Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling GBLT houdende regels omtrent afvalwateronderzoek (Beleidsregel afvalwateronderzoek)
Het dagelijks bestuur van GBLT;
Gelezen het voorstel van 22 oktober 2019;
Besluit:
1.
vast te stellen de ‘Beleidsregel afvalwateronderzoek’ zoals hieronder opgenomen;
2.
dat dit besluit inwerking treedt met ingang van de dag na bekendmaking;
3.
dat de ‘Beleidsregel afvalwateronderzoek’ toepassing vindt op heffingstijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2020;
4.
dat de ‘Beleidsregel afvalwateronderzoek’ de ‘Richtlijnen voor meting, bemonstering, analyse en berekening GBLT 2019’ (bekengemaakt in: Blad gemeenschappelijke regelingen van Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn, 2018, 1293) en eerder vastgestelde versies vervangt, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich tot en met het heffingsjaar 2019 hebben voorgedaan;
5.
dat dit besluit kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel afvalwateronderzoek’
Aldus besloten in de vergadering van het dagelijks bestuur van GBLT van 30 oktober 2019.
M.A. van Helden B.J. Bussink
Directeur GBLT Voorzitter dagelijks bestuur GBLT
Beleidsregel afvalwateronderzoek
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2.
Voorschriften met betrekking tot verzoeken voor beperkte meting, bemonstering en analyse
2.1
Ten aanzien van de meetvoorziening
2.2
Ten aanzien van de bemonsteringsstrategie
3.
Regels met betrekking tot uitvoeren afvalwateronderzoek (algemeen)
3.1
Niet naleven, of niet kunnen naleven, voorschriften
3.2
Melden omstandigheden die van invloed zijn op representativiteit van het afvalwateronderzoek
3.3
Wijzigen wijze van meting en bemonstering en/of adviesbureau
3.4
Tussenwatermeters ten behoeve van waterbalans
3.5
Plaatsen, vervangen, opheffen en onderhouden watermeters
3.6
Kalibratie
3.7
Afvalwateronderzoek uitgevoerd namens de ambtenaar belast met de heffing
3.8
Huishoudelijk afvalwater
4.
Regels met betrekking tot uitvoeren afvalwateronderzoek (meetweken)
4.1
Frequentieberekening meetweken
4.2
Tijdstip uitvoeren meetweken
4.3
Meetdagen in meetweek niet representatief
5.
Rapportage en aangifte
5.1
Afvalwaterjournaal / logboek
5.2
Rapportage analyseresultaten
5.3
Onderzoeksrapport
5.4
Slib- en vetafscheiders
6.
Controlesystematiek
6.1
Afvalwatermonster ten behoeve van de ambtenaar belast met de heffing
6.2
Acceptatie onderzoeksresultaten heffingplichtige
Beleidsregel afvalwateronderzoek
1. Inleiding
Deze beleidsregel heeft betrekking op heffingplichtigen die op grond van artikel 122g van de Waterschapswet het aantal vervuilingseenheden moeten vaststellen met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens.
Deze beleidsregel is uitsluitend van toepassing op bedrijfsruimten en heffingplichtigen in de verzorgingsgebieden van de volgende waterschappen:
•
Waterschap Vallei en Veluwe
•
Waterschap Zuiderzeeland
•
Waterschap Vechtstromen
2. Voorschriften met betrekking tot verzoeken voor beperkte meting, bemonstering en analyse
2.1 Ten aanzien van de meetvoorziening
In beginsel dient meting, bemonstering en analyse plaats te vinden met een permanente meetopstelling voor een onafgebroken hoeveelheidsmeting en volumeproportionele monstername (verder: permanente meetvoorziening), tenzij blijkt dat de kosten hiervan niet in redelijke verhouding staan tot de verschuldigde heffing.
2.2 Ten aanzien van de bemonsteringsstrategie
In beginsel dient bemonstering en/of analyse dagelijks of op alternerende dagen plaats te vinden, tenzij blijkt dat de kosten hiervan niet in redelijke verhouding staan tot de verschuldigde heffing.
Meetweken zijn in alle gevallen niet toegestaan als:
a)
een heffingplichtige het afvalwater geheel of gedeeltelijk mechanisch, biologisch en/of fysisch/chemisch zuivert, dan wel belucht;
b)
er géén of onvoldoende constante relatie bestaat tussen het aantal afgevoerde of geloosde vervuilingseenheden (vastgesteld met meetweken) en de hoeveelheid ingenomen water 1 . Een constante relatie wordt geacht aanwezig te zijn indien de variatiecoëfficiënt lager is dan 25%. De variatiecoëfficiënt kan worden berekend door de standaarddeviatie (op de steekproef) van de vastgestelde afvalwatercoëfficiënten (afco) te delen door het rekenkundig gemiddelde van voornoemde afvalwatercoëfficiënten. Dit wordt uitgedrukt in de volgende formule:
De berekening van de variatiecoëfficiënt dient te worden gebaseerd op zoveel mogelijk waarnemingen die over de relevante heffingsjaren beschikbaar zijn.
Voorbeeld:
Bij een heffingplichtige worden op grond van uitgevoerde meetweken de volgende afvalwatercoëfficiënten vastgesteld:
- meetweek 1: 0,0400 v.e./m³;
- meetweek 2: 0,0223 v.e./m³;
- meetweek 3: 0,0251 v.e./m³.
Standaarddeviatie = 0,0095
Rekenkundig gemiddelde = 0,0291 v.e./m³
Omdat de variatiecoëfficiënt boven de 25% ligt, en er dus géén, of een onvoldoende relatie bestaat tussen het aantal afgevoerde of geloosde vervuilingseenheden en de hoeveelheid ingenomen water, mag deze heffingplichtige niet meer volstaan met onderzoeksresultaten die zijn verkregen door middel van uitvoering van meetweken.
c)
de ambtenaar belast met de heffing dit gemotiveerd aan de heffingplichtige meedeelt.
3. Regels met betrekking tot uitvoeren afvalwateronderzoek (algemeen)
3.1 Niet naleven, of niet kunnen naleven, voorschriften
Voor de uitvoering van de meting, bemonstering en analyse bestaan drie mogelijkheden:
a)
de meting en bemonstering van het afvalwater wordt door de heffingplichtige zelf verzorgd, mits dit geheel conform de daarvoor geldende regels gebeurt, terwijl analyse van de monsters wordt uitbesteed aan derden;
b)
naast meting en bemonstering van het afvalwater wordt eveneens de analyse van de monsters door heffingplichtige in eigen beheer uitgevoerd, mits dit geheel volgens de regels bij of krachtens de belastingverordening gebeurt;
c)
het volledige afvalwateronderzoek wordt uitbesteed aan derden.
Indien blijkt dat een heffingplichtige die zelf de werkzaamheden als hierboven onder a en b uitvoert de geldende wettelijke voorschriften, de voorschriften in de belastingverordening of beleidsregels van GBLT niet naleeft of niet na kan leven, kan de ambtenaar belast met de heffing de heffingplichtige verplichten de meting, bemonstering en/of analyse uit te besteden aan een daarin gespecialiseerd bedrijf.
3.2 Melden omstandigheden die van invloed zijn op representativiteit van het afvalwateronderzoek
Bij storingen of gebeurtenissen in de bedrijfsruimte die van invloed (kunnen) zijn op de omvang en/of de samenstelling van het afvalwater en de mogelijke representativiteit van het onderzoek en bij storingen in de meet- en/of bemonsteringsvoorziening van het afvalwater dient de ambtenaar belast met de heffing hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht. Dit doet heffingplichtige door de controlemedewerker/contactpersoon bij het waterschap onmiddellijk telefonisch èn per e-mail (of schriftelijk) te informeren. Vorenstaande geldt voor álle storingen of gebeurtenissen gedurende het gehele heffingsjaar ongeacht of dit zich voordoet op een dag waarop een afvalwatermonster door de heffingplichtige of door de ambtenaar belast met de heffing is genomen.
Aanwijzingen van, of namens, de ambtenaar belast met de heffing betreffende verlenging of herhaling van het afvalwateronderzoek dienen te worden opgevolgd.
3.3 Wijzigen wijze van meting en bemonstering en/of adviesbureau
Het is heffingplichtige niet toegestaan om gedurende het heffingsjaar te wisselen van adviesbureau of metende instantie, tenzij heffingplichtige aantoont dat er zwaarwegende redenen zijn om te wisselen.
Elke wijziging van meting en bemonstering en/of wijziging van adviesbureau of metende instantie moet uiterlijk vier weken vóór ingebruikname of wijziging ter kennis van de ambtenaar belast met de heffing worden gebracht. Dit doet heffingplichtige door de controlemedewerker/contactpersoon bij het waterschap per e-mail (of schriftelijk) in kennis te stellen, of op andere wijze indien dit nadrukkelijk is afgesproken met de ambtenaar belast met de heffing.
3.4 Tussenwatermeters ten behoeve van waterbalans
De heffingplichtige dient een sluitende waterbalans te overleggen. Hiervoor zijn veelal één of meerdere tussenwatermeters noodzakelijk. Indien deze watermeters (nog) niet aanwezig zijn, dient in overleg met, of namens, de ambtenaar belast met de heffing bekeken te worden waar tussenwatermeters nodig zijn en aan welke eisen deze meters dienen te voldoen. Vaststelling van de hoeveelheid geloosd afvalwater via uitsluitend pompuren en pompcapaciteit is niet toegestaan.
Wanneer een deel van het ingenomen water verdampt, dan dient heffingplichtige dit altijd aan te tonen met behulp van (tussen)watermeters.
Wanneer een deel van het ingenomen water in een half- of eindproduct wordt opgenomen en plaatsing van een (tussen)watermeter niet mogelijk blijkt, kan deze hoeveelheid in product opgenomen water worden bepaald aan de hand van de receptuur en de productiegegevens. Hierbij geldt als voorwaarde dat deze wijze van bepalen goed controleerbaar is en tot betrouwbare resultaten leidt. Deze berekeningen, en alle stukken die hier aan ten grondslag hebben gelegen, dienen bij de aangifte te worden meegezonden. Heffingplichtige verstrekt gegevens die betrekking hebben op het gehele heffingsjaar.
3.5 Plaatsen, vervangen, opheffen en onderhouden watermeters
Het plaatsen, vervangen, verwijderen en onderhouden van (tussen)(afval)watermeters dient aan de ambtenaar belast met de heffing te worden gemeld, onder opgave van datum, eindstand van de eventueel verwijderde meters en beginstand van eventueel nieuw geplaatste meters. Daarnaast dienen de watermeterstanden te worden opgegeven bij de jaarlijkse aangifte zuiverings-/verontreinigingsheffing. Heffingplichtige meldt dit aan de ambtenaar belast met de heffing door dit per e-mail (of schriftelijk) door te geven aan de controlemedewerker/contactpersoon bij het waterschap.
3.6 Kalibratie
Het tijdstip van kalibratie van debietmeters dient per e-mail (of schriftelijk) en minimaal één week vooraf aan de ambtenaar belast met de heffing te worden doorgegeven. Het kalibratierapport dient binnen één maand na kalibratie aan de ambtenaar belast met de heffing te worden toegezonden. Indien het afvalwateronderzoek wordt uitbesteed aan derden en deze met eigen, mobiele meetapparatuur het debiet vaststellen, dient bij het onderzoeksrapport – ook van deze apparatuur - het meest recente kalibratierapport te worden gevoegd. Heffingplichtige voldoet aan vorenstaande door dit per e-mail (of schriftelijk) door te geven aan de controlemedewerker/contactpersoon bij het waterschap.
Wanneer uit een kalibratie blijkt dat de meetafwijking van de gekalibreerde debietmeter méér dan 5% bedraagt, kan dit leiden tot een ambtshalve correctie van de vastgestelde vervuilingswaarden in de periode vóór de kalibratie.
3.7 Afvalwateronderzoek uitgevoerd namens de ambtenaar belast met de heffing
De ambtenaar belast met de heffing kan afvalwateronderzoek(en) uitvoeren naast de in de beschikking bedoelde meetperiode(n). Hieraan dient de heffingplichtige medewerking te verlenen. De uit deze afvalwateronderzoeken resulterende gegevens zullen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het vaststellen van een aanslag zuiverings-/verontreinigingsheffing en het vaststellen van een juiste onderzoeksfrequentie. De gegevens zullen via de applicatie WebisMeet ter kennis worden gebracht aan de heffingplichtige en kunnen mede worden betrokken bij de vaststelling van het aantal vervuilingseenheden.
Bij storingen of gebeurtenissen in de bedrijfsruimte die van invloed (kunnen) zijn op de omvang en/of de samenstelling van het afvalwater en de mogelijke representativiteit van het onderzoek dient de ambtenaar belast met de heffing hiervan onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht. Dit doet heffingplichtige door de controlemedewerker/contactpersoon bij het waterschap onmiddellijk telefonisch èn per e-mail (of schriftelijk) te informeren.
3.8 Huishoudelijk afvalwater
In de regel wordt de vervuilingswaarde van huishoudelijk afvalwater niet vastgesteld door middel van afvalwateronderzoek, maar door toepassing van de tabel afvalwatercoëfficiënten. Voor het meten van de hoeveelheid huishoudelijk afvalwater dient een (tussen)watermeter aanwezig te zijn dan wel te worden geplaatst. Hiermee wordt bovendien het verkrijgen van een sluitende waterbalans vergemakkelijkt. Alleen wanneer dit niet mogelijk blijkt wordt uitgegaan van een waterverbruik van 50 liter per medewerker per productiedag per jaar, hetgeen overeen komt met 11 m³ per medewerker per jaar (bij 220 productiedagen).
4. Regels met betrekking tot uitvoeren afvalwateronderzoek (meetweken)
4.1 Frequentieberekening meetweken
Uit bijlage I van de belastingverordening volgt dat de meetfrequentie bepaald moet worden met behulp van de formule in onderdeel C, paragraaf C.2. De toelichting op het artikel in de belastingverordening met betrekking tot beperkte meting, bemonstering en analyse merkt op dat het “Rapport bepaling meetfrequentie ter vaststelling van de vervuilingswaarde van afvalwater’ van de Commissie Integraal Waterbeheer van augustus 1998” tevens van belang is.
In het rapport “Bepaling meetfrequentie ter vaststelling van de vervuilingswaarde van afvalwater” (Richtlijn werkgroep III, augustus 1998) wordt aangegeven dat bij de berekening van het spreidingspercentage (n) (ook wel genoemd: variatiecoëfficiënt) men bedacht moet zijn op de eisen die de statistiek stelt aan de verzameling van waarnemingen en worden onder andere de volgende kanttekeningen gemaakt:
“Bij het toepassen van trosgewijze metingen (bijvoorbeeld meetweken) dient een meetweek statistisch gezien te worden beschouwd als één waarneming. Bij het berekenen van de spreiding wordt immers uitgegaan van een aselecte steekproef. Bij het toestaan van meetweken dient hiermee rekening te worden gehouden. Daarbij dient uiteraard het controlebeleid overeenkomstig te worden aangepast. Uit praktische overwegingen kunnen meetweken worden toegepast bij relatief lage vervuilingswaarden (<1.000 VeO) of bij een zeer geringe spreiding in het lozingspatroon’ (in het rapport laat men zich niet uit over wat moet worden verstaan onder een zeer geringe spreiding)”.
Uit het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de formule in onderdeel C, paragraaf C.2 van bijlage I van de belastingverordening in de praktijk, wegens een onvoldoende aantal waarnemingen, in veel gevallen niet geschikt is om daarmee het aantal uit te voeren meetweken in een heffingsjaar op statistisch betrouwbare wijze vast te stellen. Een meetweek zou dan immers slechts gelden als één waarneming.
In die gevallen waarin voor het bepalen van de meetfrequentie bij toepassing van meetweken - gelet op vorenstaande - niet volstaan kan worden met de formule in onderdeel C, paragraaf C.2 van bijlage I van de belastingverordening, stelt de ambtenaar belast met de heffing het aantal meetweken vast op één meetweek per 250 vervuilingseenheden.
4.2 Tijdstip uitvoeren meetweken
Indien door de heffingplichtige zèlf de meting en bemonstering wordt uitgevoerd, wordt door, of namens, de ambtenaar belast met de heffing (eventueel in overleg met de heffingplichtige) vastgesteld op welke datums en/of in welke perioden het afvalwateronderzoek moet worden verricht.
Wordt het afvalwateronderzoek door een metende instantie uitgevoerd, dan worden de datums en/of perioden waarop het onderzoek moet worden verricht in overleg met, of namens, de ambtenaar belast met de heffing en de metende instantie vastgesteld. Dit gebeurt namens de ambtenaar belast met de heffing door de controlemedewerker/contactpersoon van het waterschap.
Minstens veertien dagen vóór de aanvang van een afvalwateronderzoek dient de ambtenaar belast met de heffing door de metende instantie (adviesbureau) in kennis te worden gesteld van het tijdstip waarop het afvalwateronderzoek zal aanvangen. Dit doet heffingplichtige door de controlemedewerker/contactpersoon bij het waterschap per e-mail (of schriftelijk) te informeren.
Wanneer het definitieve aanvangstijdstip onverhoopt mocht zijn gewijzigd, dient de ambtenaar belast met de heffing hiervan binnen 24 uur per e-mail (of schriftelijk) in kennis te worden gesteld. Dit doet heffingplichtige door de controlemedewerker/contactpersoon bij het waterschap per e-mail (of schriftelijk) te informeren. Indien de ambtenaar belast met de heffing niet tijdig in de gelegenheid is gesteld controle uit te oefenen op uitvoering van het afvalwateronderzoek, dan kan hij besluiten om de onderzoeksresultaten van de heffingplichtige niet te accepteren.
Wanneer een bepaald afvalwateronderzoek steeds op een vast tijdstip aanvangt, kan dit via de kennisgeving worden aangegeven en behoeft dit niet nogmaals afzonderlijk te worden gemeld. Dit is uitsluitend toegestaan nadat die nadrukkelijk met, of namens, de ambtenaar belast met de heffing is afgesproken.
4.3 Meetdagen in meetweek niet representatief
Indien tijdens meetweken meetdagen worden aangemerkt als ‘niet-representatief’ (en daarom worden afgekeurd), dan worden de betreffende dagen als afzonderlijke perioden meegenomen bij het berekenen van de vervuilingswaarde, tenzij er omstandigheden zijn waardoor dit niet mogelijk is (bijvoorbeeld omdat niet al het afvalwater via de meetvoorziening is gegaan, etcetera).
Indien één meetdag wordt afgekeurd, dient op de overeenkomstige weekdag c.q. weekend een vervangend onderzoek te worden uitgevoerd. Worden tijdens een meetweek twee of meer meetdagen afgekeurd, dan dient er een nieuwe meetweek te worden uitgevoerd.
5. Rapportage en aangifte
5.1 Afvalwaterjournaal / logboek
Gedurende de periode(n) dat afvalwateronderzoek plaatsvindt - dit kan zijn ieder etmaal in het jaar (met beperkte analyseverplichting), op alternerende (wisselende) dagen of tijdens meetweken – dan moet dagelijks een afvalwaterjournaal / logboek worden bijgehouden. Dit afvalwaterjournaal / logboek moet dusdanig worden bijgehouden, zodat achteraf is te controleren of het afvalwateronderzoek volgens de wet- en regelgeving is uitgevoerd.
Een afvalwaterjournaal / logboek dat aan deze voorwaarde voldoet, bevat minimaal:
•
alle standen van de aanwezige (tussen)watermeters;
•
meterstanden van de afvalwaterdebietmeters;
•
het ingestelde deelmonstervolume (in ml);
•
de ingestelde monsternemingsfrequentie (in m3/monsterneming);
•
het aantal deelmonsters per dag;
•
de theoretische hoeveelheid monster (TLM);
•
de hoeveelheid monster in het vat (PLM);
•
vastleggen afwijking tussen PLM/TLM;
•
de omgevingstemperatuur in de meetvoorziening (in °C);
•
alle overige gegevens die relevant kunnen zijn voor de uitvoering van het afvalwateronderzoek (zoals bijvoorbeeld: de hoeveelheid neerslag, etcetera);
•
de omstandigheden als bedoeld in onderdeel 3.2 van deze beleidsregel (storingen of gebeurtenissen in de bedrijfsruimte die van invloed (kunnen) zijn op de omvang en/of de samenstelling van het afvalwater).
Buiten de periode(n) van afvalwateronderzoek moet het afvalwaterjournaal / logboek tenminste éénmaal per week worden bijgehouden (tenzij anders is weergegeven in de meet- of ontheffingsbeschikking).
De in het afvalwaterjournaal / logboek opgenomen gegevens, alsmede de debietregistratie, analysegegevens, etcetera. dienen, als zijnde gegevens op grond waarvan een heffing wordt berekend, 7 jaar beschikbaar te worden gehouden (de bewaarplicht volgens artikel 6.14, tweede lid Waterschapsbesluit).
Het afvalwaterjournaal / logboek dient bij ieder controlebezoek te kunnen worden ingezien. Desgevraagd verstrekt heffingplichtige (kopieën van) het afvalwaterjournaal / logboek binnen tien werkdagen.
5.2 Rapportage analyseresultaten
De ambtenaar belast met de heffing en de heffingplichtige gebruiken de applicatie WebisMeet voor het rapporteren van analyseresultaten. Ook de door de heffingplichtige ingeschakelde adviesbureaus en/of laboratoria zijn verplicht om de analyse- en onderzoeksgegevens in WebisMeet in te (laten) voeren.
De analyseresultaten dienen binnen 4 weken na de datum van monstername te worden ingevoerd in WebisMeet.
Indien analyseresultaten door middel van een koppeling (interface) tussen een database van een adviesbureau/laboratorium automatisch in WebisMeet worden ingelezen, dan kunnen de schriftelijke analyserapportages achterwege blijven. In dit geval dient de heffingplichtige de analyserapporten op verzoek door of namens de ambtenaar belast met de heffing binnen een termijn van 10 werkdagen te verstrekken.
Echter wanneer onderzoeksresultaten handmatig in WebisMeet worden ingevoerd (dan wel handmatig worden geüpload), dan dienen de betreffende analyserapportages tevens (ter controle) schriftelijk aan de ambtenaar belast met de heffing te worden gerapporteerd. De analyserapporten dienen binnen 10 werkdagen te worden geüpload in WebisMeet, dan wel per e-mail (of schriftelijk), te worden verstrekt aan de controlemedewerker/contactpersoon van het waterschap.
De analyserapporten dienen, als zijnde gegevens op grond waarvan een heffing wordt berekend, 7 jaar beschikbaar te worden gehouden (de bewaarplicht artikel 6.14, tweede lid Waterschapsbesluit).
5.3 Onderzoeksrapport
Een onderzoeksrapport is vereist ingeval heffingplichtige de vervuilingswaarde vaststelt met behulp van meetweken. In overige gevallen is dit vereist als de ambtenaar belast met de heffing dit nadrukkelijk voorschrijft.
De ambtenaar belast met de heffing en de heffingplichtige gebruiken de applicatie WebisMeet voor het rapporteren van onderzoeksrapporten. Ook de door de heffingplichtige ingeschakelijke adviesbureaus en/of gemachtigden zijn verplicht om de onderzoeksrapporten in WebisMeet in te (laten) uploaden.
De onderzoeksrapporten moeten minimaal de volgende gegevens te bevatten:
•
de analyseresultaten van de in de beschikking aangegeven parameters met de daarbij behorende hoeveelheden geloosd afvalwater;
•
de dagelijkse meterstanden van alle watermeters: ingenomen leidingwater, grondwater, tussenwatermeters, afvalwaterdebietmeters, etcetera. Naast de meterstanden moeten ook de dagelijkse verbruiken worden gerapporteerd;
•
wanneer sprake is van een pompsituatie: de dagelijkse pompurentellerstanden (indien aanwezig) met bijbehorende pompcapaciteiten;
•
volledige vermelding van de periode waarover de monsters zijn genomen, dat wil zeggen per monster datum/tijdstip van aanvang en datum/tijdstip van einde van de meetperiode. Bij steekmonsters geldt uiteraard slechts één datum en tijdstip;
•
een sluitende waterbalans. Voor zover dit niet mogelijk is door middel van eerder genoemde watermeters en eventuele neerslaggegevens, moet dit nader worden onderbouwd met productie- en/of procesgegevens;
•
afwijkingen in de productie of in het lozingspatroon van het afgevoerde afvalwater, welke mogelijk de representativiteit van het afvalwateronderzoek hebben kunnen beïnvloeden;
•
het meest recente kalibratierapport van de debietmeter.
De ambtenaar belast met de heffing kan in de meet- en ontheffingsbeschikking bepalen dat de onderzoeksrapporten naast de minimale gegevens ook andere gegevens moet bevatten.
Rapportagetermijnen meetweken
Ingeval van meetweken dient de heffingplichtige binnen zes weken na beëindiging van de meetweek het onderzoeksrapport te verstrekken via WebisMeet aan de ambtenaar belast met de heffing.
5.4 Slib- en vetafscheiders
Heffingplichtigen dienen het aantal ledigingen/reinigingen op jaarbasis door middel van kopieën van facturen/nota’s bij het doen van aangifte aan het de ambtenaar belast met de heffing te verstrekken. Deze bonnen zijn noodzakelijk om te bepalen of de overlegde analysegegevens, in relatie tot de lediging, reinigingsfrequentie, tezamen representatief zijn voor het gehele heffingsjaar.
6. Controlesystematiek
De ambtenaar belast met de heffing voert controleonderzoek uit.
6.1 Afvalwatermonster ten behoeve van de ambtenaar belast met de heffing
Per etmaal moet voldoende monster worden verzameld teneinde de ambtenaar belast met de heffing in de gelegenheid te stellen een (extra) monster te nemen. Wanneer de ambtenaar belast met de heffing niet aanwezig is tijdens de monstername, dan dient de gehele inhoud van het monsterverzamelvat voor een periode van 24 uur, gerekend vanaf het einde van de bemonsteringsperiode, bij een omgevingstemperatuur tussen de 1° C en 5° C beschikbaar te worden gehouden. Indien het monster een ‘vrijdag-zaterdagmonster’ en/of ‘zaterdag-zondagmonster’ betreft wordt het monster minimaal beschikbaar gehouden tot maandagochtend 12:00 uur (of zoveel langer als de bovengenoemde 24-uurstermijn vereist). Wanneer hieraan niet wordt voldaan, kan dit leiden tot het niet accepteren van de onderzoeksresultaten.
Wanneer de ambtenaar belast met de heffing tegelijk met de heffingplichtige een afvalwateronderzoek uitvoert (in serie) dat bestaat uit meting, bemonstering en analyse:
De afwijking tussen de etmaalvervuilingswaarde berekend op grond van de onderzoeksresultaten van de heffingplichtige en die, berekend op grond van de onderzoeksresultaten van de ambtenaar belast met de heffing, berekend met de onderstaande formule, mag niet meer bedragen dan 9,2% (absolute waarde). Wanneer de afwijking gelijk is aan, of lager dan 9,2%, worden de onderzoeksresultaten van de heffingplichtige geaccepteerd. Ligt de afwijking boven de 9,2% dan worden de onderzoeksresultaten van de ambtenaar belast met de heffing in de berekening van de gemiddelde vervuilingswaarde meegenomen.
Indien door de ambtenaar belast met de heffing afvalwateronderzoek is uitgevoerd náást de in de beschikking aangegeven meetdagen:
Indien de ambtenaar belast met de heffing in het kader van zijn controleactiviteiten controlemonsters neemt, berekent hij op basis van de volgende formule de afwijking tussen de afvalwatercoëfficiënt op basis van de gegevens van de heffingplichtige en die op basis van de controlegegevens. Voor het toepassen van deze formule geldt als voorwaarde dat de ambtenaar belast met de heffing minimaal beschikt over de helft van het aantal (controle)monsters dat heffingplichtige volgens de meet – en ontheffingsbeschikking aan monsters dient te nemen.
waarin:
Afco heffingplichtige
=
gewogen gemiddelde afvalwatercoëfficiënt van heffingplichtige
afco ambtenaar belast met de heffing
=
gewogen gemiddelde afvalwatercoëfficiënt van de ambtenaar belast met de heffing
Afwijking >10% en <25%
Als de afwijking tussen de gewogen gemiddelde afvalwatercoëfficiënt van de heffingplichtige en de gewogen gemiddelde afvalwatercoëfficiënt van de ambtenaar belast met de heffing, berekend met de vorenstaande formule, meer bedraagt dan 10% (absolute waarde), dan worden zowel de onderzoeksresultaten van de heffingplichtige als die van de ambtenaar belast met de heffing bij het berekenen van de definitieve vervuilingswaarde meegenomen (tenzij er aantoonbare redenen zijn dat de onderzoeksresultaten van de ambtenaar belast met de heffing voor de betreffende periode als niet representatief kunnen worden aangemerkt).
Afwijking >25%
Indien de afwijking, berekend met de vorenstaande formule, meer bedraagt dan 25% (absolute waarde) dan wordt de vervuilingswaarde gebaseerd op de onderzoeksgegevens van de ambtenaar belast met de heffing (tenzij er aantoonbare redenen zijn dat de onderzoeksresultaten van de ambtenaar belast met de heffing voor de betreffende periode als niet representatief kunnen worden aangemerkt).
Aldus besloten in de vergadering van het dagelijks bestuur van GBLT van 30 oktober 2019.
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.