4.2 Huishoudelijke ondersteuning
Het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk en bevordert daarmee de zelfredzaamheid van de inwoner. Wanneer de cliënt hiertoe onvoldoende in staat is, kan huishoudelijke hulp worden ingezet. Inzet van deze maatwerkvoorziening heeft tot doel ondersteuning te bieden zodat iemand een schoon en leefbaar huis heeft en zichzelf redt bij alle dagelijkse taken om een huishouden te voeren en eventueel aanwezige kinderen op te voeden.
Bij de huishoudelijke ondersteuning is het van belang om de basis werkzaamheden te onderscheiden van de begeleidingstaken. Met basis werkzaamheden hebben betrekking op pure schoonmaakwerkzaamheden, licht en zwaar huishoudelijk werk, wasverzorging, boodschappen doen en maaltijdbereiding (HH1).
Met de begeleidingstaken bij het huishouden wordt de ondersteuning bedoeld die ook wel HH2 wordt genoemd. Dit betreft dan naast de reguliere schoonmaakwerkzaamheden ook alle advies, instructie en voorlichting die een cliënt nodig heeft ten aanzien van huishoudelijk werk en de regie of organisatie van het huishouden. Maar dit betreft ook de verzorging en opvang van jonge kinderen als tijdelijke overbrugging bij uitval van de primaire verzorger en bij afwezigheid van informele hulp of algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen zoals bijvoorbeeld kinderopvang.
Voor alle basis werkzaamheden in het huishouden, waarbij de cliënt zelf de regie nog heeft, is de huishoudelijke hulp als algemene voorziening beschikbaar. Iedereen kan gebruik maken van deze voorziening. Het aantal uren is daarbij geen factor. Cliënten voor wie deze hulp in het huishouden niet noodzakelijk is, betalen een bijdrage ter hoogte van de kostprijs. Cliënten voor wie deze hulp in het huishouden noodzakelijk is voor hun zelfredzaamheid of participatie (doelgroep algemene voorziening Huishoudelijke Hulp), betalen een lagere bijdrage dan de kostprijs. Deze verlaagde kostprijs heeft als doel de zelfredzaamheid of participatie van de doelgroep te vergroten. Voor de algemene voorziening en het verlaagde tarief zijn geen indicatie nodig, maar wordt een lichte toets uitgevoerd door het gebiedsteam.
Indien die lagere bijdrage financieel niet te dragen is, kan die cliënt in aanmerking komen voor een korting. Mocht de algemene voorziening om wat voor reden dan ook niet geschikt zijn, dan kan een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning worden verstrekt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer de cliënt geen of weinig eigen regie heeft als gevolg van bijvoorbeeld chronische ziekte of beperkingen.
Voor het bepalen van de omvang van de huishoudelijke ondersteuning wordt gebruik gemaakt van de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden MO-zaak (2011).
4.3 Individuele begeleiding (Basis, Plus en Specialistisch)
Wanneer de cliënt onvoldoende in staat is tot zelfredzaamheid of maatschappelijke deelname, kan individuele begeleiding in de thuissituatie (ambulant) worden geboden middels een maatwerkvoorziening. Individuele begeleiding heeft als doel het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid of maatschappelijke deelname, zodat de cliënt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen en opvang dan wel beschermd wonen kan worden voorkomen.
Middels individuele begeleiding wordt met cliënten gewerkt aan het verhogen van participatie en het versterken van zelfredzaamheid op verschillende levensgebieden, zoals: financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, psychisch functioneren, verslaving, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie.
We onderscheiden de volgende maatwerkvoorzieningen gericht op individuele begeleiding in de thuissituatie:
- •
Individuele begeleiding Basis
- •
Individuele begeleiding Plus
- •
Individuele begeleiding Specialistisch
4.3.3 Individuele begeleiding Specialistisch
Wanneer cliënten kampen met ernstige, complexe problemen op meerdere terreinen van wonen en leven kunnen zij worden ondersteund middels individuele begeleiding Specialistisch. Het kan hierbij gaan om cliënten die vanwege langdurige psychische en/of psychiatrische problematiek forse problemen ondervinden in hun zelfredzaamheid. Bij deze problemen zijn factoren als dakloosheid, geweld en/of maatschappelijke uitval aanwezig of vormen een dreigend perspectief. De ondersteuning is bedoeld om escalatie, zoals dak- of thuisloosheid, te voorkomen en de situatie te stabiliseren. Daarnaast kan deze ondersteuning worden ingezet als nazorg voor cliënten die tijdelijk verbleven in een instelling en terugkeren naar de thuissituatie, maar daarbij nog kampen met ernstige problemen, zoals hierboven benoemd. Let wel, het gaat bij deze vorm van nazorg nog steeds om ambulante ondersteuning en niet om een vorm van beschermd wonen, zoals ThuisPlus.
Bij individuele begeleiding Specialistisch spreken we over intensieve inzet van ondersteuning, hierbij is voornamelijk sprake van een crisis. Als de crisis is afgewend en de situatie stabiel is, kan afgeschaald worden naar minder uren of naar lichtere vormen zoals individuele begeleiding Plus of Basis. In deze situaties kan tijdelijk Individuele Begeleiding Basis of Plus worden geboden naast Individuele Begeleiding Specialistisch. Er worden dan twee maatwerkvoorzieningen ingezet om een goede overdracht van ondersteuning te realiseren. Het moet hierbij om een tijdelijke situatie gaan, zo kort mogelijk, maar zo lang als nodig is om te komen tot een goede overdracht. Dit is in het belang van de cliënt.
4.4.1 Dagactiviteit Basis
Wanneer een cliënt een ondersteuningsbehoefte heeft in het kader van dagstructuur of maatschappelijke deelname, kan Dagactiviteit Basis worden ingezet. Ook kan Dagactiviteit Basis als doel hebben dat de cliënt ‘even uit de eigen omgeving’ is en de mantelzorger van de betreffende cliënt wordt ontlast. Bij Dagactiviteit Basis gaat het om ondersteuning en activiteiten in groepsverband die erop gericht zijn om de cliënt te stimuleren tot het zelf vormgeven van zijn of haar dagstructuur en maatschappelijke deelname. De aangeboden activiteiten sluiten zoveel mogelijk aan bij de belangstelling en mogelijkheden van de cliënt. Ook kan er sprake zijn van helpen bij en toezicht houden op de uitvoering van die activiteiten. Er is geen noodzaak tot overname of het voeren van regie, de cliënt is in staat tot actieve deelname. De activiteiten vinden overdag plaats en buiten de eigen woonsituatie. Kernbegrippen bij de ondersteuning zijn stimuleren, coachen, laag intensief toezicht.
4.4.2 Dagactiviteit Plus
Dagactiviteit Plus is bedoeld ter ondersteuning van cliënten met zware of complexe problematiek. Vanwege de problematiek is de cliënt niet in staat zelfstandig problemen op te lossen of besluiten te nemen. Er is directe nabijheid van ondersteuning en toezicht nodig gedurende de dagactiviteit. Hierbij gaat het niet alleen om begeleiding bij de dagactiviteiten, maar soms ook om overname van taken door een professional. Voor het voeren van regie is de cliënt afhankelijk van de professional. Cliënten die in aanmerking komen voor deze vorm van ondersteuning hebben vaak complexe problematiek als gevolg van fysieke, zintuiglijke, verstandelijke of psychogeriatrische beperkingen, psychische- of cognitieve aandoeningen, niet aangeboren hersenletsel of verslavingsproblematiek. Geheugenproblematiek en onvoldoende regievoering is vaak aan de orde. Indien mogelijk sluiten de activiteiten zoveel mogelijk aan bij de behoeften en mogelijkheden van de cliënt.
4.4.3 Dagactiviteit Persoonlijke ontwikkeling
Dagactiviteit Persoonlijke ontwikkeling wordt ingezet in het kader van persoonlijke ontplooiing en verkenning van individuele mogelijkheden. De begeleiding is enerzijds gericht op ondersteuning, coaching (motivatie, werknemersvaardigheden) en anderzijds op het creëren van veiligheid en structuur. Cliënten kunnen zich zo in een veilige en vertrouwde omgeving maatschappelijk en sociaal ontwikkelen. Dit kan een goede stap zijn voor cliënten bij wie een traject vanuit de Participatiewet, waar de nadruk meer ligt op toe leiden naar werk, te vroeg is. De nadruk ligt bij dit product meer op ontwikkeling van de individuele mogelijkheden dan bij de basis- en plus-varianten van de dagactiviteit. Dagactiviteit Persoonlijke ontwikkeling dient bij te dragen aan de mogelijkheden om uit te stromen naar beschut, begeleid of ondersteund werk, deelname aan (basis-)voorzieningen in de buurt, vrijwilligerswerk of betaald werk.
4.4.4 Vervoer Dagactiviteit
Wanneer de cliënt niet in staat is om met eigen vervoer, openbaar vervoer of met behulp van het eigen netwerk naar de locatie van de Dagactiviteit te komen, kan vervoer van en naar de Dagactiviteit worden geïndiceerd. De zorgaanbieder is in dat geval verantwoordelijk voor het ophalen en brengen van de cliënt middels auto of autobus. De gebiedsteammedewerker onderzoekt wanneer vervoer noodzakelijk is. Het is de zorgaanbieder niet toegestaan een vervoersvergoeding aan de cliënt te vragen. De zorgaanbieder ontvangt een vergoeding voor de kosten van het vervoer van de Dienst.
4.5 Kortdurend Verblijf
Kortdurend Verblijf biedt de cliënt een logeerplek waarbij (permanent) toezicht en ondersteuning, zoals individuele begeleiding, kan worden geboden. Het is bedoeld voor cliënten met een chronische, complexe ondersteuningsbehoefte die normaal gesproken dagelijks door een mantelzorger worden ondersteund in de thuissituatie. Kortdurend Verblijf omvat het bieden van een onderdak met in ieder geval de basale voorzieningen die men thuis ook zou verwachten: een bed, toegang tot toilet en wastafel, eten en drinken. De cliënt moet kunnen voorzien in zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen.
Kortdurend verblijf is gericht op het ontlasten van de mantelzorger door verblijf te bieden en de ondersteuning gedurende een deel van de week over te nemen. Bij kortdurend verblijf wordt alleen de ondersteuning overgenomen die normaliter door de mantelzorger wordt geleverd. Op die manier wordt overbelasting van de mantelzorger voorkomen en blijft de thuissituatie leefbaar/stabiel. Doel is langer thuis wonen mogelijk te maken. Daarbij geldt wel dat het verblijf ter aanvulling is op het wonen in de thuissituatie en niet bedoeld als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week. Kortdurend verblijf kan daarom voor maximaal drie etmalen per week worden ingezet. Bij uitzondering kunnen meer etmalen worden ingezet. Denk daarbij aan een crisissituatie waarbij geen andere passende oplossing beschikbaar is of aan het opsparen van etmalen zodat de mantelzorger met vakantie kan. Het is wel de bedoeling dat niet langdurig meer dan drie etmalen worden ingezet, maar alleen voor de periode om de crisis af te wenden of vakantie van de mantelzorger mogelijk te maken.
Kortdurend Verblijf kan alleen worden ingezet wanneer:
- •
Ontlasting van de mantelzorger noodzakelijk is. Bij medische noodzaak ligt de verantwoordelijkheid bij de huisarts of medische specialist en de zorgverzekeraar.
- •
Andere vormen van overname van de ondersteuningstaken van de mantelzorger niet toereikend zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om dagactiviteiten, thuisondersteuning of inzet van vrijwilligers in huis. Duidelijk moet zijn dat dit niet te realiseren is of onvoldoende is om overbelasting van de mantelzorger te voorkomen.
- •
De cliënt chronische complexe problemen heeft door een somatische, zintuiglijke of verstandelijke beperking of een psychische of cognitieve aandoening heeft.
- •
De cliënt maximaal drie etmalen nodig heeft, omdat de andere etmalen door gebruikelijke hulp en/of de mantelzorg worden geboden. Er kunnen ten behoeve van vakantie van de mantelzorger ook etmalen worden gespaard en achtereenvolgend gebruikt als zijnde een opname van maximaal drie weken.
- •
De cliënt geen Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg) heeft.
- •
De cliënt geen beroep kan doen op een vorm van respijtzorg op grond van zijn/haar aanvullende zorgverzekering.
Bij een aanvraag voor Kortdurend Verblijf toetst de gebiedsteammedewerker of er mogelijkheden zijn om het netwerk in te schakelen of andere alternatieve voorliggende oplossingen in te zetten. Denk aan: respijthuis, kortdurend eerstelijnsverblijf vanuit Zorgverzekeringswet (via aanvullende verzekering) of logeren vanuit een indicatie Wet langdurige zorg, alarmering of video op afstand, inschakelen van anderen uit het netwerk en inzet van vrijwilligers. Als voorliggende mogelijkheden de ondersteuningsvraag voldoende oplossen, is er geen indicatie voor kortdurend verblijf.
Er zijn twee variaties mogelijk op de maatwerkvoorziening Kortdurend Verblijf.
4.5.1 Kortdurend Verblijf Basis ‘met aandacht’
Gedurende een etmaal (24 uur) verblijft de cliënt in een zorginstelling waarbij geen begeleiding bij de persoonlijke verzorging nodig is. De aanvulling ‘met aandacht’ geeft aan dat er in dit geval vaak wel enige mate van toezicht nodig is: een aanspreekpunt, iemand die een oogje in het zeil houdt, en die in voorkomende gevallen de cliënt even gerust kan stellen en/of een praatje maakt. Deze ‘met aandacht’ is de extra toevoeging die anders door de Mantelzorger wordt gedaan en is qua ondersteuning te vergelijken met de Maatwerkvoorziening Individuele Begeleiding Basis.
4.5.2 Kortdurend Verblijf Plus ‘met zorg’
Gedurende een etmaal (24 uur) verblijft de inwoner in een instelling waarbij begeleiding bij de persoonlijke verzorging naast de reguliere begeleiding nodig is – de ondersteuning die normaal door de mantelzorger wordt geboden is te vergelijken met de Maatwerkvoorziening Individuele Begeleiding Plus.
NB: Het kan voorkomen dat er naast vormen van Wmo-ondersteuning ook andere ondersteuning in de thuissituatie wordt geboden door een (andere) professionele aanbieder, zoals persoonlijke verzorging uit de Zorgverzekeringswet. Mocht dit het geval zijn, dan blijft diezelfde aanbieder verantwoordelijk voor deze vorm van ondersteuning tijdens kortdurend verblijf als daarbij een redelijke reisafstand kan worden gehanteerd. Dat betekent dat die aanbieder in plaats van in de thuissituatie de persoonlijke verzorging op de verblijfslocatie biedt. In die gevallen kan Kortdurend Verblijf Basis ‘met aandacht’ worden ingezet. Bij een aanzienlijke grotere reistijd kan ervoor worden gekozen om een deel van de persoonlijke verzorging over te laten nemen door de gecontracteerde zorgaanbieder voor Kortdurend Verblijf. In die gevallen wordt Kortdurend Verblijf Plus ‘met zorg’ ingezet.
4.5.3 Vervoer Kortdurend Verblijf
Wanneer een Inwoner voor de ondersteuning Kortdurend verblijf niet met eigen vervoer, openbaar vervoer of vanuit eigen netwerk naar de locatie kan komen waar de ondersteuning wordt geleverd, is de Opdrachtnemer verantwoordelijk voor het organiseren van vervoer. Bij vervoer gaat het om verplaatsingen per auto of autobus. De Opdrachtnemer krijgt hiervoor een vergoeding op maat, afhankelijk van de gemaakte kosten voor het organiseren van het vervoer. Dit moet worden beschreven in de aanvraag van de voorziening. Het vervoer wordt daarbij als apart product geïndiceerd naast Kortdurend Verblijf.
4.6 Beschermd wonen en opvang
Voor een cliënt met psychische of psychosociale problemen of voor een cliënt die, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de thuissituatie hebben verlaten, voorziet de gemeente in de behoefte aan beschermd wonen (BW) en Maatschappelijke opvang en Vrouwenopvang (MOVO). Het bieden van beschermd wonen en opvang dient op grond van de wet altijd middels maatwerk bereikt te worden. De taak om opvang en BW aan te bieden, is belegd bij de centrumgemeente Leeuwarden. Opvang wordt aangeboden als maatwerkvoorziening en algemene voorziening, beschermd wonen alleen als maatwerkvoorziening. De gebiedsteams vormen wel de doorverwijzing naar beschermd wonen en de opvang.
De Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân volgt namens de gemeenten Harlingen, Terschelling, Vlieland en Waadhoeke het beleid van de gemeente Leeuwarden in haar rol als centrumgemeente ten aanzien van de regionale voorzieningen beschermd wonen en opvang (maatschappelijke opvang, OGGZ, Verslavingszorg) zoals vastgesteld in de Verordening WMO 2018 van de gemeente Leeuwarden, de Beleidsregels WMO 2018 van de gemeente Leeuwarden en het Financieel Besluit 2018 van de gemeente Leeuwarden en de eventueel navolgende gewijzigde versies hiervan voor zover het veranderingen betreft die voortvloeien uit de verantwoordelijkheden zoals vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling ‘Centrumregeling samenwerking sociaal domein Friese gemeenten’.
4.7 Woonvoorzieningen
Hoewel iemand primair zelf verantwoordelijk is voor de huur of aanschaf van een passend huis, kan er wel een beroep worden gedaan op de Wmo 2015 voor een woonvoorziening. We onderscheiden hierbij de volgende woonvoorzieningen:
- •
Losse woonvoorzieningen: hieronder worden verstaan; woonvoorzieningen die niet nagelvast aan het huis vast zitten en dus verplaatsbaar zijn. Zoals een losse douchestoel of een drempelhulp. Dit worden ook wel roerende woonvoorzieningen genoemd.
- •
Bouwkundige woonvoorzieningen: hieronder worden verstaan; de woonvoorzieningen die nagelvast aan het huis vast zitten zoals een douchezitje, wandbeugels, trapliften, een aanbouw of verbouw van een natte cel. Deze woonvoorzieningen worden ook wel woningaanpassingen genoemd.
Een woonvoorziening wordt verstrekt om beperkingen bij het normaal gebruik van de woning te compenseren. Met normaal gebruik wordt bedoeld dat normale elementaire woonactiviteiten moeilijk of onmogelijk zijn geworden. Hierbij valt te denken aan het bereiden van eten, slapen, lichaamsreiniging en het verzorgen van kinderen. De ruimtes die bestemd zijn voor deze activiteiten moeten voor de normale functies bruikbaar gemaakt worden. Dit betekent dat een hobby-, werk- of recreatieruimte niet in aanmerking komt voor een woonvoorziening. Daarnaast geldt dat er sprake moet zijn van een hoofdverblijf of dat de woning na aanpassing het hoofdverblijf van de cliënt gaat worden.
Uitzondering op het beginsel dat woonvoorzieningen worden versterkt ter compensatie van problemen bij het normale gebruik van de woning vormt de uitraaskamer. Deze voorziening heeft tot doel het tot rust doen brengen van personen met een specifieke beperking.
Een woonvoorziening wordt alleen toegekend indien deze de woonruimte bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar maakt voor de persoon met beperkingen, door het wegnemen of aanzienlijk verminderen van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning. Er moet sprake zijn van een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de ondervonden (naar objectieve maatstaf aanwezige) problemen en één of meer bouwkundige of woon technische kenmerken van de betreffende woning.
In de afweging rondom het verstrekken van woonvoorzieningen dient meegenomen te worden of de cliënt niet had kunnen voorzien of vermijden, dat hij een beroep zou doen op deze voorziening. De situatie waarin een aanvraag voor een woonvoorziening in principe afgewezen kan worden, is wanneer een cliënt bij het betrekken van een nieuwe woning geen rekening heeft gehouden met zijn gezondheidssituatie op dat moment. Denk daarbij aan de situatie dat iemand die niet kan traplopen, verhuist naar een woning waar hij de trap op moet om zijn slaap- en badkamer te bereiken. Deze persoon is dan simpelweg naar een ongeschikte woning verhuisd. Hij had moeten weten dat hij in deze woning deze beperkingen zou ervaren. Dat is echter iets anders dan te verlangen dat de cliënt er rekening mee houdt dat hij in de toekomst op enig moment mogelijk beperkingen gaat ervaren, bijvoorbeeld op basis van leeftijd of woon- of gezinssituatie of omdat dit in de lijn der verwachtingen ligt. Dat kunnen wij niet verlangen.
Er is geen wettelijk limiet aan de hoogte van de kosten van woonvoorzieningen. Wel moeten deze waar mogelijk geheel afbetaald worden door de aanvrager middels de bijdrage in de kosten. Bij verordening is geregeld dat verhuizen onder omstandigheden voorrang kan hebben op een eventuele woningaanpassing. Dit wordt het primaat van verhuizen genoemd. Om te beoordelen of er een primaat van verhuizen geldt moet een zorgvuldige afweging worden gemaakt tussen de belangen van de cliënt en die van de Dienst. De volgende aspecten moeten hierbij meegenomen worden: de kosten van de woningaanpassing, de beschikbaarheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen, de financiële gevolgen van verhuizing, de snelheid waarmee het probleem opgelost kan worden en de sociale omstandigheden.
De kosten voor een verhuizing zijn in principe (algemeen) gebruikelijk. Van elke cliënt mag verwacht worden dat hij een budget reserveert voor de periode dat hij moet verhuizen naar een andere woning. Wel kan indien het primaat van verhuizen van toepassing is, een verhuiskostenvergoeding worden toegekend.
4.8 Rolstoelen
Wanneer iemand door zijn beperkingen problemen heeft bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen of bij het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en is aangewezen op zittend of liggend verplaatsen in en om de woning is het mogelijk een rolstoel als maatwerkvoorziening in te zetten. Een rolstoel wordt alleen verstrekt voor niet-incidenteel gebruik. Er moet dus sprake zijn van een langdurige noodzaak. Voor incidenteel en kortdurend gebruik is iemand aangewezen op een rolstoel van de uitleen (Zorgverzekeringswet). De rolstoel is bedoeld om zich te verplaatsen met een snelheid en bereik zoals dit gebruikelijk is met lopen en is vooral bedoeld voor dagelijks zittend gebruik. Het is niet zo dat iemand de hele dag aangewezen dient te zijn op zittend verplaatsen, Als de cliënt bijvoorbeeld wel een bepaalde afstand te voet (bijvoorbeeld 100 meter) kan afleggen, maar daarna is aangewezen op zittend verplaatsen, dan kan een rolstoelvoorziening toch aangewezen zijn.
We kennen verschillende rolstoelvoorzieningen te weten handbewogen rolstoelen, elektrische rolstoelen, sportrolstoelen, werkrolstoelen. Voor deze laatste categorie geldt dat rolstoelen die alleen op het werk worden gebruikt voor rekening komen van het UWV op grond van de WIA. Rolstoelen die thuis worden gebruikt en ook geschikt zijn voor het werk, vallen wel onder de Wmo 2015.
Wat de sportrolstoel betreft, er is geen verplichting om (top)sportvoorzieningen te verstrekken. Speciale topsportvoorzieningen dienen uit eigen middelen, fondsverwerving of sponsoring te worden gefinancierd. Iemand kan wel in aanmerking komen voor een recreatieve sportvoorziening wanneer het voor hem niet mogelijk is om een sport te beoefenen zonder de voorziening. Er moet dan sprake zijn van kosten die aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten voor iemand zonder beperkingen voor dezelfde sport. Daarnaast moet het gaan om een aantoonbare behoefte aan de sportvoorziening, in de vorm van lidmaatschap van een sportclub of –vereniging. Het gaat hier bijna altijd om sportrolstoelen. De verstrekking van sportvoorzieningen geschiedt in natura of middels een pgb.
4.9 Vervoersvoorzieningen
Deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en het aangaan en onderhouden van sociale contacten, brengt met zich mee dat iemand zich in de directe woon-leefomgeving moet kunnen verplaatsen. Dit kan met behulp van een vervoersvoorziening. Ondersteuning middels een vervoersvoorziening is er op gericht langdurige beperkingen bij dit verplaatsen te compenseren. Het gaat in beginsel om verplaatsingen die de gemiddelde Nederlander in zijn of haar eigen woonomgeving maakt, zoals vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken en vervoer naar clubs en sociaal-culturele instellingen. Er wordt onderzocht in hoeverre de cliënt zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien, hulp kan inschakelen van het eigen netwerk of gebruik kan maken van een algemene voorziening.
Voor het vervoer kunnen een taxipas, scootmobiel of andere individuele voorzieningen, zoals een driewielfiets, of auto-aanpassing worden verstrekt. Als openbaar vervoer onvoldoende toegankelijk en bruikbaar is, dan kan de betreffende persoon in aanmerking komen voor een Collectief Vraagafhankelijk Vervoer-pas (CVV-pas). Met deze pas kan tegen betaling van het gebruikelijk openbaar vervoerstarief gereisd worden. Het instaptarief en vast tarief per kilometer staan uitgewerkt in het Financieel Besluit. Per rit kan maximaal in een straal van 25 km gereisd worden vanaf de woonplaats. Daarnaast zijn er puntbestemmingen waar cliënten uit alle gemeenten met de CVV-pas naar toe kunnen reizen, namelijk de volgende steden: Harlingen (behalve voor Harlingers zelf), Sneek, Leeuwarden en de crematoria in Goutum en Marsum. Voor verplaatsingen buiten de regio (dus buiten een straal van 25 km of de bovengenoemde steden) kan bovenregionaal vervoer worden gebruikt. Hiervoor is Valys beschikbaar, in opdracht van het Ministerie van VWS.
Als algemene richtlijn geldt dat ongeveer 1500-2000 km per jaar toereikend is om in verreweg de meeste gevallen de beperkingen in mobiliteit weg te nemen. Dit vloeit voort uit de jurisprudentie. Let wel, hier bestaan uitzonderingen op. In sommige gevallen kan het zijn dat er meer vergoedbare kilometers zijn. Dit moet echter blijken uit onderzoek. Belangrijk is dat de cliënt in zo’n geval met concrete verifieerbare gegevens aannemelijk kan maken dat in zijn geval de vervoersbehoefte groter is dan de 1500-2000 km-norm per jaar. Wanneer iemand in het CVV is aangewezen op begeleiding, dan kan er een begeleiderspas worden toegekend.
Wanneer de CVV pas niet kan voorzien in de vervoersbehoefte en de verplaatsingen liggen meer in de directe woonomgeving van de cliënt, dan kan een scootmobiel worden toegekend. In enkele gevallen is een scootmobielpool beschikbaar en voorliggend wanneer dit een passende oplossing is voor het vervoersprobleem van de cliënt. Wanneer dit niet het geval is, kan een scootmobiel als maatwerkvoorziening worden verstrekt.
De scootmobiel kan worden meegenomen in het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer wanneer dat bevorderlijk is voor de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Daarbij is het wel een strikte voorwaarde dat de scootmobiel veilig vastgezet kan worden tijdens de rit en dat de cliënt tijdens het vervoer op een reguliere zitplaats zit. De cliënt dient, eventueel met hulp van de chauffeur, de overstap naar de vaste zitplaats te maken via de normale ingang. Indien dat niet mogelijk is, dan kan de cliënt met hulp van de chauffeur via de lift in het voertuig stappen. De cliënt staat dan op de lift, moet zich vast houden aan de handrail en wordt ondersteund en begeleid door de chauffeur die tegelijk de lift bedient. De scootmobiel wordt altijd door de chauffeur op handkracht in het voertuig gezet en als bagage vastgezet. Indien bovenstaande opties niet mogelijk zijn, dan moet vervoer helaas worden geweigerd, omdat het niet voldoet aan de veiligheidsvoorwaarden.
Een autoaanpassing kan worden verstrekt wanneer dit voor de cliënt in zijn situatie de goedkoopst compenserende oplossing is. Dit betekent dat er geen goedkopere vervoersalternatieven beschikbaar zijn voor de cliënt om zich te verplaatsen en de eigen auto alleen gebruikt kan worden wanneer die wordt aangepast.
De aanpassingen kunnen onder meer betrekking hebben op de bediening en besturing, het in en uit de auto komen, de zithouding, het meenemen van noodzakelijke hulpmiddelen, de verzorging van de persoon met beperkingen, het inrijden van een rolstoel en de vergrendeling van een rolstoel. Een vergoeding van de kosten voor aanpassingen van een eigen auto is alleen mogelijk als de auto redelijk is aan te passen en in goede staat verkeert. De cliënt dient dan ook aan te tonen dat de aan te passen auto de investering nog waard is, dus naar verwachting nog minimaal vijf tot zeven jaar mee kan. Een keuring van de auto kan daardoor worden verlangd.