Verordening van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regio Twente houdende regels omtrent subsidies (Algemene subsidieverordening Regio Twente 2019)

Het algemeen bestuur van de Regio Twente

 

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 25 september 2019

 

Gelet op artikel 33 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 5 van de Regeling Regio Twente en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht

 

Besluit vast te stellen de

 

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Regio Twente 2019

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van Regio Twente;

  • -

    bestuurscommissie: commissies als bedoeld in artikel 2 van de Verordening op de bestuurscommissies Regio Twente;

  • -

    bevoegd gezag: dagelijks bestuur of een bestuurscommissie;

  • -

    algemeen bestuur: algemeen bestuur van Regio Twente;

  • -

    De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • -

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het bevoegd gezag, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Voor de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

    • a.

      Publieke gezondheid;

    • b.

      Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      Sociaaleconomische structuurversterking;

    • d.

      Recreatieve voorzieningen.

  • 3.

    Andere terreinen kunnen gesubsidieerd worden, indien en voor zover daartoe het Algemeen Bestuur bij de vaststelling van de begroting een doel benoemt en financiële middelen beschikbaar stelt.

  • 4.

    Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het bevoegd gezag of het algemeen bestuur bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan nadere regels geven met betrekking tot:

    • a.

      de subsidiabele activiteiten;

    • b.

      een subsidieplafond en de verdeling van het beschikbare bedrag;

    • c.

      aanvraag- en beslistermijnen;

    • d.

      weigeringsgronden;

    • e.

      de verplichting van de subsidieontvanger;

    • f.

      subsidiabele en niet-subsidiabele kosten;

    • g.

      de vergoeding die verschuldigd is bij vermogensvorming;

    • h.

      de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

    • i.

      de bekendmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het bevoegd gezag bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is:

    • a.

      verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader;

    • b.

      komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader;

    • c.

      komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het bevoegd gezag bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het bevoegd gezag.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      Een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      De doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op Twente of haar ingezetenen en op de door Regio Twente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      Een voldoende gespecificeerde en toegelichte begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      Indien van toepassing een recente positieve verklaring omtrent gedrag voor personen die bij de activiteiten direct in aanraking komen met minderjarigen;

    • e.

      Indien de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        Een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • f.

      Indien een aanvrager voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het vorige jaar toe.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

Voor zover in een subsidieregeling geen aanvraagtermijnen zijn bepaald gelden de navolgende termijnen:

  • a.

    een aanvraag voor een eenmalige subsidie kan het gehele jaar door worden ingediend;

  • b.

    een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 oktober voorafgaande aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 8. Beslistermijn

Voor zover in een subsidieregeling geen beslistermijnen zijn bepaald gelden de navolgende termijnen:

  • a.

    Het bevoegd gezag beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag;

  • b.

    Het bevoegd gezag beslist op een aanvraag om een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december voorafgaande aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 9. Weigerings- intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en artikel 4:35 van de wet weigert het bevoegd gezag de subsidie in ieder geval:

    • a.

      Als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      Als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigert het bevoegd gezag de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan een aanvraag om subsidie weigeren indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op Twente en de taken en bevoegdheden van Regio Twente;

    • b.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een overwegend politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming ten doel hebben;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende eigen gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • f.

      de aanvrager met de uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;

    • g.

      de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van de subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteit uit te voeren;

    • h.

      de aanvrager de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten niet aannemelijk heeft kunnen maken;

    • i.

      aan de aanvrager voor de aangevraagde activiteit reeds door enig bestuursorgaan subsidie is verstrekt;

    • j.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het bevoegd gezag.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het bevoegd gezag onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies van € 50.000,00 of meer kan het bevoegd gezag de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 12. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlening van de subsidie geeft het bevoegd gezag aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2.

    Het bevoegd gezag is bevoegd om voorschriften aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 13. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien niet in een subsidieregeling is bepaald kan het bevoegd gezag besluiten tot geheel of gedeeltelijke bevoorschotting. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

Artikel 14. Verantwoording subsidies tot en met € 25.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 25.000 worden door het bevoegd gezag direct vastgesteld of – indien toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen vier weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen acht weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan bij nadere regels afwijken van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 15. Verantwoording subsidies tussen € 25.000 tot € 125.000

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 25.000 maar minder dan € 125.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk acht weken na het verricht te zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het bevoegd gezag.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 16. Verantwoording subsidies van € 125.000 of meer

  • 1.

    Indien de subsidieverlening € 125.000 of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het bevoegd gezag:

    • a.

      Bij een eenmalige subsidie, uiterlijk dertien weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      Bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk vier maanden na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      Een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      Een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening) conform ingediende begroting;

    • c.

      Een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      Een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijke accountant.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 17. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt binnen dertien weken na de ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.

  • 3.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is ingediend, kan het bevoegd gezag de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan het bevoegd gezag overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19. Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het bevoegd gezag een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het bevoegd gezag van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan het algemeen bestuur.

Artikel 20. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2019.

  • 2.

    Subsidies die zijn verleend in 2019 worden afgedaan volgens de bepalingen van deze verordening.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Regio Twente 2019.

  • 4.

    Deze verordening is niet van toepassing op aanvragen op grond van de Subsidieverordening Maatregelhulp Regio Twente.

Naar boven