Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent overgangsrecht Avres (Beleidsregels overgangsrecht Avres)

Het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland;

 

overweegt dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor de overgang van belanghebbenden vanuit de gemeenschappelijke regeling Avres naar Werkzaak Rivierenland.

 

en besluit vast te stellen de Beleidsregels overgangsrecht Avres

Artikel 1 Beleidsverschil

  • 1.

    Voor zover een beleidsverschil tussen Avres en Werkzaak Rivierenland een gunstig rechtsgevolg voor een belanghebbende heeft, is er geen beletsel om het positieve (rechts)gevolg voor een belanghebbende onmiddellijk door te voeren.

  • 2.

    Bij situaties die leiden tot een positief rechtsgevolg, wordt de werkingssfeer van de wet- en regelgeving, beleidsregels van Werkzaak Rivierenland voor een belanghebbende direct per 1 januari 2020 van toepassing verklaard.

  • 3.

    Voor zover een beleidsverschil tussen Avres en Werkzaak Rivierenland onder de werkingssfeer van de wet- en regelgeving, beleidsregels van Werkzaak Rivierenland zou leiden tot een nadelig rechtsgevolg voor een belanghebbende, kan niet zondermeer de wet- en regelgeving / beleidsregels van Werkzaak Rivierenland van toepassing worden verklaard.

Artikel 2 Formele rechtskracht

Ten aanzien van besluiten die vóór 1 januari 2020 zijn genomen en die nog geen formele rechtskracht hebben, en waarbij derhalve de mogelijkheid van bezwaar en/of een (hoger) beroep voor een belanghebbende nog openstaat, blijft de werkingssfeer van de wet- en regelgeving / beleidsregels van Avres van kracht tot het moment dat met de afhandeling van het bezwaar en/of het (hoger) beroep door een uitspraak het besluit ook formele rechtskracht heeft gekregen.

Artikel 3 Boeten, maatregelen, terugvorderingen en verhaal in rechte

  • 1.

    Ten aanzien van de aspecten opgelegde boeten, maatregelen, terugvorderingen en verhaal in rechte zal het dagelijks bestuur van Avres per 1 januari 2020 de volgende bepalingen te hanteren.

  • 2.

    Indien:

    • -

      door of namens het dagelijks bestuur van Avres vóór 31 december 2019 een besluit ten aanzien van één van deze aspecten is genomen dat formele rechtskracht heeft; danwel

    • -

      door of namens het dagelijks bestuur van Avres vóór 31 december 2019 een besluit ten aanzien van één van deze aspecten is genomen dat nog geen formele rechtskracht heeft, maar materieel reeds wel ten uitvoer is/wordt gebracht; danwel

    • -

      er feiten en omstandigheden zijn die betrekking hebben op de periode vóór 31 december 2019 en die ten aanzien van één van deze aspecten zou hebben geleid tot een besluit van het dagelijks bestuur van Avres ter zake, als ware het dagelijks bestuur van Avres ook na 1 januari 2020 bevoegd;

    Blijven de rechtsgevolgen voor een belanghebbende in stand, danwel blijft de werkingssfeer van de wet- en regelgeving / beleidsregels van Avres van toepassing, ook indien de (toepassing van de) werkingssfeer van de wet- en regelgeving, beleidsregels van Werkzaak Rivierenland in de periode na 1 januari 2020 voor deze belanghebbende zou leiden tot een meer positief, danwel negatief (beoogd) rechtsgevolg.

Artikel 4 Re-integratie

  • 1.

    Aan trajecten gericht op participatie, re-integratie, arbeidsmarkttoeleiding en opleiding (en vrijstellingen daarvoor) zijn voor een belanghebbende rechten en plichten verbonden, waaruit voor hem of haar (beoogde) rechtsgevolgen kunnen voortvloeien.

  • 2.

    Lopende trajecten zullen na de periode 1 januari 2020 in principe worden gecontinueerd onder de gemaakte voorwaarden en afspraken van vóór 1 januari 2020.

  • 3.

    Wel zal tijdens de continuering van lopende trajecten- waar mogelijk en gewenst - de regie over dergelijke trajecten en de begeleiding van belanghebbenden per 1 januari 2020 vanuit Avres aan Werkzaak Rivierenland worden overgedragen.

  • 4.

    Nieuw op te starten (vervolg)trajecten na 1 januari 2020 vallen direct onder de werkingssfeer van de wet- en regelgeving, beleidsregels van Werkzaak Rivierenland.

Artikel 5 Maatwerk

In concrete gevallen waarbij overgangsrecht gewenst of noodzakelijk is, maar die niet onder de beschrijving van een van de hierboven beleidsregels overgangsrecht zijn te brengen; danwel in concrete gevallen waarvan de toepassing van het overgangsrecht leidt tot onredelijke of onbillijke situaties, kan het dagelijks bestuur besluiten tot maatwerk en/of individualisering.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels overgangsrecht Avres.

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland op 11 november 2019.

De secretaris,

mevrouw E. Boer MBA

De voorzitter,

dhr. C. Stolwijk

Toelichting

 

ALGEMEEN

 

Artikel 1

Het algemene uitgangspunt bij het formuleren van overgangsrecht is dat nadelige rechtsgevolgen voor een belanghebbende zoveel mogelijk moeten worden beperkt. Dit uitgangspunt is echter (zeker) niet absoluut. Een beleidswijziging - bijvoorbeeld met het oog op harmonisatie - dat een nadelig rechtsgevolg voor een belanghebbende teweeg brengt, is namelijk toegestaan mits die belanghebbende maar (voldoende) in de gelegenheid is gesteld / tijd is gegeven om zich op dat gewijzigde nadelige rechtsgevolg voor te kunnen bereiden.

 

Een periode van een half jaar, waarin de voor belanghebbende meer gunstige situatie wordt gecontinueerd - nadat hij of zij hierover schriftelijk in kennis is gesteld - ter voorbereiding op de nadeliger situatie, wordt daartoe als redelijk en billijk beschouwd.

 

Echter het zorgvuldigheidsbeginsel vereist in dat verband daarnaast, dat als een dergelijke overbruggingsperiode van een half jaar zou leiden tot situaties van onredelijke of onbillijke aard, er afwegingen bij de besluitvorming worden betrokken die meer passend zijn op of voor de individuele situatie van een belanghebbende.

 

Zo kan bijvoorbeeld een overbruggingsperiode met een termijn van langer dan een half jaar meer passend worden geacht, evenals bijvoorbeeld een tempering van de nadelige gevolgen na de overbruggingsperiode van een half jaar. In uitzonderingsgevallen kan zelfs een continuering van de bestaande situatie plaatsvinden, indien de nadelige rechtsgevolgen leiden tot extreem onredelijke of onbillijke situaties. Kortom: in situaties van onredelijkheid en onbillijkheid vereist de zorgvuldigheid maatwerk en individualisering, net als overigens bij de reguliere uitvoering van de Participatiewet.

 

Op basis van het voorafgaande zal het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland dan ook de volgende beleidsregel hanteren bij situaties die leiden tot een nadelig rechtsgevolg voor een belanghebbende: Eventuele nadelige rechtsgevolgen voor een belanghebbende onder de werkingssfeer van de wet- en regelgeving, beleidsregels van Werkzaak Rivierenland treden na 1 januari 2020 voor een belanghebbende eerst in werking na een overbruggingsperiode van een half jaar, waarbij de ingangsdatum van genoemde overbruggingsperiode wordt gesteld op de verzendatum van het besluit waarmee de belanghebbende schriftelijk in kennis wordt gesteld; welke ingangsdatum bovendien niet eerder ligt dan 1 januari 2020. In situaties waarbij een nadelig rechtsgevolg voor een belanghebbende leidt tot onredelijkheid en/of onbillijkheid wordt met het oog op de zorgvuldigheid maatwerk of individualisering toegepast.

 

Artikel 3

Met genoemde beleidsregel wordt voorkomen dat een belanghebbende bij een voor hem of haar belastend/bezwarend (beoogd) besluit in een voordeliger, dan wel in een nadeliger positie terecht kan komen. Een meer voordeliger positie wordt niet wenselijk geacht omdat dit afbreuk zou doen aan de eerder zorgvuldig gemaakte afwegingen ten aanzien van een dergelijk belastend/bezwarend besluit. Een meer nadeliger positie wordt evenmin wenselijk geacht omdat dit een belanghebbende extra zou belasten / bezwaren terwijl er al op een eerder moment een zorgvuldige afweging ter zake heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 4

Onderbreking van een reeds opgestart traject kan namelijk het ontwikkelingsproces van en voor een belanghebbende stilzetten, hetgeen vervolgens demotiverend van invloed kan zijn op of in mogelijke vervolgtrajecten in zijn of haar ontwikkelingsproces. Bovendien zal er bij een onderbreking van een reeds opgestart traject veelal sprake zijn van een desinvestering van reeds gepleegde inspanningen en reeds ingezette financiële middelen. Beide genoemde aspecten acht het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland ongewenst en meent zij dan ook dat continuering van lopende trajecten het uitgangspunt moet zijn.

 

Lopende trajecten worden na de periode 1 januari 2020 in principe gecontinueerd onder de gemaakte voorwaarden en afspraken van vóór 1 januari 2020. Waar mogelijk en gewenst wordt tijdens de continuering van lopende trajecten, de regie over dergelijke trajecten en de begeleiding van belanghebbenden per 1 januari 2020 vanuit Avres aan Werkzaak Rivierenland overgedragen. Nieuw op te starten (vervolg)trajecten na 1 januari 2020 vallen direct onder de werkingssfeer van de wet- en regelgeving / beleidsregels van Werkzaak Rivierenland. Formele besluiten ten aanzien van verleende vrijstellingen worden daarbij in acht genomen.

Naar boven