Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;
gezien het advies van de cliëntenraad van WerkSaam Westfriesland van 5 juni 2018;
gelet op artikel 23 van de Participatiewet;
omdat het duidelijk moet zijn vanaf welk moment de norm ‘zak- en kleedgeld’ bij een verblijf in een inrichting begint en eindigt;
b e s l u i t :
de beleidsregel verblijf in inrichting WerkSaam Westfriesland te wijzigen. De tekst na wijziging is als volgt:
Inleiding
De Participatiewet bepaalt dat cliënten in een inrichting een lagere uitkering krijgen. Deze uitkering wordt ook wel zak- en kleedgeld genoemd. Deze beleidsregel regelt de begindatum van het zak- en kleedgeld en de einddatum.
Het zak- en kleedgeld is lager omdat cliënten in een inrichting minder kosten hebben. De cliënt betaalt namelijk geen woon- of verblijfskosten. De overheid betaalt deze kosten, bijvoorbeeld via de zorgverzekering. Voorbeelden van inrichtingen zijn verpleeg- of verzorgingshuizen en beschermd wonen projecten.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel betekent:
- a.
Bijstandsnorm: de hoogte van de uitkering waar de cliënt recht op had in de periode vóór het verblijf in een inrichting.
- b.
Cliënt: de persoon van 21 jaar of ouder die een uitkering van WerkSaam ontvangt en in een inrichting verblijft.
- c.
Een instelling voor verpleging of verzorging.
Een instelling om te wonen maar waar het grootste deel van de dag hulpverlening of begeleiding mogelijk is.
- d.
WerkSaam: het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland.
- e.
Zak- en kleedgeld: de hoogte van de uitkering voor de cliënt die in een inrichting verblijft. Dit staat in artikel 23 van de Participatiewet.
Artikel 2. Ingangsdatum
- 1.
Bij verblijf in een inrichting wijzigt de bijstandsnorm in zak- en kleedgeld na drie maanden vanaf de dag van opname.
- 2.
Als de cliënt op de dag van de uitkeringsaanvraag in een inrichting verblijft gaat het zak- en kleedgeld direct in.
Artikel 3. Einddatum
Het zak- en kleedgeld eindigt op de dag dat de cliënt de inrichting verlaat.
Artikel 4. Inwerkingtreding
Deze gewijzigde beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2018.
Artikel
1
.
Begrips
omschrijvingen
De Participatiewet noemt twee soorten inrichtingen. Als eerste de instellingen die verpleging en verzorging bieden. Voorbeelden hiervan zijn algemene en psychiatrische ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen.
Een verblijf in een verzorgingshuis na een operatie (geriatrische revalidatiezorg) zien wij ook als een verblijf in een inrichting.
Als tweede de instellingen om te wonen maar waar het grootste deel van de dag hulpverlening of begeleiding mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de crisisopvang van de GGZ en beschermd wonen-projecten van het RIBW.
Het Leger des Heils heeft, naast de gewone dak- en thuislozenopvang, ook kamers voor forensische opvang. Deze kamers zijn voor mensen die een (na)zorgtraject krijgen van Justitie, vaak na een periode van detentie. Daarom zien wij de forensische opvang van het Leger des Heils ook als inrichting.
Instellingen die alleen bedoeld zijn om (tijdelijk) te wonen zijn voor de wet geen inrichtingen. Voorbeelden hiervan zijn de dak- en thuislozenopvang van het Leger des Heils en DNO Doen, Blijf-van-mijn-lijf-huizen en begeleid wonen projecten.
Artikel 2. Ingangsdatum
Bij een verblijf in een inrichting wijzigt de bijstandsnorm na drie maanden in zak- en kleedgeld. Ook als de cliënt nog een (huur)woning heeft. Voor de huur en andere vaste lasten kan de gemeente bijzondere bijstand geven.
Vaak duurt het verblijf in een inrichting korter dan drie maanden. Dan passen wij de bijstandsnorm niet aan. De huur van de woning kan de cliënt tijdens het verblijf in een inrichting blijven betalen.
Het kan ook zijn dat de cliënt al in een inrichting verblijft bij de uitkeringsaanvraag. Dan krijgt de cliënt direct zak- en kleedgeld. Dat is ook zo als er tussen de uitkeringsaanvraag en de dag van aankomst in de inrichting geen recht is op een uitkering. Bijvoorbeeld omdat de cliënt dan nog in een andere gemeente woont.
Artikel 3. Einddatum
Het zak- en kleedgeld stopt op de dag dat de cliënt de inrichting verlaat. Meestal gaat de cliënt dan terug naar huis. WerkSaam wijzigt het zak- en kleedgeld weer in de bijstandsnorm. Meestal is dat hetzelfde als vóór het verblijf in de inrichting.