Blad gemeenschappelijke regeling van Drechtsteden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drechtsteden | Blad gemeenschappelijke regeling 2019, 976 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drechtsteden | Blad gemeenschappelijke regeling 2019, 976 | Beleidsregels |
Beleidsregels Minimabeleid Drechtsteden
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Deze beleidsregels bevatten richtlijnen die houvast geven bij de beslissing op een aanvraag bijzondere bijstand. Hierbij moet altijd sprake zijn van maatwerk. In artikel 18 lid 1 van de Participatiewet is vastgelegd dat de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, de mogelijkheden en de middelen van de belanghebbende. Bij elke aanvraag moet daarom de vraag gesteld worden of de situatie aanleiding is een positieve uitzondering te maken op de regels.
Hoofdstuk 2. Minimabeleid overig
SMS staat voor School Muziek Sport. Het doel van het SMS kinderfonds is sociale uitsluiting van kinderen van minima te voorkomen. Dit wordt bereikt door kinderen in staat te stellen deel te nemen aan activiteiten die hun maatschappelijke participatie kunnen bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan deelname aan schoolreisjes, sportclub, vereniging en kunstzinnige vorming.
De uitvoering is belegd bij de Stichting Leergeld Drechtsteden. Deze stichting ontvangt hiervoor jaarlijks subsidie op basis van de subsidieverordening Drechtsteden.
In aanmerking komen kinderen van 4 tot 18 jaar, die op de lagere school of de middelbare school zitten én waarvan de ouders een inkomen hebben tot 140% van het van toepassing zijnde wettelijk sociaal minimum. De noodzakelijk geachte kosten worden vergoed en hiervoor gelden de in de bijlage genoemde maximumbedragen. De voorzieningen worden altijd in natura verstrekt.
Paragraaf 3. Fonds voor Urgente Noden
Het regionaal steunpunt voor urgente noden kan hulp bieden in individuele noodsituaties waar vanuit het reguliere aanbod op dat moment geen adequate oplossingen voorhanden zijn, met als doel maatschappelijk ongewenste situaties te voorkomen. Het voorziet in een regionaal steunpunt (noodhulploket) met een centraal meldpunt voor noodhulp in de Drechtsteden. Bij dit steunpunt kunnen door professionals hulpvragen worden ingediend en kan snelle bemiddeling tussen hulpvragen en donateurs plaatsvinden. Daarbij wordt maximaal gebruik gemaakt van voorliggende voorzieningen.
De uitvoering is belegd bij de Stichting Urgente Noden Drechtsteden. Deze stichting ontvangt een subsidie voor de uitvoeringskosten op basis van de subsidieverordening Drechtsteden.
Hoofdstuk 3. Collectieve (aanvullende) zorgverzekering
Artikel 2. Collectieve (aanvullende) zorgverzekering
Huishoudens (alleenstaanden, alleenstaande ouders, de gehuwden en degenen die op grond van de participatiewet als gehuwden worden aangemerkt) met een inkomen van maximaal 130% van het bruto wettelijk minimumloon (inclusief vakantiegeld) kunnen deelnemen aan de door het Drechtstedenbestuur aangeboden collectieve zorgverzekering. Het vermogen wordt vrijgelaten.
Hoofdstuk 4. Individuele bijzondere bijstand
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen tot zes maanden na datum van de nota worden ingediend. Hiervan wordt in ieder geval afgeweken in de volgende situaties:
In afwijking van de vorige leden moet de eerste aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van vrijwillig inkomensbeheer binnen zes maanden na de startdatum van het vrijwillig inkomensbeheer zijn ingediend. Bij een vervolgverzoek voor bijzondere bijstand voor vrijwillig inkomensbeheer moet de aanvraag binnen zes maanden nadat de vorige toekenning is beëindigd zijn ingediend.
Paragraaf 3. Vorm en hoogte individuele bijzondere bijstand
Artikel 9. De vorm van de bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet.
De bijzondere bijstand wordt bij belanghebbenden die in de WSNP of in de gemeentelijke schuldregeling zitten in de vorm van een lening met een uitgestelde aflossingsverplichting verstrekt, die, indien de belanghebbende heeft voldaan aan de WSNP of gemeentelijke schuldregeling, wordt omgezet in ‘om niet’.
Artikel 10. Hoogte bijzondere bijstand
De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt, tenzij deze beleidsregels anders bepalen, (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bijzondere bijstand wordt bepaald op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening.
De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) vormen een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische kosten, zodat voor medische kosten geen bijzondere bijstand wordt verleend, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.
Artikel 12. Premie aanvullende zorgverzekering
Bijzondere bijstand voor de premiebetaling voor een aanvullende zorgverzekering, niet zijnde de collectieve aanvullende zorgverzekering als bedoeld in artikel 2, wordt niet verleend vanwege het feit dat de Zorgverzekeringswet en Wet langdurige zorg gelden als passende en toereikende voorliggende voorziening.
Artikel 14. Eigen bijdrage Wmo 2015
Bijzondere bijstand wordt verleend voor de wettelijke eigen bijdrage voor de Wmo 2015, met uitzondering van de bijdrage voor opvang en beschermd wonen, voor zover deze eigen bijdrage niet vanuit een (collectieve) aanvullende zorgverzekering wordt vergoed waaraan de belanghebbende kan deelnemen.
Artikel 15. Eigen bijdrage ziekenvervoer
Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor het ziekenvervoer in het kader van de Zorgverzekeringswet.
Artikel 16. Eigen bijdrage medicijnen en hulpmiddelen
Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor voorgeschreven medicijnen en hulpmiddelen die gedeeltelijk worden vergoed door de zorgverzekeraar en indien de medicijnen zijn voorgeschreven door een arts en zijn opgenomen in het GVS of de hulpmiddelen medisch noodzakelijk zijn en opgenomen in het Reglement Hulpmiddelen.
Paragraaf 4.3 Specifieke medische kosten
Artikel 18. Vervoerskosten medische behandeling
Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor vervoerskosten indien:
het gaat om vervoerskosten van de belanghebbende van en naar de dichtstbijzijnde specialist en/of revalidatiecentrum voor een behandeling van de belanghebbende die vergoed wordt door de zorgverzekeraar indien de behandeling langer dan drie maanden duurt en de reisafstand meer dan 10 kilometer betreft;
Artikel 18a Gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerplaats
Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de kosten van en gerelateerd aan een gehandicaptenparkeerkaart of een gehandicaptenparkeerplaats.
Paragraaf 5. Chronisch zieken en gehandicapten
Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de extra stookkosten in verband met een chronische ziekte of handicap, indien het gaat om stookkosten die uitkomen boven de door het Nibud vastgestelde gemiddelde stookkosten én de stookkosten het gevolg zijn van een chronische ziekte of handicap.
Artikel 21. Bewassing en kledingslijtage
Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor:
Artikel 24. Bijzondere bijstand levensonderhoud
Artikel 25. Bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting
Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld verlenen aan personen van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven, indien zij geen beroep kunnen doen op hun ouders. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven, maar is nooit hoger dan de voor hen geldende jongerennormen, artikel 20 van de wet.
Artikel 27. Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen
Het Drechtstedenbestuur verleent in uitzonderlijke situaties bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, waaronder de duurzame gebruiksgoederen. In overige gevallen wordt geen bijzondere bijstand verleend, omdat deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
In afwijking van het eerste lid kan het Drechtstedenbestuur, indien de verhuizing noodzakelijk is, bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van de eerste huurnota (huur van de lopende maand en de maand erop volgend), de administratiekosten en kosten naamplaatje(s) indien de verhuizing noodzakelijk en de belanghebbende geen eigen mogelijkheden heeft om in de kosten te voorzien.
Artikel 30. Woonkostentoeslag huurders
In afwijking van de vorige leden kan het Drechtstedenbestuur, indien de woonkosten hoger zijn dan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag, op grond van individuele omstandigheden een (aanvullende) woonkostentoeslag verlenen, waarbij de hoogte hiervan wordt bepaald op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.
Artikel 31. Woonkostentoeslag eigenaren
De woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt berekend conform de systematiek van de Wet op de huurtoeslag, waarbij alleen de volgende woonkosten voor woonkostentoeslag in aanmerking komen:
de zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, het erfpachtcanon, de premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen) en het eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel);
In afwijking van de vorige leden kan het Drechtstedenbestuur, als de woonkosten hoger zijn dan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag, op grond van individuele omstandigheden een (aanvullende) woonkostentoeslag verlenen. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt bepaald op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens en het belastingvoordeel.
Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand verlenen voor de kosten die gemaakt moeten worden om het traject van thuis naar het verblijfadres van een ziek gezins- of familielid (veelal ziekenhuis, verpleeginstelling) af te leggen, waarbij de bezoekfrequentie in het individuele geval wordt bepaald.
Artikel 34. Reiskosten voor bezoek aan gedetineerde
In afwijking van het eerste lid kan het Drechtstedenbestuur bijzondere bijstand verlenen aan familieleden in de eerste en tweede graad indien in een individuele situatie sprake is van onvermijdelijke noodzakelijke kosten, waarbij alleen de reiskosten binnen Nederland voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
Artikel 37. Rechtsbijstand en Mediation
Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor een advocaat, het griffierecht en reiskosten in verband met het voeren van een procedure van belanghebbende bij de rechter buiten de eigen woongemeente, indien de belanghebbende een civiele toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand heeft.
Hoofdstuk 5. Persoonlijk minimabudget
Geen recht op een persoonlijk minimabudget heeft de persoon die:
het jaar voorafgaand aan de peildatum onvoldoende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Voor het beoordelen van de inspanningsverplichting wordt uitgegaan van al dan niet opgelegde maatregelen of sancties. Als gedurende de referteperiode geen maatregel of sanctie is opgelegd, heeft belanghebbende aan de inspanningsverplichting voldaan;
op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel in de periode van een jaar voorafgaand aan de peildatum een studie heeft gevolgd of op de peildatum volgt als bedoeld in de WSF 2000 dan wel in dat jaar ander uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs heeft gevolgd of op de peildatum volgt;
Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 5 december 2019,
de secretaris, de voorzitter,
drs. C.H.W.M. Post, Mcm mr. A.W. Kolff
Hoofstuks 4. Individuele bijzondere bijstand
De kostendelersnorm wordt bij het bepalen van het draagkrachtinkomen, en dus bij berekening van de draagkracht, buiten beschouwing gelaten.
Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het inkomen inclusief vakantietoeslag gedurende de draagkrachtperiode. Het inkomen wordt daarom op dezelfde manier bepaald als voor de algemene bijstand. Dat betekent bijvoorbeeld dat de middelen als bedoeld in artikel 31 lid 2 van de wet en artikel 33 lid 5 van de wet niet tot het inkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Inkomen waarop beslag ligt wordt gezien als inkomen waarover de belanghebbende niet kan beschikken.
Het vermogen wordt op dezelfde manier bepaald als voor de algemene bijstand. Dat betekent dat de middelen bedoeld in artikel 34, lid 2 van de wet niet tot het vermogen worden gerekend. De middelen als bedoeld in genoemd artikel worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrij gelaten. Alleen het vermogen dat meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet wordt in aanmerking genomen.
Bijzondere bijstand kan in beginsel niet met terugwerkende kracht worden verleend. In het tweede artikellid wordt bijzondere bijstand met terugwerkende kracht wel mogelijk gemaakt.
Voor de meeste kostensoorten moet de aanvraag binnen zes maanden worden ingediend. Dat betekent dat de nota voor de kosten maximaal zes maanden oud mag zijn. Dus ook als de kosten al zijn voldaan, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend.
Bij bewindvoering geldt voor een eerste aanvraag de datum van de beschikking i.p.v. de dagtekening van de nota. Voor de daaropvolgende herhalingsaanvragen wordt de datum van de nota met zes maanden terugwerkende kracht gehanteerd. De Sociale Dienst Drechtsteden verstrekt per kalenderjaar, dus de aanvraag kan uiterlijk 1 juli worden ingediend.
Lid 5 van dit artikel bepaalt dat de reserveringscapaciteit, of te wel het bedrag dat objectief gezien gereserveerd had kunnen worden, in mindering wordt gebracht op het bedrag van de bijzondere bijstand. We gaan ervan uit dat iemand niet kan reserveren als iemand aflost op leenbijstand.
De reserveringscapaciteit wordt bepaald over de periode van het voornemen tot de daadwerkelijke kosten, bijvoorbeeld bij verhuizing vanaf het moment van inschrijven als woningzoekende tot de datum van de feitelijke verhuizing;
Bij klanten die incidenteel bijzondere bijstand aanvragen, hoeft geen draagkrachtperiode te worden vastgesteld. Bij een aanvraag voor periodieke bijzonder bijstand is in principe een jaarlijkse vaststelling van de draagkracht nodig. Indien het echter een klant betreft waarvan vooraf de verwachting is dat er zich geen wijzigingen in de situatie voor zullen doen, bijvoorbeeld bij klanten met periodiek doorlopende kosten zonder zicht op inkomensverbetering, kan de draagkracht periode voor langere periode of onbepaalde tijd worden vastgesteld en hoeft niet elk kalenderjaar een aanvraag te worden ingediend.
Artikel 7. Draagkrachtverrekening
De draagkracht wordt zowel bij incidentele als periodieke bijzondere bijstand ineens verrekend.
Artikel 8. Wijziging draagkracht
Uitgangspunt is dat de eenmaal vastgestelde draagkracht gedurende dat draagkrachtjaar van toepassing blijft. Alleen wanneer dit tot onbillijkheden zou leiden kun je de draagkracht aanpassen.
De draagkracht stellen we naar de toekomst toe vast. We weten natuurlijk nooit zeker dat er geen veranderingen in die komende twaalf maanden optreden in inkomen en/of vermogen. Soms kan dit aanleiding zijn om de draagkracht te herbeoordelen. Hierbij kan gedacht worden aan een persoon die nu op bijstandsniveau inkomen heeft, op grond hiervan periodieke bijzondere bijstand ontvangt maar gedurende dit draagkrachtjaar hogere inkomsten verkrijgt. Andersom is natuurlijk ook mogelijk: iemand krijgt geen bijzondere bijstand vanwege zijn hoge inkomen en bijbehorende draagkracht, maar verliest dit inkomen en komt op bijstandsniveau terecht.
Bij draagkracht op basis van oververmogen is hetzelfde uitgangspunt van toepassing. Oververmogen wordt voor 100% meegenomen als draagkracht. Nieuwe bijzondere kosten die vervolgens niet meer uit de draagkracht kunnen worden voldaan in het draagkrachtjaar, kunnen worden toegekend en uitbetaald.
Artikel 9. De vorm van de bijstand
Bijzondere bijstand wordt conform de wet om niet verstrekt, tenzij deze beleidsregels anders bepalen. Ook bij belanghebbenden die in de WSNP of in een gemeentelijke schuldregeling (schuldbemiddeling of saneringskrediet) zitten, geldt dat de bijzondere bijstand in de vorm van een lening met een uitgestelde aflossingsverplichting kan worden verstrekt. Wel wordt deze geldlening, indien de belanghebbende heeft voldaan aan de WSNP of schuldregeling, omgezet in ‘om niet’.
Artikel 10. Hoogte bijzondere bijstand
Uitgangspunt is dat de hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening. Daarbij gelden voor een aantal kostensoorten wel maximumbedragen die in de bijlage zijn opgenomen. Jaarlijks wordt door de Sociale Dienst Drechtsteden bekeken welke voorziening (en niveau) als adequaat wordt aangemerkt en welk maximumbedrag daarbij hoort.
Artikel 12. Premie aanvullende zorgverzekering
Het gaat hier om het uitsluiten van bijzondere bijstand voor de premiebetaling van een reguliere basis- en aanvullende zorgverzekering. Voor de premie van de door het Drechtstedenbestuur aangeboden collectieve aanvullende zorgverzekering is wel bijzondere bijstand mogelijk (zie artikel 2).
Het uitgangspunt is dat de Zorgverzekeringswet en de Wlz toereikende voorliggende voorzieningen zijn voor medische kosten (zie artikel 11). In beginsel bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een dieet omdat deze meestal niet medisch noodzakelijk zijn, dan wel niet leiden tot kosten die meer bedragen dan de kosten voor normale voeding.
De kosten voor normale voeding kan belanghebbende voldoen uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm. Indien er zeer bijzondere omstandigheden aanwezig zijn omdat een dieet medisch noodzakelijk is en de kosten van het dieet aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten van normale voeding en belanghebbende de kosten niet zelf kan dragen dan kan bij hoge uitzondering bijzondere bijstand worden verstrekt voor de meerkosten.
Bij de afhandeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de meerkosten van een dieet is het inwinnen van een medisch advies noodzakelijk
Let op: dit hoeft niet in die gevallen waarbij door jurisprudentie al is bepaald dat er geen meerkosten zijn. In het medisch advies worden de meerkosten op jaarbasis opgegeven.
Dieetpreparaten zijn voedingen die op medisch voorschrift worden gebruikt als vervanging van de totale voeding of als bijvoeding. De meeste dieetpreparaten worden vergoed op grond van de Zvw. Er is dus sprake van een voorliggende voorziening, zodat bijzondere bijstand voor deze kosten niet mogelijk is. In het geval dat een dieetpreparaat niet vergoed wordt op grond van de Zvw, zal een medisch advies moeten uitwijzen of er gebruik gemaakt kan worden van een dieetpreparaat dat wél wordt vergoed op grond van de Zvw. Als blijkt dat de belanghebbende is aangewezen op een (alternatief) dieetpreparaat - er is dus geen passende voorliggende voorziening - wordt eerst onderzocht of betrokkene zelf in staat is om deze kosten te dragen. Indien dit niet het geval is kan bij hoge uitzondering bijzondere bijstand worden verstrekt. Daarbij blijft de bijzondere bijstand beperkt tot de meerkosten ten opzichte van de normale voedingskosten. In het medisch advies wordt van deze meerkosten een indicatie gegeven.
Het kan voorkomen dat belanghebbenden met een hoog energieverbruik extra voeding nodig hebben (bijvoorbeeld door een chronische versnelde ademhaling). Ook hier geldt dat eerst beoordeeld wordt of betrokkene de meerkosten zelf uit het besteedbare inkomen kan betalen alvorens overwogen wordt om voor deze kosten van de extra voeding bijzondere bijstand te verlenen. Een medisch advies is ook hier noodzakelijk, waarin een indicatie van de noodzakelijkheid en van de meerkosten wordt gegeven.
Artikel 18. Vervoerskosten medische behandeling
De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid onder 1a wordt bepaald op basis van
het reguliere OV-tarief 2e klas voor de snelste route. In bepaalde omstandigheden kan de hoogte van de bijzondere bijstand worden bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB op basis van de snelste route en gebaseerd op een vergoeding van het in de bijlage genoemde bedrag per kilometer.
Artikel 18a G ehandicaptenparkeerkaart of een gehandicaptenparkeerplaats
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van de werkelijke kosten.
Artikel 19. Bijzondere omstandigheden: afwijking van de hoofdregel
Dit artikel bevat zogenaamd buitenwettelijk begunstigend beleid over de verlening van bijzondere bijstand voor noodzakelijke medische kosten.
Bij de verlening van bijzondere bijstand op grond van het eerste lid vormt de aanvullende verzekering van belanghebbende de richtlijn voor de vergoeding en de eventuele hoogte.
Artikel 20. E xtra stookkosten
Om aan te tonen dat een aandoening leidt tot hogere kosten kan indien nodig extern medisch advies worden ingewonnen.
Artikel 21. B ewassing en kledingslijtage
De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in dit artikel wordt bepaald op basis van de GMD lijst. Indien deze geen helderheid verschaft wordt uitgegaan van de Nibud normen.
De bijzondere bijstand wordt verleend voor de meerkosten, dus voor de kosten die hoger zijn dan de normale kosten voor kleding en bewassing. Om aan te tonen dat een aandoening leidt tot hogere kosten kan indien nodig extern advies worden ingewonnen.
Artikel 22. M aaltijdvoorziening
Wie niet (meer) in staat is om, als gevolg van lichamelijke of geestelijke onvermogen en/of mobiliteitsproblemen waardoor boodschappen doen een probleem vormt, de warme maaltijd zelf te verzorgen, kan de meerkosten van kant en klare maaltijden ten opzichte van zelf gemaakte maaltijden via de bijzondere bijstand vergoed krijgen.
De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt het in de bijlage vastgestelde normbedrag. Dit normbedrag kan maximaal voor 337 dagen per kalenderjaar worden toegekend. Dit maximum is bepaald door 28 vakantiedagen af te trekken van een volledig kalenderjaar.
Bij het vaststellen van de noodzaak voor een maaltijdvoorziening kan bijvoorbeeld een wijkverpleegkundige, maatschappelijk werker, ouderenadviseur of een Wmo-consulent worden geraadpleegd. Bij twijfel en bij voorgenomen afwijzingen is het aan de behandelaar van de aanvraag bijzondere bijstand of hij nog extern advies wil aanvragen wil aanvragen.
In het kader van een adequate uitvoering kan de bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken worden verstrekt. Middels convenanten met de zorgaanbieders zijn afspraken gemaakt over indicatie, het groepsgewijs indienen, afhandelen en factureren.
Artikel 23. Communicatie en signalering
Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als de personenalarmering om medische redenen of sociale redenen noodzakelijk is.
Als er een medische noodzaak is voor een persoonlijk alarm dan vergoedt de Basisverzekering de aanschafkosten. Is er een sociale noodzaak dan is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in principe voorliggend. In de praktijk lopen deze situaties door elkaar. De indicering gebeurt vaak door de huisarts. Als die een indicatie afgeeft geldt die als medische indicatie.
Na de aanschaf kunnen er abonnementskosten verschuldigd zijn. Deze kosten worden via de verzekering vergoed.
Ouderen die te maken hebben met abonnementskosten en geen vergoeding ontvangen, kunnen hiervoor een aanvraag individuele bijzondere bijstand indienen.
Als er gekozen wordt voor een alarm dat wordt verbonden met een vaste telefoonverbinding, komen de kosten van het telefoonabonnement niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Dat zijn immers algemene gebruikelijke kosten.
Een bijzondere vorm van sociale alarmering is het systeem specifiek bedoeld voor slachtoffers van huiselijk geweld en wordt geplaatst op indicatie van een aan 'Veilig Thuis" gelieerde instelling. Door dit systeem kan bij bedreiging politie snel ter plekke zijn. De kosten van een abonnement kunnen worden vergoed. Andere bijkomende kosten worden niet vergoed.
Artikel 24. Bijzondere bijstand levensonderhoud
De wet kent voor jongeren van 18 t/m 20 jaar aparte normen voor de algemene bijstand welke zijn afgeleid van de kinderbijslagnormen. Als de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere hoger zijn dan zijn norm, is aanvulling alleen mogelijk bij wijze van bijzondere bijstand. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18 t/m 20 jaar alleen maar bestaat voor zover hij zijn ouders niet kan aanspreken voor deze kosten.
De belanghebbende komt alleen voor bijzondere bijstand in de verhuiskosten in aanmerking als er sprake is van een verhuizing naar een zelfstandige woonruimte naar of binnen de Drechtsteden. Bij een verhuizing buiten de Drechtsteden, moet belanghebbende een aanvraag indienen bij de ontvangende gemeente. Bij een verhuizing naar een Wlz-instelling is doorgaans geen sprake van zelfstandige woonruimte en blijft de verhuizing beperkt tot kleding en wat kleine spullen. Dan bestaat dus geen aanspraak op bijzondere bijstand voor verhuiskosten.
Bij het vaststellen van de medische noodzaak voor de verhuizing adviseert de Wmo-consulent. Zo kan in het Wmo-dossier van de belanghebbende al een medisch advies aanwezig zijn. Bij twijfel en bij voorgenomen afwijzingen is het aan de behandelaar van de aanvraag bijzondere bijstand of hij nog een second opinion (= extern medisch advies) wil aanvragen .
In lid 2, onder b is vastgelegd dat bij dubbele lasten de huur van de 'nieuwe woning' voor vergoeding in aanmerking komt. De huurtoeslag die belanghebbende ontvangt, heeft over het algemeen betrekking op de huur van de 'oude woning'. De hoogte van de bijzondere bijstand voor dubbele huur bedraagt dan ook het bedrag aan de nieuwe rekenhuur zonder aftrek van huurtoeslag
Artikel 27. Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen
Onder inrichtingskosten behoren, naast de duurzame gebruiksgoederen, ook de stoffering (vloerbedekking gordijnen, vitrage en toebehoren). De zorg voor een woninginrichting moet gerekend worden tot de eigen verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Voor een woninginrichting dient altijd te worden gereserveerd.
Als iemand niet (voldoende) heeft gereserveerd gaan we ervan uit dat de betrokkene de verhuizing kan uitstellen, tot het moment dat hij de eerste woninginrichting zelf kan bekostigen. Slechts in uitzonderlijke situaties is bijstandsverlening mogelijk.
Richtlijn hoogte woninginrichting
Bij het inrichten van een woning moet worden uitgegaan van de goedkoopste adequate oplossing (als kringloopwinkel en marktplaats). Een richtlijn voor het bepalen van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand voor een volledige woninginrichting de op de inventarislijst van de SDD genoemde bedragen. Let wel: dit is een richtlijn en géén minimum of maximumbedrag; dus altijd wordt de individuele situatie beoordeeld.
De kosten voor de stoffering (vloerbedekking gordijnen, vitrage en toebehoren) worden om niet verstrekt. De duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een lening.
Artikel 28. Doorbetaling vaste lasten tijdens verblijf in instelling
Lid 3a: Met kosten voor het aanhouden van de woning kan worden bedoeld; hypotheek of huur onder verrekening van de huurtoeslag en het vastrecht van de netwerkbeheerder.
De belanghebbende kan wegens medische of sociale omstandigheden elders in een instelling worden opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld zijn een ziekenhuis, een Blijf van m’n Lijf-huis, een verpleegtehuis, of een opname in een afkickcentrum. Het is op voorhand niet altijd duidelijk of die situatie tijdelijk of blijvend is. Bij het aanhouden van de woning dienen de kosten van (door)betaling van vaste lasten door belanghebbende onverminderd te worden voldaan. Is de noodzaak van doorbetaling van vaste lasten geïndiceerd dan kan daarvoor bijzondere bijstand worden gegeven.
Bijzondere bijstand voor doorbetaling van de vaste lasten kan, als de noodzaak daarvan is aangetoond, in beginsel hoogstens voor de periode van een jaar worden toegestaan. In zeer bijzondere omstandigheden kan deze periode in het kader van een hulpplan worden verlengd. Indien de inrichting of de instelling tot de conclusie komt dat terugkeer naar de maatschappij niet te verwachten is, kan vanaf dat moment nog voor ten hoogste drie maanden bijzondere bijstand ter betaling van de vaste lasten worden verstrekt.
Samenstelling en hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand
Als een alleenstaande belanghebbende opgenomen is in een instelling of inrichting kan, als daartoe de noodzaak aanwezig is bijzondere bijstand voor de vaste lasten worden verleend. De noodzaak van het aanhouden van de woning moet duidelijk aanwezig zijn. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake bij een onderverhuursituatie.
Indien de opname korter duurt dan de maand van opname én één extra maand, kan de "gewone" norm worden gecontinueerd. Hieruit kunnen de vaste lasten bestreden worden en is verstrekking van bijzondere bijstand niet noodzakelijk.
Als er wel sprake is van noodzaak, dient als volgt gehandeld te worden:
Voor de termijnbedragen van energiekosten zal in principe geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat in de praktijk de niet langer noodzakelijke energievoorziening afgesloten kan worden. Door het energiebedrijf worden geen af- en aansluitkosten in rekening gebracht, zolang dit inpandig mogelijk is. Is dit wel het geval dan kan in de aansluitkosten bijzondere bijstand worden aangevraagd.
Indien er sprake is van bewoning van een koopwoning kan eveneens gesproken worden over woonlasten. Voor de berekening van de bijzondere bijstand mag nimmer het aflossingsbedrag van de hypothecaire lening worden meegenomen. Voor wat onder woonlasten verstaan wordt moet aangesloten worden bij de systematiek van de woonkostentoeslag.
Korte onderbrekingen van de opname
De opname in verpleeghuizen, ziekenhuizen e.d. kan soms onderbroken worden door korte verloven, bijvoorbeeld weekend-verlof. Dit komt met name voor bij psychiatrische opnames. Korte verloven hebben geen invloed op de hoogte van de verstrekking.
Indien de energievoorziening was afgesloten, zal tot heraansluiting moeten worden overgegaan. Is er weer sprake van energielevering, dan zal ook voor de termijnbedragen van energiekosten bijzondere bijstand verstrekt moeten worden, doch ten hoogste voor het bedrag dat aan vastrecht verschuldigd is (ondanks het feit dat het energiebedrijf op het standpunt staat dat het volle termijnbedrag betaald moet worden). Het uitgangspunt hierbij is, dat de Sociale Dienst Drechtsteden de hoogte van de bijzondere bijstand voor deze kosten soort bepaalt. In evidente gevallen zal aan de hand van de jaarlijkse energie-afrekeningsnota achteraf kunnen blijken, dat alsnog aanvullende bijzondere bijstand verstrekt moet worden in verband met de verbruikte energie.
Bijzondere bijstand voor de eerste huur kan ingediend worden als er sprake is van een verhuizing naar en binnen de Drechtsteden. Bij een verhuizing buiten de Drechtsteden, moet belanghebbende een aanvraag indienen bij de nieuwe gemeente. Bij eerste huur is er sprake van een nieuwe woonsituatie.
Artikel 30. W oonkostentoeslag huurders
In artikel 11 van de Wet op de huurtoeslag wordt het begrip "woning" nader gedefinieerd. In deze beleidsregels wordt aangesloten bij deze definitie.
Woonkostentoeslag wordt verstrekt analoog aan de huurtoeslag. Het huurtoeslagjaar loopt van 1 januari tot 1 januari. De huurtoeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen van het lopende jaar. Het volgen van de berekening van de huurtoeslag betekent, dat bij de berekening van de woonkostentoeslag rekening moet worden gehouden met de inkomsten van medebewoners. Het gezamenlijk inkomen bepaalt in de Wet op de huurtoeslag immers de hoogte van de basishuur (De wet daarentegen houdt geen rekening met inkomen en vermogen van medebewoners die niet tot het gezin van belanghebbende behoren).
Aanvullende WKT bij huur boven maximum huurgrens
Wanneer de huur meer bedraagt dan de maximum huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. In dit verband moet in ieder geval aandacht besteed worden aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol.
Als er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, wordt de hoogte hiervan vastgesteld op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens. De woonkostentoeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan jongvolwassenen van 18-23 jaar die in geclusterde zelfstandige woonvormen met niet planbare, direct afroepbare, intensieve ondersteuning verblijven (IB 4).
Artikel 31. W oonkostentoeslag eigenaren
Woonkostentoeslag wordt verstrekt analoog aan de huurtoeslag. Het huurtoeslagjaar loopt van 1 januari tot 1 januari. De huurtoeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen van het lopende jaar. Het volgen van de berekening van de huurtoeslag betekent, dat bij de berekening van de woonkostentoeslag rekening moet worden gehouden met de inkomsten van medebewoners. Het gezamenlijk inkomen bepaalt in de Wet op de huurtoeslag immers de hoogte van de basishuur (De wet daarentegen houdt geen rekening met inkomen en vermogen van medebewoners die niet tot het gezin van belanghebbende behoren).
De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. In het tweede lid is een limitatieve opsomming opgenomen van woonkosten die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij de hypotheekrente is het niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht. Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld. De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.
De reiskosten die door familieleden worden gemaakt in verband met een bezoek aan het zieke gezinslid komen niet zonder meer in aanmerking voor bijzondere bijstand. Er is sprake van kosten die uit de algemene bijstandsnorm voldaan dienen te worden. In de beoordeling dient meegenomen te worden wat de belanghebbende zelf gedaan heeft om tot een oplossing te komen. Hij/zij dient dan ook eerst zijn/haar eigen netwerk te raadplegen (bijvoorbeeld meerijden met familieleden). Pas als in een individuele situatie sprake is van onvermijdelijke noodzakelijke kosten is extra bijstand mogelijk. Bij een reisafstand van 10 kilometer of meer, worden de volledige kilometers vergoed.
In het onderzoek moet aan de orde komen wat het doel van het bezoek is en waarom de persoon die in het ziekenhuis ligt moet worden bezocht door belanghebbende. Betrek hierbij de familieband met het zieke familielid. Het bezoek moet erop gericht zijn de band, die de belanghebbende had vóór de ziekte van het familielid, te onderhouden en geldt voornamelijk voor de directe familieleden zoals partner, kinderen en ouders. Voor eventueel andere belanghebbenden moeten er zwaarwegende argumenten zijn om voor bijstand in aanmerking te kunnen komen.
Artikel 3 3. R eiskosten ouderlijk huis - instelling
In geval van plaatsing van kinderen in een instelling moet onderscheid worden gemaakt tussen:
De reiskosten welke voor rekening komen van de ouders kunnen als noodzakelijk worden beschouwd en kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Bij een reisafstand van 10 kilometer of meer worden de volledige kilometers vergoed.
De term instelling wordt breed gezien, dus ook een pleeggezin/opvangadres.
Artikel 3 4. R eiskosten voor bezoek aan gedetineerde
Er is sprake van kosten die uit de algemene bijstandsnorm voldaan dienen te worden. In de beoordeling dient meegenomen te worden wat de cliënt(e) zelf gedaan heeft om tot een oplossing te komen. Hij/zij dient dan ook eerst zijn/haar eigen netwerk te raadplegen (bijvoorbeeld meerijden met familieleden).
Verder dient in het onderzoek aan de orde te komen dat het doel van het bezoek aan de gedetineerde in het belang is van de aanvrager/ster en niet in het belang van de gedetineerde. Het familiebezoek moet erop gericht zijn de band, die de belanghebbende had vóór de detentie met de gedetineerde, te onderhouden en geldt voornamelijk voor de directe familieleden zoals partner, kinderen en ouders.
Voor wat betreft de frequentie van het bezoek wordt rekening gehouden met de aard en de intensiteit van de familierelatie.
Verder dient bij de beoordeling rekening te worden gehouden met de te verwachte duur. Bij een kort durende detentie is er geen noodzaak om voor detentiebezoek bijstand te verstrekken. Indien er bijvoorbeeld sprake is van TBS of een te verwachten langdurige detentieperiode kan de frequentie aanzienlijk lager zijn dan bij een detentie van enkele maanden. Gedacht kan worden aan enkele bezoeken per jaar.
Indien er meerdere personen tegelijkertijd op bezoek gaan is het mogelijk dat het goedkoper is om met de auto te reizen dan met het openbaar vervoer. De bijstand wordt vastgesteld op de goedkoopst mogelijke oplossing. Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand kan rekening worden gehouden met het gegeven dat in de norm uitkering een component zit om reiskosten te betalen. Dit betekent dat slechts in bijzondere noodzakelijke situaties bijstand voor reiskosten worden vergoed.
Als de detentie in het buitenland plaatsvindt worden alleen de reiskosten in Nederland vergoed. Reiskosten die in dit verband in het buitenland worden gemaakt, komen wegens strijdigheid met het territorialiteitsbeginsel immers niet voor bijstand in aanmerking.
Bij een reisafstand van 10 kilometer of meer worden de volledige kilometers vergoed.
De nabestaanden van de overledene zijn verantwoordelijk voor de uitvaart en dragen de kosten daarvan. Elk van de nabestaanden voor een gelijk deel. Nabestaanden zijn de erfgenamen volgens het Burgerlijk recht, of zoals genoemd in het testament, mits zij hun erfdeel niet verworpen hebben. Zijn er geen nabestaanden die de uitvaart regelen, dan kan uitvaart op basis van de Wet op de Lijkbezorging uitgevoerd worden.
Voor de kosten van een uitvaart (begrafenis of crematie) in Nederland kunnen de nabestaanden bijzondere bijstand aanvragen. Dit kan als hun eigen middelen, verzekeringsgelden en de nalatenschap van de overledene ontoereikend zijn om deze kosten te dekken.
Uitgangspunt bij bijzondere bijstand voor de uitvaartkosten is dat er in alle denkbare situaties (begrafenis, crematie) een aantal standaardkosten zijn die altijd gemaakt moeten worden (denk hierbij aan het basistarief uitvaartverzorger, akte van overlijden, e.d.). Er wordt uitgegaan van de kosten voor een sobere doch respectvolle uitvaart. Hierbij wordt aangesloten bij de afspraken die in het kader van uit het uitvoeringsbeleid van de uitvaart van gemeentewege zoals die in de Drechtsteden uitgevoerd wordt.
Artikel 3 6. B ewindvoering , mentorschap en curatele
In de regeling zijn de bedragen exclusief btw opgenomen. Ook de btw komt voor vergoeding in aanmerking.
De Sociale Dienst Drechtsteden kan aanvullende gegevens opvragen bij de bewindvoerder. Als de Sociale Dienst Drechtsteden aanvullende gegevens opvraagt dan is dit niet bedoeld om de noodzaak te bepalen. Wel vraagt de dienst gegevens op om te bezien of de kosten zich ook daadwerkelijk hebben voortgedaan. Dat doen we ook als hier twijfel/ onduidelijkheid over is.
Als vertrekpunt voor het correct afhandelen van een aanvraag bijzondere bijstand dient de Sociale Dienst Drechtsteden te kunnen beschikken over het beloningsverzoek óf de uitspraak van de rechtbank waaruit blijkt welke categorie van toepassing is op de onderbewindgestelde. In het beloningsverzoek dat de bewindvoerder bij de rechtbank indient staan de volgende categorieën onderscheiden:
Indien de eerste categorie van toepassing is, dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden in het eerste jaar van het bewind geen aanvullende gegevens over het schuldenbewind moeten opvragen. Deze tijd zal de bewindvoerder nodig hebben voor stabilisatie en het gereed maken van het dossier voor een minnelijke schuldregeling. Als er in het tweede jaar nog geen verdere doorgeleiding richting een minnelijke schuldregeling heeft plaatsgevonden dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden bij de bewindvoerder informeren naar de voortgang van de (verrichte) werkzaamheden. Dit om te bezien of de gevraagde kosten zich daadwerkelijk hebben voortgedaan of zullen voordoen. De Sociale Dienst Drechtsteden mag immers, als er twijfel bestaat of de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn, om aanvullende informatie verzoeken. (CRvB 09-11-2010, nr. 08/6936 WWB en CRvB 02-08-2011, nr. 09/4327 WWB).
Het kan zijn dat stabilisatie vanwege complexe omstandigheden (financieel of persoonlijk) langer duurt dan 1 jaar. Dit zal richting een minnelijk traject echter eerder uitzondering dan regel dienen te zijn. Als de gevraagde informatie achterwege blijft, of als uit de geleverde informatie blijkt dat de kosten niet gemaakt zijn dan volgt er een afwijzing voor het forfaitaire bedrag voor schuldenbewind (ongeacht de niet betwiste noodzakelijkheid en bijzondere omstandigheden). De Sociale Dienst Drechtsteden heeft dan immers onvoldoende zicht op het al dan niet daadwerkelijk voordoen van de kosten. Het feit dat er jaarlijks rekening en verantwoording bij de rechtbank wordt afgelegd biedt onvoldoende houvast voor de beoordeling van de bijstand. Uit dit formulier valt namelijk niet op te maken welke werkzaamheden er zijn verricht in het kader van stabilisatie en toeleiding.
Als er een minnelijk traject is gestart dan is de verwachting dat er na 3 jaar een schone lei is. Gedurende deze periode is er geen aanleiding voor de Sociale Dienst Drechtsteden om aanvullende gegevens op te vragen bij de bewindvoerder. Wel zal er gevraagd worden aan de Sociale Dienst Drechtstedelijke schuldhulpverlener of de dienstverlening (budgetbeheer, coaching, etc.) passender is in het individuele geval. Mocht dit zo zijn dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden, in overleg met de klant en de bewindvoerder, bij de rechtbank verzoeken om beëindiging van het bewind. (Rb Gelderland 18 april 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5213) Indien na het 3e jaar van het minnelijke traject er nog steeds bijzondere bijstand voor schuldenbewind wordt aangevraagd, dan gaat de beloning terug naar het standaard tarief. Vervolgens vraagt de Sociale Dienst Drechtsteden aanvullende gegevens aan de bewindvoerder om te bezien of de kosten zich nog daadwerkelijk voordoen op basis van een beperking in de persoon gelegen.
Als er een WSNP traject is gestart dan is de verwachting dat er na 5 jaar een schone lei is. Gedurende deze periode is er geen aanleiding voor de Sociale Dienst Drechtsteden om aanvullende gegevens op te vragen. Indien na het 5e jaar van de WSNP periode er nog steeds bijzondere bijstand voor schuldenbewind wordt aangevraagd dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden aanvullende gegevens vragen aan de bewindvoerder om te bezien of de kosten zich nog daadwerkelijk voordoen.
Als het evident is dat een onderbewindgestelde onder categorie 4 geen zicht heeft op een schone lei of een traject daarnaar toe, dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden geen verdere gegevens vragen. De rechtbank beoordeelt de 5 jaarlijkse verslaglegging. Als de rechtbank besluit dat schuldenbewind wordt voortgezet dan volgt de Sociale Dienst Drechtsteden deze lijn.
Hoofdregel is, conform de wet, dat voor schulden geen bijzondere bijstand wordt verleend. Hierop bestaan twee uitzonderingen:
Artikel 4 1. L egeskosten verblijfsvergunningen
De legeskosten (alsmede de eventueel aanvullende kosten) die gemaakt moeten worden om een verblijfsvergunning te verkrijgen of te verlengen behoren in beginsel tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan. Voor dergelijke legeskosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Het uitgangspunt bij dergelijke kosten is dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkenen hoort om voor deze kosten te reserveren.
Wanneer belanghebbende door omstandigheden niet heeft kunnen reserveren (bijvoorbeeld omdat hij/zij al aflost op een lening bij de SDD), nu wel geconfronteerd wordt met deze, op zich noodzakelijke, kosten, heeft hij / zij eventueel recht op bijzondere bijstand voor deze kosten.
Het territorialiteitsbeginsel is van toepassing. Alleen de legeskosten van voor in Nederland verblijvende partner en kinderen worden vergoed.
De vorm van de bijstand is afhankelijk van de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert en de mogelijkheden die hij / zij heeft. Hieronder volgt een niet limitatieve uitwerking van de omstandigheden die bij de overweging een rol kunnen spelen.
Onvrijwillig of vrijwillig verblijf
Er is een verschil te maken als het gaat om de vraag of het verblijf van de vreemdeling in Nederland vrijwillig, of onvrijwillig is.
Het verblijf van een vreemdeling die hier verblijft op basis van een verblijfsvergunning regulier voor (on)bepaalde tijd, is in beginsel vrijwillig te noemen. Het is de vrije keuze van de vreemdeling om in Nederland te wonen, te werken, te studeren. Terugkeer naar het thuisland is mogelijk. Van de betrokkene wordt in beginsel verwacht dat hij/zij voor de legeskosten voor een verblijfsvergunning reserveert.
Het verblijf van een asielzoeker die in Nederland is toegelaten op basis van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd, is onvrijwillig te noemen. Het asiel is immers verleend omdat terugkeer naar het thuisland onmogelijk wordt geacht. Ook van de asielgerechtigde mag verwacht worden voor de legeskosten te hebben gereserveerd. Zij zijn echter in beginsel geen legeskosten verschuldigd voor de aanvraag van hun vergunning.
Om verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen of te behouden kunnen er legeskosten verschuldigd zijn. De beslissing van de IND om dit verblijfsrecht te verlenen is noodzakelijk wanneer een familielid van de in Nederland verblijvende vreemdeling zich hier wil vestigen dan wel het verblijf wil verlengen. De legeskosten die aan deze beslissing zijn verbonden moeten uit het eigen inkomen betaald worden tenzij de kosten volkomen onverwacht zijn ontstaan zodat niet (voldoende) gereserveerd kon worden. De hoogte van de legeskosten kan variëren.
Naast de directe legeskosten kunnen er zich andere kosten voordoen in het kader van het verkrijgen of voortzetten van het verblijfsrecht. Denk bijvoorbeeld aan vertaalkosten van officiële documenten. In hoeverre deze kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking kunnen komen zal uit de eventuele beoordeling moeten blijken.
De kosten die buiten Nederland worden gemaakt (bijvoorbeeld reiskosten om in Nederland te geraken), komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Deze kosten worden immers buiten Nederland gemaakt.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB worden de kosten van woninginrichting tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen dan ook in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Ditzelfde geldt in principe voor een baby-uitzet. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen is bijstand mogelijk.
Kosten van aangepaste kleding voor de moeder komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Kosten voor een box of kinderstoel zijn geen noodzakelijke kosten. Deze goederen zijn niet direct noodzakelijk zodra het kind is geboren. Er gaan enkele maanden overheen alvorens een baby gaat omrollen en kruipen of kan gaan zitten. In deze periode dient men dan te reserveren.
Het babypakket zoals omschreven in lid 3a kan bestaan uit luiers, hemdjes/rompertjes, bad, kruik, deken, lakens, zeiltje.
Richtlijn vergoeding in uitzonderlijke situatie
Een eventuele vergoeding van de zorgverzekeraar wordt in mindering gebracht. Voor de overige kosten ledikant, matras en draagzak/doek of kinderwagen gaan we uit van de goedkoopste en meest adequate oplossing.
De bijzondere bijstand voor het babypakket wordt om niet verstrekt, de overige kosten in de vorm van een lening. In het algemeen geldt dat de belanghebbende in ieder geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap voor deze kosten heeft kunnen reserveren. Normaliter wordt de aanvraag ingediend in de zevende maand van de zwangerschap. De reservering kan dan worden beperkt tot vier maanden; immers, iemand kan nog niet gereserveerd hebben over de achtste en negende maand.
Artikel 4 3. E igen bijdrage peuterspeelzaal
Het inkomen en vermogen wordt door de peuterspeelzaal getoetst. Ervan uitgaande dat belanghebbenden voor voorzieningen in het kader van peuterspeelzaalwerk aangewezen zijn op de woongemeente, worden de kosten vergoed ter hoogte van de goedkoopst adequate voorziening in de Drechtstedengemeente waar het kind de opvang geniet.
Artikel 4 4. K ledingaanschaf na detentie
Het geëigende moment om bijzondere bijstand te verstrekken is het moment van de invrijheidstelling.
Dan wordt de behoefte het meest gevoeld. Als zich op het moment van het weekend-of proefverlof reeds bijzondere omstandigheden voordoen, kan dan al bijzondere bijstand worden overwogen.
Artikel 4 5. G edwongen opname
De kosten zoals bedoeld in lid 2 betreffen de kosten voor hypotheek of huur onder verrekening van de huurtoeslag.
Artikel 4 7. P ersoonlijk minimabudget
Om een eenduidige, heldere en rechtmatige werkwijze rondom het beoordelen van de inspanningsverplichting te hanteren, wordt aangesloten op het maatregelenbeleid. Daar waar aan de bijstandsgerechtigde geen maatregel of sanctie is opgelegd, wordt ervan uitgegaan dat belanghebbende voldoet aan het inspanningscriterium.
Van bijstandsgerechtigden die de gehele referteperiode van 12 maanden in de bijstand zaten en ten tijde van de aanvraag nog steeds in de bijstand zitten (en waarbij geen maatregel is opgelegd), mag worden verondersteld dat er geen zicht op inkomensverbetering is geweest.
Bij bijstandsgerechtigden die korter dan de referteperiode in de bijstand zitten wordt een lichte toets uitgevoerd op de situatie vòòr instroom bij de Sociale Dienst Drechtsteden. Bij belanghebbenden die in de bijstand terecht komen, is nauwelijks te veronderstellen dat er zicht was op inkomensverbetering. Op basis van de aanwezige beleidsvrijheid van de inkomensadviseur of klantregisseur wordt de situatie beoordeeld en wordt de beoordeling in het dossier en de beschikking vermeld.
Voor niet bijstandsgerechtigden geldt dat er individuele toetsing moet plaatsvinden. Voor klanten van het UWV geldt dat de inspanningsverplichting door het UWV wordt bijgehouden. Op het moment dat er geen maatregelen of sancties zijn opgelegd door het UWV, kan worden uitgegaan dat de belanghebbende voldoet aan zijn inspanningsverplichting.
Bij aanvragers die arbeid verrichten is het erg moeilijk en tijdrovend om vast te stellen of zij zicht hebben op inkomensverbetering en of zij aan een inspanningsverplichting voldoen. Hierbij geldt dat van iemand die werkt kan worden verwacht dat zij een kans op een beter betaalde baan niet afwijzen. Zodoende mag worden verondersteld dat een werkend iemand de kans op inkomensverbetering altijd benut zou hebben. Voor de inspanningsverplichting geldt dat aan deze aanvragers wel wordt gevraagd op welke wijze zij zich hebben ingezet om het inkomen te verbeteren. De inkomensadviseur beoordeelt op basis van de verklaring van de klant.
HOOFDSTUK 2 MINIMABELEID OVERIG
Kind op de basisschool: maximaal € 275,00 per kind per jaar.
Kind op de middelbare school: maximaal € 790,00 per kind per jaar.
HOOFDSTUK 3 COLLECTIEVE (AANVULLENDE) ZORGVERZEKERING
Artikel 2 Collectiev e (aanvullende) zorgverzekering
HOOFDSTUK 4 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND
De vergoeding voor vervoer per auto is gelijk aan bedraagt € 0,19 per kilometer.
Per maaltijd wordt een normbedrag verstrekt van € 2,00.
Het normbedrag kan voor maximaal 337 dagen per kalenderjaar worden toegekend.
De maandelijkse kosten van personenalarmering bedraagt € 16,50 (Bedrag 2019. Voor 2020 wordt de hoogte o.b.v. indexatie berekend.)
Aanvullende bijstand voor jongeren die geen beroep kunnen doen op hun ouders. In % van de bijstandsnorm voor gehuwden in de leeftijd van 21 jaar tot en met de pensioengerechtigde leeftijd minus de norm algemene bijstand.
Zwerfjongeren in de opvang: jongerennorm + individueel bepaalde toeslag
Alleenstaande uitwonend die voldoen aan de uitwonenden criteria:
Alleenstaande uitwonend die voldoet aan de uitwonenden criteria: norm WSF BO (beroepsonderwijs uitwonend incl. lesgeld) minus algemene bijstand norm alleenstaande van 18 21 jaar
Als er sprake is van de kostendelersnorm, gelden bij alleenwonende alleenstaanden de volgende normen:
(NB: Overal waar hieronder wordt gesproken over een bijstandsnorm voor gehuwden wordt bedoeld een gehuwdennorm in de leeftijd van 21 jaar tot en met de pensioengerechtigde leeftijd minus de norm algemene bijstand)
Kosten delen met 2 personen: 50% van gehuwden norm -/- jongeren norm = BB
Kosten delen met 3 personen: 43,33% van gehuwden norm-/- jongeren norm = BB
Kosten delen met 4 personen: 40% van gehuwden norm-/- jongeren norm = BB
Kosten delen met 5 personen: 38% van gehuwden-/- jongeren norm = BB
Samenwonend/ gehuwden jongeren die voldoen aan uitwonende criteria 73%
Samenwonend/ gehuwden jongeren met kind(eren) 93%
Samenwonend/ gehuwden waarvan één ouder dan 21 87%
Samenwonend /gehuwden waarvan één ouder dan 21 met kinderen 100%
Verlaging woonlasten met € 50,- per maand.
De maximumvergoeding voor inrichtingskosten (stoffering + duurzame gebruiksgoederen) bedraagt:
Bij kosten van groot onderhoud worden de onderhoudskosten bedoeld die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk). Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend. Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud geldt het volgende bedrag per 1-1-2019 :
€648,00 voor een woning van vóór 1945
€554,00 voor een woning na 1945.
Voor appartementen geldt een toeslag liftinstallatie € 82,- en een toeslag algemeen beheer en administratiekosten van € 160,-.
Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en daarom hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening
De vergoeding voor vervoer per auto bedraagt € 0,19 per kilometer.
De vergoeding voor vervoer per auto bedraagt € 0,19 per kilometer.
De vergoeding voor vervoer per auto bedraagt € 0,19 per kilometer.
De maximumvergoeding voor uitvaartkosten bedraagt € 4.614,00.
De maximumvergoeding voor een babypakket bedraagt € 150,00.
De maximumvergoeding een ledikant/matras/ kinderwagen bedraag € 355,00.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2019-976.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.