Uitvoeringsregeling mkb-Regeling 2020

Het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland zijnde

Management Autoriteit Noord-Nederland;

 

gelet op de Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17

december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke

bepalingen met betrekking tot de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”, en tot

intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PbEU L 347);

 

gelet op de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17

december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor

regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en

visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het

Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en

visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU L 347);

 

gelet op de uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 van de commissie van 7 maart 2014 tot

vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees

Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor

Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en

visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het

Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

met betrekking tot methoden voor steun op het gebied van klimaatverandering, het vaststellen

van mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader en de nomenclatuur van de categorieën

steunverlening voor de Europese structuur- en investeringsfondsen;

 

gelet op de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot

aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende

gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het

Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor

plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene

bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds,

het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij;

 

 

gelet op de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 821/2014 van de Commissie van 28 juli 2014 tot

vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees

Parlement en de Raad wat betreft gedetailleerde regelingen voor de overdracht en het beheer van

programmabijdragen, de verslaglegging over financieringsinstrumenten, de technische kenmerken

van voorlichtings- en communicatiemaatregelen voor concrete acties, en het systeem voor de

vastlegging en opslag van gegevens;

 

gelet op het Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Noord-Nederland;

 

gelet op de Uitvoeringswet EFRO;

 

gelet op de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies;

 

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

 

BESLUIT

 

de volgende uitvoeringsregeling vast te stellen ter afbakening van een deel van het Operationeel

Programma EFRO 2014-2020 Noord-Nederland: Uitvoeringsregeling mkb-Regeling 2020

 

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:

a. Verordening (EU) nr. 1303/2013: Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europese

Parlement en de Raad, van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen

inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het

Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees

Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds

voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees

Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr.

1083/2006 van de Raad;

b. REES: Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 juni 2015, nr. WJZ / 15083650, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen op het terrein van Economische Zaken (Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies);

c. Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Noord-Nederland (OP EFRO): het programma als

bedoeld in artikel 2, onderdeel 6, van de Verordening (EU) nr. 1303/2013 dat is goedgekeurd

door de Europese Commissie en geldt voor het landsdeel Noord-Nederland (NUTS-regio NL1);

d. RIS3: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland. Dit is het

document waarin de innovatiestrategie voor Noord-Nederland voor de periode 2014-2020 is

uiteengezet;

e. DB SNN: het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

f. SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

g. Het Verdrag: het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

h. MKB: onderneming die voldoet aan de vastgestelde criteria in Bijlage I van de Algemene

Groepsvrijstellingsverordening;

Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

 

Artikel 2 Subsidie

Subsidie wordt verstrekt aan bestuursorganen zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht die samen een stimuleringsregeling uitvoeren ten behoeve van het MKB in de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe.

Deze stimuleringsregeling moet gericht zijn op kleinschalige projecten uitgevoerd door één MKB-onderneming of op kleinschalige samenwerkingsprojecten van twee of meerdere MKB-ondernemingen en bijdragen aan het volgende deel van het Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Noord-Nederland: Specifieke doelstelling C “Meer innovatie en valorisatie in het mkb binnen de in de RIS3 geïdentificeerde maatschappelijke uitdagingen”, zoals beschreven in sectie 1.1 en secties

2.A.5 en 2.A.6.1 onder prioritaire as 1 van het OP EFRO:

voor zover de projectactiviteiten aansluiten bij de onder specifieke doelstelling C beschreven acties;

voor zover de projectactiviteiten bijdragen aan resultaatindicator R03 voor specifieke

doelstelling C van het OP EFRO, het verhogen van “het omzetaandeel van nieuwe of

vernieuwde producten”, beschreven in sectie 2.A.5 (Tabel 3) onder prioritaire as 1

van het OP EFRO, waarbij onder producten ook kan worden verstaan diensten;

voor zover de projectresultaten ten goede komen aan Noord-Nederland.

 

Daarnaast dient deze subsidieregeling zo te worden ingericht dat het voor een substantieel aantal mkb-ondernemingen mogelijk is subsidie aan te vragen en subsidie te kunnen te krijgen.

 

Artikel 3 Deelplafond

1. Het deelplafond als bedoeld in artikel 5.2.2 van de REES voor subsidieaanvragen die zijn ontvangen in de periode van 26 februari 2020 09.00 uur tot en met 30 maart 2020 12.00 uur bedraagt € 15.000.000,-.

2. Het DB SNN verdeelt de in het eerste lid bedoelde bedragen op volgorde van binnenkomst als bedoeld in artikel 5.2.7 van de REES.

 

Artikel 4 Hoogte van de subsidie

Het maximale subsidiepercentage is 66,7.

 

Artikel 5 Indienen van een subsidieaanvraag

Een subsidieaanvraag kan worden ingediend bij het SNN via de link https://www.efro-webportal.nl/mijn/.

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een door SNN opgesteld volledig ingevuld aanvraagformulier, vergezeld van de in het aanvraagformulier genoemde documenten. Hiervoor dienen door het SNN verstrekte vaste formats te worden gebruikt.

 

Artikel 6 Afwijzen van een subsidieaanvraag

Op grond van artikel 5.2.5 lid 1 sub c van de REES wordt een aanvraag afgewezen indien het project niet voldoende bijdraagt aan de verwezenlijking van het gedeelte van het programma waarvoor het deelplafond beschikbaar is gesteld. Indien niet minimaal 70 van de 100 punten worden gehaald, waarbij de verdeling van de punten is opgenomen in artikel 10, draagt het project in ieder geval niet voldoende bij aan de specifieke doelstelling binnen het programma zoals opgenomen in deze beleidsregel.

Een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 5.2.5 lid 1 sub e van de REES afgewezen indien de managementautoriteit door toewijzing niet zou voldoen aan een van de

verplichtingen gesteld in artikel 125 van verordening 1303/2013. Dit houdt onder andere in

dat een aanvraag in ieder geval wordt afgewezen indien:

onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;

door een aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel,

ruimtelijk of anderszins, obstakelvrij is;

de aanvraag minder dan 1 punt scoort op het criterium duurzaamheid, zoals beschreven in artikel 10, lid 1 sub e;

tegen een aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in Verordening (EU) 651/2014 van 17 juni 2014.

 

Artikel 7 Inhoud van de regeling

De inhoud van de regeling moet zijn gericht op het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in het mkb in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen.

De aanvrager dient te waarborgen dat voor een project maximaal 50% subsidie beschikbaar wordt gesteld en dat ten minste 50% van de subsidiabele projectkosten door de mkb-ondernemingen zelf wordt betaald.

 

Artikel 8 Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn de door de mkb-ondernemingen gemaakte kosten, waaronder inbreng in natura waar het gaat om uren van niet-verloonde medewerkers, en de uitvoeringskosten van de uitvoerder van de stimuleringsregeling. De uitvoeringskosten moeten in redelijke verhouding staan tot het subsidiebudget.

Uit Verordening (EU) nr. 1303/2013 en bijbehorende documenten, het OP EFRO en de REES volgt welke soorten kosten op welke wijze subsidiabel zijn.

In aanvulling hierop geldt dat de subsidiabele kostensoorten kunnen worden beperkt indien staatssteunregels daartoe nopen.

 

Artikel 9 Projectperiode en kosten

De projectperiode kan in geen geval later liggen dan 1 juli 2023.

De stimuleringsregeling moet zo spoedig mogelijk na besluitvorming in het Dagelijks Bestuur SNN worden opengesteld. De regeling moet uiterlijk 31 december 2022 worden gesloten.

Projectkosten zijn subsidiabel voor zover de verplichtingen die leiden tot werkzaamheden zijn aangegaan na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag door het SNN.

Alleen projectkosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project zijn subsidiabel.

 

Artikel 10 Beoordelingscriteria

De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd worden beoordeeld op de volgende beoordelingscriteria:

de bijdrage aan specifieke doelstelling C van het Operationeel Programma 2014-2020 Noord-Nederland: “Meer innovatie en valorisatie in het mkb binnen de in de RIS3 geïdentificeerde maatschappelijke uitdagingen”;

 

Hierbij wordt met name gelet op:

De kwaliteit van de onderbouwing van de bijdrage aan de specifieke doelstelling;

De bijdrage van het project aan specifieke doelstelling C van het OP EFRO;

De bijdrage van het project aan het verhogen van het “omzetaandeel van nieuwe of vernieuwde producten” waarbij onder ‘producten’ ook kan worden verstaan ‘diensten’.

 

De mate van innovativiteit

 

De kwaliteit van de businesscase

 

De kwaliteit van de aanvraag

 

Duurzaamheid

Hierbij wordt getoetst of het project voldoet aan de waarborging van gelijke kansen en voorkoming van discriminatie en of het project geen negatieve effecten op het milieu kent.

Verder wordt gelet op de mate waarin het project een onderscheidende bijdrage levert op het gebied van duurzaamheid. Elementen die een project onderscheidend kunnen maken op het gebied van duurzaamheid kunnen zijn:

Ten aanzien van het aspect ‘people’:

De investering die wordt gedaan en de resultaten die worden beoogd in de opleiding en ontwikkeling van mensen;

De bijdrage aan arbeidsvitaliteit, gezondheid en sociale mobiliteit van mensen;

De werkgelegenheid die wordt gegenereerd, bijvoorbeeld voor hoger opgeleiden, lager opgeleiden en mensen met beperkingen, of een afstand tot de arbeidsmarkt;

De maatschappelijke impact.

Ten aanzien van het aspect ‘planet’:

De bijdrage aan CO2-reductie en reductie van overige broeikasgassen;

De bijdrage aan energiebesparing en/of de omschakeling naar schone energie;

De bijdrage aan het verminderen van grondstofgebruik en watergebruik

De omgang met afval en restmaterialen;

De impact op het omringende ecosysteem en de omringende ruimte en leefomgeving.

Ten aanzien van het aspect ‘profit’:

De bijdrage aan regionale bewustwording, over de noodzaak van en het streven naar een circulaire en inclusieve economie;

De bijdrage aan de profilering van het bedrijf als een sociaal en duurzaam /maatschappelijk verantwoorde onderneming;

De manier waarop de onderneming zich maatschappelijk verantwoordt.

 

De criteria zoals genoemd onder lid 1 worden kwalitatief beoordeeld waarbij verschillende gradaties mogelijk zijn: “goed”, “ruim voldoende”, “voldoende”, “matig”, “neutraal” of “onvoldoende”. Deze beoordeling wordt omgezet in een puntenbeoordeling zoals genoemd onder lid 3.

 

3.

Voor criterium a zoals genoemd in lid 1 van dit artikel kunnen maximaal 85 punten worden behaald met de volgende verdeling:

goed = 85 punten

ruim voldoende = 75 punten

voldoende = 60 punten

matig = 50 punten

onvoldoende = 0 punten

 

Voor criterium b zoals genoemd in lid 1 van dit artikel kunnen geen punten worden behaald.

 

Voor criterium c zoals genoemd in lid 1 van dit artikel kunnen geen punten worden behaald.

 

Voor criterium d zoals genoemd in lid 1 van dit artikel kunnen geen punten worden behaald.

 

Voor criterium e zoals genoemd in lid 1 van dit artikel kunnen maximaal 15 punten worden behaald met de volgende verdeling:

goed = 15 punten

voldoende = 10 punten

matig = 5 punten

neutraal = 1 punt

onvoldoende = 0 punten

 

Artikel 11 Rapportage en bevoorschotting

De subsidieaanvrager dient twee keer per jaar een voortgangsrapportage in te dienen betreffende de financiële en inhoudelijke voortgang in de realisatie van het project over de voorafgaande periode. Gerapporteerd dient te worden volgens een daarvoor door het SNN verstrekt format.

Een voorschot kan worden verstrekt indien voorafgaand aan of tegelijk met het verzoek tot voorschot de voortgangsrapportage is ingediend, voor zover voldaan is aan de voorwaarden en regelgeving en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van financiering door de Europese Commissie.

Het voorschot wordt evenredig bepaald op basis van de gemaakte en betaalde kosten in de periode waarop de voortgangsrapportage betrekking heeft. Om de hoogte van het voorschot te berekenen wordt dit bedrag vermenigvuldigd met het percentage dat volgt uit het delen van de toegekende subsidie door de totale subsidiabele kosten van het project.

Het SNN kan de betaling die volgt uit een voorschotbeschikking opschorten indien de financiering van de Europese Commissie niet beschikbaar is.

Indien de subsidieaanvrager in gebreke blijft met het indienen van een deugdelijke voortgangsrapportage kan de subsidie ingetrokken of verlaagd worden.

 

Artikel 12 Realisatie indicatoren

De aanvrager dient tijdens de uitvoering van het project de realisatie van de outputindicatoren zoals opgenomen in het OP EFRO te registreren. Aan de realisatiewaarden dienen bewijsstukken ten grondslag te liggen.

Over de realisatiewaarden van de outputindicatoren dient door de aanvrager gedurende de uitvoering van het project in voortgangsrapportages, en na afloop van het project in het eindverslag te worden gerapporteerd. Rapportage dient plaats te vinden in een door het SNN beschikbaar gesteld format. De aanvrager dient op aanvraag bewijsstukken te overleggen.

 

Artikel 13 Realisatie van het project

Na afronding van de projectactiviteiten dient de subsidieaanvrager een verklaring af te geven dat alle projectactiviteiten volledig ten uitvoer zijn gelegd. De verklaring dient te worden afgegeven in een door het SNN verstrekt format. De verklaring dient bij het verzoek tot vaststelling te worden gevoegd of op verzoek van het SNN eerder te worden overgelegd.

 

Artikel 14 Vaststelling subsidie

De subsidieaanvrager dient uiterlijk 13 weken na de einddatum van het project een verzoek om definitieve vaststelling van de subsidie in bij het SNN.

Het verzoek om definitieve vaststelling wordt ingediend volgens een daarvoor door het SNN ter beschikking gesteld format, vergezeld van de daarin genoemde documenten.

Het SNN kan de betaling die volgt uit de vaststellingsbeschikking opschorten indien de financiering van de Europese Commissie niet beschikbaar is.

 

Artikel 15 Slotbepalingen

Deze uitvoeringsregeling wordt gepubliceerd en treedt in werking de dag na publicatie.

 

Artikel 16 Citeertitel

Deze uitvoeringsregeling wordt aangehaald als “Uitvoeringsregeling mkb-Regeling 2020”

 

Naar boven