3, derde lid.
Een specifieke categorie samenkomsten zijn de evenementen (derde lid). Deze zijn verboden tot 1 september 2020. De achtergrond daarvan is dat op vermaak gerichte samenkomsten die bedoeld zijn om publiek te trekken tot 1 september 2020 in beginsel niet verantwoord zijn.
Elke gemeenteraad bepaalt zelf welke activiteiten in de desbetreffende gemeente een vergunning- of meldplichtig evenement vormen. Daarbij vertonen de gemeentelijke regels verschillen die niet te maken hebben met de huidige crisis. Om te voorkomen dat de inhoud van het verbod op evenementen tussen en zelfs binnen veiligheidsregio’s uiteenlopende betekenissen krijgt, is ervoor gekozen om in alle noodverordeningen dezelfde omschrijving van het begrip evenement op te nemen. Daarvoor is aangeknoopt bij de omschrijving van het begrip evenement in het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor een algemene plaatselijke verordening: ‘elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak’. Artikel 1.2 van deze verordening drukt uit dat het in elk geval gaat om herdenkingsplechtigheden, braderieën, optochten, feesten, festivals, popconcerten en overige muziekvoorstellingen, betaald voetbalwedstrijden (met of zonder publiek), straatfeesten, barbecues en (vecht)sportwedstrijden. Omwille van de duidelijkheid zijn markten en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties (voor zover deze vermaak tot doel hebben) van het begrip evenement uitgezonderd.
Het verbod op evenementen geldt in beginsel tot 1 september 2020. Als het verbod op andere samenkomsten in de publieke ruimte voor 1 september 2020 versoepeld zou worden, komt de vraag op of het noodzakelijk is dat evenementen, in welke vorm of omvang dan ook, verboden moeten blijven. Denkbaar is dat de voorzitter van de veiligheidsregio in dat geval, als dat mogelijk is binnen de grenzen van de dan geldende aanwijzing van de minister van VWS, een vrijstelling of ontheffing verleent voor een of meer (categorieën van) evenementen die naar zijn oordeel veilig doorgang kunnen vinden. Dat laat zich moeilijk voorstellen bij bijvoorbeeld betaald voetbalwedstrijden en grote popconcerten, maar is wel denkbaar bij voorstellingen van culturele instellingen die een protocol hebben ontwikkeld op basis waarvan voorstellingen veilig – met inachtneming van 1,5 meter afstand – kunnen plaatsvinden.
Artikel 2.2. Niet in acht nemen veilige afstand
Dit artikel bevat een verbod op al dan niet toevallige groepsvorming in de publieke ruimte.
Artikel 2.3. Verboden openstelling inrichtingen
Dit artikel ziet op inrichtingen die niet langer opengehouden mogen worden. Nieuw ten opzichte van de vorige noodverordening is dat het artikel expliciet bepaalt dat afhaal ook mogelijk is vanuit inrichtingen waar normaal gesproken op de uiterlijke verzorging gerichte contactberoepen worden uitgeoefend (tweede lid) en dat nieuwe uitzonderingen zijn opgenomen op het verbod om sport- en fitnessgelegenheden geopend te houden (derde lid).
Eet- en drinkgelegenheden (onderdeel a) is een brede omschrijving die duidt op gelegenheden waar ter plaatse de daar gekochte spijzen en dranken genuttigd kunnen worden. De ratio achter dit verbod is dat voorkomen moet worden dat te veel mensen in een beperkte ruimte gedurende enige tijd bij elkaar zijn, om zo besmettingsgevaar te beperken.
Dit betekent dat ook eet- en drinkgelegenheden van (woon-)warenhuizen, benzinestations, shoppingcenters, grote supermarkten en andere winkels moeten sluiten. Inrichtingen waar niet langer ter plaatse eten of drinken wordt verkocht en genuttigd, maar waar alleen eten of drinken wordt verkocht om elders te worden genuttigd, kunnen openblijven. Dat geldt ook voor afhaallocaties zonder zitgelegenheid, zoals snackbars.
Het verbod geldt niet voor supermarkten (winkels die eten en drinken verkopen dat niet vers bereid wordt) indien daar niet ter plaatse eten of drinken wordt genuttigd (tweede lid). Onder eet- en drinkgelegenheden worden voorts niet begrepen bedrijfskantines, bedrijfscatering en eetgelegenheden in hotels (ontbijt-/eetzaal) ten behoeve van de daar overnachtende hotelgasten, aldus de begripsomschrijving in artikel 1.2.
Onderdeel b verbiedt het openhouden van sport- en fitnessgelegenheden. Het derde lid maakt daarop ter uitvoering van de aanwijzing van 24 april 2020 twee uitzonderingen. Allereerst geldt het verbod niet voor georganiseerd buiten sporten of bewegen door personen tot en met 18 jaar als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel f. Zie daarover de toelichting op het genoemde onderdeel. Daarnaast geldt een nieuwe uitzondering voor instellingen voor topsport. Volgens de aanwijzing van 24 april 2020 gaat het daarbij om de instellingen voor topsport die genoemd zijn op www.nocnsf.nl/topsportaccommodaties en www.knvb.nl/trainingsaccomodaties. Deze uitzonderingen betekenen niet dat ook eventuele eet- en drinkgelegenheden behorende bij sport- en fitnessgelegenheden open mogen. Eet- en drinkgelegenheden vallen immers onder het verbod in het eerste lid, onderdeel a. Verder geldt dat topsporters zich buiten instellingen voor topsport moeten houden aan de verboden in de artikelen 2.1 en 2.2.
Ook sauna’s vallen onder het verbod (onderdeel c), inclusief privésauna’s.[2] Volgens de begripsbepaling in artikel 1.2 worden onder sauna’s mede begrepen andere vormen van wellness zoals een Turks stoombad, hamam, beauty farms, thermale baden, badhuizen en spa’s. Een deel van deze vormen van saunarecreatie valt bovendien onder zwembaden. Ook vergelijkbare wellness-voorzieningen bij hotels of andere recreatieve voorzieningen vallen onder het verbod.
Het verbod in onderdeel d ziet op seksinrichtingen en seksbioscopen. Daaronder valt ook raamprostitutie. Escortdiensten vallen niet onder dit verbod, omdat daarbij geen sprake is van een inrichting. Wel vallen escortdiensten onder het verbod op het uitoefenen van contactberoepen in artikel 2.4, net als andere vormen van sekswerk waarbij het niet mogelijk is om een afstand van ten minste 1,5 meter in acht te nemen.
Ook het openhouden van coffeeshops is verboden, behalve als afhaallocatie (tweede lid). In dat geval dient de exploitant maatregelen te treffen om 1,5 meter afstand tussen de klanten te garanderen en de duur van het verblijf zoveel mogelijk beperkt te worden.
Onderdeel f ziet op casino’s, speelhallen en daarmee vergelijkbare instellingen.
Onderdeel g betreft zaken waarbinnen op de uiterlijke verzorging gerichte contactberoepen worden uitgeoefend, zoals kapperszaken en nagelsalons. Ook daar is het afhalen van producten mogelijk (tweede lid).
Onderdeel h betreft groepsaccommodaties. Deze zijn verboden ongeacht of de eigenaar, verhuurder of uitbater in de KvK of anderszins geregistreerd staat als groepsaccommodatie eigenaar, verhuurder of uitbater. Het gaat om de feitelijke situatie ter plaatse of er sprake is van een groepsaccommodatie of niet. Het opsplitsen van een groepsaccommodatie in zelfstandige units is alleen toegestaan mits elke zelfstandige unit over zowel een eigen toilet-, was- en douchevoorziening als eigen buitenvoordeur kan beschikken. Interne voordeuren al dan niet met gemeenschappelijk entree/trapopgang maken dus dat er geen sprake is van zelfstandige units.
Artikel 2.4. Verbod uitoefenen contactberoepen
Dit verbod betreft beroepen waarbij het niet mogelijk is ten minste 1,5 meter afstand tot de dichtstbijzijnde persoon in acht te nemen (contactberoepen). De kans op overdracht van het virus wordt vergroot door het lichamelijk contact of de lichamelijke nabijheid met grote groepen mensen die eigen is aan de uitoefening van deze beroepen. Het verbod ziet onder andere, maar niet uitsluitend, op masseurs, kappers, nagelstylisten, sekswerkers en rijinstructeurs. Het verbod geldt volgens het tweede lid niet voor zorgverleners die hun beroep uitoefenen, mits voor deze uitoefening een individuele medische indicatie bestaat en daarbij door de zorgverlener alle in verband met het virus benodigde hygiënevereisten in acht worden genomen. Dit betekent dat het bijvoorbeeld wel mogelijk is om een bezoek te brengen aan de fysiotherapeut indien daarvoor een individuele medische indicatie bestaat.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt toezicht op de uitvoering van (para)medische beroepen. Het is niet de bedoeling om dit toezicht over te hevelen naar de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Om deze reden vermeldt het artikel niet langer dat de zorgverlener verplicht is bepaalde hygiënevereisten in acht te nemen.
Artikel 2.5. Verboden gebieden en locaties
Dit artikel drukt uit dat de voorzitter bepaalde gebieden en locaties kan aanwijzen waar niemand zich mag bevinden. Dat gaat verder dan het verbod op samenkomsten (artikel 2.1) en de verplichting om afstand te houden (artikel 2.2); in dit geval mag niemand zich meer in het gebied bevinden, behalve de personen genoemd in het tweede lid. Daarnaast gelden de algemene uitzonderingen genoemd in artikel 3.1 van deze verordening.
Een gebied kan ook een specifieke locatie zijn, zoals een winkel. Ook vakantieparken, campings, parken, natuurgebieden, zwemgelegenheden en stranden kunnen worden aangewezen indien op deze locaties niet of niet in voldoende mate de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen of het niet in acht nemen daarvan dreigt. De voorzitter kan ook een gebied of locatie aanwijzen indien hij dat noodzakelijk acht om de zorgcontinuïteit in de regio te garanderen.
Het aanwijzen kan bij spoed ook mondeling geschieden. In de aanwijzing kan worden opgenomen dat deze enkel geldt voor een periode van de dag of week (bijvoorbeeld een weekend).
Onder noodzakelijke werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vallen bijvoorbeeld noodzakelijke werkzaamheden aan woningen en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de levering van water, gas en elektriciteit.
Indien het betreffende gebied toegankelijk moet blijven voor andere personen dan genoemd in het tweede lid, dan kan de voorzitter een specifieke maatregel treffen op grond van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden.
Artikel 2.5a. Sanitaire voorzieningen
Dit artikel bevat een verbod om sanitaire voorzieningen (gemeenschappelijke toilet-, was- en douchevoorzieningen) bij recreatieparken en andere recreatieve locaties geopend te houden. Het gaat dan om de locaties van vakantieparken, campings, kampeerterreinen en kleinschalige kampeerveldjes (bijvoorbeeld het zogeheten ‘kamperen bij de boer’) en bij parken, natuurgebieden, jachthavens en stranden. Het risico bestaat dat op deze locaties bij de gemeenschappelijke toilet-, was- en douchevoorzieningen niet of niet in voldoende mate de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen. Dit verhoogt op onaanvaardbare wijze het risico op verspreiding van het coronavirus. Daarnaast zal dit verbod naar verwachting bijdragen aan een vermindering van het aantal reisbewegingen.
Wanneer een kampeervoorziening niet zelfvoorzienend is door een eigen toilet met een eigen was- en/of douchevoorziening is het niet geoorloofd om alsnog gebruik te maken van de locaties van vakantieparken, campings, kampeerterreinen, kleinschalige kampeerveldjes (bijvoorbeeld het zogeheten 'kamperen bij de boer'), parken, natuurgebieden, stranden en jachthavens. In de praktijk is gebruik van toiletemmers, zogeheten potti's en losstaande chemische toiletjes toegenomen terwijl er géén was- en/of douchegelegenheid is. Dit brengt ongewenste onhygiënische situaties met zich mee. Het is dus verboden om enkel en alleen met een toiletvoorziening zonder was- en/of douchevoorziening te kamperen. Hierdoor is het kamperen met een tent - m.u.v. zogeheten 'glamping-tenten' - of vouwwagen niet mogelijk en kan er wel met caravan of camper worden gekampeerd.
Het afstorten van het chemisch toilet (zogeheten cassette) van caravan of camper bevindt zich veelal aan de buitenkant van een gemeenschappelijke toilet-, was- en/of douchevoorziening en kan dus gewoon doorgang vinden. Indien het afstorten van de cassette zich aan de binnenkant van een gemeenschappelijke toilet-, was- en/of douchevoorziening bevindt dan dient de terreineigenaar er zorg voor te dragen dat alleen voor de afstort de gemeenschappelijke toilet-, was- en/of douchevoorziening wordt geopend, gereinigd en direct weer wordt afgesloten na het afstorten. Ook moet er op worden toegezien dat de gemeenschappelijke toilet-, was- en/of douchevoorziening niet door anderen dan de betrokkene bij het afstorten betreden wordt.
Tot slot zijn losse waterkranen aan te merken als watervulpunten en geen watertappunten voor drinkwater, dus deze losse waterkranen kunnen gewoon opengesteld blijven voor gebruik, mits de 1,5 m afstand tot elkaar in acht wordt genomen.
Artikel 2.6. Beëindiging voorziening openbaar vervoer
Dit artikel ziet op de beëindiging of beperking van voorzieningen voor openbaar vervoer in overleg met de vervoerder. Onder niet of niet in voldoende mate voldoen aan de eis van verwezenlijking van de beperkende maatregelen met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen alle in de voorziening aanwezige personen valt ook het niet op adequate wijze zichtbaar duidelijk maken van dergelijke maatregelen.
Onder voorzieningen voor openbaar vervoer vallen ook veerboten. Het beëindigen of beperken kan bij spoed ook mondeling geschieden.
Artikelen 2.7 en 5.4. Verboden openstelling onderwijsinstellingen
Dit artikel betreft de kabinetsmaatregelen met betrekking tot onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen. Op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 wordt het verbod op onderwijsactiviteiten vanaf 11 mei 2020 versoepeld voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs. De wijzigingen vanaf 11 mei 2020 zijn geregeld in artikel 5.4.
Gezien de leeftijd van de leerlingen geldt niet de regel dat leerlingen onderling 1,5 meter afstand moeten houden. Andere maatregelen om het risico van besmetting te beperken zijn opgenomen in de protocollen ‘Opstart basisonderwijs’ en ‘Opstart Speciaal Basisonderwijs/ Speciaal Onderwijs’ van de sectoren.
Het is niet aan de veiligheidsregio’s om toezicht te houden op de naleving van alle afspraken in deze protocollen en de afspraken die door onderwijssectoren zijn gemaakt met de minister van OCW over de precieze invulling van het begrip onderwijsactiviteiten, zoals bijvoorbeeld in de servicedocumenten MBO en HO. Toezicht op het correcte gebruik van de protocollen en de andere afspraken vindt plaats door signalen over mogelijk ongewenste situaties door te geven aan de Inspectie van het onderwijs. De inspectie treedt in contact met de desbetreffende school of onderwijsinstelling of bezoekt zo nodig de school/instelling.
Indien problemen worden geconstateerd die kunnen leiden tot overtreding van onderwijsregelgeving of tot kwaliteitsproblemen kan de inspectie binnen het reguliere instrumentarium optreden. Indien er aanhoudend meer leerlingen of studenten aanwezig zijn dan verantwoord is of maatregelen in het licht van de beperking van de risico’s van besmetting in het protocol aanhoudend overtreden worden kan de Inspectie van het onderwijs de bevindingen overdragen aan de voorzitter van de desbetreffende veiligheidsregio, die dan de noodzakelijke maatregelen kan treffen.
Artikelen 2.8 en 5.5. Verboden openstelling kinderopvang
Dit artikel betreft de kabinetsmaatregelen met betrekking tot kinderopvang. Op basis van artikel 5.5 worden er per 11 mei 2020 uitzonderingen toegevoegd. Vanaf die datum is kinderopvang van kinderen van 0 tot 4 jaar weer volledig toegestaan. Gastouders mogen daarnaast ook kinderen vanaf 4 tot 12 jaar weer opvangen. Voor de buitenschoolse opvang geldt dat deze opent in hetzelfde ritme als de basisscholen. Daarnaast blijft de kinderopvang fungeren als noodopvang, indien de beroepskracht-kindratio dit toelaat. Toezicht op de kinderopvang geschiedt door de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD).
Artikel 2.9. Verboden toegang verpleeghuizen en woonvormen ouderenzorg
Dit artikel ziet op de kabinetsmaatregelen inzake toegang tot verpleeghuizen (onderdeel a) en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg (onderdeel b). De nieuwe formulering van het artikel maakt duidelijk dat het niet aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s is om op te treden tegen verpleeghuizen en woonvormen, maar uitsluitend tegen bezoekers die zonder toestemming van de beheerder (bestuur, directie of andere persoon die bevoegd is om namens het verpleeghuis of de woonvorm te handelen) in een verpleeghuis of woonvorm aanwezig zijn.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ziet toe op de gang van zaken in verpleeghuizen en woonvormen. Op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 dient de voorzitter op te treden indien verpleeghuizen of kleinschalige woonvormen, ondanks nadrukkelijke inspanningen van hun kant, problemen ervaren met het weigeren van bezoekers of derden die de locatie proberen binnen te komen.
Inherent aan de bevoegdheid om noodverordeningen vast te stellen is de bevoegdheid om daarvan in concrete gevallen af te wijken. De voorzitter kan derhalve in alle situaties waarin hij dat noodzakelijk acht, afwijken van de bepalingen in deze verordening. Dit wordt uitgedrukt in onderdeel c. De voorzitter dient zich daarbij vanzelfsprekend wel te houden aan de opdrachten op basis van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.
Daarnaast bevat artikel 3.1 uitzonderingen voor de betrokken hulpdiensten en toezichthouders (onderdeel a) en activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen (onderdeel b). De uitzondering in onderdeel b dient strikt te worden opgevat: ze biedt geen vrijbrief voor allerhande afwijkingen van de noodverordening ten behoeve van vitale processen, maar geldt alleen indien de toepassing van een verbod op bepaalde activiteiten de voortgang van vitale processen in gevaar zou brengen.
De uitzonderingen staan er niet aan in de weg dat de voorzitter in concrete gevallen van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden gebruikmaakt.
Het schenden van voorschriften en beperkingen als bedoeld in het tweede lid is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht.
Op basis van de Politiewet 2012 en de Wet veiligheidsregio’s treden de politie en de Koninklijke marechaussee op ter handhaving van deze verordening. Daaronder valt zowel de feitelijke handhaving met behulp van de politie (artikel 172, tweede lid, Gemeentewet jo. artikel 39 Wet veiligheidsregio’s) als de strafrechtelijke sanctionering.
Daarnaast worden in artikel 4.2 toezichthouders aangewezen ten behoeve van de mogelijke bestuursrechtelijke handhaving van deze verordening. Naast ambtenaren van politie en militairen van de Koninklijke marechaussee zijn dat ook de door de voorzitter aangewezen toezichthouders én door de voorzitters aan te wijzen toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten opzichte van de vorige versie van de noodverordening is de aanwijzing van boa’s verruimd omdat nu alle boa’s kunnen worden aangewezen en niet alleen de boa’s zoals genoemd in artikel 142, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering. Voor zover de voorzitter voornemens zou zijn boa’s aan te wijzen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een ministerie (rijksboa’s) vindt voorafgaand aan de aanwijzing overleg plaats met het betreffende ministerie.
Artikel 5.1. Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze verordening wordt bekendgemaakt door plaatsing op www.vnog.nl. Van deze verordening wordt voorts mededeling gedaan in het publicatieblad van de veiligheidsregio.
Op basis van de aanwijzing van 24 april 2020 gelden de meeste maatregelen die zijn opgenomen in deze verordening in beginsel tot en met 19 mei 2020, met uitzondering van het verbod op evenementen in artikel 2.1, derde lid (tot 1 september 2020). In verband met de mogelijke verlenging van de maatregelen bevat deze verordening geen vervaldatum. De verordening zal zo spoedig als mogelijk is ingetrokken worden.
Met deze overgangsrechtelijke bepaling wordt voorkomen dat besluiten op basis van de vorige noodverordeningen (zoals aanwijzingen van uitzonderingen en toezichthouders) hun geldigheid verliezen.
[1] Zie artikel 34 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid.
[2] Zie ook de uitspraak van de Rb. Den Haag (voorzieningenrechter) van 14 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3379.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2020-443.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.