Beleidsregels Minimabeleid Drechtsteden

Het Drechtstedenbestuur,

 

 

overwegende dat

• het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent het minimabeleid en de bijzondere bijstand in het belang van rechtszekerheid en een eenduidige uitvoering van het minimabeleid en de bijzondere bijstand

 

 

gelet op

• artikel 4:81 lid 1, 4:83 en artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb);

• artikelen 5, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 35, 36, 49 van de Participatiewet ;

• het advies van het Portefeuillehoudersoverleg Sociaal d.d. 04 december 2018;

 

 

b e s l u i t:

 

 

vast te stellen, de navolgende Beleidsregels Minimabeleid Drechtsteden

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      klant: de persoon die algemene bijstand krachtens de Participatiewet ontvangt van de Sociale Dienst Drechtsteden;

    • b.

      IOAW-klant: de persoon met een (aanvullende) uitkering krachtens de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW).

    • c.

      IOAZ-klant: de persoon met een (aanvullende) uitkering krachtens de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

    • d.

      niet-klant: de persoon zonder een (aanvullende) uitkering voor levensonderhoud krachtens de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ.

    • e.

      de wet: de Participatiewet.

    • f.

      sociaal minimum: de op de leef- en woonsituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm vastgesteld overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 3 van de wet, met dien verstande dat in het geval dat op de belanghebbende de kostendelersnorm van toepassing is of zou zijn, de bijstandsnorm wordt gehanteerd die van toepassing zou zijn als er geen sprake was van de kostendelersnorm.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 3.

    Deze beleidsregels bevatten richtlijnen die houvast geven bij de beslissing op een aanvraag bijzondere bijstand. Hierbij moet altijd sprake zijn van maatwerk. In artikel 18 lid 1 van de Participatiewet is vastgelegd dat de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, de mogelijkheden en de middelen van de belanghebbende. Bij elke aanvraag moet daarom de vraag gesteld worden of de situatie aanleiding is een positieve uitzondering te maken op de regels.

 

Hoofdstuk 2. Minimabeleid overig

 

Dit betreft regelingen die door dan wel in opdracht van de Sociale Dienst Drechtsteden worden uitgevoerd maar niet onder de bijzondere bijstand vallen.

 

Paragraaf 1. Schuldhulpverlening

 

De Sociale Dienst Drechtsteden is verantwoordelijk voor zowel de ontwikkeling van beleid als voor de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, verder ingevuld in het Regionaal Beleidsplan Schuldhulpverlening Drechtsteden 2016-2020 en de Beleidsregels Schuldhulpverlening Drechtsteden.

 

Paragraaf 2. SMS kinderfonds

 

SMS staat voor School Muziek Sport. Het doel van het SMS kinderfonds is sociale uitsluiting van kinderen van minima te voorkomen. Dit wordt bereikt door kinderen in staat stellen deel te nemen aan activiteiten die hun maatschappelijke participatie kunnen bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan deelname aan schoolreisjes, sportclub, vereniging en kunstzinnige vorming. De uitvoering is belegd bij de Stichting Leergeld Drechtsteden. Deze stichting ontvangt hiervoor jaarlijks subsidie op basis van de subsidieverordening Drechtsteden. In aanmerking komen kinderen van 4 tot 18 jaar, die op de lagere school of de middelbare school zitten én waarvan de ouders een inkomen hebben tot 140% van het van toepassing zijnde wettelijk sociaal minimum.

De noodzakelijk geachte kosten worden vergoed en hiervoor gelden de in de bijlage genoemde maximumbedragen. De voorzieningen worden altijd in natura verstrekt.

 

Paragraaf 3. Fonds voor Urgente Noden

 

Het regionaal steunpunt voor urgente noden kan hulp bieden in individuele noodsituaties waar vanuit het reguliere aanbod op dat moment geen adequate oplossingen voorhanden zijn, met als doel maatschappelijk ongewenste situaties te voorkomen. Het voorziet in een regionaal steunpunt (noodhulploket) met een centraal meldpunt voor noodhulp in de Drechtsteden. Bij dit steunpunt kunnen door professionals hulpvragen worden ingediend en kan snelle bemiddeling tussen hulpvragen en donateurs plaatsvinden. Daarbij wordt maximaal gebruik gemaakt van voorliggende voorzieningen.

De uitvoering is belegd bij de Stichting Urgente Noden Drechtsteden. Deze stichting ontvangt een subsidie voor de uitvoeringskosten op basis van de subsidieverordening Drechtsteden.

 

Hoofdstuk 3. Collectieve (aanvullende) zorgverzekering

Artikel 2. Collectieve (aanvullende) zorgverzekering

  • 1.

    Huishoudens (alleenstaanden, alleenstaande ouders, de gehuwden en degenen die op grond van de participatiewet als gehuwden worden aangemerkt) met een inkomen van maximaal 130% van het bruto wettelijk minimumloon (inclusief vakantiegeld) kunnen deelnemen aan de door het Drechtstedenbestuur aangeboden collectieve zorgverzekering. Het vermogen wordt vrijgelaten.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur verstrekt een bijdrage in de premie van deze collectieve aanvullende zorgverzekering. De hoogte van deze bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld en is opgenomen in de bijlage.

  • 3.

    De bijdrage als bedoeld in het tweede lid wordt verrekend met de door de persoon verschuldigde premie.

  • 4.

    De in lid 1 en 2 bedoelde personen kunnen de collectieve zorgverzekering afsluiten bij een van de zorgverzekeraars waarmee de Sociale Dienst Drechtsteden een collectief arrangement heeft afgesloten.

 

Hoofdstuk 4. Individuele bijzondere bijstand

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 3. Begrippen

  • 1.

    Draagkrachtinkomen: het inkomen dat gelijk is aan of meer bedraagt dan 110% van het sociaal minimum.

  • 2.

    Draagkrachtvermogen: het conform artikel 34 lid 1 en 2 van de wet vastgestelde vermogen voor zover dit meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Inkomen: het conform artikel 31 van de wet vastgestelde inkomen zoals dat geldt voor de algemene bijstand. Bijzondere bijstand en persoonlijk minimabudget wordt niet als inkomen in aanmerking genomen.

  • 4.

    Vermogen: het conform artikel 34 van de wet vastgestelde vermogen zoals dat geldt voor de algemene bijstand.

 

Artikel 4. Aanvraag

  • 1.

    Aanvragen voor bijzondere bijstand worden beoordeeld aan de hand van vier vragen:

    • a.

      Doen de kosten zich voor?

    • b.

      Zijn de kosten noodzakelijk?

    • c.

      Vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?

    • d.

      Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?

  • 2.

    Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen tot zes maanden na datum van de nota worden ingediend. Hiervan wordt in ieder geval afgeweken in de volgende situaties:

    • a.

      Aanvragen voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, verhuiskosten, de kosten voor de eerste huur, borg en aanverwante kosten moeten vooraf (voordat de kosten opkomen) worden ingediend.

    • b.

      Aanvragen voor bijzondere bijstand voor vervoerskosten ex artikel 18 en de eigen bijdrage voor medicijnen en hulpmiddelen ex artikel 16 moeten uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kwartaal waarin de kosten zijn gemaakt worden ingediend.

    • c.

      Klanten voor periodieke bijzondere bijstand, waarbij de noodzaak van verstrekking voor langere periode al bij de eerste aanvraag is bepaald, hoeven niet jaarlijks een nieuwe aanvraag in te dienen. Uitbetaling vindt plaats na overleg nota.

    • d.

      In afwijking van de vorige leden moet de eerste aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering waaronder de kosten van de intake en/of griffiekosten binnen zes maanden na dagtekening van de rechterlijke beschikking zijn ingediend.

 

Paragraaf 2. Draagkracht

 

Artikel 5. Draagkracht

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en zijn gezin, tenzij anders bepaald.

  • 2.

    De draagkracht bedraagt 35% van het draagkrachtinkomen PLUS 100% van het draagkrachtvermogen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid wordt de draagkracht op nihil bepaald bij personen in de WSNP of in een minnelijke schuldregeling (schuldbemiddeling of saneringskrediet).

  • 4.

    In afwijking van het gestelde van het tweede lid geldt voor de berekening van de draagkracht van de woonkostentoeslag 100 % van de geldende bijstandsnorm plus 100% van het draagkrachtvermogen.

  • 5.

    De reserveringscapaciteit of te wel het bedrag dat objectief gezien gereserveerd had kunnen worden, komt in mindering op het bedrag van de bijzondere bijstand.

  • 6.

    De reserveringscapaciteit als bedoeld in het vierde lid wordt als volgt berekend: a x b, waarbij:

    • a.

      a= het aantal maanden dat ligt tussen het tijdstip van voornemen (bijvoorbeeld bij verhuizing moment van inschrijven als woningzoekende) en de feitelijke verhuizing;

    • b.

      b= de aflossingsnorm per maand plus 50% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm na aftrek van buitengewone uitgaven.

 

Artikel 6. Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht wordt telkens voor de periode van 12 maanden vastgesteld.

  • 2.

    De draagkracht vastgesteld vanaf de eerste van de maand waarin de bijzondere bijstand wordt toegekend.

 

Artikel 7. Draagkrachtverrekening

De draagkracht wordt zowel bij incidentele bijzondere bijstand als bij periodieke bijzondere bijstand ineens verrekend.

 

Artikel 8. Wijziging draagkracht

De draagkracht wordt gedurende de in artikel 6 lid 1 genoemde periode van 12 maanden niet herberekend, tenzij de wijzigingen in de draagkracht in het individuele geval tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

 

Paragraaf 3. Vorm en hoogte individuele bijzondere bijstand

 

Artikel 9. De vorm van de bijstand

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet.

  • 2.

    Op een in het eerste lid bedoelde lening wordt gedurende 36 maanden afgelost ter hoogte van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm. Als tijdens deze periode een nieuwe lening wordt aangegaan, begint een nieuwe termijn van 36 maanden. Wat binnen deze aflossingstermijn niet kan worden afgelost, wordt omgezet in bijstand om niet.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt bij belanghebbenden die in de WSNP of in de gemeentelijke schuldregeling zitten in de vorm van een achtergestelde geldlening verstrekt, die, indien de belanghebbende heeft voldaan aan de WSNP of gemeentelijke schuldregeling, wordt omgezet in ‘om niet’.

 

Artikel 10. Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt, tenzij deze beleidsregels anders bepalen, (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bijzondere bijstand wordt bepaald op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening.

 

Paragraaf 4. Medische kosten

 

Paragraaf 4.1 Algemeen

 

Artikel 11. Uitgangspunt

De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) vormen een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische kosten, zodat voor medische kosten geen bijzondere bijstand wordt verleend, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

 

Artikel 12. Premie aanvullende zorgverzekering

Bijzondere bijstand voor de premiebetaling voor een aanvullende zorgverzekering, niet zijnde de collectieve aanvullende zorgverzekering als bedoeld in artikel 2, wordt niet verleend vanwege het feit dat de Zorgverzekeringswet en Wet langdurige zorg gelden als passende en toereikende voorliggende voorziening.

 

Artikel 13. Eigen risico

Individuele bijzondere bijstand wordt niet verleend voor:

  • a.

    het verplicht eigen risico in het kader van de Zorgverzekeringswet

  • b.

    de uit een hoger (vrijwillig gekozen) eigen risico voortkomende kosten.

 

Paragraaf 4.2 Eigen bijdragen

 

Artikel 14. Eigen bijdrage Wmo 2015

Bijzondere bijstand wordt verleend voor de wettelijke eigen bijdrage voor de Wmo 2015, met uitzondering van de bijdrage voor opvang en beschermd wonen, voor zover deze eigen bijdrage niet vanuit een (collectieve) aanvullende zorgverzekering wordt vergoed waaraan de belanghebbende kan deelnemen.

 

Artikel 15. Eigen bijdrage ziekenvervoer

Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor het ziekenvervoer in het kader van de Zorgverzekeringswet.

 

Artikel 16. Eigen bijdrage medicijnen en hulpmiddelen

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor voorgeschreven medicijnen en hulpmiddelen, indien de medicijnen zijn voorgeschreven door een arts en zijn opgenomen in het GVS of de hulpmiddelen medisch noodzakelijk zijn en opgenomen in het Reglement Hulpmiddelen.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage hulpmiddelen ter hoogte van de minimale vergoeding vanuit het basispakket van de collectieve zorgverzekering van de Sociale dienst Drechtsteden.

 

Paragraaf 4.3 Specifieke medische kosten

 

Artikel 17. Dieetkosten

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de meerkosten van een dieet en de kosten van dieetpreparaten, indien daarvoor een medische noodzaak bestaat.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van de Nibud Prijzengids of een medisch advies.

 

Artikel 18. Vervoerskosten medische behandeling

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor vervoerskosten indien:

    • a.

      het gaat om een van de volgende vervoerskosten:

      1° vervoer van de belanghebbende buiten de woongemeente van en naar de dichtstbijzijnde specialist en/of revalidatiecentrum voor een behandeling van de belanghebbende die vergoed wordt door de zorgverzekeraar indien de behandeling langer dan drie maanden duurt

      2° de kosten van een gehandicaptenparkeerkaart of een gehandicaptenparkeerplaats binnen de woongemeente.

    • b.

      het vervoerskosten betreft van de belanghebbende én, bij minderjarigen, van één begeleidende ouder/verzorger.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid onder a.1 wordt bepaald op basis van het reguliere OV-tarief 2e klas voor de snelste route; de onder a.2 genoemde kosten worden vergoed op basis van de werkelijke kosten.

  • 3.

    In bepaalde omstandigheden kan de hoogte van de bijzondere bijstand worden bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB op basis van de snelste route en gebaseerd op een vergoeding van het in de bijlage genoemde bedrag per kilometer.

 

Artikel 19. Bijzondere omstandigheden: afwijking van de hoofdregel

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan, in afwijking van artikel 11, in bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand verlenen voor noodzakelijk medische kosten.

  • 2.

    Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in lid 1 is in ieder geval sprake indien de zorgverzekeraar geen vergoeding op grond van een bestaande aanvullende zorgverzekering verleent wegens premieachterstand, en voor deze premieachterstand een betalingsregeling is overeengekomen en wordt nagekomen.

  • 3.

    Bij de verlening van bijzondere bijstand op grond van het eerste lid vormt de aanvullende verzekering van belanghebbende de richtlijn voor de vergoeding en de eventuele hoogte.

 

Paragraaf 5. Chronisch zieken en gehandicapten

 

Artikel 20. Extra stookkosten

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de extra stookkosten in verband met een chronische ziekte of handicap, indien het gaat om stookkosten die uitkomen boven de door het Nibud vastgestelde gemiddelde stookkosten én de stookkosten het gevolg zijn van een chronische ziekte of handicap.

  • 2.

    De noodzaak wordt op basis van een medisch advies bepaald.

 

Artikel 21. Bewassing en kledingslijtage

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor:

    • a.

      de extra kosten van kledingslijtage en bewassing in verband met een chronische ziekte of handicap;

    • b.

      de kosten van kleding i.v.m. sterke gewichtstoename of –afname, indien er een medische oorzaak is voor deze gewichtstoename of – afname.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van de GMD lijst. Indien deze geen helderheid verschaft wordt uitgegaan van de Nibud normen.

  • 3.

    De noodzaak wordt op basis van een medisch advies bepaald.

 

Artikel 22. Maaltijdvoorziening

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de meerkosten van een warme maaltijd aan personen die niet in staat zijn zelf een warme maaltijd te bereiden.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de kosten van een warme maaltijd, tot een maximum bedrag (zie bijlage), waarop een standaardbedrag voor het zelf bereiden van een maaltijd in mindering wordt gebracht.

 

Artikel 23. Communicatie en signalering

Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de abonnementskosten van personenalarmering, indien de personenalarmering om medische of sociale redenen noodzakelijk is.

 

Paragraaf 6. Levensonderhoud

 

Artikel 24. Bijzondere bijstand levensonderhoud

  • 1.

    Een persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft, onverminderd het bepaalde in artikel 12 van de wet, recht op bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten van het bestaan indien

    • a.

      de ouders zijn overleden, of

    • b.

      de ouders in het buitenland wonen, of

    • c.

      de jongere vóór de ingangsdatum van de bijstandsverlening buiten het gezinsverband van zijn ouder(s) is geplaatst in het kader van de Jeugdwet, of

    • d.

      de jongere wordt begeleid door een hulpverlenende instantie en in het behandelplan is vastgelegd dat thuis wonen geen reële optie is.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5 lid 1 bedraagt de draagkracht bij bijzondere bijstand voor levensonderhoud 100% van het draagkrachtinkomen PLUS 100% van het draagkrachtvermogen.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is bepaald in de bijlage.

 

Artikel 25. Bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld verlenen aan personen van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven, indien zij geen beroep kunnen doen op hun ouders. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven, maar is nooit hoger dan de voor hen geldende jongerennormen, artikel 20 van de wet.

 

Paragraaf 7. Woonkosten

 

Artikel 26. Verhuiskosten

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor verhuiskosten indien sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Daarvan kan sprake zijn indien:

    • a.

      de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale rekenhuur naar een woning met lagere lasten waarvoor huurtoeslag kan worden aangevraagd, of

    • b.

      het een vrijwillige verhuizing betreft van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens (Huurtoeslag) naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kortingsgrens, of

    • c.

      de verhuizing als doel heeft de woonlasten (subsidiabele huur minus huurtoeslag) te verlagen met ten minste het in de bijlage genoemde bedrag per maand, of

    • d.

      de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting in het kader van een door het afdeling budgetadvies en schuldbemiddeling opgestelde schuldenregeling met het onder c beschreven doel.

    • e.

      de verhuizing het gevolg is van een onvoorzienbare noodzaak.

  • 2.

    De volgende verhuiskosten kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen:

    • a.

      vervoer van de inboedel (huur, verzekering en benzinekosten bestelwagen en geen vergoeding manuren);

    • b.

      huur van de 'nieuwe woning' bij dubbele lasten voor de eerste maand; de overige woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 1 maand, indien sprake is van dubbele lasten;

    • c.

      de administratiekosten en kosten naamplaatje(s);

    • d.

      de waarborgsom.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt, met uitzondering van de bijzondere bijstand voor de waarborgsom, die in de vorm van een lening wordt verstrekt die direct moet worden terugbetaald (dus niet zodra de waarborgsom is teruggekregen).

 

Artikel 27. Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent in uitzonderlijke situaties bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, waaronder de duurzame gebruiksgoederen. In overige gevallen wordt geen bijzondere bijstand verleend, omdat deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2.

    Iedereen (ook bijstandsklanten) wordt geacht te kunnen reserveren. Als iemand al aflost op een schuld bij de SDD (met uitzondering van fraudeschulden), er sprake is van een schuldregeling of WSNP of als beslag ligt op het inkomen, dan is er geen mogelijkheid tot reserveren.

  • 3.

    De inrichtingskosten als bedoeld in het eerste lid en die op grond van het tweede lid voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking komen zijn:

    • a.

      de duurzame gebruiksgoederen: de gebruikelijke inventaris van een woning;

    • b.

      de kosten voor stoffering: verf, behang, vloerbedekking en gordijnen.

  • 4.

    De bijzondere bijstand voor inrichtingskosten zijnde duurzame gebruiksgoederen wordt verstrekt in de vorm van een lening. De kosten voor stoffering vallen niet onder de noemer duurzame gebruiksgoederen en daarmee ook niet onder artikel 51 wet en worden daardoor in beginsel om niet verstrekt.

 

Artikel 28. Doorbetaling vaste lasten tijdens verblijf in instelling

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand verlening voor de doorbetaling van de vaste lasten indien:

    • a.

      de belanghebbende verblijft in een instelling, en

    • b.

      de noodzaak van de doorbetaling is aangetoond.

  • 2.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt voor maximaal een jaar verleend, met dien verstande dat de bijzondere bijstand nog voor maximaal drie maanden wordt verstrekt vanaf het moment dat de instelling tot de conclusie komt dat terugkeer naar de maatschappij niet te verwachten is.

  • 3.

    Bijzondere bijstand kan worden verleend voor onder andere de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor het aanhouden van de woning (hypotheek of huur onder verrekening van de huurtoeslag en het vastrecht van de netwerkbeheerder);

    • b.

      kosten voor persoonlijke uitgaven (denk aan bepaalde levensmiddelen, eventueel wat kleding, cosmeticaproducten);

    • c.

      de kosten van de premie zorgverzekering onder aftrek van de zorgtoeslag.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de in het tweede lid onder a genoemde kosten wordt individueel bepaald.

  • 5.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de in het tweede lid onder b en c genoemde kosten bedraagt maximaal de actuele norm zak- en kleedgeld uit de wet.

 

Artikel 29. Eerste huur

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent geen bijzondere bijstand voor de kosten van huur, omdat deze behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het Drechtstedenbestuur, indien de verhuizing noodzakelijk is, bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van de eerste huurnota (huur van de lopende maand en de maand erop volgend), de administratiekosten en kosten naamplaatje(s) indien de verhuizing noodzakelijk en de belanghebbende geen eigen mogelijkheden heeft om in de kosten te voorzien.

  • 3.

    Onder de eigen mogelijkheden als bedoeld in het tweede lid worden in ieder geval verstaan: het vooraf reserveren en het betalen van de eerste huur in termijnen.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag van de rekenhuur.

  • 5.

    De bijzondere bijstand voor de eerste huur wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.

 

Artikel 30. Woonkostentoeslag huurders

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand verlenen voor de woonkosten van een huurwoning, voor zover de belanghebbende geen aanspraak kan maken op huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag en de huur niet hoger is dan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag.

  • 2.

    De woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt berekend door de maximale woonkostentoeslag, berekend conform de systematiek van de Wet op de huurtoeslag, te verminderen met het bedrag dat aan huurtoeslag wordt ontvangen.

  • 3.

    In afwijking van de vorige leden kan het Drechtstedenbestuur, indien de woonkosten hoger zijn dan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag, op grond van individuele omstandigheden een (aanvullende) woonkostentoeslag verlenen, waarbij de hoogte hiervan wordt bepaald op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.

  • 4.

    De woonkostentoeslag als bedoeld in het derde lid wordt toegekend voor maximaal 1 jaar en de belanghebbende wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. Hier kan in individuele gevallen van worden afgeweken.

 

Artikel 31. Woonkostentoeslag eigenaren

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand verlenen voor de woonkosten van een eigen woning.

  • 2.

    De woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt berekend conform de systematiek van de Wet op de huurtoeslag, waarbij alleen de volgende woonkosten voor woonkostentoeslag in aanmerking komen:

    • a.

      de hypotheekrente voor de woning;

    • b.

      de zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, het erfpachtcanon, de premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen) en het eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel);

    • c.

      een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud. De hoogte van dit bedrag is bepaald in de bijlage.

  • 3.

    De woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald door de woonkosten te verminderen met:

    • het belastingvoordeel en

    • de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur tot aan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag.

  • 4.

    In afwijking van de vorige leden kan het Drechtstedenbestuur, als de woonkosten hoger zijn dan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag, op grond van individuele omstandigheden een (aanvullende) woonkostentoeslag verlenen. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt bepaald op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens en het belastingvoordeel.

  • 5.

    De woonkostentoeslag als bedoeld in het vierde lid wordt toegekend voor maximaal 1 jaar en de belanghebbende wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. Hier kan in individuele gevallen van worden afgeweken.

 

Paragraaf 8. Reiskosten

 

Artikel 32. Ziekenbezoek

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand verlenen voor de kosten die gemaakt moeten worden om het traject van thuis naar het verblijfadres van een ziek gezins- of familielid (veelal ziekenhuis, verpleeginstelling) af te leggen, waarbij de bezoekfrequentie in het individuele geval wordt bepaald.

  • 2.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid kan alleen worden verleend indien:

    • a.

      sprake is van onvermijdelijke noodzakelijke kosten, en

    • b.

      het gaat om het bezoeken van iemand die behoort tot het gezin, inclusief pleegkinderen, of een familielid in de eerste graad, en

    • c.

      het gaat om reiskosten buiten de eigen woongemeente.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van het reguliere OV-tarief 2e klas, snelste route.

  • 4.

    In bepaalde omstandigheden kan de hoogte van de bijzondere bijstand, in afwijking van het derde lid, worden bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB op basis van de snelste route en gebaseerd op een vergoeding van het in de bijlage genoemde bedrag per kilometer.

 

Artikel 33. Reiskosten ouderlijk huis - kindertehuis

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand verlenen voor de reiskosten van het kind van het ouderlijk huis naar het kindertehuis, waarbij alleen de reiskosten buiten de woongemeente van de ouders voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van het reguliere OV-tarief 2e klas, snelste route.

  • 3.

    In bijzondere omstandigheden kan de hoogte van de bijzondere bijstand, in afwijking van het tweede lid, worden bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB op basis van de snelste route en gebaseerd op een vergoeding van het in de bijlage genoemde bedrag per kilometer.

 

Artikel 34. Reiskosten voor bezoek aan gedetineerde

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent geen bijzondere bijstand voor de reiskosten aan familieleden van een gedetineerde voor het bezoek aan de gedetineerde buiten de woongemeente, indien de gedetineerde recht heeft op weekendverlof.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het Drechtstedenbestuur bijzondere bijstand verlenen aan familieleden in de eerste en tweede graad indien in een individuele situatie sprake is van onverwachte, onverwijtbare en onvermijdelijke noodzakelijke kosten, waarbij alleen de reiskosten binnen Nederland voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van reguliere OV-tarief 2e klas, snelste route.

  • 4.

    In bepaalde omstandigheden kan de hoogte van de bijzondere bijstand, in afwijking van het derde lid, worden bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB op basis van de snelste route en gebaseerd op een vergoeding van het in de bijlage genoemde bedrag per kilometer.

 

Paragraaf 9. Diverse kosten

 

Artikel 35. Uitvaartkosten

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan bijzondere bijstand verlenen voor het aandeel van de kosten van een uitvaart dat voor rekening van de nabestaande komt, waarbij alleen de volgende kosten voor vergoeding in aanmerking komen:

    • a.

      administratieve verrichtingen, zoals aanvraag bij Sociale Dienst Drechtsteden, aangifte van overlijden, aanvraag uitvaart bij een gemeentelijke begraafplaats of crematorium en alle overige administratieve handelingen;

    • b.

      verzorging en overbrenging van overledene van huisadres of ziekenhuis naar een uitvaartcentrum of mortuarium en van het uitvaartcentrum of mortuarium naar begraafplaats of crematorium;

    • c.

      een kist;

    • d.

      een bloemstuk;

    • e.

      opbaring overledene;

    • f.

      gelegenheid tot afscheid nemen van de overledene op de dag van de uitvaart door maximaal 50 personen met koffie en cake;

    • g.

      begraven in een algemeen graf of crematie.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het aandeel in de werkelijke kosten, maar bedraagt niet meer dan het in de bijlage genoemde maximumbedrag.

  • 3.

    Alleen kosten van een uitvaart die in Nederland plaatsvindt worden vergoed.

 

Artikel 36. Bewindvoering, mentorschap en curatele

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent, indien de noodzaak voor onderbewindstelling, onder curatelestelling of mentorschap blijkt uit een beschikking van de rechtbank, bijzondere bijstand voor de kosten van onderbewindstelling:

    • a.

      op grond van lichamelijke of geestelijke toestand of

    • b.

      wegens verkwisting of problematische schulden.

  • 2.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor:

    • a.

      de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren genoemde kosten en

    • b.

      de kosten van griffierecht.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor de kosten als bedoeld in het tweede lid onder a is gelijk aan de werkelijke kosten, maar bedraagt maximaal de bedragen zoals zijn vastgesteld in de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 4.

    De bijzondere bijstand voor de kosten als bedoeld in het tweede lid onder b is gelijk aan de werkelijke kosten.

  • 5.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt voor onbepaalde tijd toegekend.

 

Artikel 37. Rechtsbijstand

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor een advocaat, het griffierecht en reiskosten in verband met het voeren van een procedure van belanghebbende bij de rechter buiten de eigen woongemeente, indien de belanghebbende een civiele toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand heeft.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met dien verstande dat:

    • a.

      indien de belanghebbende nalaat tijdig een peiljaarverlegging bij de Raad voor Rechtsbijstand te vragen, de bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de eigen bijdrage die iemand normaal gesproken zou zijn verschuldigd als zijn inkomen wel op bijstandsniveau zou zijn.

    • b.

      bij de hoogte van de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage in beginsel rekening wordt gehouden met de korting van het in artikel 2 lid 6 Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand genoemde bedrag die kan worden verkregen indien de belanghebbende eerst bij het Juridisch loket is geweest.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9 lid 1 kan de bijzondere bijstand in de vorm van een lening worden verstrekt, als de kosten het gevolg zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

 

Artikel 38. Mediation

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor een mediator, indien de belanghebbende een toevoeging van een mediator door de Raad van de rechtsbijstand heeft.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de eigen bijdrage, met dien verstande dat:

    • a.

      indien de belanghebbende nalaat tijdig een peiljaarverlegging bij de Raad voor de Rechtsbijstand te vragen, de bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de eigen bijdrage die iemand normaal gesproken zou zijn verschuldigd als zijn inkomen wel op bijstandsniveau zou zijn.

    • b.

      bij de hoogte van de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage in beginsel altijd rekening wordt gehouden met de korting van het in artikel 2 lid 6 Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand genoemde bedrag die kan worden verkregen indien de belanghebbende eerst bij het Juridisch loket is geweest.

 

Artikel 39. Schulden

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent geen bijzondere bijstand voor schulden, tenzij sprake is van borgstelling bij een saneringskrediet of tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald.

  • 2.

    Een borgstelling voor een saneringskrediet vindt plaats, indien een overeenkomst is bereikt met de schuldeisers en de consulent schuldhulpverlening van de afdeling budgetadvies en schuldbemiddeling heeft bepaald dat een schuldsanering noodzakelijk is.

 

Artikel 40. Vrijwillig inkomensbeheer

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent in individuele gevallen bijzondere bijstand voor de eenmalige intakekosten en de kosten van vrijwillig inkomensbeheer.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op de werkelijke kosten, maar is nooit hoger dan het vastgestelde bedrag standaard bewindvoering door een professional conform de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

 

Artikel 41. Legeskosten verblijfsvergunningen

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent geen bijzondere bijstand voor de legeskosten, omdat deze behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het Drechtstedenbestuur bijzondere bijstand verlenen indien de belanghebbende door bijzondere omstandigheden niet heeft kunnen reserveren.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de werkelijke legeskosten en eventuele andere noodzakelijke kosten, voor zover die in Nederland zijn gemaakt.

  • 4.

    De bijzondere bijstand kan afhankelijk van de situatie en de mogelijkheden van belanghebbende worden verstrekt in de vorm van een geldlening dan wel om niet.

 

Artikel 42. Babyuitzet

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent in zeer bijzondere gevallen bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet.

  • 3.

    De volgende kosten komen uitsluitend voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking:

    • a.

      babypakket (luiers, hemdjes/rompertjes, bad, kruik, deken, lakens, zeiltje)

    • b.

      ledikant

    • c.

      matras

    • d.

      draagzak/doek of kinderwagen

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening, maar bedraagt maximaal het in de bijlage genoemde bedrag.

  • 5.

    De bijzondere bijstand voor het babypakket wordt om niet verstrekt.

 

Artikel 43. Eigen bijdrage peuterspeelzaal

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verstrekt bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage peuterspeelzaalwerk voor maximaal twee dagdelen per week.

  • 2.

    In afwijking op artikel 5 geldt dat voor de berekening van het draagkrachtinkomen een inkomensgrens geldt van 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening.

 

Artikel 44. Kledingaanschaf na detentie

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur verleent geen bijzondere bijstand voor de kosten van kleding na detentie omdat deze behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Bij ontslag uit langdurige detentie (langer dan één jaar) kan ná dit jaar in bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand voor kleding worden verstrekt voor de meest direct noodzakelijke kledingstukken

  • 3.

    De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.

 

Artikel 45. Gedwongen opname

  • 1.

    Het Drechtstedenbestuur kan, vanaf de datum van de gedwongen opname, bijzondere bijstand verlenen aan de belanghebbende die met toepassing van de Wet Bijzondere opneming in Psychiatrische ziekenhuizen is opgenomen.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan worden verleend voor onder andere de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor het aanhouden van de woning (hypotheek of huur onder verrekening van de huurtoeslag en het vastrecht van de netwerkbeheerder);

    • b.

      kosten voor persoonlijke uitgaven (denk aan bepaalde levensmiddelen, eventueel wat kleding, cosmeticaproducten);

    • c.

      de kosten van de premie zorgverzekering onder aftrek van de zorgtoeslag.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de in het tweede lid onder a genoemde kosten wordt individueel bepaald.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de in het tweede lid onder b en c genoemde kosten bedraagt maximaal de actuele norm zak- en kleedgeld uit de wet.

  • 5.

    De bijzondere bijstand wordt verleend voor de in de rechterlijke machtiging genoemde opnameduur.

  • 6.

    De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.

 

Hoofdstuk 5. Persoonlijk minimabudget

Artikel 46. Begrippen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • persoonlijk minimabudget: de individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet.

 

Artikel 47. Geen recht

Geen recht op een persoonlijk minimabudget heeft de persoon die:

  • 1.

    het jaar voorafgaand aan de peildatum gezien zijn/haar krachten en bekwaamheden uitzicht had op inkomensverbetering. Iemand heeft zicht op inkomensverbetering als er zicht is op het verwerven van een baan of inkomsten hoger dan 110% van de van toepassing zijnde norm;

  • 2.

    het jaar voorafgaand aan de peildatum onvoldoende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Voor het beoordelen van de inspanningsverplichting wordt uitgegaan van al dan niet opgelegde maatregelen of sancties. Als gedurende de referteperiode geen maatregel of sanctie is opgelegd, heeft belanghebbende aan de inspanningsverplichting voldaan;

  • 3.

    op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel in de periode van een jaar voorafgaand aan de peildatum een studie heeft gevolgd of op de peildatum volgt als bedoeld in de WSF 2000 dan wel in dat jaar ander uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs heeft gevolgd of op de peildatum volgt;

  • 4.

    op de peildatum geen recht heeft op algemene bijstand op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel d van de wet;

  • 5.

    op de peildatum op grond van artikel 2, lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 bijstand ontvangt op grond van de wet maar zich niet beschikbaar stelt voor arbeid in dienstbetrekking omdat hij voornemens is een eigen bedrijf te starten en zich hierop aan het voorbereiden is;

  • 6.

    als statushouder gedurende de referteperiode onder de verantwoordelijkheid van het COA viel.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 48. Slotartikel

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als "beleidsregels minimabeleid Drechtsteden".

  • 2.

    De beleidsregels minimabeleid en bijzondere bijstand Sociale Dienst Drechtsteden zoals vastgesteld op 13 december 2017 worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden.

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 4.

    Artikel 24 treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 01 juli 2018.

  • 5.

    Artikel 47 treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 01 januari 2018.

 

 

 

Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 6 december 2018,

 

 

 

de secretaris, de voorzitter,

mr. drs. P.I.M. van den Wijngaart mr. A.W. Kolff

 

 

Toelichting

 

Hoofdstuk 4. Individuele bijzondere bijstand

 

Artikel 3. Begrippen

De kostendelersnorm wordt bij het bepalen van het draagkrachtinkomen, en dus bij berekening van de draagkracht, buiten beschouwing gelaten.

 

Inkomen

Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het inkomen inclusief vakantietoeslag gedurende de draagkrachtperiode. Het inkomen wordt daarom op dezelfde manier bepaald als voor de algemene bijstand. Dat betekent bijvoorbeeld dat de middelen als bedoeld in artikel 31 lid 2 van de wet en artikel 33 lid 5 van de wet niet tot het inkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Inkomen waarop beslag ligt wordt gezien als inkomen waarover de belanghebbende niet kan beschikken.

 

Vermogen

Het vermogen wordt op dezelfde manier bepaald als voor de algemene bijstand. Dat betekent dat de middelen bedoeld in artikel 34, lid 2 van de wet niet tot het vermogen worden gerekend. De middelen als bedoeld in genoemd artikel worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrij gelaten. Alleen het vermogen dat meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet wordt in aanmerking genomen.

 

Artikel 4. Aanvraag

Bijzondere bijstand kan in beginsel niet met terugwerkende kracht worden verleend. In het tweede artikellid wordt bijzondere bijstand met terugwerkende kracht wel mogelijk gemaakt.

 

Voor de meeste kostensoorten moet de aanvraag binnen zes maanden worden ingediend. Dat betekent dat de nota voor de kosten maximaal zes maanden oud mag zijn. Dus ook als de kosten al zijn voldaan, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend.

 

Bij bewindvoering geldt voor een eerste aanvraag de datum van de beschikking i.p.v. de dagtekening van de nota. Voor de daaropvolgende herhalingsaanvragen wordt de datum van de nota met zes maanden terugwerkende kracht gehanteerd. De Sociale Dienst Drechtsteden verstrekt per kalenderjaar, dus de aanvraag kan uiterlijk 1 juli worden ingediend.

 

Artikel 5.

Lid 5 van dit artikel bepaalt dat de reserveringscapaciteit, of te wel het bedrag dat objectief gezien gereserveerd had kunnen worden, in mindering wordt gebracht op het bedrag van de bijzondere bijstand. We gaan ervan uit dat iemand niet kan reserveren als iemand aflost op leenbijstand.

 

Artikel 6. Draagkrachtperiode

Bij klanten die incidenteel bijzondere bijstand aanvragen, hoeft geen draagkrachtperiode te worden vastgesteld. Bij een aanvraag voor periodieke bijzonder bijstand is in principe een jaarlijkse vaststelling van de draagkracht nodig. Indien het echter een klant betreft waarvan vooraf de verwachting is dat er zich geen wijzigingen in de situatie voor zullen doen, bijvoorbeeld bij klanten met periodiek doorlopende kosten zonder zicht op inkomensverbetering, kan de draagkracht periode voor langere periode of onbepaalde tijd worden vastgesteld en hoeft niet elk kalenderjaar een aanvraag te worden ingediend.

 

Artikel 7. Draagkrachtverrekening

De draagkracht wordt zowel bij incidentele als periodieke bijzondere bijstand ineens verrekend.

 

Artikel 8. Wijziging draagkracht

Uitgangspunt is dat de eenmaal vastgestelde draagkracht gedurende dat draagkrachtjaar van toepassing blijft. Alleen wanneer dit tot onbillijkheden zou leiden kun je de draagkracht aanpassen.

 

De draagkracht stellen we naar de toekomst toe vast. We weten natuurlijk nooit zeker dat er geen veranderingen in die komende twaalf maanden optreden in inkomen en/of vermogen. Soms kan dit aanleiding zijn om de draagkracht te herbeoordelen. Hierbij kan gedacht worden aan een persoon die nu op bijstandsniveau inkomen heeft, op grond hiervan periodieke bijzondere bijstand ontvangt maar gedurende dit draagkrachtjaar hogere inkomsten verkrijgt. Andersom is natuurlijk ook mogelijk: iemand krijgt geen bijzondere bijstand vanwege zijn hoge inkomen en bijbehorende draagkracht, maar verliest dit inkomen en komt op bijstandsniveau terecht.

 

Bij draagkracht op basis van oververmogen is hetzelfde uitgangspunt van toepassing. Oververmogen wordt voor 100% meegenomen als draagkracht. Nieuwe bijzondere kosten die vervolgens niet meer uit de draagkracht kunnen worden voldaan in het draagkrachtjaar, kunnen worden toegekend en uitbetaald.

 

Artikel 9. De vorm van de bijstand

Bijzondere bijstand wordt conform de wet om niet verstrekt, tenzij deze beleidsregels anders bepalen. Ook bij belanghebbenden die in de WSNP of in een gemeentelijke schuldregeling (schuldbemiddeling of saneringskrediet) zitten, geldt dat de bijzondere bijstand in de vorm van een achtergestelde geldlening kan worden verstrekt. Wel wordt deze geldlening, indien de belanghebbende heeft voldaan aan de WSNP of schuldregeling, omgezet in ‘om niet’.

 

Artikel 10. Hoogte bijzondere bijstand

Uitgangspunt is dat de hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening. Daarbij gelden voor een aantal kostensoorten wel maximumbedragen die in de bijlage zijn opgenomen. Jaarlijks wordt door de Sociale Dienst Drechtsteden bekeken welke voorziening (en niveau) als adequaat wordt aangemerkt en welk maximumbedrag daarbij hoort.

 

Artikel 12. Premie aanvullende zorgverzekering

Het gaat hier om het uitsluiten van bijzondere bijstand voor de premiebetaling van een reguliere basis- en aanvullende zorgverzekering. Voor de premie van de door het Drechtstedenbestuur aangeboden collectieve aanvullende zorgverzekering is wel bijzondere bijstand mogelijk (zie artikel 2).

 

Artikel 17. Dieetkosten

Het uitgangspunt is dat de Zorgverzekeringswet en de Wlz toereikende voorliggende voorzieningen zijn voor medische kosten (zie artikel 11). In beginsel bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een dieet omdat deze meestal niet medisch noodzakelijk zijn, dan wel niet leiden tot kosten die meer bedragen dan de kosten voor normale voeding.

 

De kosten voor normale voeding kan belanghebbende voldoen uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm. Indien er zeer bijzondere omstandigheden aanwezig zijn omdat een dieet medisch noodzakelijk is en de kosten van het dieet aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten van normale voeding en belanghebbende de kosten niet zelf kan dragen dan kan bij hoge uitzondering bijzondere bijstand worden verstrekt voor de meerkosten.

 

Medisch advies

Bij de afhandeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de meerkosten van een dieet is het inwinnen van een medisch advies noodzakelijk

(let op: dit hoeft niet in die gevallen waarbij door jurisprudentie al is bepaald dat er geen meerkosten zijn). In het medisch advies worden de meerkosten op jaarbasis opgegeven.

 

Dieetpreparaten

Dieetpreparaten zijn voedingen die op medisch voorschrift worden gebruikt als vervanging van de totale voeding of als bijvoeding. De meeste dieetpreparaten worden vergoed op grond van de Zvw. Er is dus sprake van een voorliggende voorziening, zodat bijzondere bijstand voor deze kosten niet mogelijk is. In het geval dat een dieetpreparaat niet vergoed wordt op grond van de Zvw, zal een medisch advies moeten uitwijzen of er gebruik gemaakt kan worden van een dieetpreparaat dat wél wordt vergoed op grond van de Zvw. Als blijkt dat de belanghebbende is aangewezen op een (alternatief) dieetpreparaat - er is dus geen passende voorliggende voorziening - wordt eerst onderzocht of betrokkene zelf in staat is om deze kosten te dragen. Indien dit niet het geval is kan bij hoge uitzondering bijzondere bijstand worden verstrekt. Daarbij blijft de bijzondere bijstand beperkt tot de meerkosten ten opzichte van de normale voedingskosten. In het medisch advies wordt van deze meerkosten een indicatie gegeven.

 

Extra voeding

Het kan voorkomen dat belanghebbenden met een hoog energieverbruik extra voeding nodig hebben (bijvoorbeeld door een chronische versnelde ademhaling). Ook hier geldt dat eerst beoordeeld wordt of betrokkene de meerkosten zelf uit het besteedbare inkomen kan betalen alvorens overwogen wordt om voor deze kosten van de extra voeding bijzondere bijstand te verlenen. Een medisch advies is ook hier noodzakelijk, waarin een indicatie van de noodzakelijkheid en van de meerkosten wordt gegeven.

 

Artikel 19. Bijzondere omstandigheden: afwijking van de hoofdregel

Dit artikel bevat zogenaamd buitenwettelijk begunstigend beleid over de verlening van bijzondere bijstand voor noodzakelijke medische kosten.

 

Artikel 20. Extra stookkosten

Om aan te tonen dat een aandoening leidt tot hogere kosten kan extern advies worden ingewonnen.

 

Artikel 21. Bewassing en kledingslijtage

De bijzondere bijstand wordt verleend voor de meerkosten, dus voor de kosten die hoger zijn dan de normale kosten voor kleding en bewassing.

Om aan te tonen dat een aandoening leidt tot hogere kosten kan extern advies worden ingewonnen.

 

Artikel 22. Maaltijdvoorziening

Wie niet (meer) in staat is om, als gevolg van lichamelijke of geestelijke onvermogen en/of mobiliteitsproblemen waardoor boodschappen doen een probleem vormt, de warme maaltijd zelf te verzorgen, kan de meerkosten van kant en klare maaltijden ten opzichte van zelf gemaakte maaltijden via de bijzondere bijstand vergoed krijgen.

Bij het vaststellen van de noodzaak voor een maaltijdvoorziening kan bijvoorbeeld een wijkverpleegkundige, maatschappelijk werker, ouderenadviseur of een Wmo-consulent worden geraadpleegd. Bij twijfel en bij voorgenomen afwijzingen is het aan de behandelaar van de aanvraag bijzondere bijstand of hij nog extern advies wil aanvragen. wil aanvragen.

In het kader van een adequate uitvoering kan de bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken worden verstrekt. Middels convenanten met de zorgaanbieders zijn afspraken gemaakt over indicatie, het groepsgewijs indienen, afhandelen en factureren."

 

Artikel 23. Communicatie en signalering

Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als de personenalarmering om medische redenen of sociale redenen noodzakelijk is.

Als er een medische noodzaak is voor een persoonlijk alarm dan vergoedt de Basisverzekering de aanschafkosten. Is er een sociale noodzaak dan is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)in principe voorliggend. In de praktijk lopen deze situaties door elkaar. De indicering gebeurt vaak door de huisarts. Als die een indicatie afgeeft geldt die als medische indicatie.

Na de aanschaf kunnen er abonnementskosten verschuldigd zijn. Deze kosten worden via de verzekering vergoed.

Ouderen die te maken hebben met abonnementskosten en geen vergoeding ontvangen, kunnen hiervoor een aanvraag individuele bijzondere bijstand indienen.

Als er gekozen wordt voor een alarm dat wordt verbonden met een vaste telefoonverbinding, komen de kosten van het telefoonabonnement niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Dat zijn immers algemene gebruikelijke kosten.

Een bijzondere vorm van sociale alarmering is het systeem specifiek bedoeld voor slachtoffers van huiselijk geweld en wordt geplaatst op indicatie van een aan 'Veilig Thuis" gelieerde instelling. Door dit systeem kan bij bedreiging politie snel ter plekke zijn. De kosten van een abonnement kunnen worden vergoed. Andere bijkomende kosten worden niet vergoed.

 

Artikel 24. Bijzondere bijstand levensonderhoud

De wet kent voor jongeren van 18 t/m 20 jaar aparte normen voor de algemene bijstand welke zijn afgeleid van de kinderbijslagnormen. Als de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere hoger zijn dan zijn norm, is aanvulling alleen mogelijk bij wijze van bijzondere bijstand. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18 t/m 20 jaar alleen maar bestaat voor zover hij zijn ouders niet kan aanspreken voor deze kosten.

 

Artikel 26. Verhuiskosten

De belanghebbende komt alleen voor bijzondere bijstand in de verhuiskosten in aanmerking als er sprake is van een verhuizing naar een zelfstandige woonruimte. Bij verhuizing naar een Wlz-instelling is doorgaans geen sprake van zelfstandige woonruimte en blijft de verhuizing beperkt tot kleding en wat kleine spullen. Dan bestaat dus geen aanspraak op bijzondere bijstand voor verhuiskosten.

 

Bij het vaststellen van de medische noodzaak voor de verhuizing adviseert de Wmo-consulent. Zo kan in het Wmo-dossier van de belanghebbende al een medisch advies aanwezig zijn. Bij twijfel en bij voorgenomen afwijzingen is het aan de behandelaar van de aanvraag bijzondere bijstand of hij nog een second opinion (= extern medisch advies) wil aanvragen.

 

In lid 2, onder b is vastgelegd dat bij dubbele lasten de huur van de 'nieuwe woning' voor vergoeding in aanmerking komt. De huurtoeslag die belanghebbende ontvangt, heeft over het algemeen betrekking op de huur van de 'oude woning'. De hoogte van de bijzondere bijstand voor dubbele huur bedraagt dan ook het bedrag aan de nieuwe rekenhuur zonder aftrek van huurtoeslag

 

Artikel 27. Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen

Onder inrichtingskosten behoren, naast de duurzame gebruiksgoederen, ook de stoffering (vloerbedekking gordijnen, vitrage en toebehoren). De zorg voor een woninginrichting moet gerekend worden tot de eigen verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Voor een woninginrichting dient altijd te worden gereserveerd.

Als iemand niet (voldoende) heeft gereserveerd gaan we ervan uit dat de betrokkene de verhuizing kan uitstellen, tot het moment dat hij de eerste woninginrichting zelf kan bekostigen. Slechts in uitzonderlijke situaties is bijstandsverlening mogelijk.

 

Richtlijn hoogte woninginrichting

Bij het inrichten van een woning moet worden uitgegaan van de goedkoopste adequate oplossing (als kringloopwinkel en marktplaats). Een richtlijn voor het bepalen van de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand voor een volledige woninginrichting de op de inventarislijst van de SDD genoemde bedragen. Let wel: dit is een richtlijn en géén minimum of maximumbedrag; dus altijd wordt de individuele situatie beoordeeld.

 

Vorm van bijstand

De kosten voor de stoffering (vloerbedekking gordijnen, vitrage en toebehoren) worden om niet verstrekt. De duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een lening.

 

Artikel 28. Doorbetaling vaste lasten tijdens verblijf in instelling

De belanghebbende kan wegens medische of sociale omstandigheden elders in een instelling worden opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld zijn een ziekenhuis, een Blijf van m’n Lijf-huis, een verpleegtehuis, of een opname in een afkickcentrum. Het is op voorhand niet altijd duidelijk of die situatie tijdelijk of blijvend is. Bij het aanhouden van de woning dienen de kosten van (door)betaling van vaste lasten door belanghebbende onverminderd te worden voldaan. Is de noodzaak van doorbetaling van vaste lasten geïndiceerd dan kan daarvoor bijzondere bijstand worden gegeven.

 

Periode

Bijzondere bijstand voor doorbetaling van de vaste lasten kan, als de noodzaak daarvan is aangetoond, in beginsel hoogstens voor de periode van een jaar worden toegestaan. In zeer bijzondere omstandigheden kan deze periode in het kader van een hulpplan worden verlengd. Indien de inrichting of de instelling tot de conclusie komt dat terugkeer naar de maatschappij niet te verwachten is, kan vanaf dat moment nog voor ten hoogste drie maanden bijzondere bijstand ter betaling van de vaste lasten worden verstrekt.

 

Samenstelling en hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand

Als een alleenstaande belanghebbende opgenomen is in een instelling of inrichting kan, als daartoe de noodzaak aanwezig is bijzondere bijstand voor de vaste lasten worden verleend. De noodzaak van het aanhouden van de woning moet duidelijk aanwezig zijn. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake bij een onderverhuursituatie.

 

Indien de opname korter duurt dan de maand van opname én één extra maand, kan de "gewone" norm worden gecontinueerd. Hieruit kunnen de vaste lasten bestreden worden en is verstrekking van bijzondere bijstand niet noodzakelijk.

Als er wel sprake is van noodzaak, dient als volgt gehandeld te worden:

  • -

    Er kan bijzondere bijstand verleend worden voor de huurlasten.

  • -

    Voor de termijnbedragen van energiekosten zal in principe geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat in de praktijk de niet langer noodzakelijke energievoorziening afgesloten kan worden. Door het energiebedrijf worden geen af- en aansluitkosten in rekening gebracht, zolang dit inpandig mogelijk is. Is dit wel het geval dan kan in de aansluitkosten bijzondere bijstand worden aangevraagd.

 

Indien er sprake is van bewoning van een koopwoning kan eveneens gesproken worden over woonlasten. Voor de berekening van de bijzondere bijstand mag nimmer het aflossingsbedrag van de hypothecaire lening worden meegenomen. Voor wat onder woonlasten verstaan wordt moet aangesloten worden bij de systematiek van de woonkostentoeslag.

 

Korte onderbrekingen van de opname

De opname in verpleeghuizen, ziekenhuizen e.d. kan soms onderbroken worden door korte verloven, bijvoorbeeld weekend-verlof. Dit komt met name voor bij psychiatrische opnames. Korte verloven hebben geen invloed op de hoogte van de verstrekking.

 

Indien de energievoorziening was afgesloten, zal tot heraansluiting moeten worden overgegaan. Is er weer sprake van energielevering, dan zal ook voor de termijnbedragen van energiekosten bijzondere bijstand verstrekt moeten worden, doch ten hoogste voor het bedrag dat aan vastrecht verschuldigd is (ondanks het feit dat het energiebedrijf op het standpunt staat dat het volle termijnbedrag betaald moet worden). Het uitgangspunt hierbij is, dat de Sociale Dienst Drechtsteden de hoogte van de bijzondere bijstand voor deze kosten soort bepaalt. In evidente gevallen zal aan de hand van de jaarlijkse energie-afrekeningsnota achteraf kunnen blijken, dat alsnog aanvullende bijzondere bijstand verstrekt moet worden in verband met de verbruikte energie.

 

Artikel 30. Woonkostentoeslag huurders

In artikel 11 van de Wet op de huurtoeslag wordt het begrip "woning" nader gedefinieerd. In deze beleidsregels wordt aangesloten bij deze definitie.

Woonkostentoeslag wordt verstrekt analoog aan de huurtoeslag. Het huurtoeslagjaar loopt van 1 januari tot 1 januari. De huurtoeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen van het lopende jaar. Het volgen van de berekening van de huurtoeslag betekent, dat bij de berekening van de woonkostentoeslag rekening moet worden gehouden met de inkomsten van medebewoners. Het gezamenlijk inkomen bepaalt in de Wet op de huurtoeslag immers de hoogte van de basishuur (De wet daarentegen houdt geen rekening met inkomen en vermogen van medebewoners die niet tot het gezin van belanghebbende behoren).

 

Aanvullende WKT bij huur boven maximum huurgrens

Wanneer de huur meer bedraagt dan de maximum huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. In dit verband moet in ieder geval aandacht besteed worden aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol.

 

Als er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, wordt de hoogte hiervan vastgesteld op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens. De woonkostentoeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan jongvolwassenen van 18-23 jaar die in geclusterde zelfstandige woonvormen met niet planbare, direct afroepbare, intensieve ondersteuning verblijven (IB 4).

 

Artikel 31. Woonkostentoeslag eigenaren

Woonkostentoeslag wordt verstrekt analoog aan de huurtoeslag. Het huurtoeslagjaar loopt van 1 januari tot 1 januari. De huurtoeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen van het lopende jaar. Het volgen van de berekening van de huurtoeslag betekent, dat bij de berekening van de woonkostentoeslag rekening moet worden gehouden met de inkomsten van medebewoners. Het gezamenlijk inkomen bepaalt in de Wet op de huurtoeslag immers de hoogte van de basishuur (De wet daarentegen houdt geen rekening met inkomen en vermogen van medebewoners die niet tot het gezin van belanghebbende behoren).

 

De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. In het tweede lid is een limitatieve opsomming opgenomen van woonkosten die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij de hypotheekrente is het niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht. Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld. De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

 

Artikel 32. Ziekenbezoek

De reiskosten die door familieleden worden gemaakt in verband met een bezoek aan het zieke gezinslid komen niet zonder meer in aanmerking voor bijzondere bijstand. Er is sprake van kosten die uit de algemene bijstandsnorm voldaan dienen te worden. In de beoordeling dient meegenomen te worden wat de belanghebbende zelf gedaan heeft om tot een oplossing te komen. Hij/zij dient dan ook eerst zijn/haar eigen netwerk te raadplegen (bijvoorbeeld meerijden met familieleden). Pas als in een individuele situatie sprake is van onverwachte, onverwijtbare en onvermijdelijke noodzakelijke kosten is extra bijstand mogelijk. Denk hierbij aan een langdurige opname buiten het Drechtstedengebied.

 

In het onderzoek moet aan de orde komen wat het doel van het bezoek is en waarom de persoon die in het ziekenhuis ligt moet worden bezocht door belanghebbende. Betrek hierbij de familieband met het zieke familielid. Het bezoek moet erop gericht zijn de band, die de belanghebbende had vóór de ziekte van het familielid, te onderhouden en geldt voornamelijk voor de directe familieleden zoals partner, kinderen en ouders. Voor eventueel andere belanghebbenden moeten er zwaarwegende argumenten zijn om voor bijstand in aanmerking te kunnen komen.

 

Artikel 33. Reiskosten ouderlijk huis - kindertehuis

In geval van plaatsing van kinderen in een kindertehuis moet onderscheid worden gemaakt tussen:

  • -

    de reiskosten van het kind naar het kindertehuis, welke voor rekening van de ouders komen, en

  • -

    de reiskosten van het kind van de instelling naar het ouderlijk huis, die worden voldaan ingevolge de Jeugdwet of de Wlz.

 

De reiskosten welke voor rekening komen van de ouders kunnen als noodzakelijk worden beschouwd en kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

 

 

Artikel 34. Reiskosten voor bezoek aan gedetineerde

Er is sprake van kosten die uit de algemene bijstandsnorm voldaan dienen te worden. In de beoordeling dient meegenomen te worden wat de cliënt(e) zelf gedaan heeft om tot een oplossing te komen. Hij/zij dient dan ook eerst zijn/haar eigen netwerk te raadplegen (bijvoorbeeld meerijden met familieleden).

 

Verder dient in het onderzoek aan de orde te komen dat het doel van het bezoek aan de gedetineerde in het belang is van de aanvrager/ster en niet in het belang van de gedetineerde. Het familiebezoek moet erop gericht zijn de band, die de belanghebbende had vóór de detentie met de gedetineerde, te onderhouden en geldt voornamelijk voor de directe familieleden zoals partner, kinderen en ouders.

 

Voor wat betreft de frequentie van het bezoek wordt rekening gehouden met de aard en de intensiteit van de familierelatie.

Verder dient bij de beoordeling rekening te worden gehouden met de te verwachte duur. Bij een kort durende detentie is er geen noodzaak om voor detentiebezoek bijstand te verstrekken. Indien er bijvoorbeeld sprake is van TBS of een te verwachten langdurige detentieperiode kan de frequentie aanzienlijk lager zijn dan bij een detentie van enkele maanden. Gedacht kan worden aan enkele bezoeken per jaar.

 

Indien er meerdere personen tegelijkertijd op bezoek gaan is het mogelijk dat het goedkoper is om met de auto te reizen dan met het openbaar vervoer. De bijstand wordt vastgesteld op de goedkoopst mogelijke oplossing. Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand kan rekening worden gehouden met het gegeven dat in de norm uitkering een component zit om reiskosten te betalen. Dit betekent dat slechts in bijzondere noodzakelijke situaties bijstand voor reiskosten worden vergoed.

 

Als de detentie in het buitenland plaatsvindt worden alleen de reiskosten in Nederland vergoed. Reiskosten die in dit verband in het buitenland worden gemaakt, komen wegens strijdigheid met het territorialiteitsbeginsel immers niet voor bijstand in aanmerking.

 

Artikel 35. Uitvaartkosten

De nabestaanden van de overledene zijn verantwoordelijk voor de uitvaart en dragen de kosten daarvan. Elk van de nabestaanden voor een gelijk deel. Nabestaanden zijn de erfgenamen volgens het Burgerlijk recht, of zoals genoemd in het testament, mits zij hun erfdeel niet verworpen hebben. Zijn er geen nabestaanden die de uitvaart regelen, dan kan uitvaart op basis van de Wet op de Lijkbezorging uitgevoerd worden.

Voor de kosten van een uitvaart (begrafenis of crematie) in Nederland kunnen de nabestaanden bijzondere bijstand aanvragen. Dit kan als hun eigen middelen, verzekeringsgelden en de nalatenschap van de overledene ontoereikend zijn om deze kosten te dekken.

Uitgangspunt bij bijzondere bijstand voor de uitvaartkosten is dat er in alle denkbare situaties (begrafenis, crematie) een aantal standaardkosten zijn die altijd gemaakt moeten worden (denk hierbij aan het basistarief uitvaartverzorger, akte van overlijden, e.d.). Er wordt uitgegaan van de kosten voor een sobere doch respectvolle uitvaart. Hierbij wordt aangesloten bij de afspraken die in het kader van uit het uitvoeringsbeleid van de uitvaart van gemeentewege zoals die in de Drechtsteden uitgevoerd wordt.

 

Artikel 36.  Bewindvoering, mentorschap en curatele

In de regeling zijn de bedragen exclusief btw opgenomen. Ook de btw komt voor vergoeding in aanmerking.

 

De Sociale Dienst Drechtsteden kan aanvullende gegevens opvragen bij de bewindvoerder. Als de Sociale Dienst Drechtsteden aanvullende gegevens opvraagt dan is dit niet bedoeld om de noodzaak te bepalen. Wel vraagt de dienst gegevens op om te bezien of de kosten zich ook daadwerkelijk hebben voortgedaan. Dat doen we ook als hier twijfel/ onduidelijkheid over is.

Als vertrekpunt voor het correct afhandelen van een aanvraag bijzondere bijstand dient de Sociale Dienst Drechtsteden te kunnen beschikken over het beloningsverzoek óf de uitspraak van de rechtbank waaruit blijkt welke categorie van toepassing is op de onderbewindgestelde. In het beloningsverzoek dat de bewindvoerder bij de rechtbank indient staan de volgende categorieën onderscheiden:

  • 1.

    Stabilisering en toeleiding naar het minnelijk traject;

  • 2.

    Minnelijk traject is gestart op…;

  • 3.

    WSNP traject is gestart op…;

  • 4.

    Onoplosbare schulden (geen minnelijk of wsnp traject mogelijk).

 

Categorie 1

Indien de eerste categorie van toepassing is, dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden in het eerste jaar van het bewind geen aanvullende gegevens over het schuldenbewind moeten opvragen. Deze tijd zal de bewindvoerder nodig hebben voor stabilisatie en het gereed maken van het dossier voor een minnelijke schuldregeling. Als er in het tweede jaar nog geen verdere doorgeleiding richting een minnelijke schuldregeling heeft plaatsgevonden dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden bij de bewindvoerder informeren naar de voortgang van de (verrichte) werkzaamheden. Dit om te bezien of de gevraagde kosten zich daadwerkelijk hebben voortgedaan of zullen voordoen. De Sociale Dienst Drechtsteden mag immers, als er twijfel bestaat of de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn, om aanvullende informatie verzoeken. (CRvB 09-11-2010, nr. 08/6936 WWB en CRvB 02-08-2011, nr. 09/4327 WWB).

Het kan zijn dat stabilisatie vanwege complexe omstandigheden (financieel of persoonlijk) langer duurt dan 1 jaar. Dit zal richting een minnelijk traject echter eerder uitzondering dan regel dienen te zijn. Als de gevraagde informatie achterwege blijft, of als uit de geleverde informatie blijkt dat de kosten niet gemaakt zijn dan volgt er een afwijzing voor het forfaitaire bedrag voor schuldenbewind (ongeacht de niet betwiste noodzakelijkheid en bijzondere omstandigheden). De Sociale Dienst Drechtsteden heeft dan immers onvoldoende zicht op het al dan niet daadwerkelijk voordoen van de kosten. Het feit dat er jaarlijks rekening en verantwoording bij de rechtbank wordt afgelegd biedt onvoldoende houvast voor de beoordeling van de bijstand. Uit dit formulier valt namelijk niet op te maken welke werkzaamheden er zijn verricht in het kader van stabilisatie en toeleiding.

 

Categorie 2

Als er een minnelijk traject is gestart dan is de verwachting dat er na 3 jaar een schone lei is. Gedurende deze periode is er geen aanleiding voor de Sociale Dienst Drechtsteden om aanvullende gegevens op te vragen bij de bewindvoerder. Wel zal er gevraagd worden aan de Sociale Dienst Drechtstedelijke schuldhulpverlener of de dienstverlening (budgetbeheer, coaching, etc.) passender is in het individuele geval. Mocht dit zo zijn dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden, in overleg met de klant en de bewindvoerder, bij de rechtbank verzoeken om beëindiging van het bewind. (Rb Gelderland 18 april 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5213) Indien na het 3e jaar van het minnelijke traject er nog steeds bijzondere bijstand voor schuldenbewind wordt aangevraagd, dan gaat de beloning terug naar het standaard tarief. Vervolgens vraagt de Sociale Dienst Drechtsteden aanvullende gegevens aan de bewindvoerder om te bezien of de kosten zich nog daadwerkelijk voordoen op basis van een beperking in de persoon gelegen.

 

Categorie 3

Als er een WSNP traject is gestart dan is de verwachting dat er na 5 jaar een schone lei is. Gedurende deze periode is er geen aanleiding voor de Sociale Dienst Drechtsteden om aanvullende gegevens op te vragen. Indien na het 5e jaar van de WSNP periode er nog steeds bijzondere bijstand voor schuldenbewind wordt aangevraagd dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden aanvullende gegevens vragen aan de bewindvoerder om te bezien of de kosten zich nog daadwerkelijk voordoen.

 

Categorie 4

Als het evident is dat een onderbewindgestelde onder categorie 4 geen zicht heeft op een schone lei of een traject daarnaar toe, dan zal de Sociale Dienst Drechtsteden geen verdere gegevens vragen. De rechtbank beoordeelt de 5 jaarlijkse verslaglegging. Als de rechtbank besluit dat schuldenbewind wordt voortgezet dan volgt de Sociale Dienst Drechtsteden deze lijn.

 

Artikel 39. Schulden

Hoofdregel is, conform de wet, dat voor schulden geen bijzondere bijstand wordt verleend. Hierop bestaan twee uitzonderingen:

  • 1.

    er is sprake van borgstelling bij een saneringskrediet

  • 2.

    deze beleidsregels bepalen anders; dat is het geval in artikel 4 5.

 

Artikel 41. Legeskosten verblijfsvergunningen

De legeskosten (alsmede de eventueel aanvullende kosten) die gemaakt moeten worden om een verblijfsvergunning te verkrijgen of te verlengen behoren in beginsel tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan. Voor dergelijke legeskosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Het uitgangspunt bij dergelijke kosten is dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkenen hoort om voor deze kosten te reserveren.

Wanneer belanghebbende door omstandigheden niet heeft kunnen reserveren (bijvoorbeeld omdat hij/zij al aflost op een lening bij de SDD), nu wel geconfronteerd wordt met deze, op zich noodzakelijke, kosten, heeft hij / zij eventueel recht op bijzondere bijstand voor deze kosten.

Het territorialiteitsbeginsel is van toepassing. Alleen de legeskosten van voor in Nederland verblijvende partner en kinderen worden vergoed.

De vorm van de bijstand is afhankelijk van de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert en de mogelijkheden die hij / zij heeft. Hieronder volgt een niet limitatieve uitwerking van de omstandigheden die bij de overweging een rol kunnen spelen.

 

Onvrijwillig of vrijwillig verblijf

Er is een verschil te maken als het gaat om de vraag of het verblijf van de vreemdeling in Nederland vrijwillig, of onvrijwillig is.

 

Vrijwillig

Het verblijf van een vreemdeling die hier verblijft op basis van een verblijfsvergunning regulier voor (on)bepaalde tijd, is in beginsel vrijwillig te noemen. Het is de vrije keuze van de vreemdeling om in Nederland te wonen, te werken, te studeren. Terugkeer naar het thuisland is mogelijk. Van de betrokkene wordt in beginsel verwacht dat hij/zij voor de legeskosten voor een verblijfsvergunning reserveert.

 

Onvrijwillig

Het verblijf van een asielzoeker die in Nederland is toegelaten op basis van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd, is onvrijwillig te noemen. Het asiel is immers verleend omdat terugkeer naar het thuisland onmogelijk wordt geacht. Ook van de asielgerechtigde mag verwacht worden voor de legeskosten te hebben gereserveerd. Zij zijn echter in beginsel geen legeskosten verschuldigd voor de aanvraag van hun vergunning.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Legeskosten

Om verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen of te behouden kunnen er legeskosten verschuldigd zijn. De beslissing van de IND om dit verblijfsrecht te verlenen is noodzakelijk wanneer een familielid van de in Nederland verblijvende vreemdeling zich hier wil vestigen dan wel het verblijf wil verlengen. De legeskosten die aan deze beslissing zijn verbonden moeten uit het eigen inkomen betaald worden tenzij de kosten volkomen onverwacht zijn ontstaan zodat niet (voldoende) gereserveerd kon worden. De hoogte van de legeskosten kan variëren.

 

Overige kosten

Naast de directe legeskosten kunnen er zich andere kosten voordoen in het kader van het verkrijgen of voortzetten van het verblijfsrecht. Denk bijvoorbeeld aan vertaalkosten van officiële documenten. In hoeverre deze kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking kunnen komen zal uit de eventuele beoordeling moeten blijken.

 

Kosten buitenland

De kosten die buiten Nederland worden gemaakt (bijvoorbeeld reiskosten om in Nederland te geraken), komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Deze kosten worden immers buiten Nederland gemaakt.

 

Artikel 42. Babyuitzet

Volgens vaste rechtspraak van de CRvB worden de kosten van woninginrichting tot de periodiek dan wel incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Deze kosten dienen dan ook in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Ditzelfde geldt in principe voor een baby-uitzet. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen is bijstand mogelijk.

Kosten van aangepaste kleding voor de moeder komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Kosten voor een box of kinderstoel zijn geen noodzakelijke kosten. Deze goederen zijn niet direct noodzakelijk zodra het kind is geboren. Er gaan enkele maanden overheen alvorens een baby gaat omrollen en kruipen of kan gaan zitten. In deze periode dient men dan te reserveren.

 

Richtlijn vergoeding in uitzonderlijke situatie

Een eventuele vergoeding van de zorgverzekeraar wordt in mindering gebracht. Voor de overige kosten ledikant, matras en draagzak/doek of kinderwagen gaan we uit van de goedkoopste en meest adequate oplossing.

 

Wijze van verstrekking

De bijzondere bijstand voor het babypakket wordt om niet verstrekt, de overige kosten in de vorm van een lening. In het algemeen geldt dat de belanghebbende in ieder geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap voor deze kosten heeft kunnen reserveren. Normaliter wordt de aanvraag ingediend in de zevende maand van de zwangerschap. De reservering kan dan worden beperkt tot vier maanden; immers, iemand kan nog niet gereserveerd hebben over de achtste en negende maand.

 

Artikel 43. Eigen bijdrage peuterspeelzaal

Het inkomen en vermogen wordt door de peuterspeelzaal getoetst. Ervan uitgaande dat belanghebbenden voor voorzieningen in het kader van peuterspeelzaalwerk aangewezen zijn op de woongemeente, worden de kosten vergoed ter hoogte van de goedkoopst adequate voorziening in de Drechtstedengemeente waar het kind de opvang geniet.

 

Artikel 44. Kledingaanschaf na detentie

Het geëigende moment om bijzondere bijstand te verstrekken is het moment van de invrijheidstelling.

Dan wordt de behoefte het meest gevoeld. Als zich op het moment van het weekend-of proefverlof reeds bijzondere omstandigheden voordoen, kan dan al bijzondere bijstand worden overwogen.

 

Artikel 47. Persoonlijk minimabudget

Om een eenduidige, heldere en rechtmatige werkwijze rondom het beoordelen van de inspanningsverplichting te hanteren, wordt aangesloten op het maatregelenbeleid. Daar waar aan de bijstandsgerechtigde geen maatregel of sanctie is opgelegd, wordt ervan uitgegaan dat belanghebbende voldoet aan het inspanningscriterium.

Van bijstandsgerechtigden die de gehele referteperiode van 12 maanden in de bijstand zaten en ten tijde van de aanvraag nog steeds in de bijstand zitten (en waarbij geen maatregel is opgelegd), mag worden verondersteld dat er geen zicht op inkomensverbetering is geweest.

Bij bijstandsgerechtigden die korter dan de referteperiode in de bijstand zitten wordt een lichte toets uitgevoerd op de situatie vòòr instroom bij de Sociale Dienst Drechtsteden. Bij belanghebbenden die in de bijstand terecht komen, is nauwelijks te veronderstellen dat er zicht was op inkomensverbetering. Op basis van de aanwezige beleidsvrijheid van de inkomensadviseur of klantregisseur wordt de situatie beoordeeld en wordt de beoordeling in het dossier en de beschikking vermeld.

Voor niet bijstandsgerechtigden geldt dat er individuele toetsing moet plaatsvinden. Voor klanten van het UWV geldt dat de inspanningsverplichting door het UWV wordt bijgehouden. Op het moment dat er geen maatregelen of sancties zijn opgelegd door het UWV, kan worden uitgegaan dat de belanghebbende voldoet aan zijn inspanningsverplichting.

Bij aanvragers die arbeid verrichten is het erg moeilijk en tijdrovend om vast te stellen of zij zicht hebben op inkomensverbetering en of zij aan een inspanningsverplichting voldoen. Hierbij geldt dat van iemand die werkt kan worden verwacht dat zij een kans op een beter betaalde baan niet afwijzen. Zodoende mag worden verondersteld dat een werkend iemand de kans op inkomensverbetering altijd benut zou hebben. Voor de inspanningsverplichting geldt dat aan deze aanvragers wel wordt gevraagd op welke wijze zij zich hebben ingezet om het inkomen te verbeteren. De inkomensadviseur beoordeelt op basis van de verklaring van de klant.

 

 

Bijlage

 

Hoofdstuk 2 Minimabeleid overig

 

SMS kinderfonds (paragraaf 3)

Kind op de basisschool: maximaal € 275,00 per kind per jaar.

Kind op de middelbare school: maximaal € 790,00 per kind per jaar.

 

Hoofdstuk 3 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering

 

Artikel 2 Collectieve (aanvullende) zorgverzekering

Zorgverzekeraar

Basisverzekering

Aanvullende verzekering

Gemeentelijke bijdrage

2019

VGZ

Ruime keuze

Compact

€ 15,00

VGZ

Ruime keuze

Compleet

€ 15,00

VGZ

Ruime keuze

Compleet+

€ (Wtcg budget) 30,00

 

Hoofdstuk 4 Individuele bijzondere bijstand

 

Artikel 18 lid 3

De vergoeding voor vervoer per auto is gelijk aan bedraagt € 0,19 per kilometer.

 

Artikel 22

De meerkosten t.o.v. de Nibud-norm (hierbij wordt uitgegaan van de norm voor een man vanaf 51 jaar) voor een maaltijd worden vergoed.

De richtlijn voor de kosten van een maaltijd is € 7,00.

 

Artikel 24 lid 2

AANVULLENDE BIJSTAND VOOR JONGEREN DIE GEEN BEROEP KUNNEN DOEN OP HUN OUDERS,

IN % VAN DE BIJSTANDSNORM VOOR GEHUWDEN IN DE LEEFTIJD VAN 21 JAAR TOT EN MET DE PENSIOENGERECHTIGDE LEEFTIJD MINUS DE NORM ALGEMENE BIJSTAND.

 

Zwerfjongeren: jongerennorm

Zwerfjongeren in de opvang: jongerennorm + individueel bepaalde toeslag

 

Alleenstaande uitwonend die voldoen aan de uitwonenden criteria:

Alleenstaande uitwonend die voldoet aan de uitwonenden criteria: norm WSF BO (beroepsonderwijs uitwonend incl. lesgeld) minus algemene bijstand norm alleenstaande van 18 21 jaar

 

Als er sprake is van de kostendelersnorm, gelden bij alleenwonende alleenstaanden de volgende normen:

(NB: Overal waar hieronder wordt gesproken over een bijstandsnorm voor gehuwden wordt bedoeld een gehuwdennorm in de leeftijd van 21 jaar tot en met de pensioengerechtigde leeftijd minus de norm algemene bijstand)

Kosten delen met 2 personen: 50% van gehuwden norm -/- jongeren norm = BB

Kosten delen met 3 personen: 43,33% van gehuwden norm-/- jongeren norm = BB

Kosten delen met 4 personen: 40% van gehuwden norm-/- jongeren norm = BB

Kosten delen met 5 personen: 38% van gehuwden-/- jongeren norm = BB

Samenwonend/ gehuwden jongeren die voldoen aan uitwonende criteria 73%

Samenwonend/ gehuwden jongeren met kind(eren) 93%

Samenwonend/ gehuwden waarvan één ouder dan 21 87%

Samenwonend /gehuwden waarvan één ouder dan 21 met kinderen 100%

 

Artikel 26 lid 1 onder c

Verlaging woonlasten met € 50,- per maand.

 

Artikel 27 lid 3

De maximumvergoeding voor inrichtingskosten (stoffering + duurzame gebruiksgoederen) bedraagt:

 

  • a.

    € 2.221,00 (€ 696,00 + € 1.525,00) voor een alleenstaande

  • b.

    € 2.930,00 (€ 990,00+ € 1.940,00) voor een gezin bestaande uit 2 personen

  • c.

    € 3.330,00 (€ 1.100,00 € 2.230,00) voor een gezin bestaande uit 3 personen.

 

Artikel 31 lid 2c

Bij kosten van groot onderhoud worden de onderhoudskosten bedoeld die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk). Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend. Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud geldt het volgende bedrag per 1-1-2019 :

€648,00 voor een woning van vóór 1945

€554,00 voor een woning na 1945.

Voor appartementen geldt een toeslag liftinstallatie € 82,- en een toeslag algemeen beheer en administratiekosten van € 160,-.

Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en daarom hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening

 

Artikel 32 lid 4

De vergoeding voor vervoer per auto bedraagt € 0,19 per kilometer.

 

Artikel 33 lid 3

De vergoeding voor vervoer per auto bedraagt € 0,19 per kilometer.

 

Artikel 34 lid 4

De vergoeding voor vervoer per auto bedraagt € 0,19 per kilometer.

 

Artikel 36 lid 2

De maximumvergoeding voor uitvaartkosten bedraagt € 4.614,00.

 

Artikel 42 lid 4

De maximumvergoeding voor een babypakket bedraagt € 150,00.

De maximumvergoeding een ledikant/matras/ kinderwagen bedraag € 355,00.

 

 

Naar boven