Blad gemeenschappelijke regeling van Omgevingsdienst Noord-Veluwe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Omgevingsdienst Noord-Veluwe | Blad gemeenschappelijke regeling 2019, 648 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Omgevingsdienst Noord-Veluwe | Blad gemeenschappelijke regeling 2019, 648 | Overige besluiten van algemene strekking |
Treasurystatuut Omgevingsdienst Noord-Veluwe 2016 In deze memorie van toelichting wordt het wettelijke kader voor de treasuryfunctie van de omgevingsdienst kort beschreven. Onderliggend Treasurystatuut voldoet aan de wettelijke verplichtingen en opgelegde randvoorwaarden.
In de vergadering van het Algemeen Bestuur van 15 december 2016 wordt naar verwachting ingestemd met de herziene financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet. In deze verordening is ten aanzien van treasury het volgende opgenomen:
1. Het Algemeen Bestuur stelt een treasurystatuut vast waarin het te voeren beleid op het gebied van
Onderliggend treasurystatuut geeft een uiteenzetting van het treasurybeleid van de ODNV en geeft een beschrijving van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de treasuryfunctie. Deze beschrijvingen moeten worden opgevat als dwingende richtlijnen.
Het doel van dit statuut is om sturing te geven aan de treasuryfunctie en risico’s te beperken.
Dit financieringsstatuut kent de volgende opbouw:
• Algemeen: Uitgangspunten en doelstellingen ten aanzien van treasury;
• Financiering en garanties: Uitgangspunten, richtlijnen, limieten en instrumenten met betrekking tot
het lenen en/of uitzetten van geld;
• Relatiebeheer: Contacten met de (huis)bankier;
• Verantwoordelijkheden en bevoegdheden: Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van
divers actoren in proces treasury;
• Informatievoorziening: Operationele en verantwoordingsinformatie;
• Slotbepalingen: Rechtspositie, inwerkingtreding en hardheidsclausule m.bt. het treasury-statuut;
• Memorie van toelichting: Toelichting op de betreffende artikelen van het treasury-statuut;
• Verklarende woordenlijst: Omschrijving van de gehanteerde begrippen.
Artikel 1 Doelstelingen treasurybeleid
De doelstellingen van het treasurybeleid van de ODNV zijn:
1. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden met als
doel het uitvoeren van de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de
2. Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;
3. het beschermen van het ODNV-vermogen en resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals
renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;
4. het optimaliseren van renteresultaten binnen de kaders van de wet Fido, aanvullende regelgeving en
de voorschriften die in dit statuut zijn opgenomen;
5. het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de
Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de treasuryfunctie:
1. De Controller vraagt ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen op bij het
aantrekken van financieringen voor het doen van uitzettingen voor zover er geen
mantelovereenkomst is afgesloten.
2. Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet conform de Wet Fido.
3. Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm conform de Wet Fido.
4. Overeenkomsten voor het aangaan van financieringen, het uitzetten van middelen en het verlenen
van garanties luiden in uitsluitend euro’s om valutarisico’s uit te sluiten.
2 Financiering Artikel 3 Richtlijnen en limieten externe financiering
1. In een lange financieringsbehoefte wordt pas voorzien als de netto- vlottende schuld een omvang
bereikt die gelijk is aan de kasgeldlimiet van de Wet Fido. Hiervan kan worden afgeweken als:
a. De rente op vaste schuld lager is dan de rente voor vlottende schuld. Er is sprake van een inverse
b. Wanneer uit de liquiditeitsprognose blijkt dat consolidatie onontkoombaar is en de rentevisie
stijgend is. Het nu aantrekken van de lange financiering is voordeliger dan het wachten tot later met
het risico dat de rente dan is gestegen;
c. Er redenen zijn om voor een specifiek investeringsproject een projectfinanciering aan te trekken om
zo de projectrente te fixeren.
2. In de korte termijn financieringsbehoefte ter afdekking van de netto- vlottende schuld wordt
voorzien door het inzetten van rekeningen courant en kasgeldleningen.
3. In een lange financieringsbehoefte wordt voorzien door een of meer leningen aan te trekken, met
een zodanige rentetypische looptijd dat het renterisico op de leningenportefeuille voor de komende
jaren binnen de renterisiconorm conform de Wet Fido komt of blijft.
4. De ODNV hanteert leningsvormen met een zo laag mogelijk risicoprofiel.
5. Vervroegde aflossing van leningschuld van de ODNV kan plaatsvinden als de contante waarde van de
rentebetalingen op een nieuwe lening lager is dan de contante waarde van de rentebetalingen van de
oude lening, rekening houdend met de boete, die bij vervroegde aflossing betaald moet worden.
Artikel 4 Richtlijnen en limieten uitzettingen
1. Overtollige liquide middelen boven het berekende drempelbedrag volgens de regeling
Schatkistbankieren decentrale overheden, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist of uitgeleend
aan mede decentrale overheden voor gebruik binnen het publieke domein.
2. Voor de uitzetting tot aan het zogenaamde drempelbedrag kunnen de volgende producten worden
3. Uitzettingen in aandelen zijn niet toegestaan behalve voor zover deze gekocht worden in het kader
van de uitoefening van de publieke taak.
4. Risico's bij uitzettingen conform lid 2 in vastrentende waarden dienen te worden beperkt door
slechts uitzettingen met een looptijd van 3 maanden of langer te doen bij financiële ondernemingen
a. gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA- rating afgegeven door ten
b. voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kan aantonen dat ze ten minste
beschikken over AA-minusrating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.
5. Voor uitzettingen met een looptijd van minder dan 3 maanden geldt dat in afwijking van lid 4b een
financiële onderneming moet kunnen aantonen dat waardepapieren met ten minste beschikken een
1. Ten einde de verwerkingskosten te minimaliseren loopt het betalingsverkeer van de ODNV in
beginsel alleen over bij de huisbankier aangehouden rekeningen.
2. Iedere betaaltransactie wordt door minimaal twee functionarissen uitgevoerd (het vier-ogen-
1. De Controller onderhoudt namens de ODNV de contacten met de huisbankier en andere financiële
instellingen en bemiddelaars over hun tarieven, producten en diensten.
2. Banken waar rekening-courant verhoudingen mee worden aangegaan en waar betalingsverkeer is
ondergebracht, dienen minimaal te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 4.
3. Financiële instellingen dienen onder Nederlands toezicht, zoals De Nederlandse Bank en de
Verzekeringskamer, te vallen of onder vergelijkbaar toezicht vanuit de lidstaten.
4. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markt (AFM).
Artikel 7 Verantwoordelijkheden en taken
Verantwoordelijkheden en taken
Vaststellen financiële beheersverordening volgens art. 212 Gemeentewet
Vaststellen treasurybeleid vervat in het treasurystatuut (kaderstellende rol).
Vaststellen financieringsparagraaf in de begroting en in de jaarverantwoording (controlerende rol). Goedkeuren van de te verstrekken leningen en garanties die niet vallen binnen de beleidsregels (zie artikel 7). Evalueren – en zo nodig bijstellen – van het treasurybeleid en het controleren van de uitvoering daarvan.
Het (laten) opstellen van een treasurystatuut
Het (doen) uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgelegd in het treasurystatuut tezamen met de treasuryparagraaf (formele verantwoordelijkheid). Vaststellen van nadere richtlijnen binnen de kaders van dit statuut. Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.
Het (laten) uitvoeren van het treasurybeleid
Financiering: Initiëren van financieringstransacties.
Uitvoering: Opstellen en actualiseren van de liquiditeitsplanning. Coördineren van het toekennen van autorisatie ten aanzien van het elektronisch betalingsverkeer. Relatiebeheer met financiële instellingen.
Control: Monitoren van limieten zoals vastgelegd in treasuryparagraaf.
Registreren van opgenomen en verstrekte leningen en garanties. Verzorgen van betalen van rente en aflossing van opgenomen geldleningen. Innen van rente- en aflossingsverplichtingen op verstrekte leningen.
Vaststellen of de preventieve maatregelen worden nageleefd en de administratieve vastlegging een juiste, volledige en tijdige weergave is van de stand van zaken op enig moment. Controle op de mate waarin de treasury haar doelen realiseert.
Financiering (zie artikel 3 treasurystatuut ) DB Controller
Het aantrekken van kasgeld-leningen (looptijd < 1 jaar) DB Controller
Aantrekken van langlopende geldleningen (looptijd >= 1 jaar) DB Controller
Uitzettingen (artikel 4 treasurystatuut ) DB Controller
Verrichten van kortlopende uitzettingen (looptijd < 1 jaar) DB Controller
Verrichten van langlopende uitzettingen (looptijd >= 1 jaar) DB Controller
Liquiditeitenbeheer Autorisatie Uitvoering
Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen Controller Controller
Vaststellen/wijzigen bankcondities bij huidige bankrelaties Controller Controller
Aangaan nieuwe bankrelaties DB Controller
Betalingsverkeer (zie artikel 5 treasurystatuut )
Verrichten betaalopdrachten Budgethouder Fin. administratie
Selecteren betaalinstrumenten Controller Fin. administratie
Autorisaties verstrekken voor het verrichten betaaltransacties Applicatiebeheerder Fin. administratie
Artikel 9 Operationele en verantwoordingsinformatie
Informatie Informatieverstrekker Informatieontvanger Frequentie
Treasurystatuut Controller AB 1x per 4 jaar
Artikel 10 Rechtspositie treasurystatuut
Het treasurystatuut is geschreven als uitwerking van artikel 11 uit de Financiële Verordening ODNV zoals vastgesteld in de vergadering van het AB op 15 december 2016.
Dit Treasurystatuut treedt in werking na vaststelling door het AB in haar vergadering van 15 december 2016 en vervangt het op 20 december 2012 vastgestelde Treasurystatuut.
Het wettelijke kader aangaande treasuryfunctie betreft een drietal wetten namelijk:
2. Besluit Begroting en Verantwoording Gemeenten (BBV)
3. de Wet financiering en decentrale overheden (Fido) en daaruit voortvloeiende regelingen.
In de Gemeentewet staat ten aanzien van treasury het volgende:
• Artikel 212 van de Gemeentewet stelt dat een verordening moet worden opgesteld waarin o.a. de
regels voor de treasuryfunctie zijn opgenomen. In dit Treasurystatuut is de verdere uitwerking van
de in deze verordening opgenomen regels met betrekking tot de treasuryfunctie opgenomen.
• In artikel 160, lid 1e is opgenomen dat het college (DB) bevoegd is tot privaatrechtelijke
rechtshandelingen van de ODNV te besluiten. Het college (DB) is daarom verantwoordelijk voor een
deugdelijke uitvoering van het treasurybeleid en –functie.
• In artikel 169, lid 4 is hier wel een beperking op aangebracht. Het college (DB) behoort geen
besluiten te nemen aangaande privaatrechtelijke handelingen indien de raad (AB) daarom verzoekt
of het besluit ingrijpende gevolgen heeft voor de ODNV. In dit geval moet de raad in staat zijn om
vooraf wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Ad 2: Besluit Begroting en Verantwoording
In het BBV zijn een aantal zaken vermeld ten aanzien van de treasuryfunctie, zijnde:
• De verplichting tot het opstellen van een financierings/treasuryparagraaf in zowel de begroting als
de jaarrekening staat in artikel 9, lid 2d en artikel 26 van het Besluit begroting en verantwoording en
• In artikel 13 is vervolgens vermeld dat in de treasuryparagraaf minimaal de beleidsvoornemens ten
aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille moet zijn opgenomen.
De Wet Fido (Financiering Decentrale Overheden) heeft begin 2001 de Wet filo (Financiering Lagere Overheden) uit 1987 vervangen. In 2006 is de wet geëvalueerd en enigszins aangepast. In december 2013 is vervolgens de regelgeving ten aanzien van de verplichting tot schatkistbankieren toegevoegd.
Daarnaast gelden, als uitvloeisel van de Wet Fido:
• De uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden.
• De regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die is aangescherpt naar aanleiding van
de problemen met de beleggingen in IJsland uit het najaar van 2008. In 2014 zijn deze regels
wederom worden aangepast als gevolg van het beleidskader inzake het gebruik van financiële
derivaten door (semi)publieke instelling.
• De regeling Schatkistbankieren decentrale overheden waarin de spelregels zijn vastgelegd ten
aanzien van het verplichte aanhouden van overtollige liquide middelen bij ’s Rijks schatkist.
De hoofdzaken uit de Wet Fido en bijbehorende regelingen zijn:
• De ODNV gaat slechts leningen aan, zet middelen uit of verleent garanties ten behoeve van de
publieke taak. Decentrale overheden kunnen binnen het wettelijke kader zelf bepalen wat zij tot hun
publieke taak rekenen. Wel wordt terughoudendheid van de decentrale overheden verwacht en zal
door de toezichthouder worden gekeken of de ODNV degelijk motiveert waarom een activiteit tot
zijn publieke taak wordt gerekend.
• Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten
van openbare lichamen. De kasgeldlimiet is opgenomen in de Wet Fido ter beperking van het bedrag
van de vlottende schuld waarover dagelijks renterisico wordt gelopen. Zo worden grote fluctuaties in
de korte rentelasten vermeden. Bij een derde achtereenvolgende overschrijding wordt de
toezichthouder op de hoogte gebracht tezamen met een plan om binnen de limiet te blijven in het
lopende kwartaal. De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de verplichting om onder de
• Het renterisico op de vaste schuld van de ODNV overschrijdt de renterisiconorm niet. Deze norm
beoogt de beperking van het bedrag van de vaste schuld waarover op termijn renterisico wordt
gelopen. De renterisiconorm is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de
vaste schuld van de ODNV bij aanvang van het jaar. De toezichthouder geeft een aanwijzing als
hieraan niet wordt voldaan. Ook hier kan de toezichthouder ontheffing verlenen.
• Overtollige liquide middelen moeten, behoudens het drempelbedrag, worden aangehouden bij ’s
Rijks schatkist. Het drempelbedrag bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal bij decentrale
overheden met een begrotingsomvang dat kleiner is dan 500 miljoen euro. Bij een groter
begrotingstotaal dan 500 miljoen euro, bedraagt het drempelbedrag 3,75 miljoen euro plus 0,2%
over het meerdere dat 500 miljoen euro te boven gaat.
• Aangezien vrijwel alle overtollige middelen belegd moeten worden bij ’s Rijks schatkist, zijn de
regels ten aanzien van uitzettingen van gering belang geworden. Er gelden echter wel eisen voor de
tegenpartijen waarmee zaken wordt gedaan, zijnde:
a. Het moeten financiële ondernemingen zijn.
b. Deze ondernemingen moeten in lidstaten gevestigd zijn die ten minste beschikken over een AA-
rating, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus.
c. De door deze ondernemingen uitgegeven waardepapieren moeten minimaal over aan AA
minusrating beschikken, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus. Indien de uitzetting een
looptijd heeft van minder dan 3 maanden dan moet over minimaal een A-rating worden beschikt,
wederom afgegeven door twee rating-bureaus.
d. Het bovenstaande geldt niet bij beleggingen in waardepapieren met een solvabiliteitsratio van 0%
Niet alle artikelen zijn voorzien van een toelichting, in het hierna volgende wordt zover nodig per artikel nog een nadere toelichting verstrekt.
Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie
Met de in artikel 2, lid 3 vermelde mantelovereenkomst wordt onder meer bedoeld het contract met de huisbankier waarmee afspraken zijn vastgelegd over daggeld- en kasgeldleningen. Voor dergelijke kortlopende leningen dient in ieder geval een offerte bij de huisbankier opgevraagd te worden. Overigens is de ODNV niet verplicht deze leningen bij de huisbankier aan te trekken dus kan de treasuryfunctie te allen tijde meerdere offertes opvragen.
In dit artikel worden al een tweetal verantwoordelijkheden/bevoegdheden benoemd, voor een totaaloverzicht van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden wordt verwezen naar artikel 11.
Artikel 3 Richtlijnen en limieten externe financiering
De rente voor vlottende schuld is normaliter lager dan de rente op vaste schuld. Vandaar dat tot maximaal het bedrag van de kasgeldlimiet kort kan worden geleend alvorens tot consolidatie wordt overgegaan.
Bij het aantrekken van vaste schuld wordt gekeken naar de bestaande leningenportefeuille samen met de verwachte financieringsbehoefte die blijkt uit de liquiditeitsplanningen van de investeringen. Er wordt bij het aantrekken van langlopende leningen gezorgd voor een spreiding van het renterisico. Dit betekent dat de leningenportefeuille een evenwichtig aflossingspatroon kent en het renterisico langjarig binnen de voorgeschreven renterisiconorm blijft.
Onderhandse geldleningen zijn er in diverse vormen:
• Lineaire leningen met een jaarlijks gelijkblijvende aflossing.
• Annuïtaire leningen met een jaarlijkse gelijkblijvende betaling van rente en aflossing.
• Fixe leningen waarbij jaarlijks slechts rente wordt betaald en aflossing van de gehele lening aan het
einde van de looptijd plaatsvindt.
Een roll-over lening wordt uitgegeven op basis van een variabele rente die elke afgesproken periode (tussen 1 en 12 maanden) herzien wordt op basis van de dan actuele rentestand. Normaliter behoren deze leningen tot de kortlopende schulden (met looptijd van minder dan 1 jaar). Indien echter een cap (zie afgeleide financiële producten) wordt afgesloten, dan wordt het een langlopende geldlening met eenzelfde looptijd als de cap.
In het leningcontract van een onderhandse lening kan de clausule zijn opgenomen dat de mogelijkheid bestaat tot vervroegde aflossing van de restant hoofdsom van de lening. Doorgaans bestaat deze mogelijkheid voor de eerste maal na een looptijd van 10 jaren. Het benutten van deze clausule brengt wel extra kosten met zich mee in de vorm van een boete.
Vervroegde aflossing is interessant op het moment dat de huidig geldende rente lager is dan de rente die nu wordt betaald. Indien de contante waarde van de resterende rentebetalingen van een lening tegen de huidige rente, dus de rente waartegen eventueel hergefinancierd kan worden, lager is dan de contante waarde tegen de contractrente dan is vervroegde aflossing interessant. Om de administratieve kosten te dekken, wordt als vuistregel gehanteerd dat het voordeel groter moet zijn dan te betalen boete.
Artikel 4 Richtlijnen en limieten uitzettingen
Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan omdat deze in hoge mate gevoelig zijn voor marktbewegingen. Volgens de Wet Fido is de aankoop van aandelen de OD slechts toegestaan als aantoonbaar is dat deze worden gekocht in het kader van de publieke taak. Conform artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet zal het college alvorens tot aanschaf van aandelen over te gaan, een ontwerpbesluit hierover sturen aan de raad die wensen en bedenkingen kan uiten.
De genoemde randvoorwaarden zijn conform de ministeriële regeling ‘uitzettingen en derivaten decentrale overheden’ behorende bij de Wet Fido. De ratings moeten zijn afgegeven door één van de officiële ratingbureaus (bijvoorbeeld Standard & Poor’s, Moody’s of Fitch IBCA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2019-648.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.