Treasurystatuut VRU

 

1 Inleiding

In dit statuut is het treasurybeleid van Veiligheidsregio Utrecht (hierna te noemen VRU) vastgelegd. Het beleid omschrijft de kaders, uitgangspunten en verantwoordelijkheden voor de treasuryfunctie van de VRU.

1.1 Kader

Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die van toepassing is op de VRU, stelt het algemeen bestuur het financiële beleid vast. In de Wet gemeenschappelijke regelingen is artikel 212 Gemeentewet van toepassing verklaard op gemeenschappelijke regelingen zoals de VRU. Dit betekent dat het algemeen bestuur een financiële verordening vaststelt. In artikel 212 lid 2 onder c van de Gemeentewet is bepaald dat de door het algemeen bestuur vast te stellen financiële verordening in ieder geval de regels bevat inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Dit statuut is een nadere uitwerking van de bepalingen over de Financieringsfunctie in artikel 15 Financiële verordening VRU.

Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met de volgende regelgeving:

  • -

    de Gemeentewet;

  • -

    het Besluit Begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • -

    de Wet financiering decentrale overheden (hierna Wet Fido);

  • -

    de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;

  • -

    het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, en

  • -

    de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

Tevens is de Handreiking Treasury 2015 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken als leidraad gebruikt, waar van toepassing.

De bevoegdheden in het kader van de financieringsfunctie zijn opgenomen in de mandaatregels en ondermandaatregels van de VRU voor wat betreft het:

  • -

    uitzetten van geld;

  • -

    aantrekken van geld;

  • -

    versturen van betalingsopdrachten;

  • -

    openen, wijzigen en sluiten van bankrekeningen;

  • -

    aan- en afmelden van procuratiehouders, en

  • -

    afsluiten van kredietfaciliteiten.

     

    1.2 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de doelstellingen, het risicobeheer en de verantwoordelijkheden. Hoofdstuk 3 bevat een begrippenlijst.

2 Beleid

  • 2.1

    Doelstellingen treasurybeleid

  • 1.

    Het tijdig aantrekken van voldoende financiële middelen om de programma’s binnen de door het bestuur vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren (beschikbaarheid), alsmede om aan de korte termijnverplichtingen te kunnen voldoen.

  • 2.

    Het beheersen van de risico’s verbonden aan de treasuryfunctie zoals renterisico, koersrisico, kredietrisico, interne liquiditeitsrisico en valutarisico (risicominimalisatie).

  • 3.

    Het beperken van de rente-, beheer- en verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities (kostenminimalisatie).

     

  • 2.2

    Uitgangspunten voor het uitzetten van geld

  • 1.

    Overtollige geldmiddelen worden aangehouden in ’s Rijks schakist, behoudens de uitzonderingen die bij of krachtens de Wet Fido mogelijk zijn.

  • 2.

    Voor de onder 1 genoemde uitzonderingen geldt dat:

    • a.

      deze middelen worden aangehouden bij een financiële onderneming zoals voorgeschreven in artikel 2 van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

    • b.

      beslissingen tot het uitzetten van geld worden genomen op basis van onder meer een liquiditeitsprognose; de liquiditeitsprognose geeft ten minste één jaar (voortschrijdend) inzicht, en

    • c.

      de VRU geen leningen of garanties aan derden verstrekt.

  • 3.

    Het gebruik van financiële derivaten is niet toegestaan.

  • 4.

    Voorfinanciering van inkooptransacties vindt niet plaats, tenzij het door of namens het dagelijks bestuur voorliggende gevallen anders wordt besloten op basis van een risico-inschatting.

     

  • 2.3

    Uitgangspunten voor het aantrekken van geld

  • 1.

    De reserves en voorzieningen kunnen worden gebruikt als intern financieringsmiddel, voor zover er geen kortlopende verplichting op rust of er een risico mee wordt afgedekt.

  • 2.

    Beslissingen tot financieringstransacties worden genomen op basis van onder meer een liquiditeitsprognose. De liquiditeitsprognose geeft ten minste één jaar (voortschrijdend) inzicht.

  • 3.

    Bij het aangaan van nieuwe leningen worden de geldende kasgeldlimiet en renterisiconorm in acht genomen.

  • 4.

    Het valutarisico wordt uitgesloten door uitsluitend leningen aan te gaan in euro’s.

  • 5.

    De organisatie gaat geen lening aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

     

  • 2.4

    Verantwoordelijkheden

Voor de verschillende functies binnen de treasuryfunctie zijn de verantwoordelijkheden als volgt belegd:

Functie

Verantwoordelijkheden

Algemeen bestuur

•Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut;

•Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

Dagelijks bestuur

•Het uitvoeren van het treasurybeleid (formeel verantwoordelijk);

•Het rapporteren aan het algemeen bestuur over de uitvoering van het treasurybeleid;

•Het opzetten van administratieve richtlijnen voor treasury.

•Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen.

Algemeen directeur

•Het rapporteren aan het dagelijks bestuur over de uitvoering van het treasurybeheer;

•Het doen van beleidsvoorstellen ten aanzien van de treasury en het afleggen van verantwoording aan het dagelijks bestuur middels de paragraaf financiering in respectievelijk de begroting en in de jaarrekening.

Concerncontroller

•Het voorbereiden van beleidsvoorstellen ten aanzien van de treasury.

•Het periodiek controleren van opzet, bestaan en werking van de administratieve organisatie en interne beheersing van de treasuryfunctie.

Directeur Bedrijfsvoering

•Het autoriseren van betalingsopdrachten.

•Het aansturen van het afdelingshoofd Financiën voor de activiteiten, zoals hierna aangegeven.

Afdelingshoofd Financiën

•Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot risicobeheer, bedrijfsfinanciering en kasbeheer conform het vastgestelde treasurystatuut.

•Het beheren van de geldstromen.

•Het onderhouden van contacten met banken.

•Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties (de financiële stromen) en het doorgeven hiervan aan de financiële administratie.

•Het afleggen van verantwoording aan de directeur Bedrijfsvoering over de uitvoering van de door hem uitgevoerde activiteiten.

•Verantwoordelijk voor opzet, bestaan en werking van de administratieve organisatie en interne beheersing van de treasuryfunctie.

•Het ten minste jaarlijks opstellen van een liquiditeitsprognose.

•Het verstrekken van informatie aan derden (toezichthouders en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet Fido.

3 Begrippen

Begrip

Toelichting

Interne liquiditeitsrisico

De kans dat opbrengsten worden gemist dan wel kosten worden gemaakt door wijzigingen in de liquiditeitsprognoses en het meerjareninvesteringsprogramma. Dit risico is sterk afhankelijk van planning van projecten in de investeringssfeer alsmede de interne informatieverstrekking. Dit risico dient te worden beperkt door liquiditeitsprognoses regelmatig te actualiseren.

Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de VRU bij aanvang van het jaar, dat de VRU maximaal met kortlopende middelen mag financieren.

Koersrisico(-beheer)

Het risico dat een belegging minder waard wordt. De organisatie sluit koersrisico’s op uitzettingen op grond van treasury uit, door deze alleen uit te zetten tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd intact is.

Kredietrisico(-beheer)

Het risico dat een geldnemer niet of niet tijdig aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen richting de organisatie. Het uitzetten van middelen op grond van treasury vindt niet plaats, anders dan binnen de voorschriften uit de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

Renterisico

Het gevaar verbonden aan de veranderingen in de rentestructuur voor de resultaten van de VRU. Enerzijds bestaat dit uit het risico dat bij te veel uitgezette (respectievelijk opgenomen) kortlopende leningen nadeel wordt ondervonden van een rentedaling (respectievelijk rentestijging.) Anderzijds bestaat dit uit het risico dat bij teveel langlopend uitgezette (resp. opgenomen) leningen niet kan worden geprofiteerd van een rentestijging (respectievelijk rentedaling).

Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de VRU dat bij de realisatie niet mag worden overschreden. Dit betreft het leningendeel van de portefeuille dat in enig jaar in aanmerking komt voor herfinanciering, vermeerderd met nieuw aan te trekken langlopende leningen en langlopende leningen waarop in enig jaar een renteherziening van toepassing is.

Schatkistbankieren

Decentrale overheden houden de middelen die zij (tijdelijk) niet nodig hebben voor de uitoefening van hun publieke taken en verantwoordelijkheden verplicht aan in de schatkist van het Rijk.

Treasury

Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Naar boven