Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden

 

De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten

 

  • -

    Alblasserdam

  • -

    Dordrecht

  • -

    Hardinxveld-Giessendam

  • -

    Hendrik-Ido-Ambacht

  • -

    Papendrecht

  • -

    Sliedrecht

  • -

    Zwijndrecht

 

Elk voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

 

 

Overwegende,

 

  • Dat de gemeenten sinds 1999 in de vorm van een zelfstandige bestuurscommissie Drechtsteden van de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid met elkaar samenwerken;

  • Dat op verzoek van het Drechtstedenbestuur de Commissie Dijkstal in januari 2004 het rapport ‘Samen stad’ betekent wat heeft uitgebracht waarin voorstellen zijn gedaan om te komen tot vergroting van de uitvoeringsgerichtheid en daadkracht;

  • Dat dit er onder meer toe heeft geleid dat de gemeenten in het “Eindbod manden maken” van 28 juni 2004, elk een of meer projecten met een regionaal belang of een regionale uitstraling hebben benoemd, waarover is besloten dat deze in een regionaal kader moeten worden uitgevoerd;

  • Dat de gemeenten daartoe ook financiële middelen beschikbaar stellen;

  • Dat de Commissie Scholten op 10 juni 2004 aan het Drechtstedenbestuur een advies heeft uitgebracht over de lange termijn afspraken die zouden moeten gelden voor de bestuurlijke organisatie van de Drechtsteden;

  • Dat de commissie Scholten adviseert de samenwerking tussen de gemeenten te organiseren in een zelfstandige gemeenschappelijke regeling met rechtspersoonlijkheid;

  • Dat de Commissie Scholten adviseert daarbij zoveel mogelijk te werken overeenkomstig de principes van het duale stelsel;

  • Dat de Commissie ambtelijke en uitvoeringsorganisatie op 21 juni 2004 aan het Drechtstedenbestuur een advies heeft uitgebracht over de vormgeving van de ambtelijke en uitvoeringsorganisatie in Drechtstedenverband;

  • dat in het “Eindbod Manden Maken” van 28 juni 2004 het voornemen is opgenomen om te komen tot de oprichting van een gemeenschappelijke regeling Drechtsteden;

  • Dat het Drechtstedenbestuur het “Eindbod Manden Maken” in zijn vergadering van 23 september 2004 conform heeft vastgesteld, welk besluit door de raden van de deelnemende gemeenten is bekrachtigd, waarmee is besloten tot de oprichting van een gemeenschappelijke regeling;

  • Dat de Drechtraad op 1 december 2004 het Drechtstedenmanifest heeft vastgesteld, aangevuld in de vergadering van 19 januari 2005;

 

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Kieswet en de Algemene wet bestuursrecht;

 

 

B E S L U I T E N;

 

De hierna volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan, genaamd,

 

“Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden”.

 

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

 

Begripsbepalingen

Artikel 1  

  • 1.

    in deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling “Drechtsteden”;

    • c.

      de gemeente(n): een/de aan de regeling deelnemende gemeente(n);

    • d.

      de Drechtsteden: het openbaar lichaam Drechtsteden;

    • e.

      het bestuur van de Drechtsteden: ieder bevoegd orgaan van de Drechtsteden;

    • f.

      Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland;

    • g.

      het gebied: het grondgebied van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

    • h.

      de Drechtraad: Het Algemeen Bestuur van de regeling;

    • i.

      het Drechtstedenbestuur: het Dagelijks Bestuur van de regeling;

    • j.

      regionaal portefeuillehouder: een lid van het Drechtstedenbestuur dat een bepaald te behartigen onderwerp, project of programma in zijn portefeuille heeft;

    • k.

      opdrachtportefeuillehouder: een lid van een college van een gemeente dat is belast met de uitvoering, voorbereiding of realisatie van een concrete opdracht met regionaal belang, onder de verantwoordelijkheid van een lid van het Drechtstedenbestuur.

    • l.

      inspecteur: de door het Drechtstedenbestuur aangewezen ambtenaar van de Drechtsteden, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub a, van de Gemeentewet, bevoegd tot het heffen van belastingen, en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

    • m.

      ontvanger: de door het Drechtstedenbestuur aangewezen ambtenaar van de Drechtsteden, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub b, van de Gemeentewet, bevoegd tot invordering van belastingen;

    • n.

      ambtenaar van de Drechtsteden: de door het Drechtstedenbestuur aangewezen ambtenaar van de Drechtsteden, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub c, van de Gemeentewet, bevoegd tot de heffing of de invordering van belastingen, en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

    • o.

      belastingdeurwaarder: de door het Drechtstedenbestuur aangewezen ambtenaar van de Drechtsteden als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub d, van de Gemeentewet, dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;

    • p.

      belastingen: de gemeentelijke belastingen en rechten die de gemeenten heffen op grond van hoofdstuk XV van de Gemeentewet, zoals vastgelegd in bijlage 1, “Heffingen op basis van door deelnemende gemeenten vastgestelde belastingverordeningen.”;

    • q.

      Wet WOZ: Wet waardering onroerende zaken.

    • r.

      belastingverordening: de verordening tot heffing en invordering van belasting of rechten van de gemeenteraden van de deelnemers aan de regeling;

    • s.

      nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de Invorderingswet 1990 en van de belastingverordening;

    • t.

      kwijtscheldingsregels: de door of namens de gemeenteraden van de deelnemers vastgestelde regels als bedoeld in artikel 255, leden 3 en 4 van de Gemeentewet;

    • u.

      beleidsregels: beleidsregels in de zin van artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht op het gebied van de heffing en invordering van belastingen en de uitvoering van de Wet WOZ;

    • v.

      Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

    • w.

      Wsw-werknemer: degene die ingevolge de Wsw een arbeidsovereenkomst heeft met de Drechtsteden;

    • x.

      Werkvoorziening: voorziening in aangepaste werkgelegenheid als bedoeld in de Wsw;

    • y.

      Wmo 2015: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • z.

      ambtelijk werknemer: degene die in een dienstbetrekking tot de Drechtsteden staat; hiertoe wordt tevens gerekend een arbeidscontractant naar burgerlijk recht;

    • aa.

      bezwaarschriftencommissie: adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

 

  • 2.

    Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht of enige andere wet of wettelijke regeling van (overeenkomstige) toepassing worden verklaard, worden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college, de burgemeester, de secretaris, de griffier, de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar respectievelijk de belastingdeurwaarder van de gemeente onderscheidenlijk gelezen de regeling, de Drechtraad, het Drechtstedenbestuur, de voorzitter, de secretaris en griffier, de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van de Drechtsteden en de belastingdeurwaarder van de regeling.

 

Hoofdstuk 2: Het Openbaar Lichaam

Openbaar Lichaam

Artikel 2  

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd: “Drechtsteden”;

  • 2.

    Het openbaar lichaam is rechtspersoon op grond van artikel 8, eerste lid van de Wgr en is gevestigd in Dordrecht.

  • 3.

    Drechtsteden kent een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 4.

    Drechtsteden heeft een inspecteur, een ontvanger, een ambtenaar van de Drechtsteden en een belastingdeurwaarder.

  • 5.

    Drechtsteden kan beschikken over commissies als bedoeld in de artikelen 22, 23 en 24 van deze regeling.

 

Gebied

Artikel 3  

  • 1.

    Deze regeling geldt voor het gebied als bedoeld in artikel 1 onder g.

  • 2.

    Deze regeling kan voor specifiek opgedragen taken gelden voor een groter gebied dan bedoeld in het eerste lid.

 

Hoofdstuk 3: Doel en belangen

 

 

Doel

Artikel 4  

  • 1.

    Drechtsteden heeft tot doel, binnen de kaders als genoemd in en voortvloeiend uit deze regeling, draagvlak te creëren voor een evenwichtige ontwikkeling van het gebied.

  • 2.

    Ter verwezenlijking van de in het vorige lid genoemde doelstelling behartigt Drechtsteden, met inachtneming van de autonomie van de deelnemende gemeenten, de gemeenschappelijke regionale belangen op de volgende terreinen:

    • a.

      Economie, arbeidsmarktbeleid en bereikbaarheid (economie, grondzaken, bereikbaarheid, recreatie en toerisme)

    • b.

      Fysiek (volkshuisvesting, wonen, ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijk beheer, duurzaamheid, milieu, water, publieke infrastructuur, externe -, water- en verkeersveiligheid)

    • c.

      Sociaal (sociale zekerheid en - ontwikkeling, sociale werkvoorziening, kennisinfrastructuur, sport en cultuur)

    • d.

      Bestuurlijke – en netwerkontwikkeling

    • e.

      Staf- en ondersteunende diensten, beheer basisregistraties en de bedrijfsvoering

    • f.

      Sociaal-geografisch onderzoektvoering van de belastingheffing en -invordering.

    • g.

      De uitvoering van de belastingheffing en -invordering.

  • 3.

    Naast de in het tweede lid genoemde belangen heeft Drechtsteden als doelstelling zorg te dragen voor:

    • a.

      de efficiënte en effectieve heffing en invordering van belastingen, voor de heffing en invordering waarvan de gemeenteraden van de gemeenten belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels hebben vastgesteld, elk voor zover het hun gebied betreft;

    • b.

      de uitvoering van de Wet WOZ waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden, elk voor zover het hun gebied betreft.

 

Hoofdstuk 4: Taken en bevoegdheden

 

 

Algemene bepalingen

Artikel 5  

  • 1.

    Drechtsteden vervult ten behoeve van de in artikel 4 genoemde doelstelling de taken:

    • a.

      welke in deze regeling in artikel 6, eerste lid als autonome taken zijn aangeduid;

    • b.

      welke bij afzonderlijk eensluidend besluit van het (de) bevoegde bestuursorga(a)n(en) van alle gemeenten aan Drechtsteden zijn gedelegeerd.

    • c.

      welke bij afzonderlijk eensluidend besluit van het (de) bevoegde bestuursorga(a)n(en) van alle gemeenten aan Drechtsteden zijn gemandateerd dan wel waarvoor volmacht of machtiging is verleend.

    • d.

      welke worden uitgevoerd ten behoeve van één of enkele gemeenten en bij afzonderlijk eensluidend besluit van de bevoegde bestuursorganen van deze gemeenten zijn gemandateerd dan wel waarvoor volmacht of machtiging is verleend en door de Drechtraad zijn aanvaard.

    • e.

      welke worden uitgevoerd ten behoeve van de gemeenten en door deze gemeenten zijn opgedragen aan Drechtsteden in artikel 7, eerste lid, van deze regeling.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde besluiten bevatten tevens de aanduiding van de specifieke bevoegdheden die door de gemeente(n) worden overgedragen aan de Drechtsteden.

  • 3.

    Naast de in het eerste lid bedoelde taken kan Drechtsteden ook de uitvoering van taken ten behoeve van ook andere dan de in de aanhef genoemde gemeenten, rijk, provincie en andere publiekrechtelijke lichamen op zich nemen.

  • 4.

    De uitvoering van de in het derde lid bedoelde taken kan plaatsvinden door middel van een daartoe tussen het betreffende overheids-/publiekrechtelijke lichaam en Drechtsteden te sluiten overeenkomst en door middel van deelname door het betreffende overheids-/publiekrechtelijke lichaam aan de regeling voor die ta(a)k(en), onder door de Drechtraad te stellen voorwaarden.

 

Eigen taken

Artikel 6  

  • 1.

    Het bestuur van de Drechtsteden vervult de volgende taken als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder a:

    Algemeen

    • a.

      het beheer van het Investeringsfonds Economie.

    • b.

      het in behandeling nemen en afdoen van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en daarvoor in de plaats tredende wetgeving, met inbegrip van tegen de desbetreffende besluiten ingediende bezwaar- en (hoger) beroepschriften.

      Economie, arbeidsmarktbeleid en bereikbaarheid

      • a.

        Het opstellen van een regionale economische visie.

      • b.

        Het opstellen van een regionale visie op het arbeidsmarktbeleid.

      • c.

        Het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma op het regionale arbeidsmarktbeleid.

      • d.

        Het opstellen van een regionale visie voor detailhandel.

      • e.

        Het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma voor detailhandel.

      • f.

        Het opstellen van een regionale visie voor kantoorontwikkeling.

      • g.

        Het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma voor kantoorontwikkeling.

      • h.

        Het opstellen van een regionale visie voor (herstructurering) bedrijventerreinen.

      • i.

        Het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma voor (herstructurering van) bedrijventerreinen.

      • j.

        Het opstellen van een regionale visie voor toerisme en recreatie.

      • k.

        Het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma voor toerisme en recreatie.

      • l.

        Het opstellen van een regionaal beleid voor een regionaal verkeers- en vervoersplan.

      • m.

        Het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma voor het regionaal verkeers- en vervoersplan.

      Het opstellen van een regionale economische visie.

Fysiek

  • a.

    Het opstellen van een regionale ruimtelijke structuurvisie.

  • b.

    Het opstellen van een regionale woonvisie.

  • c.

    Het opstellen van een regionaal woningbouwprogramma.

  • d.

    Het opstellen van een regionaal woonruimteverdelingsbeleid.

  • e.

    Het opstellen van een regionaal programma voor geluidssanering.

  • f.

    Het opstellen van een regionaal programma voor milieu en infrastructuur.

  • g.

    Het opstellen van een meerjaren bodemsaneringsprogramma.

  • h.

    De Drechtraad kan over de in dit lid genoemde visies, plannen en uitvoeringsprogramma's uitvoeringsconvenanten sluiten met het Rijk, provincies, gemeenten, corporaties en marktpartijen.

  • i.

    Het adviseren over en het ontwerpen en voorbereiden van civieltechnische werken alsmede het voeren van projectleiding en het houden van toezicht op de uitvoering van werken.

Sociaal

  • a.

    Het opstellen van een regionale visie sociaal beleid.

  • b.

    Het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma voor de visie sociaal beleid.

Bestuurlijke ontwikkeling

  • a.

    Het opstellen van een regionaal Meerjaren Programma.

 

  • 2.

    Het Uitvoeringsprogramma Drechtstedenbestuur 2014 – 2018

    Het bestuur van de Drechtsteden geeft uitvoering aan het als bijlage 2 bij deze regeling gevoegde Uitvoeringsprogramma Drechtstedenbestuur 2014 – 2018 en maakt daartoe gebruik van de volgende bevoegdheden:

    • a.

      Het aangaan van overeenkomsten en convenanten.

    • b.

      Het (doen) uitvoeren van onderzoek.

    • c.

      Het participeren in organisaties, allianties, regionale -, bovenregionale -, landelijke - en Europese netwerken, met inbegrip van deelnemingen als bedoeld in artikel 31a van de wet.

    • d.

      Het maken van afspraken met het Rijk, Provincies, andere overheidsorganen en ketenpartners.

    • e.

      Het verstrekken van subsidies

    • f.

      Het uitvoeren van lobbyactiviteiten op regionaal -, bovenregionaal -, landelijk – en Europees niveau.

  • 3.

    Het bestuur van de Drechtsteden vervult als bevoegd gezag de volgende taken als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder b:

    Sociaal

    • a.

      De Wmo 2015, voor zover dit de maatwerkvoorzieningen betreft, zoals nader aangeduid in de desbetreffende begripsbepaling van artikel 1.1.1 van de Wmo 2015, met inbegrip van de bevoegdheden genoemd in artikel 6.1 Wmo 2015 en met uitzondering van beschermd wonen en opvang. Op de onderdelen beschermd wonen en opvang voert de Drechtsteden slechts die taken uit waartoe door de Centrumgemeente Dordrecht specifiek opdracht is gegeven.

    • b.

      De Participatiewet.

    • c.

      De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

    • d.

      De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen.

    • e.

      De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, voor zover betrekking hebbend op de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang alsmede de vergoeding van kinderopvang op basis van sociaal-medische indicatie (hoofdstuk 1).

    • f.

      Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Sociale werkvoorziening ( Wsw )

Het uitvoeren van de Wsw, aangepaste arbeid en daarmee verband houdende vraagstukken (artikel 1, tweede lid Wsw) op de volgende terreinen:

  • 1.

    het (doen) verschaffen van arbeid onder aangepaste omstandigheden aan mensen die op 1 januari 2015 een sw-indicatie en een dienstbetrekking bij de GR Drechtwerk hebben en door de uitvoeringsorganisatie van de GRD gedetacheerd zijn of worden;

  • 2.

    het verlenen van loonkostensubsidie aan werkgevers die mensen in dienst hebben die op 1 januari 2015 een sw-indicatie begeleid werken hebben;

  • 3.

    het bieden van begeleiding aan werkgevers en werknemers, waarbij de werknemers op 1 januari 2015 een sw-indicatie begeleid werken hebben en in dienst zijn van de werkgever;

  • 4.

    het uitvoeren van de verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw voor zover het gaat om mensen die op 1 januari 2015 een sw-indicatie begeleid werken hebben;

  • 5.

    het organiseren van cliëntenparticipatie sociale werkvoorziening;

  • 6.

    het uitvoeren van al die werkzaamheden en activiteiten die dienstbaar zijn aan en voortvloeien uit de onder 1 tot en met 5 genoemde taken.

  • 4.

    De gemeente Hardinxveld-Giessendam wordt tot en met 31 december 2020 vrijstelling verleend van de in het derde lid, onder het kopje "Sociale werkvoorziening (Wsw)" genoemde taken. Aan de deelname kunnen door de Drechtraad voorwaarden worden verbonden.

  • 5.

    Het bestuur van de Drechtsteden voert de regie op de uitvoering van de notities als bedoeld in het eerste lid.

  • 6.

    Het bestuur van de Drechtsteden is bevoegd tot het vaststellen van subsidieverordeningen, nadere regels en beleidsregels en tot het verlenen en vaststellen van subsidies, voor zover deze bijdragen aan het behartigen van de belangen als genoemd in artikel 4, tweede lid en passen binnen de aan het bestuur van de Drechtsteden gedelegeerde en gemandateerde taken.

 

Uitvoeringstaken

Artikel 7  

  • 1.

    Het bestuur van de Drechtsteden voert de volgende taken uit als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder c en e:

    • a.

      het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van financiële zaken, waaronder:

      • i.

        financiële administratie

      • ii.

        Financieel beleid en verantwoording

      • iii.

        Controlling

      • iv.

        Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC)

    • b.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van informatisering, waaronder:

      • i.

        Informatieanalyse en –advies

      • ii.

        Gegevensbeheer

    • c.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van automatisering, waaronder:

      • i.

        Technisch beheer

      • ii.

        Helpdesk

      • iii.

        Functioneel beheer

      • iv.

        Automatiseringsbeleid

    • d.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van personeelsaangelegenheden, waaronder:

      • i.

        Personeelsadministratie

      • ii.

        Salarisadministratie

      • iii.

        Personeelsadvies

      • iv.

        Personeelsbeleid

    • e.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van organisatievraagstukken, waaronder:

      • i.

        Organisatieontwikkeling

    • f.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van facilitaire zaken, waaronder:

      • i.

        Postverzorging, drukkerij en repro

      • ii.

        Archivering van stukken op grond van de Archiefwet en daaruit voortvloeiende en samenhangende regelgeving

      • iii.

        Bemensing en bediening van de receptie, telefooncentrale en servicedesk

      • iv.

        Gebouwbeheer, schoonmaak

      • v.

        Catering

      • vi.

        Beveiliging

    • g.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van inkoop, waaronder:

      • i.

        Het adviseren over en verzorgen of begeleiden van aanbestedingstrajecten

      • ii.

        Het uitvoeren van marktanalyses

      • iii.

        Het gevraagd en ongevraagd adviseren over zaken betreffende inkoop en aanbesteding

    • h.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van communicatie, waaronder:

      • i.

        Concerncommunicatie

      • ii.

        Beleidscommunicatie

      • iii.

        Bestuurscommunicatie

      • iv.

        Representatie

      • v.

        Rampencommunicatie

    • i.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van juridische zaken, waaronder:

      • i.

        Juridisch advies

      • ii.

        Juridische vertegenwoordiging in publiekrechtelijke-, strafrechtelijke- en privaatrechtelijke aangelegenheden

      • iii.

        Het behandelen van en adviseren over bezwaarschriften

      • iv.

        Het behandelen van aansprakelijkstellingen, zowel door als voor de gemeenten

    • j.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van de sociale geografie, waaronder:

      • i.

        Het verzamelen, ordenen en rapporteren over basisinformatie

      • ii.

        Het uitvoeren van onderzoeksprogramma’s

      • iii.

        Het uitvoeren van beleidsonderzoek.

    • k.

      Het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van geografische informatie, waaronder:

      • i.

        Het uitvoeren van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKPB)

      • ii.

        Het uitvoeren van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (BAG)

      • iii.

        Cartografie

Sociaal

  • a.

    De Wet op de lijkbezorging, artikelen 21 en 22.

  • b.

    Het verlenen van toestemming voor het verrichten van sectie op het lichaam van een overledene op grond van artikel 72, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging.

  • c.

    Het indienen van een verzoek tot instelling van een bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden op grond van artikel 1:432 BW respectievelijk tot het verlengen of opheffen van een ingesteld bewind op grond van artikel 1:449 BW.

Economie

Het coördineren van en uitvoering geven aan de aansturing van ROM-D door:

  • i.

    invulling te geven aan het opdrachtgeverschap op regionaal niveau

  • ii.

    op basis van een daartoe verstrekte volmacht invulling te geven aan de beheersmatige aansturing in de aandeelhoudersvergadering.

  • 2.

    Het bestuur van de Drechtsteden voert de volgende taken uit als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder d:

    • a.

      het heffen en invorderen van belastingen

    • b.

      De waardebepaling en waardevaststelling van onroerende zaken, gegevensbeheer en gegevensverstrekking en taken aangaande bezwaar en beroep, in het kader van de Wet WOZ

    • c.

      Het informeren van de gemeenten over de uitvoering van de onder a en b bedoelde taken

    • d.

      Het gevraagd en ongevraagd adviseren van de gemeenten over aangelegenheden die haar taken en de uitvoering daarvan betreffen.

  • 3.

    De gemeente Alblasserdam en de gemeente Hardinxveld-Giessendam worden tot en met 31 december 2020 vrijstelling verleend van de in het tweede lid genoemde taken. Aan de deelname kunnen door de Drechtraad voorwaarden worden verbonden.

 

Hoofdstuk 5: De Drechtraad (Algemeen Bestuur)

 

 

Bevoegdheden van de Drechtraad

Artikel 8  

  • 1.

    De Drechtraad is belast met het algemeen bestuur, waaronder begrepen kaderstelling en toezicht.

  • 2.

    De Drechtraad oefent voor de aan de Drechtsteden behorende autonome taken de bevoegdheden uit die bij of krachtens de Gemeentewet zijn opgedragen aan de gemeenteraad, met dien verstande dat zij niet kan treden in de autonomie van de gemeenten.

  • 3.

    De Drechtraad is voor de in artikel 6, eerste lid genoemde taken bevoegd de daar genoemde activiteiten uit te voeren en producten vast te stellen.

  • 4.

    De Drechtraad oefent voor de in artikel 6, tweede lid genoemde taken de bevoegdheden uit die bij of krachtens de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving zijn opgedragen aan de gemeenteraad.

 

Samenstelling

Artikel 9  

  • 1.

    De Drechtraad bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter

    • b.

      de leden.

  • 2.

    De leden van de Drechtraad als bedoeld in het eerste lid onder b bestaan uit:

    • a.

      door de raden van de deelnemende gemeenten uit hun midden aangewezen leden, waarbij uit elke fractie die in de gemeenteraad is vertegenwoordigd een lid wordt aangewezen en, indien mogelijk, een plaatsvervangend lid en

    • b.

      de collegeleden die door de gemeenten worden voorgedragen als lid van het Drechtstedenbestuur.

  • 3.

    Onverminderd het gestelde in artikel 20 van de Wgr is het lidmaatschap van de Drechtraad onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar bij Drechtsteden.

  • 4.

    De leden van de Drechtraad en hun plaatsvervangers kunnen een vergoeding voor hun werkzaamheden en/of tegemoetkoming in de kosten ontvangen, een en ander overeenkomstig artikel 21 van de Wgr. In dat geval stelt de Drechtraad de bedragen van de vergoeding en de tegemoetkoming op jaarbasis vast.

 

Aanwijzing van raadsleden voor de Drechtraad

 

Artikel 10  

  • 1.

    De zittingsperiode van de leden van de Drechtraad als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder a, is gelijk aan die van de leden van de gemeenteraden.

  • 2.

    Aftredende leden van de Drechtraad als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder a, blijven - onverminderd het bepaalde in het vijfde en achtste lid van dit artikel - als zodanig fungeren tot aan het moment dat hun opvolger is aangewezen.

  • 3.

    De raden wijzen in de eerste vergadering van de zittingsperiode van de nieuwe raden opnieuw de leden aan van de Drechtraad. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 4.

    De raden kunnen per lid van de Drechtraad één vaste plaatsvervanger aanwijzen.

  • 5.

    Het verlies van de hoedanigheid van raadslid doet het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de Drechtraad van rechtswege ophouden.

  • 6.

    Indien tussentijds een zetel van een lid of plaatsvervangend lid van de Drechtraad als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder a beschikbaar komt, wijst de raad van de betrokken gemeente in zijn eerstvolgende vergadering een nieuw lid of plaatsvervangend lid aan.

  • 7.

    Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van de Drechtraad geeft de raad van de gemeente die het aangaat onverwijld kennis aan de Drechtsteden.

  • 8.

    De leden van de Drechtraad kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van de Drechtraad, alsmede de raad die hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Het ontslag gaat onmiddellijk in en is onherroepelijk.

  • 9.

    Indien door splitsing of samenvoeging tijdens een periode de verdeling in fracties in een raad wijzigt, wordt door de betreffende raad het aantal leden van de Drechtraad daarmee in overeenstemming gebracht.

 

Aanwijzing van collegeleden voor de Drechtraad

Artikel 11  

  • 1.

    De leden van de Drechtraad als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder b worden door de raden die het aangaat aangewezen op aanbeveling van de Drechtraad.

  • 2.

    De Drechtraad doet zijn aanbeveling nadat hij zich heeft uitgesproken over de gewenste samenstelling van het Drechtstedenbestuur, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, tweede en derde lid.

  • 3.

    Het verlies van de hoedanigheid van collegelid of lid van het Drechtstedenbestuur doet het lidmaatschap van de Drechtraad van rechtswege ophouden.

  • 4.

    Indien tussentijds een vacature ontstaat onder de leden als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder b, zijn het eerste en tweede lid van dit artikel van toepassing.

  • 5.

    De zittingsperiode van de leden van de Drechtraad als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder b, is gelijk aan die van de collegeleden van de gemeenten.

  • 6.

    Aftredende leden van de Drechtraad als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder b, blijven - onverminderd het bepaalde in het derde lid van dit artikel - als zodanig fungeren tot aan het moment dat hun opvolger is aangewezen.

 

Werkwijze

Artikel 12  

  • 1.

    De Drechtraad houdt tenminste tien keer per jaar een reguliere vergadering en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht, of tenminste een/vijfde van het aantal leden van de Drechtraad dit schriftelijk en onder opgave van redenen verzoekt.

  • 2.

    Datum, tijdstip en plaats van en de agenda voor een vergadering van de Drechtraad worden door de voorzitter bekendgemaakt.

  • 3.

    De vergaderingen van de Drechtraad zijn openbaar. Indien evenwel, overeenkomstig artikel 22 van de Wgr, wordt besloten dat met gesloten deuren zal worden vergaderd, is artikel 24 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

 

Reglement van orde

Artikel 13  

De Drechtraad stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Het reglement wordt aan de gemeenteraden toegezonden.

 

Beraadslaging en stemming

Artikel 14  

  • 1.

    Elk lid van de Drechtraad heeft stemrecht.

  • 2.

    In de Drechtraad wordt een stemverhouding gehanteerd, waarbij elke gemeente zoveel stemmen vertegenwoordigt als bij de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen geldig in de gemeente zijn uitgebracht. Het stemgewicht van elke gemeente wordt gedeeld door 100 (honderd), waarna de uitkomst naar beneden wordt afgerond op een rond getal.

  • 3.

    Alleen de aanwezige leden of hun plaatsvervangers kunnen aan een stemming deelnemen.

  • 4.

    Het eerste, tweede en derde lid van artikel 28 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Voor het tot stand komen van een beslissing is vereist dat meer dan 50,0% van de aanwezige stemmen vóór de beslissing stemt

 

Recht van initiatief, amendement, vragen en interpellatie

Artikel 15  

  • 1.

    Een lid van de Drechtraad kan een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad indienen.

  • 2.

    Een lid van de Drechtraad kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van de Drechtraad geagendeerde ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing indienen.

  • 3.

    Een lid van de Drechtraad kan aan het Drechtstedenbestuur mondeling en schriftelijk vragen stellen.

  • 4.

    De Drechtraad regelt op welke wijze een voorstel als bedoeld in het eerste en tweede lid en mondelinge en schriftelijke vragen als bedoeld in het derde lid worden ingediend en behandeld.

 

Hoofdstuk 6: Het Drechtstedenbestuur (Dagelijks Bestuur)

 

 

Bevoegdheden van het Drechtstedenbestuur

Artikel 16  

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur is bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van de regeling te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de Gemeentewet de Drechtraad of de voorzitter hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van de Drechtraad voor te bereiden en uit te voeren;

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur is voor alle in artikel 4, tweede lid genoemde belangen bevoegd tot:

    • a.

      Het reageren op rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor het gebied van belang zijn;

    • b.

      Het vertegenwoordigen van de regio in overlegsituaties;

    • c.

      Het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.

  • 3.

    Het Drechtstedenbestuur oefent voor de in artikel 6, derde lid genoemde taken de bevoegdheden uit die bij of krachtens de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving zijn opgedragen aan het college.

  • 4.

    Het Drechtstedenbestuur is ten aanzien van de in artikel 7, tweede lid juncto artikel 4, derde lid bedoelde taken in ieder geval bevoegd tot:

    • a.

      de uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders,

    • b.

      de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de Drechtsteden als inspecteur en als ontvanger;

    • c.

      de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de Drechtsteden of een gerechtsdeurwaarder als belastingdeurwaarder;

    • d.

      het aanwijzen van een of meer ambtenaren van de Drechtsteden als ambtenaar van de Drechtsteden als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder n;

    • e.

      het vaststellen van instructies per geval of in het algemeen en beleidsregels voor de inspecteur, ontvanger, de ambtenaar van de Drechtsteden en de belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden;

    • f.

      het stellen van beleidsregels en nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van de belastingen;

    • g.

      het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting;

    • h.

      het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de inspecteur en de ontvanger;

    • i.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • j.

      het beheer van een register met de belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels die Drechtsteden voor de deelnemers uitvoert;

    • k.

      het procederen in kort geding en tot voeging in strafzaken als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering, tenzij de Drechtraad daaromtrent in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen;

    • l.

      indien ingevolge wettelijk voorschrift aan Drechtsteden of aan het bestuur van Drechtsteden hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, om spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, om schorsing van het aangevochten besluit of om voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

  • 5.

    Het Drechtstedenbestuur is bevoegd tot het doen van aangifte van alle strafbare feiten waarvan het kennis heeft genomen.

 

Samenstelling

Artikel 17  

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter en

    • b.

      ten minste vier en ten hoogste negen leden, aangewezen door de Drechtraad, met dien verstande dat ten minste de helft van de leden aangewezen wordt uit de collegeleden als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder b en dat ten hoogste de helft van de leden aangewezen kan worden uit personen die geen lid zijn van de Drechtraad, gemeenteraden of colleges.

  • 2.

    De Drechtraad benoemt in zijn eerste vergadering na de aanwijzing van de leden als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder a, een formateur voor het Drechtstedenbestuur. Deze adviseert, na overleg met de colleges, de Drechtraad zo snel mogelijk over de aanwijzing van de leden van het Drechtstedenbestuur, waarover de Drechtraad zich terstond uitspreekt, waarna de Drechtraad de aanbeveling doet als bedoeld in artikel 11, eerste lid. De formateur neemt bij zijn advies de door de Drechtraad vastgestelde functieomschrijvingen en vereiste kwalificaties in acht.

  • 3.

    De Drechtraad kan opdrachtportefeuillehouders benoemen. Een opdrachtportefeuillehouder is geen lid van het Drechtstedenbestuur maar functioneert onder de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid van een lid van het Drechtstedenbestuur. De Drechtraad kan een opdrachtportefeuillehouder uitnodigen om in de Drechtraad een toelichting te geven en vragen te beantwoorden betreffende zijn opdracht.

  • 4.

    De aanwijzing van de leden van het Drechtstedenbestuur vindt plaats nadat de raden die het aangaat de in artikel 9, tweede lid onder b bedoelde leden van de Drechtraad hebben aangewezen.

  • 5.

    Met betrekking tot de leden van het Drechtstedenbestuur zijn de artikelen 40, 41, 46 en 47 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    De leden van het Drechtstedenbestuur treden als lid van het bestuur af in de eerste vergadering van de Drechtraad waarin de leden als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder b optreden. Zij zijn direct weer herkiesbaar.

  • 7.

    Aftredende leden van het Drechtstedenbestuur blijven - onverminderd het bepaalde in het zevende lid van dit artikel - als zodanig fungeren tot aan het moment dat hun opvolger is aangewezen.

  • 8.

    Degene die tussentijds ophoudt lid van de Drechtraad te zijn, houdt tevens op lid van het Drechtstedenbestuur te zijn.

  • 9.

    Indien tussentijds een plaats in het Drechtstedenbestuur beschikbaar komt, wijst de Drechtraad zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Bij de keuze voor het nieuwe lid worden de in het tweede lid bedoelde functieomschrijvingen en vereiste kwalificaties in acht genomen.

  • 10.

    Hij die als lid van het Drechtstedenbestuur ontslag neemt blijft zijn functie waarnemen, totdat de opvolger zijn functie heeft aanvaard.

  • 11.

    Een lid van het Drechtstedenbestuur kan, in geval van langdurige afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het Drechtstedenbestuur of door een door de Drechtraad uit zijn midden aan te wijzen lid, niet zijnde een lid van een gemeenteraad. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaats hebben indien een lid van het Drechtstedenbestuur het voorzitterschap waarneemt.

  • 12.

    De samenstelling van het voltallige Drechtstedenbestuur wordt twee jaar na de vorming van het Drechtstedenbestuur na de verkiezingen, door de Drechtraad geëvalueerd. De Regiogriffier draagt zorg voor de evaluatie.

 

Werkwijze

Artikel 18  

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2.

    De artikelen 56 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Elk lid van het Drechtstedenbestuur heeft in de vergadering één stem. Het Drechtstedenbestuur beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 4.

    Het Drechtstedenbestuur verdeelt de portefeuilles binnen zijn bestuur.

 

Reglement van orde

Artikel 19  

Het Drechtstedenbestuur stelt voor zijn vergadering een reglement van orde vast. Het reglement van orde wordt ter kennis van de Drechtraad gebracht.

 

Hoofdstuk 7: De voorzitter

 

 

Benoeming en positie

Artikel 20  

  • 1.

    De voorzitter van de Drechtraad en het Drechtstedenbestuur wordt aangewezen door de Drechtraad uit de collegeleden als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder b. Artikel 17, vierde, zesde, zevende en achtste lid zijn van overeenkomstige toepassing. De voorzitter heeft het recht bij de vergaderingen van de Drechtraad en het Drechtstedenbestuur deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 2.

    De plaatsvervangend voorzitter van de Drechtraad wordt door de Drechtraad uit de leden als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder a aangewezen. De plaatsvervangend voorzitter van het Drechtstedenbestuur wordt door het Drechtstedenbestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 3.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden zij vervangen door een lid, door en uit de Drechtraad respectievelijk het Drechtstedenbestuur aan te wijzen.

  • 4.

    Tot het moment waarop de voorzitter is aangewezen op de wijze als bedoeld in het eerste lid, worden de vergaderingen van de Drechtraad voorgezeten door de burgemeester van Dordrecht en vindt de waarneming plaats door het langstzittende lid van de raden van de gemeenten.

 

 

Hoofdstuk 8: Portefeuillehouders en Portefeuillehoudersoverleggen

 

 

Benoeming

Artikel 21  

  • 1.

    De behartiging van een belang en de uitvoering van taken, vindt plaats onder regie en verantwoordelijkheid van het Drechtstedenbestuur door een regionaal portefeuillehouder die als zodanig uit en door het Drechtstedenbestuur wordt benoemd.

  • 2.

    De regionaal portefeuillehouder overlegt met de lokale portefeuillehouders in het portefeuillehoudersoverleg over de stukken die voor het Drechtstedenbestuur worden geagendeerd inzake de betreffende portefeuille.

 

Hoofdstuk 9: Commissies

 

 

Commissies ex artikel 24 van de Wgr

Artikel 22  

  • 1.

    De Drechtraad kan commissies van advies instellen.

  • 2.

    De Drechtraad regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.

  • 3.

    Artikel 24 van de Wgr is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De leden van de commissie als bedoeld in het eerste lid genieten, indien de Drechtraad dat bepaalt, een op jaarbasis door de Drechtraad te bepalen tegemoetkoming in de kosten. Het besluit hiertoe wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 5.

    Collegeleden van de deelnemende gemeenten zijn geen lid van een vaste commissie van advies van de Drechtraad.

  • 6.

    Raadsleden van de deelnemende gemeenten zijn geen lid van een vaste commissie van advies van Drechtstedenbestuur of de voorzitter.

 

Commissies ex artikel 25 van de Wgr

Artikel 23  

  • 1.

    De Drechtraad kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen als genoemd in artikel 4.

  • 2.

    De Drechtraad regelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 van de Wgr, de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.

  • 3.

    De Drechtraad gaat niet over tot de instelling van de in het eerste lid bedoelde commissies, dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Raadsleden van de deelnemende gemeenten zijn geen lid van een commissie als bedoeld in dit artikel.

 

Overige commissies

Artikel 24  

  • 1.

    Andere commissies van advies aan het Drechtstedenbestuur of aan de voorzitter dan die welke worden bedoeld in artikel 22, worden door het Drechtstedenbestuur respectievelijk de voorzitter ingesteld.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur respectievelijk de voorzitter regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.

  • 3.

    Raadsleden van de deelnemende gemeenten zijn geen lid van een commissie als bedoeld in dit artikel.

 

Hoofdstuk 9a: De inspecteur, ontvanger, ambtenaar van de Drechtsteden en belastingdeurwaarder

 

 

Bevoegdheden van de inspecteur

Artikel 25  

  • 1.

    De inspecteur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet WOZ en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de inspecteur van de deelnemende gemeenten en de gemeenteambtenaar genoemd in artikel 1, tweede lid, van de Wet WOZ.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de inspecteur de nadere regels van het Drechtstedenbestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het Drechtstedenbestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

 

Bevoegdheden van de ontvanger

Artikel 26  

  • 1.

    De ontvanger oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet WOZ en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ontvanger of een inzake rijksbelastingen bevoegde ontvanger van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ontvanger de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende gemeenten en de nadere regels van het Drechtstedenbestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het Drechtstedenbestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

  • 3.

    De ontvanger beslist niet tot het leggen van beslag en tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg, hoger beroep en in cassatie dan nadat hij het Drechtstedenbestuur van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

 

Bevoegdheden van de ambtenaar van de Drechtsteden

Artikel 27  

  • 1.

    De ambtenaar van de Drechtsteden oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet WOZ en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering van de gemeenten als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub c, van de Gemeentewet.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ambtenaar van de Drechtsteden de nadere regels van het Drechtstedenbestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het Drechtstedenbestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

 

Bevoegdheden van de belastingdeurwaarder

Artikel 28  

  • 1.

    De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet WOZ en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het Drechtstedenbestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het Drechtstedenbestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

 

Hoofdstuk 10: Ondersteuning van de Drechtraad

 

 

De Regiogriffie

Artikel 29  

  • 1.

    De Drechtraad wordt ondersteund door een Regiogriffie, die bestaat uit de Regiogriffier en uit griffiemedewerkers.

  • 2.

    De Regiogriffie vervult ten behoeve van de Drechtraad alle taken die een griffie bij een gemeente vervult.

  • 3.

    De taken, organisatorische positie en de aansturing van de Regiogriffie worden geregeld bij verordening.

  • 4.

    De Drechtraad kan in een instructie nadere regels stellen over de Regiogriffie.

 

Wijze van functioneren

Artikel 30  

  • 1.

    De voorzitter van de Drechtraad is verantwoordelijk voor het bestuurlijk gezag over het functioneren van de Regiogriffie.

  • 2.

    De stukken die van de Drechtraad uitgaan, worden door de Regiogriffier meeondertekend.

 

Hoofdstuk 11: Ondersteuning van het Drechtstedenbestuur

 

 

De taken van de Drechtstedensecretaris en het Overleg Netwerksecretarissen Drechtsteden

Artikel 31  

  • 1.

    Er is een Drechtstedensecretaris. De Drechtstedensecretaris wordt benoemd door het Drechtstedenbestuur.

  • 2.

    De Drechtstedensecretaris staat het Drechtstedenbestuur, de voorzitter en de door het Drechtstedenbestuur ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 3.

    De stukken die van het Drechtstedenbestuur uitgaan, worden door de Drechtstedensecretaris meeondertekend.

  • 4.

    De Drechtstedensecretaris is verantwoordelijk voor de strategische, beleidsmatige en inhoudelijke samenwerking in de regio en voor de ambtelijke vertegenwoordiging naar andere overheden en organisaties op strategisch beleidsinhoudelijk terrein.

  • 5.

    De Drechtstedensecretaris is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de bestuurlijke besluitvorming van het Drechtstedenbestuur en de Drechtraad voor zover het zijn taken betreft.

  • 6.

    De Drechtstedensecretaris geeft leiding aan het ambtelijk apparaat en is eindverantwoordelijk voor de organisatieontwikkeling, innovatie en de bedrijfsvoering van de regeling.

  • 7.

    De Drechtstedensecretaris is de bestuurder als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden.

  • 8.

    De Drechtstedensecretaris wordt ondersteund door en geeft leiding aan de concernstaf.

  • 9.

    De Drechtstedensecretaris is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de bestuurlijke besluitvorming van het Drechtstedenbestuur en de Drechtraad voor zover het zijn taken betreft.

 

Overleg Netwerksecretarissen Drechtsteden (ONS-D)

Artikel 32  

  • 1.

    Er is een Overleg Netwerksecretarissen Drechtsteden, bestaande uit de Drechtstedensecretaris en de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het Overleg Netwerksecretarissen Drechtsteden is belast met:

    • a.

      Ambtelijk toezicht op het functioneren van de organisatie van het openbaar lichaam Drechtsteden;

    • b.

      Ontwikkeling van het netwerk en advisering daarover aan het Drechtstedenbestuur en aan de bestuursorganen van de deelnemers;

    • c.

      Afstemming tussen de verschillende rollen en organisaties.

 

Formatie, organisatie en rechtspositie

Artikel 33  

  • 1.

    De omvang van de ambtelijke organisatie wordt vastgesteld door het Drechtstedenbestuur, binnen de door de Drechtraad goedgekeurde begroting.

  • 2.

    De rechtspositie en bezoldiging van de Drechtstedensecretaris, de ambtenaren en van het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden door of namens de Drechtraad vastgesteld.

 

Hoofdstuk 12: De administratie en de controle

 

 

Algemeen

Artikel 34  

  • 1.

    De deelnemers dragen er zorg voor dat Drechtsteden te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Onverminderd het gestelde in het eerste lid garanderen de deelnemers jegens iedere geldgever de nakoming van de huidige en toekomstige verplichtingen die de publieke rechtspersoon te eniger tijd jegens die geldgever heeft.

  • 3.

    Indien een der deelnemers op grond van een in het eerste of tweede lid bedoelde borgstelling en/of garantie wordt aangesproken door een geldgever zijn de deelnemers jegens elkaar verplicht bij te dragen in de schuld waarvoor de eerstbedoelde deelnemer wordt aangesproken.

  • 4.

    De interne verhaals-afspraken hierop betrekking hebbend, regarderen de geldgever niet.

 

Financiële administratie

Artikel 35  

  • 1.

    De Drechtraad stelt bij verordening regels vast over de uitgangspunten voor het financiële beleid.

  • 2.

    Op de in het eerste lid bedoelde verordening is artikel 212 van de Gemeentewet van toepassing.

  • 3.

    De Drechtraad stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie.

  • 4.

    Op de in het derde lid bedoelde verordening is artikel 213 van de Gemeentewet van toepassing.

  • 5.

    De artikelen 214 en 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

 

De rekenkamer(functie)

Artikel 36  

  • 1.

    De Drechtraad beraadslaagt en spreekt zich uit over onderzoeken die door de rekenkamers of rekenkamercommissies van de deelnemende gemeenten over de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van facetten van het door hem en door het Drechtstedenbestuur in het kader van de samenwerking gevoerde bestuur, individueel en/of gezamenlijk, zijn verricht.

  • 2.

    De Drechtraad beraadslaagt jaarlijks met de voorzitters van de rekenkamer(s)(commissies) over de onderzoeksprogramma’s en kan daarbij aan de voorzitters een verzoek voorleggen tot het daarin opnemen van een of meerdere onderwerpen.

 

De begroting

Artikel 37  

  • 1.

    De Drechtraad stelt jaarlijks vóór 15 juli de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur zendt de ontwerp-begroting uiterlijk acht weken voor de voorgenomen datum van toezending aan de Drechtraad toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De ontwerp-begroting wordt gelijktijdig toegezonden aan de leden van de Drechtraad.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen het Drechtstedenbestuur van hun gevoelen omtrent de ontwerp-begroting doen blijken. Het Drechtstedenbestuur voegt de ontvangen commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, voorzover deze ten minste een week voor de voorgenomen datum van toezending aan de Drechtraad zijn ontvangen, bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan de Drechtraad wordt aangeboden.

  • 4.

    De vastgestelde begroting wordt vóór 1 augustus met alle bijbehorende bescheiden aan Gedeputeerde Staten toegezonden. Van de vaststelling doet het Drechtstedenbestuur mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

 

Inhoud van de begroting

Artikel 38  

  • 1.

    De Drechtraad stelt een verordening vast over de wijze waarop de door de deelnemende gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen verschuldigde algemene en specifieke bijdrage wordt berekend. Bij het opstellen van de verordening geldt als uitgangspunt dat de financiële gevolgen uitsluitend worden gedragen door de gemeenten die de betreffende taken hebben overgedragen.

  • 2.

    In de ontwerp-begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente verschuldigde algemene en specifieke bijdrage voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten betalen de in het eerste lid bedoelde totale bijdrage bij wijze van voorschot. Het Drechtstedenbestuur stelt de frequentie van betaling vast, waarbij geldt dat de totale bijdrage in ten minste 2 halfjaarlijkse termijnen wordt betaald.

  • 4.

    Na vaststelling van de begroting zendt het Drechtstedenbestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ervoor zorgen dat het in deze begroting voor de betreffende gemeente als bijdrage in de kosten van de Drechtsteden geraamde bedrag, in de gemeentebegroting wordt opgenomen.

  • 5.

    De relevante bepalingen uit dit hoofdstuk zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van de begroting.

  • 6.

    De artikelen 192 en 208 tot en met 211 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Weigering opname in begroting

Artikel 39  

Wanneer aan de Drechtraad blijkt, dat de raad van een gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 38, vierde lid, van deze regeling, verzoekt de Drechtraad aan Gedeputeerde Staten om over te gaan tot toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.

 

De rekening

Artikel 40  

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van de Drechtsteden over het afgelopen jaar wordt door het Drechtstedenbestuur verantwoording afgelegd aan de Drechtraad onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur biedt de in het eerste lid bedoelde rekening, met toevoeging van een verslag als bedoeld in artikel 213, tweede lid van de (gedualiseerde) Gemeentewet alsmede met toevoeging van hetgeen het Drechtstedenbestuur voor zijn verantwoording dienstig acht, ter vaststelling aan de Drechtraad aan.

  • 3.

    Het Drechtstedenbestuur zendt de ontwerp-rekening uiterlijk 14 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

 

Onderzoek en vaststelling

Artikel 41  

  • 1.

    De Drechtraad onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vóór 15 juli vast.

  • 2.

    De rekening wordt vóór 15 juli met alle bijbehorende bescheiden aan Gedeputeerde Staten toegezonden. Van de vaststelling doet het Drechtstedenbestuur mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De vaststelling van de rekening strekt het Drechtstedenbestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ten aanzien van het daarin verwoorde financieel beheer.

 

Bijdrage per gemeente

Artikel 42  

  • 1.

    In de rekening worden de door elk van de deelnemende gemeenten over het betreffende kalenderjaar werkelijk verschuldigde bedragen opgenomen.

  • 2.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 38, derde lid betaalde voorschot en de werkelijk verschuldigde bedragen vindt plaats onmiddellijk na kennisgeving aan de deelnemende gemeenten van de vaststelling van de rekening.

 

Weigering verrekening

Artikel 43  

Wanneer aan de Drechtraad blijkt, dat een gemeenteraad van een gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 42, tweede lid, van deze regeling, verzoekt de Drechtraad aan Gedeputeerde Staten om over te gaan tot toepassing van artikel 195 van de Gemeentewet.

 

Scheiding belastingen en andere taken

Artikel 44  

  • 1.

    Drechtsteden houdt de administratie voor de opgelegde aanslagen en ingevorderde belastingen gescheiden van de administratie voor andere taken van Drechtsteden.

  • 2.

    De ingevorderde belastingen worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

  • 3.

    Het is Drechtsteden niet toegestaan te ontvangen of ontvangen belastingen te verrekenen met bijdragen van de gemeenten aan Drechtsteden.

 

Periodieke betaling van en informatievoorziening over belastingen

Artikel 45  

  • 1.

    Ingevorderde belastingen worden maandelijks overgemaakt naar een rekening van de desbetreffende gemeente.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur zendt periodiek aan de colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen, ingevorderde en oninbaar verklaarde belastingen. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de Planning en Controlcyclus van de betreffende gemeente.

 

Hoofdstuk 13: Verantwoording

 

 

Verantwoording

Artikel 46  

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur geeft -samen dan wel ieder lid afzonderlijk– ongevraagd aan de Drechtraad alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het Drechtstedenbestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur geeft -samen dan wel ieder lid afzonderlijk– aan de Drechtraad, wanneer de Drechtraad of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    Het Drechtstedenbestuur is, samen en ieder lid afzonderlijk, aan de Drechtraad verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 4.

    Een lid van het Drechtstedenbestuur kan door de Drechtraad worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van de Drechtraad niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

 

Artikel 47  

  • 1.

    De gemeenteraad van een gemeente kan een lid van het Drechtstedenbestuur uitnodigen om inlichtingen te verstrekken in een raadsvergadering dan wel schriftelijk, over aangelegenheden betreffende zijn portefeuille.

  • 2.

    Het lid van het Drechtstedenbestuur dat een uitnodiging ontvangt als bedoeld in het eerste lid geeft gehoor aan de uitnodiging, met dien verstande dat, indien hij in een raadsvergadering wordt uitgenodigd, voor de datum waarop hij wordt uitgenodigd rekening wordt gehouden met zijn verplichtingen ten aanzien van zijn eigen raad.

 

Artikel 48  

  • 1.

    De Drechtraad geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten gevraagd dan wel ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door de Drechtraad gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2.

    De Drechtraad stelt een informatieprotocol vast voor de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 3.

    Een lid van de Drechtraad geeft aan de raad die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad, of één of meer leden daarvan, worden gevraagd, en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 4.

    Een lid van de Drechtraad is aan de raad die hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in de Drechtraad gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 5.

    De benoeming van een lid van de Drechtraad kan door de raad die hem heeft benoemd worden ingetrokken, indien dit lid het vertrouwen van die raad niet meer bezit.

 

Hoofdstuk 14: Geschillen

 

 

Geschillen

Artikel 49  

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in artikel 28 van de Wgr worden geschillen over de toepassing van de regeling, in de ruimste zin van het woord, daaronder begrepen de wijze waarop lokaal invulling wordt gegeven aan vastgesteld regionaal beleid, onderworpen aan een niet-bindend deskundigenadvies.

  • 2.

    Voordat wordt overgegaan tot het vragen van het in het eerste lid bedoelde deskundigenadvies, wordt het geschil besproken tussen een afvaardiging van het Drechtstedenbestuur en een afvaardiging van het college van de gemeente waarmee het geschil bestaat.

  • 3.

    Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot een oplossing leidt benoemen het Drechtstedenbestuur en het college van de betreffende gemeente elk een onafhankelijke deskundige. Beide deskundigen benoemen een derde deskundige, die tevens als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het Drechtstedenbestuur treedt mede namens de betreffende gemeente op als opdrachtgever van de commissie. In de opdracht wordt ten minste het probleem geschetst, worden de te beantwoorden vragen geformuleerd en wordt de termijn genoemd waarbinnen de commissie haar advies dient uit te brengen.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde commissie regelt zelf de wijze waarop zij haar advies tot stand brengt. Het advies wordt tegelijkertijd toegezonden aan het Drechtstedenbestuur en aan het college van de betreffende gemeente.

  • 5.

    Na ontvangst van het advies treden de in het tweede lid bedoelde personen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wgr, voor te leggen aan Gedeputeerde Staten.

  • 6.

    De kosten van de adviescommissie worden door het Drechtstedenbestuur en de betreffende gemeente ieder voor de helft gedragen.

 

Hoofdstuk 15: Archief

 

 

Het archief

Artikel 50  

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de gemeenschappelijke regeling, overeenkomstig een door de Drechtraad, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan de gemeenschappelijke regeling gedelegeerde taken.

  • 3.

    Voor de door deelnemende gemeenten of publiekrechtelijke lichamen gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten of publiekrechtelijke lichamen.

  • 4.

    Met het toezicht op de bewaring en beheer van de archiefbescheiden van de gemandateerde taken is belast de archivaris van de desbetreffende gemeenten of publiekrechtelijke lichamen.

  • 5.

    Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

 

Artikel 51  

  • 1.

    De archivaris van de gemeente Dordrecht is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    De directeur van het SCD is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

 

Hoofdstuk 16: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

 

 

Toetreding

Artikel 52  

  • 1.

    Ten behoeve van de uitvoering van specifiek opgedragen taken als bedoeld in artikel 5, derde lid, kunnen ook andere dan de in de aanhef genoemde gemeenten alsmede andere publiekrechtelijke lichamen toetreden tot deze regeling. Het Drechtstedenbestuur zendt in dat geval een verzoek tot toetreding van een andere gemeente of publiekrechtelijk lichaam tot deze regeling aan de raden, de colleges en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de Drechtraad en de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten en, voor wat betreft de taken als bedoeld in het eerste lid, van de andere deelnemende publiekrechtelijke lichamen.

  • 3.

    De Drechtraad regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan die toetreding voorwaarden verbinden.

  • 4.

    De toetreding gaat in op de in het toetredingsbesluit genoemde datum.

  • 5.

    Terstond na de toetreding worden door de gemeenteraad van de toetredende gemeente of door het algemeen bestuur van het publiekrechtelijk lichaam de leden van de Drechtraad aangewezen. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemde leden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van de Drechtraad aftreden.

 

Uittreding

Artikel 53  

  • 1.

    Een deelnemende gemeente en een deelnemend publiekrechtelijk lichaam kan uittreden door toezending aan de Drechtraad van een daartoe strekkend besluit van haar bestuursorganen. De Drechtraad besluit over de voorwaarden waaronder de uittreding geëffectueerd kan worden en regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding.

  • 2.

    Tenzij de Drechtraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op de datum van het in het eerste lid bedoelde uittredingsbesluit.

 

Wijziging

Artikel 54  

  • 1.

    Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten en alle deelnemende publiekrechtelijke lichamen.

  • 2.

    Zowel het Drechtstedenbestuur, als de bestuursorganen van de deelnemers aan deze regeling kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling. Onverminderd het gestelde in de eerste volzin worden in beginsel voorstellen tot wijziging van de regeling door het college van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht aan de overige besturen voorgelegd, tenzij er in een specifiek geval een concrete aanleiding is om het voorstel door een ander bestuursorgaan aan de overige bestuursorganen te laten voorleggen.

  • 3.

    Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in het eerste lid tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum.

 

Opheffing

Artikel 55  

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten en publiekrechtelijke lichamen.

  • 2.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan niet worden genomen dan nadat de Drechtraad daarover is gehoord.

  • 3.

    De opheffing gaat in op de in het opheffingsbesluit genoemde datum.

  • 4.

    In geval van opheffing van de regeling stelt de Drechtraad ter regeling van de financiële en andere gevolgen van de opheffing een liquidatieplan vast gehoord het Drechtstedenbestuur, de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten en publiekrechtelijke lichamen. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft. Het plan bevat een personeelsplan als bedoeld in artikel 108 van de Wgr.

  • 7.

    Het Drechtstedenbestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie conform het liquidatieplan.

  • 8.

    Zonodig blijven de bestuursorganen en commissies van de Drechtsteden ook na het tijdstip van opheffen in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

  • 9.

    Alle rechten en verplichtingen van de regeling die resteren na uitvoering van het liquidatieplan gaan bij vereffening over naar de gemeenten, naar evenredigheid van de grootte van hun bijdrage aan de regeling in het jaar voorafgaande aan de opheffing.

 

Hoofdstuk 17: Overgangs- en slotbepalingen

 

 

Evaluatie

Artikel 56  

De Drechtraad draagt zorg voor een evaluatie van de regeling in 2009. Bij deze evaluatie worden de bestuursorganen van de Drechtsteden en de deelnemers betrokken. De evaluatie wordt aan de deelnemers ter besluitvorming voorgelegd.

 

Geldigheidsduur

Artikel 57  

Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

 

Inwerkingtreding

Artikel 58  

De regeling treedt in werking op 8 maart 2006.

 

Citeertitel

Artikel 59  

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Drechtsteden”.

 

 

 

Bijlage 1: Heffingen op basis van door deelnemende gemeenten vastgestelde belastingverordeningen

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven