Blad gemeenschappelijke regeling van Drechtsteden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drechtsteden | Blad gemeenschappelijke regeling 2019, 972 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drechtsteden | Blad gemeenschappelijke regeling 2019, 972 | Beleidsregels |
Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden
• het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent de uitvoering van de Participatiewet in de Drechtsteden,
omdat hiermee inwoners ondersteund kunnen worden die niet zelfstanding het minimumloon kunnen verdienen of omdat zij niet in staat zijn gebleken zelfstandig betaald werk te vinden; de Participatiewet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden;
• artikel 4:81 lid 1, 4:83 en artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb);
• artikel 2.5 van de Verordening Werk en Inkomen Drechtsteden;
• het advies van het Portefeuillehoudersoverleg Sociaal d.d. 3 december 2019;
• de afstemming met de Cliëntenraad Regio Drechtsteden, waaraan de beleidsregels zijn gezonden met verzoek om advies;
vast te stellen, de navolgende Beleidsregels Participatiewet Drechtsteden.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Max WW-er: Inwoner die recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, waarvan de uitkering binnen drie maanden beëindigd wordt en waarvan het naar oordeel van DSB aannemelijk is dat die na beëindiging van de Ww-uitkering aanspraak maakt op de voorzieningen in het kader van de participatiewet;
Hoofdstuk 2. Werkvoorzieningen
Artikel 2. Doelstelling en reikwijdte
In de ondersteuning wordt gestreefd naar maatwerk, waarbij per individu wordt bekeken welke specifieke voorzieningen nodig zijn. Hierbij kan, in het belang van duurzame arbeidsparticipatie, de periode van ondersteuning van belanghebbende verlengd worden tot een jaar na het moment van uitstroom richting betaald werk.
Bij nuggers komt het DSB uitsluitend op verzoek van de belanghebbende of diens (professionele) omgeving in actie. Uitzondering hierop zijn personen die zijn opgenomen in het doelgroepregister, jongeren afkomstig van het VSO, PrO en Entree-onderwijs en instantiemijdende personen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt die door inzet van het DSB zijn opgespoord en andere personen met een afstand tot de arbeidsmarkt, waarvan het DSB inschat dat de inzet van voorzieningen kan voorkomen dat deze personen een uitkering nodig gaan hebben.
Artikel 3. Vervoersvoorziening
Het DSB biedt een vervoersvoorziening aan de belanghebbende als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de vervoersvoorziening dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de vervoersvoorziening moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Artikel 4. Werkplekaanpassingen
Het DSB kan een aanpassing van de werkplek aanbieden aan een belanghebbende, als dit noodzakelijk is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om zijn/haar werk uit te voeren. Voorbeelden van een werkplekaanpassing zijn een rolstoeltoegankelijke werkruimte of een traplift. Er is geen limitatieve lijst van werkplekaanpassingen. In principe kan elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is.
Het DSB biedt een werkplekaanpassing aan de belanghebbende als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Het toekennen van een werkplekaanpassing gedurende de proefplaatsing behoort tot de mogelijkheden op voorwaarde dat er zekerheid is dat na de proefplaatsing er een arbeidsovereenkomst volgt; en
Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de werkplekaanpassing dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Artikel 5. Meeneembare voorzieningen
Het DSB kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. Meeneembare voorzieningen zijn bijzondere hulpmiddelen die een werkgever normaal gesproken niet in zijn bedrijf beschikbaar heeft. Denk bijvoorbeeld aan orthopedische schoenen, voorleesapparatuur, spraakversterkers of een aangepaste bureaustoel. De belanghebbende met een arbeidsbeperking kan deze meeneembare voorzieningen ook op een andere werkplek of bij een andere werkgever gebruiken.
Het DSB biedt een meeneembare voorzieningen aan de belanghebbende als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het DSB biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de meeneembare voorziening dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Het DSB kan jobcoaching toekennen als dit van belang is voor een belanghebbende met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. Jobcoaching heeft tot doel vanaf het moment van feitelijke werkaanvaarding de belanghebbende te begeleiden naar een situatie waarin hij/zij uiteindelijk zonder of met zo min mogelijk begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.
Het DSB biedt jobcoaching aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Jobcoaching kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing met de intentie te komen tot een arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week;
Het DSB besluit op basis van een beargumenteerd voorstel van een conform lid 5 van dit artikel gekwalificeerde jobcoach, dan wel op basis van het oordeel van een gespecialiseerd begeleider werkend onder verantwoordelijkheid van het DSB, wat de noodzakelijke ureninvestering en de noodzakelijke duur in maanden is om het doel te realiseren. Het DSB besluit tevens, gewogen vanuit het belang van de werknemer, of een interne (in dienst van de werkgever zijnde) of externe (niet in dienst van de werkgever zijnde) jobcoach wordt ingezet.
Het DSB kan jobcoaching inzetten vanaf het eerste moment van werkaanvaarding (plaatsing) en nog voordat de begeleidingsbehoefte van belanghebbende op maat kan worden afgestemd. In dat geval dient de betreffende jobcoach binnen 6 weken na aanvang van de jobcoaching te komen tot een gemotiveerd voorstel, inbegrepen de reeds geboden jobcoaching, op basis waarvan het DSB op maat kan besluiten. In deze gevallen heeft het besluit terugwerkende kracht tot het moment van aanvang van de jobcoaching.
De volgende kwaliteitseisen zijn op jobcoaching van toepassing:
jobcoach in dienst van een jobcoachorganisatie (externe jobcoach):
de jobcoachorganisatie waar de jobcoach in dienst is, is als zodanig erkend op grond van de vigerende Beleidsregel Erkennings- en intrekkingskader uitvoering persoonlijke ondersteuning UWV, staat in voor de vakbekwaamheid van haar personeel en kan van het voorgaande desgevraagd bewijstukken overleggen.
Na maximaal 1 jaar of zoveel vroeger als wenselijk heroverweegt het DSB of voortzetting van de jobcoaching in de geboden vorm nog langer noodzakelijk is. Het baseert zich daarbij minimaal op een beargumenteerd verlengingsvoorstel van een conform lid 5 van dit artikel gekwalificeerde jobcoach, beschikbare voortgangsrapportages en – mits voorhanden – de uitslag van het loonwaarde-instrument op de gewenste ondersteunings-/begeleidingsbehoefte.
Met werkbegeleiding wordt bedoeld, een vorm van praktische werkaansturing die er primair op gericht is de continuïteit en duurzaamheid van een dienstverband zoveel mogelijk te garanderen. Verwacht wordt dat het risico op uitval van belanghebbende met een arbeidsbeperking zonder inzet van werkbegeleiding groot is.
Werkbegeleiding onderscheidt zich op basis van onderstaande, niet-limitatieve lijst van criteria, van het instrument jobcoaching:
werkbegeleiding is gericht op het zoveel mogelijk garanderen van de continuïteit van een dienstverband, terwijl jobcoaching tot doel heeft belanghebbende met een arbeidsbeperking te ontwikkelen naar een situatie waarin deze uiteindelijk zonder, of met zo min mogelijk begeleiding bij een werkgever werkzaam kan zijn;
De omvang van werkbegeleiding wordt per kandidaat bepaald en beschikt. Gedurende de inwerkperiode van maximaal zes maanden na indiensttreding ontvangt de werkgever een forfaitair bedrag per kandidaat, per maand. Indien een loonwaarderapport bij aanvang van een dienstverband reeds aanwezig is (bijvoorbeeld uit een stage of proefplaatsing), geldt de forfaitaire vergoeding niet, maar wordt het bedrag op basis van dit loonwaarderapport direct bij aanvang van het dienstverband op maat bepaald.
Het DSB biedt een proefplaatsing aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De duur van de proefplaatsing wordt vastgesteld op basis van afstand tot de arbeidsmarkt, opleidingsniveau, uitkeringsduur, complexiteit van de functie en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende en zolang als nodig is voor de werkgever en SDD om zich een beeld te vormen van de geschiktheid van de belanghebbende;
Artikel 9. Re-integratie Werkovereenkomst (RWO)
Het DSB biedt de RWO aan onder de volgende voorwaarden:
De duur van de RWO voor belanghebbenden wordt vastgesteld op basis van afstand tot de arbeidsmarkt, opleidingsniveau, uitkeringsduur, complexiteit van de functie en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende en zolang als nodig is voor de werkgever en SDD om zich een beeld te vormen van de geschiktheid van de belanghebbende; en
Er moet sprake zijn van een arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden bij een baanbonus van € 2000,-. Er moet een arbeidsovereenkomst van minimaal 12 maanden zijn voor een baanbonus van € 4000,-. De werknemer moet op basis van de arbeidsovereenkomst uitkeringsonafhankelijk worden. Dit wordt bepaald door het DSB.
De aanvraag moet binnen zes weken na ingang van de arbeidsovereenkomst worden ingediend, middels het daartoe bestemde aanvraagformulier. Hierbij dient een getekende arbeidsovereenkomst te worden overlegd. De werkgever ontvangt vervolgens een beschikking waarin het formele recht op de baanbonus wordt toegekend, op voorwaarde dat de werkgever na afloop van de arbeidsovereenkomst de benodigde loonstroken kan overleggen. Voorafgaand aan deze beschikking wordt getoetst of belanghebbende, in de situatie van de datum van ingang van de arbeidsovereenkomst, op basis van de arbeidsovereenkomst uitkeringsonafhankelijk wordt. Na afloop van de arbeidsovereenkomst (na 6 resp. 12 maanden) kan de werkgever de baanbonus declareren. Daarbij dient de werkgever de 6de resp. 12de loonstrook te overleggen. De declaratie moet uiterlijk 6 weken na afloop van de arbeidsovereenkomst zijn ingediend.
Artikel 11. Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling
Uiterlijk twaalf maanden na afloop van een kalenderjaar waarin een recht op loonkostensubsidie zou bestaan, dient de werkgever per maand een volledig ingevuld declaratieformulier in, vergezeld door een afschrift van de loonstrook van de desbetreffende maand. Onder bijzondere omstandigheden kan DSB ontheffing verlenen van deze indieningstermijn.
Artikel 12. Reiskosten algemeen
In het geval van een activiteit omschreven onder c van lid 1, worden alleen de kosten vergoed als de activiteit plaats heeft binnen het werkgebied van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden. Uitzondering hierop is de situatie waarin een belanghebbende een voortraject voor een universitaire opleiding buiten de Drechtsteden volgt. Geen vergoeding wordt toegekend aan personen met een inkomen hoger dan 110% van het van toepassing zijnde sociaal minimum en/of in aanmerking te nemen vermogen.
Artikel 14. Reiskosten woon-werkverkeer
Wanneer belanghebbende een reiskostenvergoeding ontvangt van zijn werkgever, vervalt het recht op de regeling woon-werkverkeer, indien deze het niveau van de vergoeding bij berekening volgens lid 3 overstijgt. Indien belanghebbende van zijn werkgever een reiskostenvergoeding ontvangt, maar deze lager is dan de vergoeding bij berekening op basis van lid 3, krijgt belanghebbende het verschil aangevuld.
Hoofdstuk 3. Verlaging bijstandsnorm
Artikel 16. Verlagen bijstandsnorm bij ontbrekende woonkosten
De bijstandsnorm als bedoeld in artikel 20 en 21 van de Participatiewet wordt op grond van artikel 27 van de Participatiewet verlaagd met 20 procent van het wettelijk sociaal minimum indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden of als gevolg van het niet beschikken over een woning.
Artikel 19. Slotartikel en overgangsrecht
Een belanghebbende die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van een van de hierboven genoemde beleidsregels, die moet worden beëindigd op grond van deze beleidsregels Participatiewet Drechtsteden, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de betreffende beleidsregels voor de duur van de ingezette voorziening, doch niet langer 12 maanden.
Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 5 december 2019,
de secretaris, de voorzitter,
drs. C.H.W.M. Post, Mcm mr. A.W. Kolff
In deze toelichting worden alleen die artikelen toegelicht die een verdere toelichting behoeven.
Eén van de doelen van de Participatiewet is dat er een zo eenvoudig en eenduidig mogelijk basispakket komt van voorzieningen voor werkgevers die banen beschikbaar stellen voor mensen.
Per 2015 zijn hier ook voorzieningen bij gekomen voor de nieuwe doelgroep van gemeenten, namelijk mensen met een arbeidshandicap. Het gaat daarbij om mensen met een arbeidsbeperking die voor ondersteuning een beroep doen op de gemeente en die volgens UWV niet 100% van het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. In dat kader heeft de ministerraad besloten om de harmonisatie in het aanbod voor werkgevers van UWV en gemeenten m.b.t. mensen met een arbeidsbeperking per 1 januari 2016 verplicht te stellen en wettelijk te regelen met de Wet harmonisering instrumenten Participatiewet. Deze wet voorziet in een uniforme no-riskpolis via UWV voor gemeenten en werkgevers voor de doelgroep Banenafspraak en de doelgroep beschut werk en een gelijke mobiliteitsbonus voor de doelgroep Banenafspraak voor de periode 2016 – 2020.
De voorzieningen voor werkgevers die werk bieden aan de doelgroep van de Participatiewet worden uiteengezet in deze beleidsregels. Bij de invulling van deze voorzieningen heeft zoveel mogelijk harmonisatie plaatsgevonden met het landelijk participatiebeleid en UWV-regelingen voor mensen met een arbeidsbeperking.
Artikel 4. Werkplekaanpassingen
Voor belanghebbenden met een arbeidsbeperking kan een aanpassing van de werkplek noodzakelijk zijn. Voor de uitvoering hiervan wordt – in het kader van de harmonisering – zoveel mogelijk aangesloten bij de werkwijze van UWV.
Artikel 5. Meeneembare voorzieningen
Uitvoering van de meeneembare voorzieningen valt onder de maatwerkvoorziening.
Voor de tolkvoorziening geldt hetzelfde als voor de meeneembare voorzieningen (artikel 5). Ook hier heeft de algemene ledenvergadering van de VNG in juni 2014 besloten dat de VNG de tolkvoorziening voor alle gemeenten regelt en de uitvoering organiseert. De landelijke regeling tolkvoorziening voor mensen met een zintuiglijke beperking 2015, biedt het kader voor de ondersteuning via een tolkvoorziening. Ook hier is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande UWV-regeling voor meeneembare voorzieningen in het kader van de Wet WIA. De VNG doet het contractbeheer en de tolken declareren bij UWV.
Indien de belanghebbende die tot de doelgroep behoort in aanmerking komt voor een tolkvoorziening kan door het DSB een aanvraag ingediend worden bij de uitvoerder van de regeling (voor 2016 is dit UWV) middels het formulier Verzoek voorzieningen bij een visuele auditieve of motorische handicap met daarop het logo van VNG. Zowel de handtekening van de belanghebbende als van het DSB is nodig op het formulier. Het formulier dient verstuurd te worden naar ‘Aanvraag Voorzieningen Gemeenten’.
Het UWV (als uitvoerder van deze regeling) beslist binnen 8 weken nadat de aanvraag is ingediend. Dan moet het UWV wel alle noodzakelijke gegevens ontvangen hebben. Soms moet het UWV onderzoek doen. In dat geval laat het UWV dit weten.
Tolken die een tolkopdracht hebben uitgevoerd voor klanten van het DSB, kunnen hun kosten declareren met het formulier Declaratie kosten tolk gebarentaal of schrijftolk.
Een tolk kan alleen de getolkte tijd declareren. De maximale tijdsduur die gedeclareerd kan worden is de tijdsduur waarvoor de belanghebbende toestemming heeft verkregen. Deze tijdsduur staat in de brief met de beslissing die naar de belanghebbende is gestuurd.
De regering heeft er niet voor gekozen om het instrument jobcoaching te harmoniseren. De Participatiewet geeft gemeenten beleidsvrijheid bij het inzetten van re-integratie-instrumenten en voorzieningen. Gemeenten kunnen desgewenst de protocollen van UWV volgen bij de keuze voor inzet van het instrument jobcoaching.
Steeds meer gemeenten, waaronder de GR Drechtsteden, hebben eigen (gecertificeerde) jobcoaches in dienst en anderen zijn deels van plan dit te doen. Het instrument jobcoaching is daarmee sterk verbonden met de gemeentelijke (en regionale) processen. Gezien de pluriformiteit van uitvoering door gemeenten, zo stelt de VNG, is het niet mogelijk om hier een landelijke afspraak over te maken.
In de regels is jobcoaching ruim gedefinieerd. De begeleiding kan beginnen op het moment dat een belanghebbende met een arbeidsbeperking weet dat hij/zij aan de slag gaat op een werkplek, hetzij betaald, hetzij eerst in de vorm van een proefplaatsing. De begeleiding is weliswaar altijd werk gerelateerd, maar dat wil niet zeggen dat de begeleiding altijd op de werkplek dient te worden geboden. Zij kan bijvoorbeeld ook betrekking hebben op het helpen organiseren van de thuissituatie om eventuele belemmeringen bij de arbeidsinschakeling weg te nemen of op onder-steuning in de omgang met instanties als gevolg van de wijziging van de situatie.
Zoals in de regels is opgenomen, dient er voor de inzet van een jobcoach, sprake te zijn van noodzakelijkheid. Dit houdt in dat de belanghebbende zonder de begeleiding van een jobcoach, de werkzaamheden op het werk niet of onvoldoende kan uitvoeren, niet in de thuissituatie de voorwaarden weet te realiseren waaronder hij/zij structureel aan het werk kan of niet kan doorgroeien naar grotere zelfstandigheid in uitoefening van zijn/haar functie.
Jobcoaching is een voorziening die op maat wordt toegekend aan een belanghebbende met een arbeidsbeperking. Om te kunnen beoordelen of, in de gestelde werksituatie, voor de belanghebbende jobcoaching noodzakelijk is, in welke omvang, voor welke duur en in welke vorm, verlaat het DSB zich in zijn besluitvorming, indien het niet beschikt over toereikende informatie over het functioneren van belang¬hebbende in de werksituatie, op het gemotiveerde advies van een gekwalificeerd jobcoach, dan wel het oordeel van een gespecialiseerd begeleider van de SDD, die direct na werk¬aanvaarding de initiële begeleiding (ook op de werkplek) op zich neemt, en in dat proces binnen een periode van maximaal 6 weken komt tot een gemotiveerd advies over de navolgende inzet van de jobcoaching. Er wordt in dat geval al jobcoaching geboden voordat het besluit over de noodzaak, omvang en duur wordt genomen. In deze gevallen heeft het besluit terugwerkende kracht tot de start van de begeleiding.
Jobcoaching is in principe een tijdelijke vorm van ondersteuning, afbouwend in de tijd. De verwachting is dat, voor een groot deel van de doelgroep, de vereiste inzet van jobcoaching tijdens de proefplaatsing of aan het begin van het dienstverband het grootst is, waarna kan worden afgeschaald naar een lagere intensiteit en binnen een afzienbare periode tot de beëindiging van de begeleiding. Of en wanneer (volledig) kan worden afgeschaald, zal echter per persoon variëren. Daarom herover¬weegt het DSB periodiek, uitgaande van de specifieke situatie van belanghebbende, maar minimaal een maal per jaar of voortzetting van jobcoaching in de geboden vorm nog noodzakelijk is.
Ten aanzien van de wijze van jobcoaching staat het belang van degene die de begeleiding ontvangt voorop. Jobcoaching is primair een werknemersvoorziening. Desalniettemin streeft het DSB er naar het aantal (externe) jobcoaches bij een individuele werkgever, die meerdere personen in dienst heeft die jobcoaching ontvangen, of die gespecialiseerd is in de doelgroep, zo veel mogelijk te beperken. Dit ook vanuit het oogpunt van efficiency. Om die reden kan het DSB in afwijking van de andere leden in dit artikel, indien zij aan de voorwaarden voldoen, afwijkende maatwerkafspraken maken met individuele werkgevers of jobcoachingsorganisaties die voor deze werkgevers de jobcoaching verzorgen.
Wanneer een kandidaat met een arbeidsbeperking aan het werk gaat, is vaak een vorm van begeleiding nodig. Bij de doelgroep met een structurele beperking is vaak gedurende een langere periode begeleiding benodigd. Deze doelgroep kan met het instrument jobcoaching niet altijd voldoende worden ondersteund. De jobcoach is immers beperkt aanwezig op de werkvloer, terwijl deze kandidaten vaak constant een beroep doen op begeleiding.
In de beginfase van een dienstverband is de begeleidingsbehoefte van een kandidaat vaak intensiever. Om die reden ontvangen werkgevers in de eerste periode van een dienstverband (maximaal de eerste 6 maanden) een forfaitair bedrag per kandidaat, per maand. Dit forfaitaire bedrag geldt niet wanneer bij aanvang van een dienstverband reeds een loonwaarderapport beschikbaar is, bijvoorbeeld uit een stage of proefplaatsing. In dat geval wordt de begeleidingsbehoefte direct vanaf het begin op basis van dit loonwaarderapport op maat bepaald.
De werkgever rapporteert in formats van de Sociale Dienst Drechtsteden op de voortgang van de werkbegeleidingstrajecten.
Bij ziekte van een kandidaat met een arbeidsbeperking, is de werkgever vaak veel tijd kwijt aan het heropstarten van het arbeidsproces. Om de administratieve lasten van het verrekenen van vergoedingen te beperken, vindt een verrekening alleen plaats indien de ziekte langer aanhoudt dan 30 dagen. Bovendien kost het een werkgever bij een kandidaat met een arbeidsbeperking relatief veel tijd om het arbeidsproces na ziekte weer op te starten. Ook om die reden vindt een verrekening van de vergoeding pas plaats na ziekteperiode vanaf 30 dagen.
Een proefplaatsing kan ingezet worden voor belanghebbenden mét en zónder arbeidsbeperking. Voor belanghebbenden met een arbeidsbeperking vindt gedurende de proefplaatsing de loonwaardemeting plaats, op de werkvloer bij de werkgever en evt. de aanvraag indicatie Banenafspraak.
Een van de voorwaarden voor de inzet van een proefplaatsing is dat de werkgever bij aanvang van de proefplaatsing de intentie uitspreekt om bij gebleken geschiktheid en voldoende werkzaamheden de belanghebbende een arbeidsovereenkomst aanbiedt van minimaal een half jaar. Het is een intentieverklaring, dus de proefplaatsing wordt niet altijd gevolgd door een arbeidsovereenkomst. Het kan zijn dat er geheel geen dienstverband tot stand komt of dat de werkgever kiest voor detachering.
De periode van maximaal 3 maanden is genoeg om een realistische loonwaardemeting te kunnen doen. Bij een proefplaatsing van belanghebbenden met een arbeidsbeperking kunnen instrumenten ingezet worden die specifiek gelden voor personen met een arbeidsbeperking. Denk hierbij vooral aan jobcoaching en (in mindere mate) vergoeding van noodzakelijke werkvoorzieningen.
Wanneer een proefplaatsing wordt ingezet, ontvangt de belanghebbende van het DSB een brief als bevestiging van de start van de proefplaatsing met daarin de benodigde informatie.
Aan de proefplaatsing is de Praktijkervaringplek Polis van Achmea gekoppeld. De Praktijkervaringplek Polis bestaat uit een ongevallenverzekering, een aansprakelijkheidsverzekering en een werkgeversaansprakelijkheidsverzekering voor bestuurders van motorrijtuigen.
Artikel 9. Re-integratie Werkovereenkomst (RWO))
Voor kandidaten uit de doelgroep 80-100% loonwaarde kan de Re-integratie Werkovereenkomst (RWO) ingezet worden. Hierbij wordt een belanghebbende uitgeleend aan een werkgever tegen een laag tarief. Het doel van de inzet van de RWO is uitstroom naar regulier betaald werk.
De baanbonus kan worden verstrekt voor personen uit de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1 lid d van deze beleidsregels. Hierin wordt verwezen naar de doelgroep participatiewet. Binnen die omschrijving vallen ook de niet-uitkeringsgerechtigden. De baanbonus is niet voor deze doelgroep bestemd. Wel is de voorziening beschikbaar voor de doelgroep max WW. Dit zijn inwoners die recht hebben op uitkering uit de Werkloosheidswet, waarvan de uitkering binnen drie maanden beëindigd wordt en die na beëindiging van de WW-uitkering aanspraak maakt op de voorzieningen in het kader van de participatiewet. Het DSB bepaalt wie tot de doelgroep behoort.
De persoon die in dienst genomen wordt door de werkgever, moet door het dienstverband uitkeringsonafhankelijk worden om de werkgever in aanmerking te laten komen voor de baanbonus.
In dit geval, is de exclusie van niet-uitkeringsgerechtigden, zoals geregeld in artikel 1, lid d, niet van toepassing. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de boonbonus niet bedoeld is voor uitzend- en detacheringsbureaus, maar enkel voor de werkgever die de belanghebbende in dienst neemt. Uitzondering hierop is een situatie waarin een detacheerder een belanghebbende in dienst neemt, waarna deze belanghebbende bij werkgevers wordt geplaatst. Voorwaarde hierbij, is dat de detacheerder ook bij geen werk loon doorbetaalt. De arbeidsovereenkomst moet voor minimaal 6 aaneengesloten maanden worden aangegaan. Of iemand onafhankelijk wordt van de uitkering wordt bepaald door de Sociale dienst Drechtsteden. Daarbij wordt uitgegaan van de uitkeringssituatie waar een belanghebbende zich op het moment van aanvragen van de baanbonus in bevindt.
De Baanbonus moet door een werkgever maximaal 6 weken na ingang van de arbeidsovereenkomst worden aangevraagd, middels het daartoe bestemde aanvraagformulier dat te vinden is op de website van Baanbrekend Drechtsteden. Daarbij moet de getekende arbeidsovereenkomst worden overlegd. Het DSB toetst of belanghebbende op basis van deze arbeidsovereenkomst, in de dan geldende situatie, uitkeringsonafhankelijk wordt. Deze uitkeringsonafhankelijkheid moet dan expliciet toe te schrijven zijn aan de arbeidsovereenkomst. Andere factoren die beëindiging van de uitkering tot gevolg kunnen hebben, tellen niet mee in de bepaling van het recht op de baanbonus. Indien aan alle voorwaarden wordt voldaan, wordt het formele recht op de baanbonus toegekend. Na afloop van de arbeidsovereenkomst (na 6 c.q. 12 maanden) kan de werkgever de baanbonus declareren. Dit kan uiterlijk 6 weken na afloop van de arbeidsovereenkomst. Daarbij dienen de 6 c.q. 12 loonstroken te worden overlegd. Bij 0-urencontracten komt een werkgever niet in aanmerking voor de baanbonus, en evenmin bij oproepcontracten of andere contractvormen waarbij vooraf geen zekerheid wordt geboden op uitkeringsonafhankelijkheid. De baanbonus is namelijk bedoeld voor werkgevers die belanghebbenden, op basis van de geboden arbeidsovereenkomst, vooraf de zekerheid bieden op uitkeringsonafhankelijkheid.
De bonus kan voor dezelfde werknemer door dezelfde werkgever maximaal twee keer worden verstrekt bij een nieuwe arbeidsovereenkomst. Wanneer er direct een arbeidsovereenkomst voor een jaar wordt geboden, komt de werkgever eenmalig in aanmerking voor een bonus van €4000,-. Een tweede bonus voor dezelfde werkgever, voor dezelfde werknemer is dan niet mogelijk.
Artikel 11. Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling
Het college stelt ambtshalve dan wel op aanvraag, conform het gestelde in artikel 10c van de Participatiewet vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Hierbij worden de volgende criteria in acht genomen:
een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7 eerste lid onder a van de Participatiewet;
die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het WML te verdienen en is dus verminderd productief;
die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.
Binnen de hierboven genoemde wettelijke kaders, is in het tweede lid nader uitgewerkt welke personen tot de doelgroep loonkostensubsidie gerekend kunnen worden.
Bij het rechtmatig verstrekken van (forfaitaire) loonkostensubsidie, zal vooraf moeten worden bepaald of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Een medewerker (zonder arbeidsmedische achtergrond) zal redelijkerwijze moeten kunnen vaststellen of iemand door lichamelijke, psychische of psychosociale problemen een verminderde arbeidsproductiviteit heeft en daardoor niet in staat is het wettelijk minimum loon te verdienen. Hierbij dient ook gekeken te worden naar het soort werk dat nog wel uitgevoerd kan worden, b.v. zittend in plaats van staand. De wijze waarop de vaststelling moet worden uitgevoerd, wordt omschreven in de uitvoeringsrichtlijnen. Pas na de loonwaardebepaling bij de werkgever wordt uiteindelijk duidelijk of iemand ook in het doelgroepregister komt en er na de forfaitaire periode van 6 maanden nog loonkostensubsidie zal worden verstrekt op basis van de vastgestelde loonwaarde.
De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het WML, vermeerderd met een bedrag voor vergoeding van werkgeverslasten, waarbij gedacht moet worden aan premies werknemersverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en pensioenpremie. Het bedrag voor deze vergoeding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld, omdat dit bedrag fluctueert door jaarlijkse aanpassingen in de premies en bijdragen
Loonkostensubsidie kan aan werkgevers worden verstrekt die voornemens zijn om een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Loonkostensubsidie is voor mensen met een beperkte loonwaarde bij uitstek het middel om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Zonder dit middel neemt die kans voor hen aanzienlijk af.
Wanneer de arbeidsovereenkomst tussentijds wordt beëindigd, vindt de uitbetaling van de loonkostensubsidie plaats tot en met de laatste dag van loonbetaling.
Loonkostensubsidie kan onder omstandigheden worden toegepast op beschut werk.
Werkgevers hebben een maximale termijn om hun declaratie in te dienen. Zo wordt voorkomen dat jaren later alsnog vergeten declaraties ingediend kunnen worden. Het is aan de regisseur om, in samenspraak met de senior en/of afdelingshoofd, in individuele gevallen te laat ingediende declaraties toch in behandeling te nemen.
De oude beleidsregels reiskosten voldeden niet. Zo ontbrak er een regeling voor incidentele reiskosten en bevatten de regels die er bestonden tegenstrijdigheden en interpretatievraagstukken. De nieuwe regeling is zo opgesteld dat er een nieuwe integrale regeling bestaat waar zo veel mogelijk verschillende regelingen in verenigd zijn. In de betalingswijze is de scheiding tussen incidentele reiskostenvergoedingen en de tegemoetkoming in het kader van woon-werkverkeer in stand gehouden. Eerst dient er een logisch opgebouwde regeling te worden opgebouwd. Later kunnen de financiële kaders gewijzigd worden. Ook in enkele andere gevallen is om deze reden ervoor gekozen om in eerste instantie vast te houden aan een bestaande praktijk, om eventueel pas op een later tijdstip over te gaan op een principiële wijziging.
In dit artikellid is bepaald onder welke omstandigheden een incidentele reiskostenvergoeding kan worden verleend. Dat kan in het eerste geval van de uitstroomactiviteiten van de afdelingen Werk en Baanbrekend Drechtsteden. Ten tweede kan het voor participatieactiviteiten. Ten derde voor inburgeringsactiviteiten. Sub d is een restcategorie opgenomen voor het geval de andere drie categorieën onvoldoende blijken.
In lid 3 wordt verwezen naar de mogelijkheid om een woon-werktegemoetkoming van artikel 14 te verlenen bij (gedeeltelijke) uitstroom.
In principe gaat DSB erover of een reiskostenvergoeding wordt verleend. Het gebeurt niet op aanvraag. Desondanks staat er in lid 2 voor de volledigheid en duidelijkheid een weigeringsgrond. Als naar het oordeel van DSB de reiskostenvergoeding geen doel treft, wordt afgezien van het verlenen van een reiskostenvergoeding.
In dit artikel wordt een algemene definitie van reiskosten gegeven.
In dit artikellid wordt een beperking voor activiteiten inburgering gegeven. Deze beperkingen bestonden al in de oude regeling, en bij de wijziging van deze regeling is ervoor gekozen deze beperkingen in stand te houden.
In de oude beleidsregels ontbrak een regeling voor incidentele ad hoc reiskostenvergoedingen, terwijl deze wel werden gegeven. Zowel in de vorm van geldbedragen als in de vorm van natura. Met natura wordt bedoeld OV-chipkaarten. Fietsen of andere maatwerkvoorzieningen vallen buiten deze regeling en worden hier niet bedoeld.
In principe gaat het erom dat de klant de activiteit bereikt. Vanwege de controleerbaarheid wordt de voorkeur gegeven aan OV, maar niet alle plekken kunnen bereikt worden met het OV. Als de klant over een auto beschikt, kan de consulent beslissen dat een (gedeeltelijke) vergoeding van de benzinekosten de voorkeur geniet.
In principe wordt er voor een afstand kleiner dan vijf kilometer geen vergoeding gegeven. Vanaf vijf kilometer krijgt de kant een volledige vergoeding. In uitzonderingsgevallen kan toch een vergoeding worden gegeven, bijvoorbeeld als de klant slecht ter been is.
De consulent maakt een afspraak hoe de klant dient te bewijzen dat hij op de betreffende activiteit is geweest. In de meeste gevallen zal het gaan om een uitdraai van de activiteiten van de OV-chipkaart, maar andere opties zijn hierbij mogelijk.
Bij klanten van een sociale dienst zal het niet altijd mogelijk of gewenst zijn om terug te vorderen. Daarom is het geen verplichting en is het ook mogelijk om een volgende vergoeding als punitieve actie niet te verlenen. Dit is aan de discretie van de consulent.
In deze leden wordt de hoogte van de vergoeding bepaald. De vergoeding van benzine wordt vastgesteld aan de hand van anwb.nl. Het is hierbij niet de bedoeling om allerlei variabelen te gebruiken zoals kilometergebruik van de desbetreffende auto. Er wordt gekeken naar de snelste route en de overige standaardinstellingen.
Artikel 14 betreft het artikel voor de tegemoetkoming woon-werkverkeer voor uitstromers. Ook hier wordt uitgegaan van 110% van het van toepassing zijnde sociaal minimum en dat voor een afstand van minder dan vijf kilometer geen tegemoetkoming wordt verleend.
De tegemoetkoming wordt verleend voor het eerste contract. Bij verlenging vervalt het recht. Dit is zo vastgesteld om vast te houden aan de vaste praktijk zoals hij op het moment van vaststellen bestond.
In lid 3 is de tabel van forfaitaire bedragen opgenomen waar de belanghebbende recht op heeft. De bedragen zijn ongeveer zoals ze in de oude regeling ook al waren en zijn gebaseerd op de volgende som:
20 werkdagen in de maand * (2*5 (afstand heen en terug)) * 0,19 = 38
In de som wordt al vermenigvuldigd met 2. Daarom wordt bij de vaststelling van de afstand op anwb.nl uitgegaan van een enkele reis. €0,19 is het bedrag dat een werkgever maximaal mag vergoeden van de Belastingdienst als een persoon met eigen vervoer rijdt.
In de oude regeling bestond een ingewikkelde methode om in het geval van uitzendcontracten met meerdere werkadressen tot een bedrag te komen. Om de regeling te versimpelen is er nu één bedrag vastgesteld voor dit soort contracten.
In de oude regeling werd geen rekening gehouden met een eventuele reiskostenregeling van de werkgever zelf. Daardoor kon het gebeuren dat er een dubbeling optrad. Bij het vaststellen van deze regeling werd dit als ongepast gezien. Daarom is ervoor gekozen dat een kant van te voren dient aan te geven of hij een reiskostenvergoeding van zijn werkgever ontvangt. In dat geval vervalt het recht op een woon-werkverkeertegemoetkoming van de SDD.
Artikel 15. Vergoeding deelname leerwerktrajecten
De vergoeding deelname leerwerktrajecten is specifiek bedoeld voor de doelgroep die met behoud van uitkering en op verzoek van de Sociale Dienst Drechtsteden, deelnemen aan leerwerktraject. Het gaat hierbij om de trajecten in het kader van de werkervaringsweg, waarbij belanghebbenden via trainingen en werkstages, binnen een aantal maanden worden klaargestoomd voor de arbeidsmarkt.
De regisseur en de begeleider(s) beoordelen in samenspraak de inzet van belanghebbenden.
Per belanghebbende wordt een individueel oordeel gevormd. Per belanghebbende wordt ook een plan van aanpak opgesteld, met daarin de ontwikkelpunten. Bij de beoordeling wordt o.a. gereflecteerd op de wijze waarop de belanghebbende heeft gewerkt aan die ontwikkelpunten.
De vergoeding geschiedt enkel ambtshalve en niet op aanvraag. De vergoeding kan in natura worden toegekend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2019-972.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.