Bijlage I Begrippenkader
Schatkistbankieren
De wettelijke term voor schatkistbankieren is geïntegreerd middelenbeheer.
Met ingang van 2014 zijn alle decentrale overheden verplicht schatkistbankieren (zonder leenfaciliteit). Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden (deels) worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor zal de Nederlandse staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen.
Financiële instellingen
Kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen die officieel onder Nederlands toezicht of anderszins EU-toezicht vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.
Financiering
Het aantrekken van de benodigde financiële middelen voor de dekking van de financieringsbehoefte.
Kasgeldlimiet
Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar.
Rating
Beoordeling van de kredietwaardigheid.
Renterisiconorm
Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar.
Rentetypische
looptijd
Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.
Rentevisie
Toekomstverwachtingen over de renteontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan en financierings- en beleggingsbeleid wordt bepaald.
Treasury
Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.
Vaste schuld
Het gezamenlijke bedrag van:
- -
de schuld uit hoofde van geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer;
- -
de voor de termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen.
Netto vlottende schuld
Het gezamenlijke bedrag van:
- -
de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar;
- -
de schuld in rekening-courant;
- -
de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in de kas gestorte gelden van derden;
- -
overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld, zoals kasgeldleningen,
verminderd met het gezamenlijke bedrag van:
- -
de contante gelden in kas;
- -
de tegoeden in rekening-courant;
- -
de overige uitstaande vorderingen met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.
Gemiddelde netto vlottende schuld (per kwartaal)
Het gemiddelde van de netto vlottende schuld op de eerste dag van iedere maand in het desbetreffende kwartaal.
Bijlage II Toelichting op de artikelen
Artikel 1
Doelstellingen
Bij onderdeel 2 en 3 van de doelstellingen staat dat het minimaliseren van de rentekosten en het maximaliseren van de renteopbrengsten dient te geschieden binnen het vastgestelde risicoprofiel. Het vastgestelde risicoprofiel wordt bepaald door de richtlijnen en limieten in artikel 2. Deze vormen het kader van de risico's die worden gelopen bij het uitvoeren van de treasuryfunctie
Artikel 2
Richtlijnen en limieten
Richtlijnen en limieten financiering
Ad 1: Het uitgangspunt voor het instellen van een kasgeldlimiet is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten. De kasgeldlimiet geeft aan tot welk bedrag korte financiering mogelijk is. Onder korte financiering wordt in de Wet fido verstaan, leningen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar. De kasgeldlimiet wordt bepaald als een percentage van het begrotingstotaal. Bij ministeriele regeling is dit percentage voor de RDOG Hollands Midden vastgesteld op 8,2%. Concreet betekent dit dat de netto vlottende schuld per kwartaal de kasgeldlimiet niet overschrijdt.
De RDOG Hollands Midden Houdt per kwartaal de stand ten opzichte van de kasgeldlimiet bij. Als de RDOG Hollands Midden voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt de RDOG Hollands Midden de Provincie Zuid-Holland daarvan op de hoogte en legt een plan ter goedkeuring voor om binnen de kasgeldlimiet te blijven. Zolang het plan niet is goedgekeurd dan wel blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gebracht, kan de provincie een aanwijzing geven om alsnog een aangepast plan in te zenden en om maatregelen te treffen om te voldoen aan de kasgeldlimiet. De RDOG Hollands Midden moet dan voor het aangaan van nieuwe korte schulden toestemming van de provincie vragen.
Ad 2: In de Wet fido worden normen gesteld voor het renterisico op de vaste schuld, waarbij onder vaste schuld leningen worden verstaan met een rentetypische looptijd van langer dan één jaar. Het doel hiervan is dat de leningenportefeuille zodanig is opgebouwd dat het renterisico, veroorzaakt door renteaanpassing en herfinanciering, beperkt wordt.
Bij ministeriële regeling is de renterisiconorm voor het de RDOG Hollands Midden vastgesteld op 20% van het begrotingstotaal.
De RDOG Hollands Midden rapporteert in het jaarverslag over de uitvoering van de renterisiconorm. De provincie gebruikt deze informatie voor het uitoefenen van toezicht. Ook hierbij geldt dat bij nalatigheid van de RDOG Hollands Midden de provincie kan besluiten tot preventief toezicht.
Ad 5: In de financieringsparagraaf van de begroting moet een rentevisie opgenomen zijn. De rentevisie van de RDOG Hollands Midden is gebaseerd op de visie van De Nederlandsche Bank.
Richtlijnen voor het verstrekken van garanties
Het verlenen van garantie geschiedt altijd door een besluit van het Algemeen Bestuur.
Garanties zullen nooit primair vanuit de treasuryfunctie worden verstrekt. Het resultaat van een garantieverstrekking mag dan ook niet op het resultaat van de treasuryfunctie drukken.
Op basis van de publieke taak kan het Algemeen Bestuur besluiten om over te gaan tot het verstrekken van garantie.
Het verzoek om een garantie te verstrekken zal altijd vanuit de functionele afdeling moeten komen. Men kan hierbij twee redenen hebben om dit verzoek te doen:
- -
Door middel van garantie een lagere rente bij de bank bedingen. In dit geval zullen door de RDOG Hollands Midden voorwaarden worden gesteld en zekerheden worden geëist (bijv. het recht van hypotheek). Indien deze voorwaarden en zekerheden strikt worden geformuleerd en gehandhaafd zal het risico voor de RDOG Hollands Midden beperkt zijn.
- -
De instelling of organisatie die om garantie vraagt kan zonder garantie geen financiering van de bank krijgen. Het feit dat de bank niet zonder garantie wil financieren geeft al aan dit het een risico betreft. De voorwaarden die aan een garantieverstrekking zoals bedoeld onder punt 1 worden gesteld zijn hier niet haalbaar. Indien het Algemeen Bestuur toch een garantie wil verstrekken dient er vooraf een reële inschatting van het risico van verlies gemaakt te worden. Dit gekoppeld aan het bedrag waarvoor de garantie wordt verstrekt geeft in feite de kosten van de garantie aan. Bovenstaande gegevens dienen in dit voorstel te worden opgenomen om een zuivere afweging mogelijk te maken.
Artikel 3
Organisatie
treasury
De uitvoering van de treasury wordt opgedragen aan de concerncontroller. De concerncontroller en de algemeen directeur zijn gezamenlijk bevoegd tot:
- -
Het afsluiten van kas- en callgelden en andere kortlopende leningen, met een rentetypische looptijd tot één jaar, met een jaarlijks maximum gelijk aan de kasgeldlimiet, als ook het aangaan van rekening-courantovereenkomsten met financiële instellingen, conform de richtlijnen en limieten, zoals opgenomen in Artikel 2 van het Treasurystatuut RDOG Hollands Midden;
- -
Het aangaan van of vervroegd aflossen van langlopende geldleningen, met een rentetypische looptijd van één jaar of langer, tot maximaal 100% van het totaal van de begrote gemeentelijke bijdragen, conform de richtlijnen en limieten, zoals opgenomen in Artikel 2 van het Treasurystatuut RDOG Hollands Midden.
De concerncontroller is verplicht tot spoedige terugkoppeling achteraf aan het Dagelijks Bestuur ter zake van het afsluiten van kas- en callgelden en andere kortlopende leningen, alsmede ter zake van het aangaan of vervroegd aflossen van langlopende geldleningen. Daarnaast zal, in geval van het aantrekken van langlopende geldleningen, het Algemeen Bestuur achteraf worden geïnformeerd.
Artikel 4
Planning en control
Het proces van planning en control voor de treasuryfunctie volgt het normale proces van de budgetcyclus. Dit houdt in dat er sprake is van een meerjarenplan, een jaarplan en een jaarevaluatie. Deze plannen zijn inclusief een liquiditeitsplanning, gericht op het minimaliseren van de kosten van het geldbeheer. Daarbij worden de geldstromen van de sector RAV afzonderlijk in ogenschouw genomen, om deze geldstromen inzichtelijk te maken voor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) of de rechtsopvolger(s) daarvan.
Het meerjarenplan is gebaseerd op de netto investeringsbehoefte die mede bepaald wordt aan de hand van het investeringsplan, en de netto kapitaalbehoefte als gevolg van (vervroegde) aflossingen.
Het treasurystatuut geeft de infrastructuur voor de treasuryfunctie. De uitvoering van het treasurybeleid vindt, indien van toepassing, zijn weerslag in de financieringsparagrafen van de begroting en de jaarrekening. Zowel in de begroting als in de jaarrekening wordt in de financieringsparagraaf aandacht geschonken aan de treasuryfunctie.
In de begroting komen de concrete beleidsplannen aan de orde. In de jaarrekening gaat het om de realisatie van de plannen en om een verschillenanalyse tussen plannen en uitkomsten.
Teneinde een goede vergelijking te kunnen maken tussen de begroting en het jaarverslag dient de opzet en de inhoud van de onderwerpen in beide paragrafen identiek te zijn. Indien van toepassing, worden de volgende onderwerpen ter zake van de treasuryfunctie in de financieringsparagraaf behandeld:
- -
De algemene interne en externe ontwikkelingen die van invloed zijn (geweest) op de treasuryfunctie.
- -
De plannen en realisatie van het beleid voor het risicobeheer en de financiering.
- -
Relevante ontwikkelingen in de treasuryorganisatie.
Om de doelstellingen meetbaar te kunnen uitwerken, zullen, voor zover van toepassing in financieringsparagrafen van de begroting en jaarrekening kengetallen worden opgenomen.
Artikel 5
Informatievoorziening
De informatie met betrekking tot treasury die nodig is kan gesplitst worden in beleidsmatige, operationele en verantwoordingsinformatie. Daarnaast is er sprake van informatie die aan de toezichthouder (provincie) en het CBS moet worden verstrekt. In het kort kan de benodigde informatie als volgt worden samengevat:
Beleidsmatige informatie
De beleidsmatige informatie bestaat uit de beleidskaders zoals deze zijn vervat in het treasurystatuut en uit de concrete beleidsplannen en de uitvoering hiervan zoals aangegeven in de financieringsparagraaf van de begroting en de jaarrekening.
Operationele informatie
Operationele informatie is de informatie die nodig is ter ondersteuning van de uitvoering van de treasuryactiviteiten. Te denken valt hierbij aan liquiditeitsprognoses, overzichten van de financiële positie en verloop van de leningenportefeuille.
Verantwoordingsinformatie
De verantwoordingsinformatie is vooral de informatie die aangeeft of de gestelde doelen gerealiseerd zijn en of de uitvoering van de treasuryfunctie heeft plaatsgevonden binnen de kaders van het treasurystatuut. Deze informatie zal voornamelijk tot uiting komen in de financieringsparagraaf van de jaarrekening. Daarnaast is middels de autorisatie (zie paragraaf 2) het een en ander geregeld ten aanzien van verantwoordingsinformatie aan het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur.
Informatie ten behoeve van toezichthouder
De RDOG Hollands Midden levert binnen 14 dagen na vaststelling door het Algemeen Bestuur de jaarstukken, de programmabegroting en de begrotingswijzigingen aan de toezichthouder Provincie Zuid-Holland.