Bijlage 2 Toelichting op de Regeling paraatheidsdiensten RDOG HM.
Algemeen
Vanuit de totale taakstelling van de RDOG HM alsmede voortvloeiend uit wettelijke verplichtingen dient voor een aantal functies een 24-uurs paraatheid te zijn georganiseerd.
De aard van de paraatheid en de mate van bereikbaarheid en beschikbaarheid van de daarbij betrokken functionarissen wordt sterk bepaald door de reden waarom deze paraatheid noodzakelijk wordt geacht.
Uitgangspunten voor de regeling:
- -
Paraatheidsdiensten moeten worden uitgevoerd buiten de reguliere werktijden. Dit betekent in principe een extra ongemak. De medewerker is tijdens deze dienst niet in staat zijn vrije tijd volledig naar eigen inzicht te besteden.
- -
Dit extra ongemak wordt gecompenseerd door een vergoeding in geld. Hoe beperkter de medewerker tijdens de paraatheidsdienst in zijn bewegingsvrijheid is hoe hoger de vergoeding in geld.
- -
Werkzaamheden die worden verricht tijdens de paraatheidsdienst komen in principe in aanmerking voor een vergoeding.
Artikelsgewijze toelichting
Begripsomschrijving
Ad artikel 1
Dit artikel opent de mogelijkheid om een vergoeding toe te kennen aan de medewerker in verband met bereikbaarheid buiten (reguliere) werktijden. Om bereikbaar en beschikbaar te zijn moet de medewerker een bepaalde mate van bewegingsvrijheid missen. Voor dit ongemak wordt een vergoeding toegekend.
In artikel 40:1:1:1 van de AVR zijn de vergoedingsbedragen opgenomen waarvoor de medewerker in aanmerking komt bij het verrichten van paraatheidsdiensten (de vergoeding voor de beschikbaarheid) alsmede de (verrichtingen)vergoedingen waarvoor de medewerker in aanmerking komt bij het verrichten van de forensische paraatheidsdienst.
Medewerkers die voor paraatheidsdiensten worden ingezet als bedoeld in artikel 3, onder 2:1, 2:2 en 2:3 dienen in te zijn ingeschreven in het register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de Wet BIG) met bij voorkeur een specifiek op de paraatheid afgestemde deskundigheid. Medewerkers die voor paraatheidsdiensten ingezet als bedoeld in artikel 3, onder 2:4 dienen ingeschreven te staan in het Jeugdzorgregister.
Deze eis is opgenomen als kwalitatieve waarborg van de door de medewerker, tijdens de paraatheidsdienst, te verrichten werkzaamheden. In het geval de medewerker niet aan bovengenoemde eis voldoet kan een tijdelijke ontheffing worden verleend door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur zal gedurende de periode van de ontheffing de medewerker de mogelijkheden bieden om toch aan deze eis te kunnen voldoen.
De werkzaamheden binnen de paraatheidsdiensten die wettelijk zijn vastgelegd, worden dusdanig uitgevoerd. Betreffende de overige werkzaamheden is de Wet BIG en betreffende beroepscodes van toepassing.
De functie van achterwacht dient zo mogelijk ingevuld te worden door een arts die is ingeschreven in het register van de Wet BIG met een specifiek op de paraatheid afgestemde deskundigheid. De vergoedingssystematiek, zoals deze is beschreven in artikel 40:1:1:1 van de AVR, is ook van toepassing op de medewerker die als achterwacht fungeert voor een paraatheidsdienst.
Instelling
Ad artikel 2 lid 1
Om de belasting voor de medewerker zo laag mogelijk te houden kan het dagelijks bestuur een medewerker aanwijzen voor het gelijktijdig verrichten van meer paraatheidsdiensten. Uitgangspunt is dat de medewerker kan worden aangewezen voor het gelijktijdig verrichten van maximaal twee paraatheidsdiensten. Wanneer de medewerker wordt aangewezen voor het gelijktijdig verrichten van meerdere paraatheidsdiensten dan ontvangt hij hiervoor de vergoeding zoals deze voor de afzonderlijke paraatheidsdiensten is vastgesteld.
Het dagelijks bestuur wijst die paraatheidsdiensten aan die gelijktijdig door de medewerker kunnen worden verricht.
De medewerker is verplicht deel te nemen aan de paraatheidsdienst waarvoor hij is aangewezen en al de werkzaamheden te verrichten welke voortvloeien uit de aard van de paraatheidsdienst.
Ad artikel 2 lid 2
Gelet op de zwaarte van de paraatheidsdiensten zoals aangegeven bij artikel 3, onder 2.1 (voor zover dit de voorwachtfunctie betreft) behoeft de medewerker deze paraatheidsdiensten niet meer te verrichten bij en na het bereiken van de 55-jarige leeftijd tenzij de medewerker aangeeft tegen het verrichten van deze paraatheidsdiensten geen bezwaar te hebben.
Ad artikel 2 lid 4
Er geldt een vrijstelling van paraatheid vanaf de zesde maand van zwangerschap tot en met zes maanden na de bevalling. In ieder geval is dit gezien de zwaarte van de functie mogelijk voor de forensische voorwacht.
Ad artikel 2 lid 5
Voor het behouden van voldoende expertise (en registratie als forensisch arts) bedraagt het aantal diensten per forensisch arts minimaal 4 per maand, waarbij een 24-uurs weekenddienst als twee diensten wordt aangemerkt.
Ad artikel 2, lid 7
Op medische gronden kan de medewerker worden ontheven van de verplichting om (bepaalde) paraatheidsdiensten te verrichten. Het advies van de bedrijfsarts wordt hierbij betrokken. Deze ontheffing kan ook, gelet op de door de medewerker aangegeven reden voor de ontheffing, van tijdelijke aard zijn.
Ad artikel 2 lid 8
In het kader van de paraatheidsdiensten dienen de medewerkers over de juiste kennis en vaardigheden te beschikken. Hiervoor wordt verwezen naar de wettelijke eisen zoals deze onder andere worden gesteld in de Wet BIG. De werkgever biedt de medewerker de mogelijkheden en de medewerker moet bereid zijn hierin bijgeschoold te worden.
Ad artikel 2 lid 9
Onder hulpmiddel gebonden paraatheid wordt verstaan dat de betrokken medewerker niet huisgebonden, maar bereikbaar dient te zijn via semafoon en/of een mobiele telefoon. Door de werkgever worden voor het verrichten van de paraatheidsdienst hulpmiddelen beschikbaar gesteld.
Ad artikel 2 lid 10
De medewerker die belast is met het verrichten van paraatheidsdiensten als bedoeld in artikel 3, onder 1 en 2, dient in principe de beschikking te hebben over een eigen motorvoertuig.
Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als dit een goede uitoefening van taken in de weg staat, omdat er niet voldaan kan worden aan de verplichte opkomsttijd en/of als de herkenbaarheid van de auto noodzakelijk is.
Soorten paraatheidsdiensten
Ad artikel 3 onder 2.1 De forensische dienst GGD
De forensische dienst is één van de op zich genomen taken van de GGD; het betreft een deel van de openbare gezondheidszorg, dat door artsen moet worden uitgevoerd en staat borg voor een 7 x 24 –uur bereikbaarheid en beschikbaarheid voor forensische geneeskundigen. Deze taak wordt uitgevoerd in opdracht van het politiekorps Hollands Midden conform de dienstverleningsovereenkomst Forensische Geneeskunde. Het betreft een hulpmiddelgebonden paraatheidsdienst. De manager Forensische Geneeskunde stemt de inzet van de forensisch arts af met de managers waaronder de artsen vallen. Op kwalitatieve gronden en in overleg met de politie/justitie is overeengekomen dat de dienstdoende arts binnen één kwartier na een oproep telefonisch contact opneemt met degene die de oproep heeft verricht. De medewerker dient binnen één uur na ontvangst van de melding op elke gewenste c.q. noodzakelijke locatie in de regio aanwezig te zijn.
De regio Hollands Midden is voor de vervulling van deze paraatheidsdienst verdeeld in twee subregio’s:
- 1.
De subregio Midden-Holland.
- 2.
De subregio Zuid Holland Noord (Leiden e/o, Duin en Bollenstreek en Rijn en Venen).
Per subregio is één voorwacht beschikbaar. Voor de gehele regio is één achterwacht beschikbaar.
Forensische voorwacht
Bij de forensische voorwacht dient de aangewezen medewerker binnen een kwartier na een oproep telefonisch contact op te nemen met degene die de oproep heeft verricht. De aangewezen medewerker dient binnen één uur na oproep ter plaatse te zijn om taken uit te voeren.
Forensische achterwacht
Medewerkers in de achterwacht hebben een bereikbaarheidsdienst waarbij inhoudelijke ondersteuning gegeven wordt aan de voorwacht. Alleen bij calamiteiten, vervanging van zieken of bij het inwerken van nieuwe collega’s kan het voorkomen dat de achterwacht forensische dienst daadwerkelijk in actie moet komen.
Ad artikel 3 onder 2:3
De pandemieregeling wordt van toepassing verklaard na een expliciet besluit van het dagelijks bestuur, op advies van de directie van de RDOG Hollands Midden.
Aanleiding voor de inwerkingtreding zal de verwachting zijn dat een deel van de verpleegkundigen of artsen van de RDOG Hollands Midden gedurende enige tijd regelmatig zal worden ingezet buiten kantooruren (de feitelijke arbeidsduur) vanwege een (dreigende) pandemie of soortgelijke situatie.
De ‘vergoedingsregeling pandemie of vergelijkbare situatie’ treedt in werking na een besluit daartoe door het dagelijks bestuur. Deze bevoegdheid is door het dagelijks bestuur gemandateerd aan de directie van de RDOG Hollands Midden.
De directie van de RDOG Hollands Midden besluit op voordracht van de sectormanager op welke verpleegkundige en arts de regeling van toepassing is. Desbetreffende medewerkers vernemen van de leidinggevende dat de regeling op hen van toepassing is indien zij buiten kantooruren worden ingezet. Tegelijkertijd wordt de wijze van registratie aan hen bekend gemaakt.
In overleg met het sectormanagement wordt besloten vanaf welke datum de regeling niet meer van toepassing is. Het besluit wordt gecommuniceerd naar de betreffende medewerkers.
Rooster
Ad artikel 4, lid 1
Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat er een rooster wordt opgesteld met betrekking tot de personele invulling van de in artikel 3 genoemde paraatheidsdiensten met dien verstande dat de medewerker enige zeggenschap heeft over de feitelijke invulling van het rooster.
Ad artikel 4, lid 2
Het rooster van de paraatheidsdiensten wordt opgesteld binnen het kader van de Arbeidstijdenwet met inachtneming van hoofdstuk 4 van de AVR.
Ad artikel 4, lid 4
Roostervrijstelling dient, behoudens in gevallen van overmacht, tenminste vier weken voor het opstellen van het rooster bij de manager te worden aangevraagd. Met dien verstande dat onderling ruilen van diensten, indien vooraf overeengekomen, mogelijk is.
Vergoeding
Ad artikel 5 lid.1 en de vergoedingentabel zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regeling
De hoogte van de vergoeding van de paraatheidsdiensten is gerelateerd aan de mate van bewegingsvrijheid van de medewerker, evenals de frequentie met betrekking tot de daadwerkelijke inzet van de medewerker om gedurende de paraatheidsdienst werkzaamheden te gaan verrichten. Tevens is hierin de fysieke en emotionele belasting meegenomen.
De vergoeding voor paraatheid bestaat uit twee onderdelen nl.
- -
- -
Overwerkvergoeding dan wel verrichtingenvergoeding
Welke vergoeding(en) zijn gekoppeld aan welke paraatheden en/of verrichtingen is te vinden in de tabel in bijlage 1 van de Paraatheidregeling. De hoogte van de paraatheids- en verrichtingenvergoedingen staan vermeld in artikel 40:1:1:1 van de AVR.
De medewerker die wordt ingezet tijdens een paraatheidsdienst als bedoel in artikel 2:3 ontvangt een bruto-vergoeding per uur.
Ad artikel 5 lid 10
Dit artikellid regelt de vergoeding bij het door de medewerker gelijktijdig verrichten van meerdere paraatheidsdiensten (zie ook de toelichting op artikel 2, lid1).
Verlof
Ad artikel 6 lid 1
Aanspraak op extra verlof geldt niet voor de directie en de RGF omdat deze paraatheidsdienst inherent is aan de functie.
Ad artikel 6 lid 3
Wanneer een medewerker wordt aangewezen voor het gelijktijdig verrichten van meer paraatheidsdiensten wordt dit voor de normstelling voor het aantal (extra) verlofuren beschouwd als het verrichten van één paraatheidsdienst.