Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent verlagen van normen algemene bijstand participatiewet Beleidsregels Verlagingen normen algemene bijstand Participatiewet Werkzaak Rivierenland 2018

Het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland besluit op grond van artikel 147, derde lid van de Gemeentewet beleidsregels vast te stellen voor de volgende situaties:

 

  • -

    Het moment van normwijziging bij verblijf in een inrichting (artikel 23 Participatiewet)

  • -

    Verlagen van de uitkering als gevolg van de woonsituatie (artikel 27 Participatiewet)

  • -

    Verlagen van de uitkering als gevolg van inkomsten uit commerciële verhuur (artikel 33 lid 4 Participatiewet)

 

Beleidsregels Verlagingen normen algemene bijstand Participatiewet Werkzaak Rivierenland 2018

Artikel 1. Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    commerciële verhuur: het in gebruik geven van een onroerende zaak voor een bepaalde periode aan een huurder, tegen periodieke betaling én marktconforme prijs;

  • b.

    de wet : de Participatiewet;

  • c.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland;

  • d.

    woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip;

  • e.

    woonkosten:

    • -

      als een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

    • -

      als een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, bestaande uit de rioolrechten, het eigenaarsgedeelte van de onroerendezaakbelasting, de opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud;

  • f.

    woonlasten: alle kosten die verbonden zijn aan het bewonen van een woning, zoals woonkosten én overige kosten zoals energiekosten etc. conform constante jurisprudentie op grond van de wet.

Artikel 2. Toepasselijkheid

De bepalingen van deze beleidsregels gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze beleidsregels alleen als beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.

Artikel 3. Ingangsdatum normwijziging bij verblijf in een inrichting

Indien sprake is van verblijf in een inrichting zoals bedoeld in artikel 23 van de wet, dan zijn de volgende regels van toepassing met betrekking tot de ingangsdatum van de inrichtingsnorm:

  • 1.

    In alle gevallen waarin sprake is van opname in een inrichting, wordt de bestaande norm aangehouden gedurende de lopende maand plus de daarop volgende maand. Daarna is de inrichtingsnorm van toepassing.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 gaat de inrichtingsnorm in op de eerste van de daarop volgende maand indien de opname aanvangt op de eerste van een maand.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 en lid 2 wordt de inrichtingsnorm direct bij aanvang van de opname toegepast indien duidelijk is dat er sprake is van een permanente opname.

  • 4.

    Indien de belanghebbende de inrichtingsnorm ontvangt en een deel van de week de inrichting mag verlaten, wordt de bijstand berekend naar rato van het aantal dagen in de inrichting (=inrichtingsnorm) en het aantal dagen elders (= norm die geldt bij het niet verblijven in een inrichting).

  • 5.

    Indien de inrichtingsnorm van toepassing wordt, wordt belanghebbende verwezen naar de gemeente om te beoordelen of er aanleiding is om bijzondere bijstand te verstrekken voor de woonlasten of verpleeg- en verzorgingskosten.

Artikel 4. Verlaging woonsituatie (alleen indien kostendelersnorm niet van toepassing is)

De verlaging in verband met de woonsituatie, zoals bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:

  • a.

    10% van de gehuwdennorm indien sprake is van:

    • -

      het wonen in een (anti-)kraakwoning of

    • -

      het wonen in een caravan, niet zijnde op een camping, chaletpark, vakantiepark e.d. of

    • -

      groepswonen op hetzelfde adres in verband met begeleid of beschermd wonen of andere gezamenlijke woonvormen waarbij kosten met andere bewoners gedeeld worden én er aanspraak bestaat op huurtoeslag.

  • b.

    20% van de gehuwdennorm indien sprake is van:

    • -

      het wonen in een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden of

    • -

      het wonen in woning waarbij een derde de woonkosten betaalt of

    • -

      het niet aanhouden van een woning vanwege (pseudo)dak- en thuisloosheid.

  • c.

    25% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan geen woonlasten zijn verbonden ofwel een derde betaalt de woonlasten;

Artikel 5. Inkomsten uit commerciële verhuur (alleen indien kostendelersnorm niet van toepassing is)

  • 1.

    Indien sprake is van samenwonen met een commerciële relatie dan worden de werkelijke inkomsten uit commerciële verhuur zoals bedoeld in artikel 33 lid 4 van de wet, op de uitkering in mindering gebracht na aftrek van € 60,00 per maand.

  • 2.

    Bij het in mindering brengen van het bijzonder inkomen wordt geen onderscheid gemaakt tussen huurders, onderhuurders of kostgangers.

  • 3.

    Het vrij te laten bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks opnieuw berekend. De grondslag van de berekening vloeit voort uit hoofdstuk 4.9 van de Recofa-richtlijnen Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) met een afronding van € 5,00 naar boven.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking na vaststelling in het dagelijks bestuur en na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel 7. Citeerartikel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Verlagingen normen algemene bijstand Participatiewet Werkzaak Rivierenland 2018”.

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland op 26 februari 2018.

De secretaris,

Mevrouw E. Boer MBA

De voorzitter,

dhr. C. Stolwijk

Toelichting beleidsregels Verlagingen normen algemene bijstand Participatiewet Werkzaak Rivierenland 2018  

Waarom deze beleidsregels?

In de Participatiewet is geregeld dat het dagelijks bestuur een bevoegdheid heeft tot het verlagen van de hoogte van de uitkering in bepaalde situaties. Het gaat hier om de volgende situaties:

  • -

    Het moment van normwijziging bij verblijf in een inrichting (artikel 23 PW)

  • -

    Verlaging van de uitkering als gevolg van de woonsituatie (artikel 27 PW)

  • -

    Verlaging van de uitkering als gevolg van inkomsten uit commerciële verhuur (artikel 33 lid 4 PW)

 

Voor het vaststellen van de hoogte van de uitkering is het voor de uitvoering gewenst als er uniforme beleidsregels gelden voor uitkeringsgerechtigden in eenzelfde woonsituatie. De beleidsregels zijn afgeleid van gemiddelde landelijke normen en richtlijnen. De genoemde percentages worden als redelijk en gangbaar beschouwd, ook in de jurisprudentie.

 

Naar boven