Regeling dienstreizen en verblijfskosten RUD Zuid-Limburg

Plaatsing integrale versie

Vaststelling regeling: 23 september 2015, 2015/62979,

Vaststelling inwerkingtreding: 27 november 2017, 2017/83321 per 1 januari 2018

Vaststelling Eerste wijziging: 28 maart 2018, 2018/11952, inwerkingtreding met terugwerkende kracht per 1 januari 2018

Regeling dienstreizen en verblijfskosten RUD Zuid-Limburg

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

Directeur

De directeur van de RUD Zuid-Limburg.

Medewerker

De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR alsmede uitzendkrachten, gedetacheerden, stagiaires en personen die anderszins werkzaamheden voor de RUD Zuid-Limburg verrichten.

Dienstreis

Een naar het oordeel van de leidinggevende noodzakelijke verplaatsing van een medewerker tot het verrichten van een dienst of volgen van een opleiding/cursus buiten de plaats van tewerkstelling, evenals het hiermede verband houdende verblijf buiten deze plaats.

Plaats van tewerkstelling

Het gebouw, gebouwencomplex of terrein waar of van waaruit de medewerker naar het oordeel van de werkgever gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht.

Standplaats

Het adres waar de medewerker zijn werkzaamheden uitoefent.

(Motor)voertuig

(Gemotoriseerd) vervoersmiddel waarvan de medewerker eigenaar is.

Veelvuldig dienstreiziger

Medewerker die uit hoofde van zijn functie tenminste één keer per week op een andere locatie of op andere locaties dan het kantoor van de RUD Zuid-Limburg te Maastricht of de locatie Sittard, werkzaamheden verricht.

Artikel 2 Algemene bepalingen

Lid 1

De medewerker heeft voor het maken van een dienstreis voorafgaande toestemming nodig van zijn leidinggevende.

Lid 2

De dienstreizen dienen in de reg el met openbare vervoermiddelen of dienstauto’s te worden gemaakt, tenzij anders is bepaald door de leidinggevende.

Lid 3

Indien de dienstreis naar het oordeel van de leidinggevende niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt en/of geen dienstauto beschikbaar is, kan de leidinggevende aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig.

Het gebruik van een eigen motorvoertuig is geïndiceerd als :

  • 1.

    de dienstreis absoluut noodzakelijk is en

  • 2.

    de dienstreis plaatsvindt in de provincie Limburg of,

  • 3.

    de locatie slecht bereikbaar is met het openbaar vervoer of,

  • 4.

    carpoolen voordeliger is, of

  • 5.

    er een medisch advies is, of

  • 6.

    er zware bagage vervoerd moet worden. 

Lid 4

Reiskosten voor woon-/werkverkeer worden niet aangemerkt als kosten dienstreis.

Lid 5

Verkeersovertredingen worden niet aangemerkt als reiskosten en komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 3 Afstand

Lid 1

Tenzij een andere opdracht is gegeven, behoort een dienstreis via de meest optimale route te worden gemaakt.

Lid 2

De plaats van tewerkstelling wordt door de leidinggevende als begin- en eindpunt aangemerkt. Het aantal kilometers wordt naar boven afgerond tot het naast hogere gehele getal.

Lid 3

In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de woning van de medewerker of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis onderscheidenlijk de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

Artikel 4 Vergoeding reiskosten

Lid 1

De vergoeding van de reiskosten met een openbaar vervoer middel vindt plaats op grond van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor een plaats in de tweede klasse, tenzij anders bepaald door de leidinggevende.

Lid 2

Indien de leidinggevende vooraf toestemming heeft verleend voor het gebruik van een eigen voertuig krijgt de medewerker een kilometervergoeding overeenkomstig de reisregeling binnenland.

Lid 3

Indien een dienstreis met het openbaar vervoer gemaakt moet worden en de medewerker gebruikt toch zijn eigen voertuig, dan wordt hem een gereduceerde reiskostenvergoeding toegekend conform de reisregeling binnenland.

 

 

Lid 4

Parkeerkosten, bruggelden en stallingkosten maken onderdeel uit van de vergoeding per kilometer en worden daarom niet afzonderlijk vergoed, tenzij de kosten worden gemaakt terwijl de dienstauto wordt gebruikt.

Artikel 5 Vergoeding verblijfskosten

Lid 1

Verblijfskosten worden vergoed tot de naar het oordeel van de leidinggevende in redelijkheid gemaakte werkelijke kosten, met inachtneming van het tweede lid van dit artikel.

Lid 2

De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor verblijf worden vergoed op basis van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het derde lid.

Lid 3

Veelvuldig dienstreizigers ontvangen in afwijking van de Reisregeling binnenland per dienstreis een vaste vergoeding zoals opgenomen in de Uitvoeringsregeling verblijfkosten voor veelvuldig dienstreizigers RUD Zuid-Limburg.

Artikel 6 Declaratie

Uitbetaling van reis- en verblijfskosten geschiedt achteraf, op declaratiebasis.

De vergoeding van de verblijfskosten wordt gedeeltelijk belast uitbetaald. Declaraties dienen voorzien te zijn van originele, deugdelijke bewijsstukken.

Artikel 7 Termijn

Geen aanspraak op tegemoetkoming in reis- en/of verblijfskosten bestaat indien de declaratie van de in een kalendermaand gemaakte kosten niet binnen drie maanden na die kalendermaand bij de leidinggevende is ingediend.

Artikel 8 Aansprakelijkheid bij schade

Bij schade aan het eigen motorvoertuig tijdens uitoefening van de dienst, als gevolg van eigen verwijtbaar gedrag van de medewerker, is de werkgever niet aansprakelijk te stellen voor die schade.

Artikel 9 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de directeur een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als de “Regeling dienstreizen en verblijfskosten RUD Zuid-Limburg” en treedt in werking met ingang van een door het Dagelijks Bestuur nader te bepalen tijdstip.

  

Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de RUD Zuid-Limburg op 23 september 2015.

   

Ondertekening,

   

De secretaris, De voorzitter,

Naar boven