Blad gemeenschappelijke regeling van Veiligheidsregio Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veiligheidsregio Utrecht | Blad gemeenschappelijke regeling 2020, 1269 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veiligheidsregio Utrecht | Blad gemeenschappelijke regeling 2020, 1269 | Overige besluiten van algemene strekking |
Regeling van het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Utrecht houdende regels omtrent arbeidsvoorwaarden (Personeelshandboek Veiligheidsregio Utrecht)
Het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Utrecht,
- het gestelde in artikel 125 van de Ambtenarenwet;
- het gestelde in artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht, in het bijzonder artikel 3.5.
het Personeelshandboek Veiligheidsregio Utrecht (VRU) als volgt vast te stellen.
Personeelshandboek Veiligheidsregio Utrecht (VRU)
Deel 1 Lokale personeelsregeling VRU
Hoofdstuk 1 Werkingssfeer en begripsbepalingen
Hoofdstuk 3 Salaris, salaristoelagen en vergoedingen
Hoofdstuk 7 Bereikbaarheid en beschikbaarheid
Hoofdstuk 13 Bedrijfseigendommen/mobiele communicatiemiddelen
Hoofdstuk 14 Overige rechten en verplichtingen
Hoofdstuk 15 Rechtspositie vrijwilligers
Hoofdstuk 16 Uitwerkingsregeling meerdaags oefenen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en uitgangspunten
Hoofdstuk 2 Procedurele bepalingen
Hoofdstuk 3 Plaatsingsprocedure
Hoofdstuk 4 Arbeidsvoorwaardelijke bepalingen
Hoofdstuk 5 Rechten en plichten boventallige ambtenaren
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Stand van zaken Sociaal plan ‘VRU in ontwikkeling!’
Instructies en regelingen op het intranet
Arbeidsduur berekening en roosterfactor
Berekeningswijze maaltijdvergoeding
Van combifuncties naar combinatie van functies en taken in de nieuwe organisatie
Hoofdstuk 1 Werkingssfeer en begripsbepalingen
Artikel 1.3 Toepassingsbereik personeelshandboek voor vrijwilligers
Hoofdstuk 2 tot en met 14 van sectie A van deel 1 en sectie B van deel 1 van het personeelshandboek zijn niet van toepassing op vrijwilligers aangesteld bij de VRU. Voor vrijwilligers gelden uitsluitend hoofdstuk 1, 15 en 16 van sectie A van deel 1 en sectie C van deel 1 van het personeelshandboek, voor zover hierin gesproken wordt over vrijwilligers.
Bij het actualiseren van de lokale arbeidsvoorwaardenregelingen, voorheen: Uitvoeringsregelingen Veiligheidsregio Utrecht (UVRU), thans: personeelshandboek, hebben partijen niet beoogd aanspraken te verbeteren of te versoberen. Indien partijen in de toekomst constateren dat bij de actualisatie aanspraken in de uitwerking onbedoeld zijn verbeterd of versoberd, treden partijen over de desbetreffende verbetering of versobering opnieuw in een op overeenstemming gericht overleg.
Artikel 2.2 Meerdere aanstellingen bij dezelfde werkgever
Ambtenaren kunnen tevens één aanstelling hebben als vrijwilliger.
Hoofdstuk 3 Salaris, salaristoelagen en vergoedingen
Ter uitvoering van artikel 3:4 lid 2 CAR/UWO is het uitgangspunt dat de ambtenaar voldoende functioneert, tenzij uit een schriftelijke beoordeling anders blijkt. Voor wat betreft het beoordelen geldt hoofdstuk 5.
Artikel 3.5 Arbeidsmarkttoelage
De hoogte van de arbeidsmarkttoelage, bedoeld in artikel 3:9 CAR/UWO, bedraagt maximaal een bedrag gebaseerd op het verschil tussen het salaris van de ambtenaar en het maximum van de naasthogere schaal, maar kan niet meer zijn dan 10% van het salaris.
Artikel 3.9 Reistijd en maaltijdvergoeding bij overwerk
Indien er sprake is van overwerk of werkzaamheden buiten het dagvenster op een dag waarop de ambtenaar niet aan het werk was, en waarvoor deze speciaal naar het werk moest komen, heeft de ambtenaar naast het bepaalde in lid 1 recht op een extra vergoeding woon/werkverkeer indien en voor zover hij in aanmerking komt voor de normale tegemoetkoming in de kosten van woon/werkverkeer. Ook kan hij aanspraak maken op een maaltijdvergoeding indien daar bij het werk niet in is voorzien.
Indien er sprake is van overwerk of werkzaamheden buiten dagvenster in een andere dan de voor de ambtenaar geldende standplaats, wordt de reistijd die langer is dan de normale reistijd aangemerkt als (over)werktijd. Indien er gereisd wordt op een dag waarop de ambtenaar niet aan het werk was, en waarvoor deze speciaal naar het werk moest komen, wordt de volledige reistijd aangemerkt als (over)werktijd.
Artikel 3.10 Onregelmatige dienst
Het bevoegd gezag kan nadere regels vaststellen omtrent de onregelmatige dienst van ambtenaren met een verplicht werkrooster. Zo lang er nog geen nadere regels zijn vastgesteld, maken ambtenaren werkzaam in de meldkamer/RAC en gekazerneerde ambtenaren, anders dan in de 24-uurs kazerneringsdienst, aanspraak op een vergoeding conform de regeling die van toepassing was voorafgaand aan de overgang naar de nieuwe VRU.
Artikel 3.12 Maaltijdvergoeding bij overwerk, werkzaamheden buiten het dagvenster en dienstreizen
De vergoedingen in lid 1 en 2 worden vastgesteld naar de werkelijk gemaakte kosten per maaltijd, maar zijn nooit hoger dan de daarvoor gericht vrijgestelde bedragen, zoals genoemd in hoofdstuk 20.1.1, onder ‘Binnenlandse dienstreizen’, van de laatste versie van het Handboek Loonheffingen, dat is vastgesteld door de Belastingdienst.
Artikel 3.13 Maaltijdvergoeding gekazerneerde diensten
De ambtenaar die bij de brandweer werkzaam is in een dienstrooster met 24-uurs kazerneringsdiensten, ontvangt een vaste maaltijdvergoeding per 24-uurs kazerneringsdienst. De maaltijdvergoeding bedraagt € 5,74 netto per 24-uurs kazerneringsdienst en wordt geïndexeerd volgens de reguliere salarisontwikkelingen in de sector gemeenten.
De ambtenaar die werkzaam is in het kazerneringsrooster in Zeist en diensten van 12 uur of meer, maar minder dan 24 uur, verricht, ontvangt een vaste maaltijdvergoeding van € 3,35 per kazerneringsdienst. De maaltijdvergoeding is gebaseerd op het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde normbedrag maaltijden.
§ 4. Vergoedingen brandweerpersoneel in dienstroosters
Artikel 3.14 Uitwerking toepasselijkheid van hoofdstuk 3 op brandweerpersoneel in dienstroosters
De artikelen 3.15, 3.16 en 3.17 zijn een uitwerking van artikel 20:2 CAR/UWO.
Artikel 3.15 Verschuivingstoelage
Een verschuivingsvergoeding wordt toegekend conform wat was geregeld in artikel 3:4 CAR (oud)i en artikel 3:4:1 UWO (oud)ii. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3:4 CAR (oud) en artikel 3:4:1 UWO (oud) geldt dat onderling ruilen op vrijwillige basis niet leidt tot een verschuivingsvergoeding.
Artikel 3.17 Toelage onregelmatige dienst
De toelage onregelmatige dienst bedraagt 17,63% van het salaris van de ambtenaar, als bedoeld in artikel 1:1 lid 1, onder qq CAR/UWO, en wordt berekend op basis van ten minste het salaris dat hoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 2 en maximaal het salaris dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 6.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de ambtenaar die werkzaam is in een dienstrooster met 24-uurs kazerneringsdiensten begrepen: de ambtenaar die aangesteld is in een repressieve brandweerfunctie en uit dien hoofde zijn werkzaamheden overwegend verricht in een 24-uursrooster waarbij sprake is van verplichte aanwezigheid op de werkplek.
De roosterafspraken omtrent vergoeding, uren en alles wat rechtspositioneel met het rooster samenhangt, die eind 2009 golden voor ambtenaren van de meldkamer/RAC of gekazerneerde ambtenaren anders dan werkzaam in de 24 uurs kazerneringsdienst van Utrecht of Amersfoort, blijven van kracht totdat er in overleg met het GO nieuwe afspraken gemaakt worden over roosters.
Hoofdstuk 4 Individueel keuzebudget (IKB)
Artikel 4.1 Aanvullende bronnen IKB
Het IKB wordt per maand opgebouwd en bestaat, naast de delen genoemd in artikel 3:28 CAR/UWO, uit 1/12e deel van € 233,- zijnde het persoonsgebonden budget.
Artikel 4.2 Inzet IKB voor opleidingskosten
De ambtenaar legt in een overeenkomst met het bevoegd gezag vast hoe de besteding van het IKB, zoals genoemd in het eerste lid, vorm krijgt. De overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld en vermeldt in ieder geval de naam van de opleiding, het opleidingsinstituut en de wijze van financiering. een kopie van de factuur voor de opleiding waarvoor het IKB wordt ingezet.
Artikel 6.2 Arbeidspatroon standaard werktijdenregeling
Ter uitvoering van artikel 4:2 lid 3 CAR/UWO wordt tussen de ambtenaar, werkzaam in de standaard werktijdenregeling, en het bevoegd gezag, rekening houdend met een eventueel toegekend generatiepactarrangement, een arbeidspatroon overeengekomen, waarin de werkdagen en de arbeidsduur per dag worden vastgelegd. De overeengekomen weekindeling geldt als uitgangspunt voor:
Indien de ambtenaar op een dag langer werkt dan 5,5 uur, dan heeft de ambtenaar recht op 30 minuten pauze. Indien de ambtenaar op een dag langer werkt dan 10 uur, dan heeft de ambtenaar recht op 45 minuten pauze. Deze pauzes kunnen opgesplitst worden in meerdere pauzes van 15 minuten. De pauzes zijn verplicht en vinden plaats buiten werktijd.
Artikel 6.3 Lokale werktijdenregeling
Ambtenaren werkzaam op de RAC/meldkamer vallen onder de bijzondere werktijdenregeling, als bedoeld in artikel 4:3 CAR/UWO. 1
Artikel 6.4 Werktijden RAC/meldkamer [PM]
Het bevoegd gezag stelt het rooster voor de ambtenaren op de RAC/meldkamer vast.
Hoofdstuk 7 Bereikbaarheid en beschikbaarheid
Artikel 7.1 Vergoeding piketdiensten op grond van hoofdstuk 20 CAR/UWO
Beschikbaarheidsdiensten als bedoeld in artikel 20:1:1 CAR/UWO worden vergoed in geld overeenkomstig artikel 20:1:3 CAR/UWO.
In aanvulling op de feestdagen genoemd in artikel 4:5 lid 3 CAR/UWO heeft de ambtenaar verlof met behoud van salaris op Bevrijdingsdag (5 mei).
Bij woon-werkverkeer waarbij de reistijd enkele reis met openbaar vervoer, een half uur langer is dan de reistijd enkele reis met eigen gemotoriseerd vervoer (berekening via 9292.nl of de rechtmatige opvolger van deze website; respectievelijk de ANWB routeplanner), wordt een kilometervergoeding gegeven tot een maximum van 60 kilometer (enkele reis) voor het gebruik van het eigen gemotoriseerd vervoer. De kilometers worden in dat geval vergoed voor € 0,19 per kilometer.
komen in aanmerking voor de reiskostenvergoeding woon-werkverkeer voor gemotoriseerd vervoer (lid 1 sub c van dit artikel). De vergoeding is zoals beschreven in lid 1 sub c. De ’half-uurseis’ uit lid 1 sub c geldt hierbij voor deze specifieke doelgroep niet.
Artikel 10.1 Uitwerkingsregeling meerdaags oefenen
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 10.2 en artikel 10.3 geldt in samenhang de uitwerkingsregeling voor meerdaags oefenen, zoals opgenomen in deel 2 van het personeelshandboek.
Voor het brandweerpersoneel dat werkt in dienstroosters is wanneer sprake is van een deelname aan een meerdaagse oefening een etmaal gelijkgesteld aan een 24-uurs kazerneringsdienst zoals deze (naar weging van uren) wordt gehanteerd binnen de VRU, rekening houdende met de arbeidstijdenregelgeving. Het te oefenen etmaal, zijnde 24 aaneengesloten uren, treedt in de plaats van een 24-uurs kazerneringsdienst. Slechts indien als gevolg van het in de plaats treden op jaarbasis langer wordt gewerkt dan 1.831 uur is artikel 3:18 CAR/UWO van dienovereenkomstige toepassing.
Voor het brandweerpersoneel dat werkt in de standaardregeling voor de werktijden, zoals bedoeld in artikel 4:2 CAR/UWO, is wanneer sprake is van een deelname aan een meerdaagse oefening artikel 3:12 CAR/UWO van toepassing voor zover in het kader van de oefening sprake is van feitelijk uitgevoerd werk in opdracht van de directeur brandweerrepressie.
Artikel 10.3 Overige verblijfskosten
Voor het brandweerpersoneel dat werkt in dienstroosters, het brandweerpersoneel dat werkt in de standaardregeling en het personeel dat werkt als officier van dienst op basis van een piketaanwijzing, zullen, mits sprake is van deelname aan een meerdaagse oefening per etmaal, zijnde 24 aaneengesloten uren, waarin daadwerkelijk aan de oefening is deelgenomen, de overige verblijfskosten ter hoogte van een brutobedrag van 1,5% van het maximum salaris per maand van salarisschaal 8, trede 11 worden vergoed.
Artikel 11.1 Opdracht tot volgen van opleiding
Het bevoegd gezag kan de ambtenaar verplichten opleidingen te volgen, al dan niet gecertificeerd gekoppeld aan vakbekwaamheidsvereisten, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is. Deze opleidingen worden gevolgd binnen werktijd en alle kosten die verbonden zijn aan deze opleidingen worden door het bevoegd gezag betaald. Hoofdstuk 17 van de CAR/UWO is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 13 Bedrijfseigendommen / Mobiele communicatie-middelen
Artikel 13.1 Mobiele communicatiemiddelen
Mobiele communicatiemiddelen worden door het bevoegd gezag verstrekt ten behoeve van het uitoefenen van een functie bij de Veiligheidsregio Utrecht.
Hoofdstuk 14 Overige rechten en verplichtingen
Artikel 14.1 Koffie, thee, etc.
Koffie, thee en dergelijke dranken, worden op het werk gratis verstrekt aan ambtenaren.
Artikel 15.5 Vergoeding voor brandbestrijding en hulpverlening
In aanvulling op de vergoedingsregeling en toepassing van bijlage IIb van de CAR/UWO geldt dat de vergoeding voor brandbestrijding en hulpverlening waarvan het tijdsbeslag langer is dan een uur, zal worden afgerond op halve uren. De vergoeding bij opkomst wordt over minimaal één uur uitbetaald.
Artikel 15.6 Medische keuringen
Voor de tijd die is gemoeid met een verplichte medische keuring kunnen de daadwerkelijk daarvoor gemaakte uren en de reistijd worden gedeclareerd op basis van het uurbedrag oefeningen en cursussen e.d. van bijlage IIb van de CAR/UWO. Indien de vrijwilliger schriftelijk kan aantonen dat hij voor deze keuring niet de daadwerkelijke tijd maar één of meer dagdelen vrij moest zijn nemen van zijn hoofdwerkgever, dan zal ook die extra tijd worden vergoed.
Artikel 15.8 Meerdaags oefenen
Als sprake is van deelname aan een meerdaagse oefening zullen per etmaal waarin daadwerkelijk aan de oefening is deelgenomen de overige verblijfskosten ter hoogte van een brutobedrag van 1,5% van het maximum salaris per maand van salarisschaal 8, trede 11, zoals opgenomen in bijlage IIa CAR/UWO, worden vergoed.
Als sprake is van deelname aan een meerdaagse oefening, zijn artikel 19:13, 19:15 leden 2 en 3 en artikel 19:17 CAR/UWO van toepassing voor zover in het kader van de oefening sprake is van feitelijk uitgevoerd werk in opdracht van de directeur brandweerrepressie, feitelijk weergegeven in bijlage IIb CAR/UWO. Dat geldt evenzeer voor vrijwilligers die in opdracht van de directeur brandweerrepressie uit hoofde van hun rol of taak voorbereidend werk doen voor of in het kader van de meerdaagse oefening. Voor vrijwillige officieren wordt hiervoor de categorie “4. Bevelvoerder” van de bijlage IIc CAR/UWO van toepassing verklaard.
Artikel 15.12 Consignatievergoeding voor officier van dienst en hoger
Vrijwilligers met functieniveau officier van dienst of hoger ontvangen een consignatievergoeding volgens artikel 19:18 CAR/UWO. Voor het bepalen van de hoogte van de consignatievergoeding wordt een fictief uurbedrag oefenen en cursussen berekend door het uurbedrag voor brandbestrijding en hulpverlening te vermenigvuldigen met de factor 0,53. Het fictieve uurbedrag wordt gebruikt voor het berekenen van de consignatievergoeding.
§ 5. Overige arbeidsvoorwaarden
Artikel 15.14 Fysieke vakbekwaamheid
De ambtenaar met een vrijwillige aanstelling bij de brandweer van de VRU, die aangesteld is in een functie waarvoor op grond van het Keuringsbeleid VRU, met toepassing van artikel 19a:1 lid 2 van de CAR-UWO, de traplooptest vereist is, ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van het werken aan zijn fysieke vakbekwaamheid.
Vrijwilligers ontvangen het kerstpakket van de VRU. De vrijwilliger ontvangt het kerstpakket maximaal één keer.
Artikel 15.19 Koffie, thee, etc.
Koffie, thee en dergelijke dranken, worden op het werk gratis verstrekt aan de vrijwilliger.
Artikel 15.20 Maaltijdvergoeding dienstreizen
De vergoeding wordt vastgesteld naar de werkelijk gemaakte kosten per maaltijd, maar is nooit hoger dan de daarvoor gericht vrijgestelde bedragen, zoals genoemd in hoofdstuk 20.1.1, onder ‘Binnenlandse dienstreizen’, van de laatste versie van het Handboek Loonheffingen, dat is vastgesteld door de Belastingdienst.
Artikel 15.21 Maaltijdvergoeding gekazerneerde diensten
De ambtenaar die werkzaam is in het kazerneringsrooster in Zeist en diensten van 12 uur of meer, maar minder dan 24 uur, verricht, ontvangt een vaste maaltijdvergoeding van € 3,35 per kazerneringsdienst. De maaltijdvergoeding is gebaseerd op het jaarlijks door de belastingdienst vastgestelde normbedrag maaltijden.
§ 6. Werkzaamheden vrijwilligers
Artikel 15.25 Vergoedingenoverzichten
De vrijwilliger kan een vergoeding krijgen voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden. De volgende vijf overzichten vormen een richtlijn voor de uitbetaling van de variabele vergoeding waar een vrijwilliger recht op heeft. Overige activiteiten komen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking.
Overzicht 1: Brandbestrijding en hulpverlening
Overzicht 2: Oefenen en vaardigheidstoetsen
Overzicht 3: Aanstelling, keuring, opleiden en trainen
Overzicht 4: Uitvoering ondersteunende taken postniveau
Hoofdstuk 16 Uitwerkingsregeling meerdaags oefenen
Meerdaagse oefeningen dienen door en op gezag van de directeur brandweerrepressie namens de algemeen directeur (namens het bevoegd gezag) ruim van te voren te worden aangekondigd. Als uitgangspunt geldt één maand voor de ingangsdatum van de roosterperiode en betrekking hebbend op alle bij de VRU aangestelde deelnemers.
Er worden in kader van meerdaagse oefening geen feitelijke oefenwerkzaamheden uitgevoerd op zon- en feestdagen en het uitvoeren van feitelijke oefenwerkzaamheden op zaterdagen geschiedt te allen tijde uitsluitend op vrijwillige basis2 .
De door de directeur brandweerrepressie opgedragen heen- en terugreis naar en van de oefenlocatie maakt onderdeel uit van de meerdaagse oefening. Derhalve wordt de start van de oefening gemarkeerd door de start van de heenreis en het einde van de oefening door het einde van terugreis. Deze reis kan wel op zaterdagen en zon- en feestdagen plaatsvinden.
Gegeven deze CAR/UWO-bepaling draagt de werkgever in het geval van meerdaags oefenen op zijn kosten zorg voor het vervoer voor de reis zoals genoemd onder punt 8, alsook voor de organisatie van het verblijf en de verzorging. In geval van calamiteiten draagt de werkgever eveneens op zijn kosten zorg voor het vervoer.
Voor zover de medewerker met redenen omkleed geen gebruik wenst te maken van het door de werkgever aangeboden vervoer voor de reis zoals genoemd onder punt 8, kan de medewerker, doch alleen na afstemming met de directeur brandweerrepressie (en namens hem de LdO) en voor zover er geen verplichting tot overnachting op de medewerker rust, zelfstandig reizen maar geen aanspraak maken op een vergoeding voor reis- en verblijfskosten. De daarmee gemoeide reisuren worden wel beschouwd als onderdeel van de meerdaagse oefening.
Voor zover de medewerker besluit een meerdaagse oefening te verlaten, doch alleen na afstemming met de directeur brandweerrepressie (en namens hem de LdO) en voor zover er geen verplichting tot overnachting op de medewerker rust, en er derhalve niet feitelijk wordt gewerkt, kan de medewerker geen aanspraak, maken op een vergoeding voor reis- en verblijfskosten. Als dan worden de daarmee gemoeide reisuren beschouwd als eigen tijd waarvoor geen enkele vergoeding in aanmerking komt.
Voor het brandweerpersoneel dat werkt in dienstroosters is een etmaal gelijkgesteld aan een 24-uursdienst zoals deze (naar weging van uren) wordt gehanteerd binnen de VRU. Het te oefenen etmaal treedt in de plaats van een 24-uursdienst. Slechts indien als gevolg van het in de plaats treden op jaarbasis langer wordt gewerkt dan 1831 uur is artikel 3:18 CAR/UWO van dienovereenkomstige toepassing (Overwerkvergoeding).
Voor het brandweerpersoneel dat werkt in de standaardregeling voor de werktijden, zoals gesteld in artikel 4:2 CAR/UWO, is artikel 3:12 CAR/UWO (Buitendagvenstertoelage) van toepassing voor zover in het kader van de oefening sprake is van feitelijk uitgevoerd werk in opdracht van de directeur brandweerrepressie.
Voor ambtenaren die door het bestuur van de VRU zijn aangesteld als vrijwilliger is artikel 19:13 CAR/UWO, juncto artikel 19:15 lid 2 en 3 CAR/UWO en artikel 19:17 CAR/UWO van toepassing voor zover in het kader van de oefening sprake is van feitelijk uitgevoerd werk in opdracht van de directeur brandweerrepressie, feitelijk weergegeven in artikel 99 bijlage IIb CAR/UWO (Vergoedingentabel vrijwilligers). Dat geldt evenzeer voor vrijwilligers die in opdracht van de directeur brandweerrepressie uit hoofde van hun rol of taak voorbereidend werk doen voor of in het kader van de meerdaagse oefening(en). Voor vrijwillige officieren wordt de categorie “4 Bevelvoerder” van de gebruteerde vergoedingentabel vrijwilligers (bijlage IIc CAR/UWO), van toepassing verklaard.
Voor het brandweerpersoneel dat werkt in dienstroosters, het brandweerpersoneel dat werkt in de standaardregeling en het brandweerpersoneel dat is aangesteld als vrijwilliger vergoedt de VRU per etmaal de overige verblijfskosten ter hoogte van een brutobedrag van 1,5% van het maximum salaris per maand van salarisschaal 8, trede 11 salaristabel gemeente ambtenaren. Voor de uren aansluitend aan het etmaal wordt volgens deze bepaling naar rato van de gewerkte uren vergoed.
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, inbegrepen calamiteiten en zaken die betrekking hebben op het zelfstandig werkgeverschap van het brandweerpersoneel dat is aangesteld als vrijwilliger, geldt een hardheidsclausule die inhoudt dat de directeur brandweerrepressie na hoor- en wederhoor bevoegd is ten gunste van de medewerker te beslissen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en uitgangspunten
Toepassing van dit sociaal statuut kan buiten beschouwing blijven, als met wederzijdse instemming tussen werkgever en de direct betrokken ambtenaar een oplossing wordt gevonden die naar tevredenheid is van beide partijen. Dit mag geen nadelige uitwerking hebben op (een) andere bij de reorganisatie betrokken ambtena(a)r(en) of reeds bestaande herplaatsingskandidaten.
Artikel 1.3 Looptijd sociaal statuut
Dit sociaal statuut treedt in werking per 1 januari 2014 en loopt tot en met 31 december 2018.
Ingeval er sprake is van gewijzigde en ten tijde van het afsluiten van dit sociaal statuut, onvoorziene omstandigheden c.q. ontwikkelingen, die hun directe weerslag hebben op de in deze overeenkomst geformuleerde uitgangspunten om de gevolgen van reorganisatie voor medewerkers op te vangen, zijn zowel de werkgever als vakorganisaties gerechtigd gedurende de looptijd tussentijdse herziening van dit sociaal statuut aan de orde te stellen.
In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:
afspiegelingsbeginsel: indien minder formatie terugkomt op een ongewijzigde of licht gewijzigde functie, wordt per functiegroep de plaatsing bepaald aan de hand van de verplichting de leeftijdsopbouw van het organisatieonderdeel vóór en na de reorganisatie zo veel mogelijk gelijk te laten zijn. daarbij worden de betrokken ambtenaren in 5 groepen van 10 jaren ingedeeld (15 tot en met 24, 25 tot en met 34, enz. ) en worden binnen die groepen de ambtenaren met het hoogste aantal dienstjaren als eerste geplaatst.
dienstjaren: het aantal jaren dat een ambtenaar ononderbroken door een ambtelijke aanstelling in dienst is van zijn huidige werkgever VRU of van een van de rechtsvoorgangers van de VRU, te weten de betrokken gemeenten dan wel de ‘oude’ VRU. Indien aan een aanstelling in vaste dienst een aanstelling in tijdelijke dienst is voorafgegaan, telt ook deze diensttijd mee.
Hoofdstuk 2 Procedurele bepalingen
De werkgever stelt een reorganisatieplan op dat ten minste antwoord geeft op de volgende vragen dan wel bevat:
Artikel 2.4 Kennisgeving besluit tot uitvoering reorganisatieplan
Als er een definitief besluit is genomen over wijziging van de organisatie en uitvoering van het reorganisatieplan, wordt dit besluit zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de betrokken ambtenaren en de OR en het GO. Tevens wordt het GO inzicht verschaft met betrekking tot mogelijke personele gevolgen en maatregelen en wordt overleg gevoerd over de noodzaak van aanvullend flankerend beleid conform artikel 1.1 lid 3 van dit statuut.
Hoofdstuk 3 Plaatsingsprocedure
Artikel 3.1 Plaatsingsprocedure
Bij de plaatsing geldt ‘mens volgt werk’ indien sprake is van een ongewijzigde dan wel licht gewijzigde functie. Indien sprake is van boventalligheid voor een ongewijzigde / licht gewijzigde functie zullen de ambtenaren worden geplaatst op grond van toepassing van het afspiegelingsbeginsel. Dienstjaren als vrijwilliger tellen niet mee in de dienstjaren voor beroepsfuncties.
Indien sprake is van een vervallen dan wel sterk gewijzigde functie wordt de ambtenaar aangewezen als herplaatsing-kandidaat en geschiedt de plaatsing door middel van belangstellingsregistratie en selectie. Dit is ook het geval indien een ambtenaar als boventallig is aangemerkt bij een ongewijzigde / licht gewijzigde functie en op grond van de toepassing van afspiegeling niet kan worden geplaatst.
Plaatsing in een nieuwe/sterk gewijzigde functie is uitsluitend mogelijk, indien de ambtenaar geschikt is voor de functie of hiervoor binnen een periode van 24 maanden geschikt is te maken (de ambtenaar moet voldoen aan de redelijke eisen voor benoembaarheid). In geval er meerdere geschikte kandidaten zijn voor een functie, geschiedt plaatsing op basis van het afspiegelingsbeginsel.
Uitzondering op de genoemde procedure in het eerste lid zijn de functies die zijn aangewezen als sleutelfuncties. Een sleutelfunctie wordt altijd beschouwd als nieuwe/gewijzigde functie ook al is de functie ongewijzigd / licht gewijzigd vergeleken met de functie die de ambtenaar voor de reorganisatie bekleedt. Voor plaatsing op een sleutelfunctie geldt dezelfde procedure als voor de nieuwe / sterk gewijzigde functie (dus toepassing van belangstellingsregistratie en selectie). De sleutelfuncties worden bepaald in overleg met de OR.
Artikel 3.2 Concept plaatsingsplan
De zienswijze wordt ter kennis gesteld aan de plaatsingsadviescommissie. Deze commissie neemt in dat geval tevens het horen op zich. De plaatsingsadviescommissie brengt naar aanleiding van de zienswijze binnen zes weken een advies uit aan de werkgever. Indien een hoorzitting plaatsvindt kan deze termijn met maximaal 6 weken worden verlengd.
Artikel 3.3 Definitief plaatsingsplan
Na afloop van de zienswijze termijn en afhandeling van de zienswijzen stelt de werkgever het definitieve plaatsingsplan vast. De werkgever neemt hierbij in acht hetgeen in de zienswijze gesprekken naar voren is gekomen, alsmede het eventueel door de plaatsingsadviescommissie uitgebrachte advies over alle bedenkingen.
Indien ambtenaar het niet eens is met het plaatsingsbesluit of het besluit tot niet plaatsing en boventallig verklaring, kan hij op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van verzending van het plaatsingsbesluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de werkgever via de Bezwarenadviescommissie Personele Zaken.
Hoofdstuk 4 Arbeidsvoorwaardelijke bepalingen
Artikel 4.1 Inspanningsverplichting werkgever bij plaatsing op een lager functie
Bij plaatsing van een medewerker op een functie waarvoor een lagere schaal geldt dan voor de functie die de medewerker voor de reorganisatie vervulde, geldt er een wederzijdse inspanningsverplichting om de medewerker door middel van scholing en training binnen 5 jaar weer op een functie met het oude salarisniveau te brengen.
Artikel 4.2 Salarisgarantie en -perspectief
Indien een ambtenaar geplaatst wordt in een functie die tot maximaal twee schalen lager is dan zijn huidige, komt een persoonlijke inschaling tot stand. Hierbij geldt dan de salarisschaal waarin uitbetaling van bezoldiging plaatsvond op de dag vóór datum van overgang, als persoonlijke schaal. Deze persoonlijke inschaling geldt zo lang als de ambtenaar de functie vervult waarop hij geplaatst is.
Voor de ambtenaar, die in de laatste reorganisatie in een passende functie is geplaatst die één schaal lager was dan de functie die hij bij zijn voorgaande werkgever bekleedde, geldt dat hij als gevolg van een reorganisatie als bedoeld in artikel 1.4 van dit statuut onder ‘reorganisatie’, maximaal in een functie met één schaal lager geplaatst kan worden.
Voor de ambtenaar, die in de laatste reorganisatie in een passende functie is geplaatst die twee schalen lager was dan de functie die hij bij zijn voorgaande werkgever bekleedde, geldt dat hij als gevolg van een reorganisatie als bedoeld in artikel 1.4 van dit statuut onder ‘reorganisatie’, minimaal in een functie met dezelfde schaal geplaatst moet worden als waarop hij in de laatste reorganisatie is geplaatst.
De werkgever kan besluiten om gedurende een beperkte periode te werken met (gedeeltelijke) loonsuppletie als de ambtenaar niet intern geplaatst kan worden en een functie buiten de VRU aanvaardt. Dit met het doel om de doorstroom van werk-naar-werk zoveel mogelijk te bevorderen binnen hetgeen redelijkerwijs van de werkgever verwacht kan worden.
Artikel 4.3 Functie-gebonden toelagen
Aan de ambtenaar, wiens bezoldiging als gevolg van het vervallen van de functie-gebonden toelagen een blijvende verlaging ondergaat die tenminste 3 procent bedraagt van de bezoldiging, wordt een compensatie toegekend als de ambtenaar deze toelagen gedurende ten minste twee jaar zonder wezenlijke onderbreking – dat is een onderbreking van langer dan twee maanden, anders dan wegens ziekte - heeft ontvangen.
De compensatie is na plaatsing in een andere functie binnen de organisatie of aanstelling als boventallige ambtenaar: 12 maanden 100%, 12 maanden 75%, 12 maanden 50% en vervolgens 12 maanden 25%. Daarna wordt/worden de toelage(n) beëindigd. Componenten van functie-gebonden toelagen verbonden aan een nieuwe functie worden op de (oude) toelage(n) in mindering gebracht.
Artikel 4.4 Persoonsgebonden toelage(n)
Indien de ambtenaar wordt geplaatst op een hoger gewaardeerde functie dan wordt de persoonsgebonden toelage ingebouwd om cumulatie te voorkomen. Mocht de ambtenaar na het inbouwen nog een plus hebben dan wordt dit restant omgezet in een toelage met dezelfde rechtsgrond of een in de nieuwe rechtspositie daaraan gelijkende.
Voor de medewerker, aan wie reorganisatieontslag is verleend, en die binnen 5 jaar na het ontslag het 25-jarig ambtsjubileum had bereikt, wordt een proportionele jubileumgratificatie toegekend. Voor het toekennen van de proportionele gratificatie bij het 40-jarig ambtsjubileum geldt een termijn van het bereiken van het jubileum binnen 8 jaar na ontslagdatum.
Voor de medewerker voor wie de verplichting vervalt om regelmatig en in belangrijke mate op onregelmatige uren te werken of voor wie de verplichting vervalt zich buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden ter beschikking te houden voor het gedurende onbepaalde tijd periodiek verrichten van beschikbaarheidsdiensten, komt het verlof als bedoeld in artikel 6:2:1 lid 4 CAR/UWO te vervallen.
Hoofdstuk 5 Rechten en plichten boventallige ambtenaren
Artikel 5.1 Rechten boventallige ambtenaar
De termijn van boventalligheid, waarin een ambtenaar is aangemerkt als boventallige ambtenaar als bedoeld in lid 1, bedraagt maximaal twee jaar. Deze termijn kan door het bestuur op grond van artikel 10d:20 en 10d:22 CAR/UWO eenmalig worden verlengd met een redelijke en nader gespecificeerde termijn.
Artikel 5.2 Plichten boventallige ambtenaar
Wanneer de ambtenaar na herhaald en zorgvuldig overleg weigert een passende functie te aanvaarden, zich niet houdt aan de gemaakte afspraken, niet of onvoldoende meewerkt aan het vinden van een andere baan, kan de werkgever over gaan tot ontslag op grond van artikel 8:3 CAR/UWO zoals bedoeld in artikel 10d:19 CAR/UWO.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Deze regeling wordt aangehaald als ‘Sociaal statuut Veiligheidsregio Utrecht 2014-2018’.
DEEL 1 LOKALE PERSONEELSREGELING VRU
Sectie C Stand van zaken Sociaal plan ‘VRU in ontwikkeling!’
Sociaal plan 'VRU in ontwikkeling!'
Ten tijde van de regionalisering van de brandweer in 2010 is naast het sociaal statuut, dat te vinden is in sectie B van deel 1 van het personeelshandboek, het Sociaal plan ‘VRU in ontwikkeling!’ overeengekomen. Het sociaal statuut stelde procedures vast waarlangs het reorganisatieproces zou verlopen en geldt nog steeds voor toekomstige reorganisatieprocessen. Het sociaal plan bepaalde onder welke voorwaarden het personeel zou instromen in de nieuwe organisatie en legde de afspraken vast over hoe omgegaan wordt met verschillen tussen de rechtspositie van de medewerkers vóór de regionalisering en de rechtspositie ná de regionalisering. In het onderstaande overzicht is de stand van zaken van deze afspraken opgenomen.
Deel 2 Instructies en regelingen
Instructies en regelingen op het intranet
Deel 2 van het personeelshandboek bestaat uit een bundeling van instructies en regelingen, die te vinden zijn op het intranet van de Veiligheidsregio Utrecht. Voor alle ambtenaren zijn deze instructies en regelingen van toegevoegde waarde om kennis van te nemen. Het gaat om de volgende instructies en regelingen, die kunnen worden bekeken door op de link te klikken:
Daarnaast bevat deel 2 van het personeelshandboek de volgende instructies en regelingen, die samenhangen met sectie A van deel 1 van het personeelshandboek en daarom hieronder integraal zijn opgenomen:
ARBEIDSDUUR BEREKENING EN ROOSTERFACTOR
Op grond van artikel 6.6 van sectie A van deel 1 van het personeelshandboek werkt de VRU met een arbeidsduur per jaar van 1.831 uur, die als volgt is berekend:
Feestdagen (gemiddeld over 7 jaar) 6,6
(Feestdagen die altijd op een doordeweekse dag vallen tellen volledig mee voor 7/7: tweede Paasdag, tweede Pinksterdag, en Hemelvaartdag.
Feestdagen die tevens in het weekend kunnen vallen tellen mee voor 5/7: nieuwjaarsdag, Koningsdag, Bevrijdingsdag en beide Kerstdagen.
Bij elkaar opgeteld is dit 46/7 = 6,6)
Op 7 oktober 2013 is in het GO gesproken over te harmoniseren rechtspositionele componenten om te komen tot hierop gebaseerde roosters beroepsmedewerkers 24-uursdienst. Het voorstel voorziet in het vaststellen van een drietal rechtspositionele componenten, te weten een roosterfactor van 4,7, een weegfactor van 100/55, en het aantal van 1831 gewogen uren per jaar.
De roosterfactor betreft het benodigd aantal Fte’s om een stoel in de repressieve dienst volcontinue te bezetten. De weegfactor betreft het percentage waarmee de beloning van een werkuur en een wachtuur gewogen wordt, waarbij geldt dat sprake is van een wachtuur indien de medewerker verplicht is aanwezig te zijn op de arbeidsplaats om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
Het voorgestelde besluit werd aldus genomen: “Vaststellen van het voorstel harmoniseren rechtspositionele componenten om per 1-1-2014 te komen tot hierop gebaseerde roosters beroepsmedewerkers 24-uursdienst.” Tevens is in het betreffende voorstel het uitgangspunt van het aantal stoelen ten behoeve van de repressieve brandweerzorg benoemd, waarbij is aangegeven dat het aantal stoelen aan verandering onderhevig kan zijn als gevolg van bestuurlijke keuzes. Thans geldt dat voor Amersfoort 8 stoelen moeten worden bezet, en voor Utrecht 28 plus 2 (stoelen gekoppeld aan een specifieke door de gemeente Utrecht maar niet collectief opgedragen taak). Naderhand is in het Georganiseerd Overleg van 8 december 2014 overeengekomen dat de roosterfactor voor Utrecht 4,5 is. Vervolgens is in het Georganiseerd Overleg van 19 februari 2015 overeengekomen dat de roosterfactor voor Amersfoort ook 4,5 is. De weegfactor is zowel voor Amersfoort als Utrecht overeengekomen op 100/55.
BEREKENINGSWIJZE MAALTIJDVERGOEDING
De maaltijdvergoeding per maand als bedoeld in artikel 3.13 en 15.21 van sectie A van deel 1 van het personeelshandboek wordt als volgt berekend:
Overzicht maaltijdvergoeding 24-uurs / 12-uurs gekazerneerde aanwezigheidsdiensten
(*) In Zeist wordt een combinatie van 24-uurs en 12-uursdiensten gedraaid. Gemiddeld draait een medewerker in Zeist 36,5 diensten per jaar. 5/7 x 36,5 = 26,07 doordeweekse 12-uurs diensten per jaar. En 2/7 x 36,5 = 10,43 24-uurs weekenddiensten per jaar.
Deze regeling is een direct gevolg van het advies van het LOGA aan gemeenten naar aanleiding van de cao gemeenten 2013-2015, om de mogelijkheden van een generatiepact te benutten en zo meer ruimte te maken voor jongere medewerkers.
Deze regeling is van toepassing op medewerkers met een aanstelling voor onbepaalde tijd en die minimaal twee jaar in dienst zijn van de werkgever (of een van zijn rechtsvoorgangers, of een andere gemeentelijke organisatie als gevolg van publieksrechtelijke overheveling van taken). Daarnaast mag er geen sprake zijn geweest van een vaste taakuitbreiding van de formele arbeidsduur per week gedurende de voornoemde twee jaar.
Artikel 5 Vaststelling van de resterende formele arbeidsduur per week waarop deze regeling van toepassing is
Alle vormen van verlof (met uitzondering van het toegekende ‘generatiepactverlof’) worden, vanaf de ingangsdatum van deelname aan deze regeling, naar evenredigheid van het gekozen percentage van de formele arbeidsduur conform artikel 4 lid 1 van deze regeling, toegekend.
Artikel 7 Uitbreiding van de arbeidsduur
De medewerker die van deze regeling gebruik maakt, kan géén beroep meer doen op artikel 2:7 lid 1 van de CAR-UWO voor uitbreiding van de formele arbeidsduur per week.
De medewerker die van deze regeling gebruik maakt wordt eervol ontslagen op de dag waarop deze de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Het is niet mogelijk na de AOW-leeftijd langer door te werken.
Artikel 9 Arbeid naast generatiepact
Het is de medewerker die gebruik maakt van deze regeling, niet toegestaan elders (binnen de sector) betaalde arbeid te verrichten voor de middels deze regeling vrijgekomen arbeidsduur.
Artikel 10 Deelname aan het ABP Keuzepensioen
Het is mogelijk vanaf 60 jaar het inkomensverlies wegens deelname aan deze regeling te compenseren door middel van ABP Keuzepensioen. De medewerker is zelf verantwoordelijk voor een rechtmatig gebruik van zijn of haar ABP Keuzepensioen.
Artikel 11 Arbeidsongeschiktheid
Wanneer de medewerker die gebruik maakt van de regeling langdurig arbeidsongeschikt wordt wegens ziekte vindt er een vermindering plaats van het salaris op grond van het bepaalde in artikel 7:3 van de CAR-UWO. Hierbij wordt uitgegaan van het bruto inkomen op basis van de formele arbeidsduur per week. Dit mag niet tot gevolg hebben dat de medewerker meer verdient dan tijdens deelname aan deze regeling.
Artikel 13 Hardheidsclausule en/of onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet of bij twijfel, kan het dagelijks bestuur een bijzondere voorziening treffen. Het treffen van een bijzondere voorziening bij individuele gevallen wordt zo nodig ter goedkeuring voorgelegd aan de Belastingdienst en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).
Begin 2021 wordt het effect van deze regeling geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie kan er besloten worden de regeling aan te passen of een nieuwe periode van inschrijving voor deze regeling te openen.
VAN COMBIFUNCTIES NAAR COMBINATIE VAN FUNCTIES EN TAKEN IN DE NIEUWE ORGANISATIE
Een onderwerp dat momenteel veel aandacht krijgt in de projectorganisatie en in de samenwerking met de BOR, is de organisatie van de paraatheid in de nieuwe organisatie en in het bijzonder de combinatie van warme en koude taken in de nieuwe functies. De regeling zoals onderstaand verwoord wordt van kracht voor de nieuwe organisatie na regionalisering. In het sociaalplan zal indien noodzakelijk aandacht zijn voor het overgangskarakter. In deze notitie wordt stilgestaan bij de huidige combifuncties, de belangrijke uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het plaatsingsfunctieboek met de achterliggende motivatie en hoe dit wordt vertaald naar de nieuwe organisatie.
Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod:
De 24 uurs beroepsdienst en vrijwillige brandweer
De huidige organisatievorm van de 24 uurs beroepsdienst blijft in het kader van de regionalisering in stand. Medewerkers in de 24 uurs beroepsdienst werken volgens rooster. Zij zijn en worden aangesteld op een functie die is opgenomen in de “warme functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek en worden conform bezoldigd.
Ook de organisatievorm van de vrijwillige brandweer blijft onverkort in stand. Vrijwilligers krijgen een aanstelling op een functie die is opgenomen in de “warme functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek en worden bezoldigd in overeenstemming met de functie en de afspraken in het LOGA akkoord over de nieuwe rechtspositie voor de vrijwillige brandweer per 1 oktober 2009 die wordt meegenomen in de nieuwe rechtspositie van de VRU.
Gecombineerde vormen (huidige combifuncties)
De huidige combinatievormen (combifuncties), waarbij in één functie(beschrijving) zowel warme als koude taakelementen zijn opgenomen kunnen worden onderscheiden in drie basis modellen:
Uitgangspunten voor combinatie van functies en taken in de nieuwe organisatie (wat)
Onderstaand zijn de uitgangspunten weergegeven voor de nieuwe organisatie. Ze beschrijven wat er in de nieuwe organisatie geregeld wordt ten behoeve van de paraatheid, naast de basisvormen 24 uurs beroepsdienst en vrijwillige brandweer.
1. Borging van paraatheid en flexibiliteit
Het is van groot belang dat de burgers in de regio kunnen rekenen op repressieve brandweerzorg op ten minste het huidige niveau, met een verdere ontwikkeling naar het bestuurlijk afgesproken kwaliteitsniveau.
Bij de uitwerking dient maatwerk voor het verzorgingsgebied mogelijk te zijn, zoals gemeenten ook thans voor de borging van de paraatheid in hun verzorgingsgebied bewust keuzes hebben gemaakt ten aanzien van de organisatievorm. Daar wordt in beginsel zo veel mogelijk bij aangesloten.
Zoals borging van paraatheid voor de warme taken essentieel is, is borging van voldoende capaciteit voor koude taken (veiligheidsketen) essentieel evenals het besturen en beheren van de organisatie. Bij het bepalen van de omvang van de formatie, geregeld in het formatieplan, is met beide elementen rekening gehouden.
Omdat omstandigheden in de toekomst kunnen wijzigen (bijvoorbeeld door nieuwe wet- en regelgeving, beschikbaarheid van vrijwilligers en/of beroepskrachten, interne en persoonlijke ontwikkeling of een wijziging in het risicoprofiel), is flexibiliteit belangrijk. Het is dan immers gewenst dat (binnen de districten) snel op maat en in overleg met betrokkenen tot aanpassingen kan worden gekomen, waarbij de organisatie kan terugvallen op een flexibele eenduidige generieke functiestructuur, zodat niet voor elke combinatievorm van koude en warme taken functietyperingen moeten worden opgesteld.
2. Rechtsgelijkheid voor medewerkers
Gelijke monniken, gelijke kappen. Waar medewerkers in dienst zijn van één organisatie Veiligheidsregio Utrecht, dient de honorering voor identieke werkzaamheden in een identieke organisatievorm ook zoveel mogelijk identiek te zijn voor betrokkenen. Voorgaande wil zeggen dat:
Er wordt gevolg gegeven aan en geanticipeerd op (nieuwe) juridische ontwikkelingen ten aanzien van de vorming en inrichting van de veiligheidsregio’s in het algemeen en brandweerpersoneel in het bijzonder. In dat kader zijn de Cao-afspraken (o.a. tweede loopbaan beleid) en het ontwerpbesluit personeel veiligheidsregio’s (scheiding van beheersfuncties en operationele warme functies) relevante uitgangspunten. Om deze ontwikkelingen in de organisatie in te kunnen passen en als goed werkgever te kunnen zorgen voor passende oplossingen, is flexibiliteit in de functiestructuur nodig. Vanuit dit perspectief is de scheiding van koude en warme functies in het plaatsingsfunctieboek aangebracht. Dit heeft geleid tot een functiematrix voor koude en warme functies. Voor de piketfuncties wordt momenteel een derde functiematrix opgesteld.
3. Een beheersbare organisatie
Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid tussen medewerkers en vanuit het oogpunt van een efficiënt georganiseerde beheerorganisatie is het wenselijk om te komen tot één eenduidige regeling.
Combinatie van functies en taken in de nieuwe organisatie (hoe)
Onderstaand is weergegeven hoe er in de nieuwe organisatie invulling wordt gegeven aan de paraatheid met een combinatie van functies en taken in de nieuwe organisatie, naast de basisvormen 24 uurs beroepsdienst en vrijwillige brandweer.
Naast basisvormen 24 uurs beroepsdienst en volledige vrijwillige brandweer is er sprake van medewerkers met een beroepsmatige aanstelling voor de vervulling van koude taken op basis van een functieomschrijving in de “koude functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek en daarnaast een aanstelling als vrijwilliger voor functievervulling volgens een functieomschrijving in de “warme functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek. Er is sprake van twee aanstellingsbesluiten. In aanvulling hierop kunnen drie vormen worden onderscheiden:
Medewerkers krijgen één gecombineerde beroepsmatige aanstelling wanneer de warme taakuitvoering substantieel (≥ 25%) en volgens planning onderdeel is van het dienstverband, zoals dat thans voor de gemeenten Amersfoort en Nieuwegein het geval is. De aanstelling omvat een component voor de koude taken op basis van een functieomschrijving in de “koude functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek en een component voor de repressieve taken en het oefenen op basis van een functieomschrijving in de “warme functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek. De componenten worden gehonoreerd in overeenstemming met de inschaling die hoort bij de betreffende functietypering. Er is sprake van één aanstellingsbesluit voor twee organieke functietyperingen met een percentage X-koud en een percentage Y-warm.
Medewerkers die in een bescheiden mate (≤ 25%) en volgens het opstapprincipe participeren in de repressieve taken krijgen in de nieuwe situatie een aanstelling op basis van een functietypering in de “koude functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek. Voor de “incidentele” uitvoering van warme taken krijgen zij een aanstelling als vrijwilliger. Tijdens kantoortijden worden zij hiervoor in de gelegenheid gesteld. Zij ontvangen hiervoor geen vrijwilligersvergoeding; de “werktijd” loopt immers gewoon door. Hiermee wordt de basisfilosofie gevolgd en is er sprake van twee aanstellingsbesluiten.
Indien de borging van de paraatheid in het betreffende verzorgingsgebied niet langer op deze wijze georganiseerd kan worden, wordt in overleg tussen de VRU en het gemeentebestuur een afspraak gemaakt waarbij een percentage van ≤ 25% aan warme taken in het aanstellingsbesluit kan worden opgenomen. De hieraan verbonden kosten zullen aanvullend worden meegenomen in de dienstverleningsovereenkomst (DVO)3 .
Medewerkers die participeren in het model Zeist, vallen in beginsel onder de typering van de dagdienstfunctie. Zij krijgen één aanstellingsbesluit met een component voor de koude taken op basis van een functietypering in de “koude functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek en een component voor de repressieve taken en het oefenen op basis van een functietypering in de “warme functiematrix” van het plaatsingsfunctieboek. De componenten worden gehonoreerd in overeenstemming met de inschaling die hoort bij de betreffende functietypering. Er is sprake van één aanstellingsbesluit voor twee organieke typeringen.
Met deze regeling wordt feitelijk de huidige werkwijze gecontinueerd. De aanpassing is vooral juridisch/organisatorisch van aard, in het bijzonder gericht op uniformiteit, rechtsgelijkheid, flexibiliteit en de aansluiting bij (ontwikkelingen in) de regelgeving. Medewerkers die nieuw aangetrokken worden vallen onder deze regeling. Er is geen sprake van groei of krimp van het aantal vrijwilligers en hun belasting. In het formatieplan is rekening gehouden met de benodigde capaciteit voor de warme taakuitvoering en er is ook geen sprake van zwaardere werkdruk voor beroepskrachten. Met deze regeling, gerelateerd aan de totstandkoming van de nieuwe rechtspositieregeling, kunnen individuele financiële nadelen, voor zover ze ontstaan, worden gecompenseerd in het Sociaal Plan. Hierover wordt door werkgever en vakorganisaties in het BGO onderhandeld. Als voorbeeld kan worden genoemd de beroepsmatige medewerkers die momenteel ten aanzien van de participatie in de warme taken vergoedingsafspraken met de huidige werkgever hebben gemaakt (40/36 en 40/40 regeling, evenals toeslagen voor onregelmatigheid en premies voor pensioen, AOW en WW). Waar van hoofdwerkgevers van onze vrijwilligers min of meer wordt verwacht dat zij hun medewerkers om niet beschikbaar stellen om incidenten te bestrijden, heeft de VRU een voorbeeldfunctie. Dat betekent dat medewerkers die als vrijwilliger participeren in repressieve taken, daartoe in de gelegenheid gesteld worden door de VRU. Dit geldt ook voor deelname aan de oefenweken in het buitenland.
Per 1 januari 2021 is de participatiefunctie vervallen. De ambtenaren die vóór 1 januari 2021 een participatiefunctie bekleedden, kunnen dit na 1 januari 2021 blijven doen met behoud van hun rechtspositie.
Het college kan bepalen dat bij verschuiving van de vastgestelde werktijden per week van de ambtenaar als bedoeld in artikel 4:3 en 4:8 anders dan op verzoek van de ambtenaar aanspraak op een vergoeding ontstaat. In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald wanneer recht ontstaat op een verschuivingsvergoeding.
Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in geval een verschuiving van de oorspronkelijk vastgestelde arbeidsduur per week en/of de oorspronkelijk vastgestelde werktijd plaatsvindt zonder dat het dienstbelang dit vereist, gedurende de periode gelegen tussen een maand en 72 uur voor aanvang van de betreffende week dan wel de werktijd.
De ambtenaar als bedoeld in de artikelen 4:3 en 4:8 heeft recht op een vergoeding voor overwerk. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de mogelijkheid aanspraak te maken op een vergoeding, bedoeld in de eerste zin.
Artikel 3:2:1 UWO (oud) luidt:
Het verlof, bedoeld in het vorige lid, wordt verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip. Op verzoek van de ambtenaar en voor zover de belangen van de dienst en de belangen van de andere ambtenaren dit toelaten wordt het verlof verleend - zo nodig in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin - op een tijdstip dat de ambtenaar wenst.
Voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) kunnen verlofuren die het gevolg zijn van de vergoeding voor overwerk dat zal worden verricht in het daarop volgende kalenderjaar, worden omgezet in vakantie als bedoeld in artikel 6:2, eerste lid. Het aantal verlofuren uit de vorige volzin en het aantal vakantie-uren, als bedoeld in artikel 6:2, tweede lid, tezamen mag maximaal 50,4 uur bedragen. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan 36 uur per week geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.
Kan geen verlof worden verleend in overeenstemming met het in het tweede lid bepaalde, dan bestaat de in artikel 3:2 bedoelde vergoeding uitsluitend uit een bedrag. Dit bedrag wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in het vijfde lid, met dien verstande, dat de in dat lid genoemde percentages worden vermeerderd met 100.
Is voor de ambtenaar volgens rooster in plaats van een zondag, een feestdag, als bedoeld in artikel 4:5, derde lid, of een zaterdag, een andere vrije dag aangewezen dan wordt overwerk op die dag beschouwd als overwerk op overeenkomstige uren verricht op onderscheidenlijk een zondag, een feestdag, bedoeld in artikel 4:5, derde lid, of een zaterdag. Het college is echter bevoegd om, indien zulks naar het oordeel van het college wenselijk is, een regeling vast te stellen waarbij in afwijking van het hier bepaalde voor overwerk op vorenbedoelde vrije dag, ongeacht of deze is aangewezen in de plaats van een zondag of een feestdag, bedoeld in artikel 4:2:1, derde lid, of een zaterdag, een gelijke vergoeding wordt vastgesteld van 80%.
Het college bepaalt welke ambtenaren - gelet op de aard en het niveau van hun betrekking - geen aanspraak hebben op vergoeding voor overwerk. Het college is bevoegd aan de ambtenaar die op grond van het bovenstaande geen aanspraak heeft op vergoeding voor overwerk in bijzondere gevallen een door het college te bepalen vergoeding toe te kennen, indien en naarmate dit naar het oordeel van het college, gelet op de aard of omvang van het overwerk en de onvermijdelijkheid daarvan, redelijk is te achten.
Het college is bevoegd om voor werkzaamheden welke door ambtenaren met een verschillende bezoldiging en eventueel een verschillende betrekking te samen en gelijktijdig als overwerk moeten worden verricht, een naar het oordeel van het college billijke voor deze ambtenaren gelijke vergoeding vast te stellen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2020-1269.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.