Delegatiebesluit Veiligheidsregio Utrecht 2015

Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Utrecht,

 

gelet op:

 

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder afdeling 10.1.2;

  • -

    artikel 33 tot en met artikel 33d Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht;

overwegende:

 

  • -

    dat de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 januari 2015, onder andere een nadere regeling omvat van de verdeling van bevoegdheden van en tussen de organen van openbare lichamen op grond van die wet;

  • -

    dat op grond van voornoemde overwegingen tevens een wijziging heeft plaatsgevonden van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht, en het onderliggende besluit past binnen de nieuwe gemeenschappelijke regeling;

  • -

    dat het in verband met de flexibiliteit en duidelijkheid niet meer wenselijk is om de bevoegdheden op te nemen in een organisatieverordening of -regeling, doch in separate delegatie- en mandaatbesluiten;

besluit:

 

vast te stellen het navolgende

 

Delegatiebesluit Veiligheidsregio Utrecht 2015.

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van VRU, bedoeld in artikel 2.2, van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht, en

  • b.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van VRU, bedoeld in artikel 2.7, van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht.

Artikel 2. Delegatie

Aan het dagelijks bestuur worden overgedragen de bevoegdheden die zijn genoemd in bijlage A bij dit besluit.

Artikel 3. Voorwaarden

De uitoefening van de overgedragen bevoegdheden geschiedt binnen de beleidskaders die zijn vastgelegd door het algemeen bestuur.

Artikel 4. Mandaat, volmacht en machtiging

Het dagelijks bestuur kan mandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de uitoefening van de overgedragen bevoegdheden, als genoemd in bijlage A.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2015.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald onder de naam ‘Delegatiebesluit VRU 2015’.

 

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur,

Utrecht, 16 februari 2015,

mr. J.H.C. van Zanen dr. P.L.J. Bos

voorzitter secretaris

Bijlage A  

Behorende bij het Delegatiebesluit VRU 2015

Nr.

Bevoegdheid

1.

Het op grond van artikel 10, onder b en c van de Wet veiligheidsregio’s, adviseren van het bevoegd gezag respectievelijk het college van burgemeester en wethouders.

2.

Het op grond van artikel 15, vierde en vijfde lid, van de Wet veiligheidsregio’s uitnodigen voor zienswijzen ten behoeve van de vaststelling van het regionaal risicoprofiel.

3.

Het op grond van artikel 17 van de Wet veiligheidsregio’s vaststellen van rampbestrijdingsplannen alsmede besluiten dat een rampbestrijdingsplan niet nodig is.

4.

Het op grond van artikel 19 van de Wet veiligheidsregio’s sluiten van een convenant met de korpschef en de hoofdofficier van justitie, voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden betreft.

5.

Het op grond van artikel 23 van de Wet veiligheidsregio’s vaststellen van het kwaliteitszorgsysteem dat de veiligheidsregio hanteert.

6.

Het op grond van artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s aanwijzen van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig.

7.

Het op grond van artikel 34, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s in overleg treden met de instelling of zorgaanbieder over de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening of de voorbereiding daarop, alsmede het bepalen dat deze tekortschiet.

8.

Het op grond van artikel 35, vierde lid, van de Wet veiligheidsregio’s vaststellen van eisen waaraan de Regionale Ambulancevoorziening moet voldoen met betrekking tot de meldkamer voor de daadwerkelijke ambulancezorg.

9.

Het op grond van artikel 46, eerste tot en met derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s zorgdragen voor de informatieverstrekking, alsmede afstemming met de Ministers, bedoeld in artikel 46, vierde lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

10.

Het op grond van artikel 48, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s bevelen dat een inrichting die behoort tot een krachtens artikel 17 aangewezen categorie niet in werking gesteld of gehouden wordt.

11.

Het op grond van artikel 49, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s openbaar maken van gegevens.

12.

Het op grond van artikel 63 van de Wet veiligheidsregio’s opleggen van een last onder bestuursdwang.

13.

Het op grond van artikel 3.1.5 van het Besluit veiligheidsregio’s besluiten tot een andere samenstelling van basisbrandweereenheden.

14.

Het op grond van artikel 44 van de Kernenergiewet informeren van personen zoals bedoeld in dat artikel.

15.

Het op grond van artikel 37e, derde lid, van de Luchtvaartwet geven van zienswijzen.

16.

Het op grond van artikel 3.1, tweede lid, van de Gemeenschappelijke regeling VRU instemmen met aanvullende overdracht of opdracht van taken of bevoegdheden, slechts voor zover het betreft het individueel gemeentelijk pluspakket, bedoeld in artikel 1 onder d Bijdragenverordening VRU 2015.

17.

Het op grond van artikel 4, vierde lid, van de Bijdrageverordening VRU 2015, zoals dit artikel luidt na de eerste wijziging d.d. 28 november 2016, vaststellen van een model ten behoeve van de taakuitvoeringsovereenkomst.

Naar boven