Blad gemeenschappelijke regeling van Samenwerkingsverband Noord-Nederland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Samenwerkingsverband Noord-Nederland | Blad gemeenschappelijke regeling 2019, 150 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Samenwerkingsverband Noord-Nederland | Blad gemeenschappelijke regeling 2019, 150 | Verordeningen |
Uitvoeringsregeling OP EFRO Human Capital A 2017
Het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland zijnde Management Autoriteit Noord-Nederland ;
gelet op de Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PbEU L 347);
gelet op de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU L 347);
gelet op de uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 van de commissie van 7 maart 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot methoden voor steun op het gebied van klimaatverandering, het vaststellen van mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader en de nomenclatuur van de categorieën steunverlening voor de Europese structuur- en investeringsfondsen;
gelet op de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij;
gelet op de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (de Algemene groepsvrijstellingsverordening);
gelet op de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 821/2014 van de Commissie van 28 juli 2014 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft gedetailleerde regelingen voor de overdracht en het beheer van programmabijdragen, de verslaglegging over financieringsinstrumenten, de technische kenmerken van voorlichtings- en communicatiemaatregelen voor concrete acties, en het systeem voor de vastlegging en opslag van gegevens;
gelet op het Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Noord-Nederland;
gelet op de Uitvoeringswet EFRO;
gelet op de Regeling Europese EZ-subsidies;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht;
de volgende uitvoeringsregeling vast te stellen ter afbakening van een deel van het Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Noord-Nederland: OP EFRO Human Capital A 2017.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:
Verordening (EU) nr. 1303/2013: Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europese Parlement en de Raad, van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;
Artikel 2 Doel van deze uitvoeringsregeling
Het doel van de uitvoeringsregeling is het stimuleren van samenwerking tussen publieke en private partijen om:
waarbij de behoefte van het mkb in Noord-Nederland leidend is.
Dit deelplafond staat open voor Specifieke doelstelling A, het bevorderen van meer, betere en structurelere samenwerking tussen het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen in het regionale innovatiesysteem, teneinde de arbeidsvraag en het hoogopgeleide arbeidsaanbod (hbo en wo) permanent beter op elkaar af te stemmen binnen de maatschappelijke uitdagingen, zoals beschreven in sectie 1.1 en sectie 2.A.5 onder prioritaire as 1 van het OP EFRO 2014-2020 Noord-Nederland.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komt in aanmerking het samenwerken tussen ten minste één hoger onderwijsinstelling en ten minste één andere partij dat ten doel heeft de toekomstige arbeidsmarktvraag beter en structureel boven tafel te krijgen, vraag en aanbod van hoogopgeleid personeel beter op elkaar af te stemmen of de kwaliteit van het aanbod toekomstbestendig te maken. De volgende activiteiten zijn subsidiabel:
Artikel 6 Indienen van een subsidieaanvraag
De aanvrager selecteert uit de lijst met outputindicatoren, opgenomen in bijlage II bij deze uitvoeringsregeling, de outputindicatoren die op het project van toepassing zijn. De aanvrager bepaalt voor elke geselecteerde indicator een streefwaarde voor het project. De streefwaarde is de waarde die beoogd wordt te zijn bereikt op het moment dat het project is afgerond of alle concrete acties volledig ten uitvoer zijn gelegd. De keuze voor de outputindicator(en) en de streefwaarde(n) worden in de aanvraag gemotiveerd.
Artikel 7 Afwijzen van een subsidieaanvraag
Op grond van artikel 5.2.5 lid 1 sub c van de REES wordt een aanvraag afgewezen indien het project niet voldoende bijdraagt aan de verwezenlijking van het gedeelte van het programma waarvoor het deelplafond beschikbaar is gesteld. Indien niet minimaal 70 van de 100 punten worden gehaald, waarbij de verdeling van de punten is opgenomen in artikel 10, draagt het project in ieder geval niet voldoende bij aan de specifieke doelstelling binnen het programma zoals opgenomen in deze uitvoeringsregeling.
Op grond van artikel 5.2.5 lid 1 sub e van de REES wordt een aanvraag afgewezen indien de managementautoriteit door toewijzing niet zou voldoen aan één van de verplichtingen gesteld in artikel 125 van verordening 1303/2013. Dit houdt onder andere in dat een aanvraag in ieder geval wordt afgewezen indien:
In aanvulling op lid 2 en artikel 5.2.5 lid sub c van de REES kan de aanvraag worden afgewezen indien de aanvrager niet de relevante outputindicatoren, die in bijlage II bij deze uitvoeringsregeling zijn opgenomen, heeft geselecteerd of de aanvrager niet een overtuigende onderbouwing voor de keuze van deze indicatoren en de opgenomen streefwaarden heeft aangeleverd.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Uit de REES volgt welke kosten subsidiabel en niet subsidiabel zijn. Daarnaast wordt geen subsidie verleend voor:
Artikel 9 Projectperiode en kosten
Projectkosten zijn subsidiabel voor zover de verplichtingen die leiden tot werkzaamheden zijn aangegaan na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag door het SNN en de werkzaamheden die tot de kosten leiden zijn verricht vóór de einddatum van het project. Daarbij dienen de projectkosten betaald te zijn binnen 13 weken na de einddatum van de projectperiode. Dit met uitzondering van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden ten behoeve van het verzoek tot definitieve vaststelling.
Indien de uiterlijke periode bedoeld in het eerste lid dreigt te worden overschreden en voldoende aannemelijk is dat het project fysiek kan worden voltooid en/of alle projectactiviteiten volledig ten uitvoer kunnen worden gebracht kan de uiterlijke projectperiode, zoals bedoeld in lid 1, worden verlengd met een periode van zes maanden.
Verlenging kan meermaals plaatsvinden, met dien verstande dat de einddatum van de projectperiode in geen geval later kan liggen dan 1 juli 2023.
Een eerste verzoek om verlenging zoals bedoeld in lid 4, kan niet eerder dan na twee en een half jaar na afgifte van de verleningsbeschikking bij het SNN worden ingediend. Hierop volgende verzoeken kunnen niet eerder dan zes maanden voor afloop van de op dat moment geldende einddatum van het project worden gedaan.
Indien de projectperiode voor de eerste maal met zes maanden wordt verlengd en daarmee de projectperiode van meer dan drie jaar na afgifte van de verleningsbeschikking wordt overschreden, wordt de voorwaarde opgelegd dat uiterlijk drie jaar na afgifte van de verleningsbeschikking minimaal 70% van de begrote kosten moeten zijn gemaakt, betaald en subsidiabel gesteld. Indien hier niet aan wordt voldaan zal conform artikel 15 lid 4 de subsidie lager worden vastgesteld.
Indien de projectperiode voor de tweede maal met zes maanden wordt verlengd en daarmee de projectperiode van meer dan drie jaar na afgifte van de verleningsbeschikking wordt overschreden, wordt de voorwaarde opgelegd dat uiterlijk drie en een half jaar na afgifte van de verleningsbeschikking minimaal 80% van de begrote kosten moeten zijn gemaakt, betaald en subsidiabel gesteld. Indien hier niet aan wordt voldaan zal conform artikel 15 lid 5 de subsidie lager worden vastgesteld.
Artikel 10 Beoordelingscriteria
De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden beoordeeld op de volgende vijf beoordelingscriteria met de daarbij behorende puntenverdeling:
bijdrage aan de specifieke doelstelling A van het Operationeel Programma 2014-2020 Noord-Nederland: het bevorderen van meer, betere en structurelere samenwerking tussen het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen in het regionale innovatiesysteem, teneinde de arbeidsvraag en het hoogopgeleide arbeidsaanbod (hbo en wo) permanent beter op elkaar af te stemmen binnen de maatschappelijke uitdagingen, zoals beschreven in sectie 1.1 en sectie 2.A.5 onder prioritaire as 1 van het OP EFRO 2014-2020 Noord-Nederland.
Hierbij wordt met name gelet op de elementen:
Hierbij wordt met name gelet op de volgende elementen:
Hierbij wordt met name gelet op de volgende elementen:
Hierbij wordt met name gelet op de volgende elementen:
Hierbij wordt getoetst of het project voldoet aan de waarborging van gelijke kansen en voorkoming van discriminatie en of het project geen negatieve effecten op het milieu kent. Verder wordt gelet op de mate waarin het project een onderscheidende bijdrage levert op het gebied van duurzaamheid. Elementen die een project onderscheidend kunnen maken op het gebied van duurzaamheid kunnen zijn:
Ten aanzien van het aspect ‘people’:
Ten aanzien van het aspect ‘planet’:
Ten aanzien van het aspect ‘profit’:
behaald met de volgende verdeling:
Artikel 12 Rapportage en bevoorschotting
De penvoerder dient twee keer per jaar een voortgangsrapportage in, met daarin de financiële en inhoudelijke voortgang in de realisatie van het project, over de voorafgaande periode en de realisatiewaarde van de outputindicatoren. Er wordt gerapporteerd volgens een daarvoor door het SNN verstrekt format.
Het voorschot wordt evenredig bepaald op basis van de subsidiabele gemaakte en betaalde kosten in de periode waarop de voortgangsrapportage betrekking heeft. Om de hoogte van het voorschot te berekenen, wordt dit bedrag vermenigvuldigd met het percentage dat volgt uit het delen van de toegekende subsidie door de totale subsidiabele kosten van het project.
Artikel 13 Realisatie indicatoren
De realisatiewaarden van de outputindicatoren rapporteert de aanvrager gedurende de uitvoering van het project in voortgangsrapportages en na afloop van het project in het eindverslag. Rapportage vindt plaats in een door het SNN beschikbaar gesteld format. De aanvrager zal op aanvraag bewijsstukken overleggen.
Artikel 14 Realisatie van het project
Na afronding van de projectactiviteiten geeft de subsidieaanvrager een verklaring af dat het project is afgerond en dat alle projectactiviteiten volledig ten uitvoer zijn gelegd. De verklaring wordt afgegeven in een door het SNN verstrekt format. Deze verklaring wordt bij het verzoek tot vaststelling gevoegd of op verzoek van het SNN eerder overgelegd.
Bijlage I: Toelichting op de uitvoeringsregeling
Een algemene toelichting op deze uitvoeringsregeling is te vinden in het Spoorboekje Innovatie-instrumentarium Noord-Nederland. Dit document is te vinden op de SNN website.
We bespreken eerst de van toepassing zijnde regelgeving op Europees en nationaal niveau en de relatie met de uitvoeringsregeling OP EFRO Human Capital A 2017. Vervolgens wordt de specifieke doelstelling A van het OP EFRO 2014-2020 nader toegelicht en de algemene gang van zaken bij de beoordeling van aanvragen. Daarna volgt nog een toelichting bij de artikelen van de uitvoeringsregeling.
Wet en regelgeving op Europees niveau
Op grond van de Verordening (EU) 1303/2013 is voor Noord-Nederland een Operationeel Programma opgesteld. Dit OP EFRO geeft het kader weer voor de inzet van middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) in Noord-Nederland in de periode 2014-2020. Het OP EFRO voor Noord-Nederland is op 15 december 2014 goedgekeurd door de Europese Commissie. De verordening 1303/2013 geeft onder andere voorwaarden en bepalingen voor EFRO-subsidies.
Het OP EFRO richt zich op het stimuleren van innovatie binnen het innovatief midden- en kleinbedrijf in Noord-Nederland. Binnen het OP EFRO zijn vier zogeheten specifieke doelstellingen geformuleerd (A t/m D), waarvan deze uitvoeringsregeling zich richt op specifieke doelstelling A van het OP: het bevorderen van meer, betere en structurelere samenwerking tussen het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen, teneinde de arbeidsvraag en het hoogopgeleide arbeidsaanbod (hbo en wo) permanent beter op elkaar af te stemmen. In het OP EFRO is er voor gekozen te werken met openstelling van verschillende subsidie-instrumenten in de vorm van tenders en calls. Projecten die een bepaalde minimumscore halen, krijgen subsidie, zolang er budget beschikbaar is. De voorliggende uitvoeringsregeling OP EFRO Human Capital A 2017 geeft invulling aan de bovengenoemde manier van uitvoering van het programma. Bij tenders staat het loket voor indienen van aanvragen een specifieke periode open en er is een vast sluitingsmoment. De aanvragen die binnen deze periode worden ingediend, worden beoordeeld én – als ze aan een aantal objectieve criteria voldoen- onderling vergeleken. De hoogst scorende projecten krijgen subsidie.
Wet- en regelgeving op nationaal niveau
Op nationaal niveau is de Regeling Europese EZ-subsidies (REES) vastgesteld die naast de bepalingen van de Europese verordening ook bepalingen kent die van toepassing zijn op projecten die ondersteuning ontvangen vanuit EFRO. In de REES is de mogelijkheid gecreëerd voor de managementautoriteiten, waaronder het SNN voor het OP EFRO voor Noord-Nederland, om aanvullende deelplafonds en voorwaarden te stellen. Deze uitvoeringsregeling geeft hier invulling aan in de vorm van een call waarvan de aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst. Om vast te kunnen stellen of een project voor subsidie in aanmerking komt, zijn al deze bepalingen van belang.
De gang van zaken met betrekking tot de beoordelingen van een aanvraag
In de uitvoeringsregeling OP EFRO Human Capital A 2017 kunnen aanvragen in de openstellingsperiode worden ingediend tot 15 september 2017 12.00 uur.
Aanvragen worden op volgorde van ontvangst beschikt totdat het plafond van de uitvoeringsregeling is bereikt.
De behandeling van uw aanvraag bestaat uit drie fasen.
In fase 2 wordt beoordeeld of het project voldoet aan de eisen om voor subsidie in aanmerking te komen. Er wordt gekeken of er sprake is van afwijzingsgronden. Zie ook artikel 7 van deze regeling. Denk verder ook aan staatssteunregelgeving, de maximaal gevraagde subsidie en de uitvoeringsperiode. In deze fase wordt ook getoetst of het project past binnen het opengestelde deel van het programma, dat wil zeggen voldoende bijdraagt aan specifieke doelstelling A van het OP EFRO.
Als het project aan bovengenoemde criteria voldoet, wordt het in de derde fase voorgelegd aan de deskundigencommissie. De deskundigencommissie beoordeelt het project inhoudelijk op kwaliteit en geeft advies. De deskundigencommissie drukt de beoordeling uit in kwalitatieve scores die verschillende gradaties kennen: zeer goed, goed, voldoende, onvoldoende. Uit toekenning van de kwalitatieve score volgt automatisch een kwantitatieve score, die maximaal 100 punten kan zijn (zie art. 10 lid 3). Op basis van de score van het project wordt een advies voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur van het SNN (DB SNN) om te besluiten over subsidietoekenning of -afwijzing. De commissie bestaat uit externe deskundigen met expertise op het gebied van onder meer innovatie, business-cases, duurzaamheid, arbeidsmarkt en koolstofarme economie. De deskundigencommissie adviseert het DB SNN over de subsidietoekenningen, die vervolgens een besluit neemt. Het dagelijks bestuur heeft deze bevoegdheid gemandateerd aan de Bestuurscommissie Economische Zaken van het SNN (BC EZ).
Dit artikel legt de definities vast voor zover daar in deze uitvoeringsregeling aan wordt gerefereerd. De herkomst van de definities is weergegeven waar dat van toepassing is.
Alleen samenwerkingsverbanden kunnen een aanvraag indienen. Het samenwerkingsverband benoemt een penvoerder die de contactpersoon is voor SNN. Door het ondertekenen van het aanvraagformulier door de penvoerder en partners van het samenwerkingsverband wordt automatisch een samenwerkingsovereenkomst gesloten ten behoeve van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
De associate degree, een tweejarig deelprogramma van de hbo bachelor opleiding wordt hier ook in meegenomen.
We denken bij eenheden die een economische activiteit uitoefenen primair aan bedrijven. Er kunnen echter ook andersoortige organisaties dan bedrijven zijn die zich bezighouden met innovatie en deel uitmaken van het Noordelijke innovatiesysteem en die een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van human capital vraagstukken bij het mkb in Noord-Nederland. We denken daarbij aan maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld ziekenhuizen of zorginstellingen), intermediaire organisaties en overheden.
De beschikbaarheid van voldoende kundig en gespecialiseerd personeel vormt een belangrijke uitdaging voor het Noordelijk innovatiesysteem. Om het innovatiesysteem te versterken is van belang dat ondernemers beter inzicht krijgen in hun (toekomstige) vraag naar personeel met de juiste kwalificaties en vaardigheden. Op dit moment wordt die vraag niet systematisch gearticuleerd waardoor er moeilijk op in te spelen is door onderwijsinstellingen. Daarnaast en in vervolg hierop worden acties ondersteund die bijdragen aan het versterken van het systeem waarbinnen vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Het OP EFRO voor Noord-Nederland ondersteunt daarmee acties die focussen op de (latente) arbeidsvraag vanuit het bedrijfsleven. Dit realiseert Noord-Nederland door het opzetten en versterken van structuren van permanente afstemming van vraag en aanbod op het gebied van human capital binnen de in de RIS3 geïdentificeerde maatschappelijke uitdaging in Noord-Nederland.
Om het systeem duurzaam te versterken wordt ingezet op praktijkgerichte structuren die vanuit de vraag van het bedrijfsleven opereren. Bij het opzetten van nieuwe praktijkgerichte structuren is de behoefte van het mkb-bedrijfsleven leidend. Echter, een deel van het probleem ligt in het feit dat mkb’ers zich niet dagelijks met deze problematiek kunnen bezighouden. In eerste instantie wordt daarom gewerkt aan bewustwording van het mkb en het expliciteren van de behoeften en wensen voor de toekomst. Het verder concretiseren van de vraag maakt daarmee onderdeel uit van deze uitvoeringsregeling. De uitvoeringsregeling is bewust breed geformuleerd om zoveel mogelijk initiatieven op dit vlak een kans te geven.
Wat stel ik me voor bij mogelijke subsidieaanvragen?
Projecten waarin structuren worden opgezet naar analogie van de Centres of Expertise, dan wel additionele activiteiten van bestaande Centres of Expertise en lectoraten (Centres of Expertise zijn publiek-private samenwerkingsverbanden, waarbinnen ondernemers, wetenschappers, docenten en studenten samen werken aan het bevorderen van de kwaliteit van het technisch hbo-onderwijs);
Let op: de hiervoor beschreven voorbeelden geven een denkrichting en zijn niet uitputtend.
Het onderdeel ontwikkeling van methodes en instrumenten die tot doel hebben de aansluiting tussen de arbeidsvraag en het hoogopgeleide arbeidsaanbod structureel te verbeteren kan mede betrekking hebben op het opzetten van een pilot waarmee de ontwikkelde methode of het instrument in een testomgeving wordt beproefd. Het daadwerkelijk invoeren van een nieuwe methode of instrument naar een reguliere activiteit is niet subsidiabel.
De resultaten van het project dienen ten goede te komen aan Noord-Nederland. Wanneer de activiteiten in Noord-Nederland worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, of geen activiteiten in Noord-Nederland worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in Noord-Nederland te zijn. De aanvrager legt dit uit in de aanvraag en geeft een onderbouwing.
Uit de definitie van een samenwerkingsverband volgt dat dit in ieder geval bestaat uit een onderwijsinstelling en een eenheid die een economische activiteit uitoefent. Het samenwerkingsverband kan daarnaast bestaan uit:
Subsidie kan alleen aan rechtspersonen worden verstrekt. Daarmee zijn eenmanszaken, een vof en een maatschap uitgesloten, omdat ze niet als rechtspersoon worden aangemerkt. Natuurlijke personen kunnen geen aanvraag indienen.
Lid 2 stelt dat er een vast subsidiepercentage geldt van 40%.
Outputindicatoren geven weer wat er (fysiek) binnen een project tot stand wordt gebracht. Outputindicatoren vormen feitelijk een weerspiegeling van de projectactiviteiten. Bij de aanvraag wordt de keuze van outputindicatoren gemotiveerd. Streefwaarden moeten aannemelijk worden gemaakt. Gedurende de uitvoering van het project worden realisatiewaarden van indicatoren met bewijsstukken gestaafd.
Samenloop van subsidie op grond van deze uitvoeringsregeling met ESF-subsidie is uitgesloten.
De RIS3 is de ‘Research & Innovation Strategy for Smart Specialization’, een overkoepelende innovatiestrategie, die Noord-Nederland voor de periode 2014-2020 heeft opgesteld. De RIS3 is nader uitgewerkt in een Noordelijke Innovatieagenda (NIA). Kenmerkend voor de RIS3 en de NIA is het uitgangspunt te werken aan grote maatschappelijke uitdagingen. De vier maatschappelijke uitdagingen uit de RIS3 waaraan het Noorden een bijdrage wil leveren zijn:
Deze domeinen moeten niet opgevat worden als een sectorale afbakening, ze zijn juist sectordoorsnijdend of cross sectoraal. Deze vier maatschappelijke uitdagingen vormen het kader waarbinnen het OP EFRO Noord-Nederland en daarmee deze uitvoeringsregeling worden uitgevoerd. Alle projecten dienen een bijdrage te leveren aan het komen tot (innovatieve) oplossingen voor één van de vier maatschappelijke uitdagingen die in de RIS3 zijn beschreven.
Bedrijven uit alle sectoren worden uitgenodigd te innoveren binnen deze vier domeinen. Gezocht wordt naar innovaties die (inter-)nationaal onderscheidend en vernieuwend zijn. Voor het betrokken bedrijf (of bedrijven) is de innovatie van strategisch belang en zorgt het project ervoor dat innovatie een structureler onderdeel wordt van de organisatie, wat tot uiting komt in de business case.
Bijlage II Outputindicatoren OP EFRO Human Capital A 2017
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2019-150.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.