Financiële verordening GGD Noord- en Oost-Gelderland 2018

Het algemeen bestuur van GGD Noord- en Oost-Gelderland;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, in samenhang met artikel 35, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Financiële verordening GGD Noord- en Oost-Gelderland 2018

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de organisatie van de GGD en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • organisatieonderdeel: iedere organisatorische eenheid binnen de organisatie van de GGD met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de directeur publieke gezondheid.

 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een programma-indeling vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de taakvelden vast.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt per programma indicatoren vast. Hiertoe behoren ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt over welke onderwerpen het in extra paragrafen kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd, naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De begroting en de jaarstukken bevatten een overzicht van de lasten en baten per taakveld, naast de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie geeft de begroting van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weer.

  • 3.

    De jaarrekening geeft van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weer en van de totale uitgaven en inkomsten de actuele raming

.

 

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten. Dit gebeurt vóór 15 december van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de algemene financiële en beleidsmatige kaders naar voren brengen. Dit kan tot 1 maart van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de eerste ontwerp-begroting, zoals het deze aanbiedt aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Na behandeling van de ontwerp-begroting door het algemeen bestuur zendt het dagelijks bestuur de ontwerp-begroting aan de raden op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van ten minste 1% van de totale lasten opgenomen.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kan het algemeen bestuur binnen een programma een activiteit aanwijzen als prioriteit en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 3.

    Het algemeen bestuur autoriseert nieuwe investeringen met het vaststellen van de begroting. Bij de begrotingsbehandeling kan het algemeen bestuur aangeven van welke nieuwe investeringen het op een later tijdstip een apart voorstel wil ontvangen voor autorisatie van het investeringskrediet.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur als het verwacht dat het saldo van de baten en de lasten van een programma afwijkt van de geautoriseerde begroting of dat de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden. Hierbij doet het dagelijks bestuur het algemeen bestuur een voorstel voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten of investeringskredieten, en eventueel het bijstellen van het beleid.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur ten minste twee maal per jaar een tussentijdse rapportage aan met de prognose voor het lopende begrotingsjaar.

  • 2.

    De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en eventuele bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    a. de baten en de lasten per programma;

    b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    c. het overzicht van de overhead;

    d. het overzicht van de geraamde vennootschapsbelasting;

    e. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b, c en d;

    f. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

    g. het resultaat, volgend uit de onderdelen e en f; en

    h. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 4.

    De tussentijdse rapportages bevatten een toelichting op:

    a. de afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s in de begroting, als de afwijking groter is dan € 100.000, en

    b. de afwijkingen op investeringskredieten in de begroting, als de afwijking groter is dan € 50.000.

 

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen, zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

 

Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

 

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de programmabegroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen plaats.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen vast. De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming, normering en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve, en

    • d.

      de maximale looptijd.

 

Artikel 10. Kostprijsberekening

  • 1.

    De GGD hanteert een extracomptabel stelsel van kostentoerekening voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten op basis waarvan de GGD kosten in rekening brengt, en van goederen en diensten die de GGD levert aan derden. Bij deze kostentoerekening betrekt de GGD de directe kosten, indirecte kosten en overheadkosten.

  • 2.

    De GGD gaat voor de toerekening van de overheadkosten uit van een evenredig aandeel in de totale overheadkosten op basis van de geraamde urenbesteding.

 

Artikel 11. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen of diensten door de GGD aan derden, waarbij de GGD in concurrentie met marktpartijen treedt, brengt de GGD ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het algemeen bestuur vaststellen dat economische activiteiten van de GGD plaatsvinden in het publiek belang. Bij deze activiteiten brengt de GGD niet de geraamde integrale kostprijs in rekening. Hiertoe neemt het algemeen bestuur vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een besluit, waarin het publiek belang van de levering van de betreffende goederen of diensten wordt gemotiveerd.

 

Artikel 12. Vaststelling hoogte tarieven

Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks de tarieven vast voor door of vanwege de GGD geleverde goederen en diensten.

 

Artikel 13. Financieringsfunctie

Het algemeen bestuur stelt in een treasurystatuut regels vast voor:

  • a.

    het aantrekken van financiële middelen;

  • b.

    het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie, en

  • c.

    de bijbehorende taken en bevoegdheden, verantwoordingsrelaties en informatievoorziening.

 

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 14. Paragrafen en onderdelen

Het dagelijks bestuur neemt in de begroting en de jaarstukken de paragrafen weerstandsvermogen en risicobeheersing, financiering, bedrijfsvoering en, indien van toepassing, verbonden partijen op. De paragrafen bevatten de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

 

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 15. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de GGD als geheel en in de organisatieonderdelen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de productie door de GGD van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het beleid van de GGD;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 16. Financiële organisatie

Het dagelijks bestuur bevordert dat de GGD voldoet aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording. Het dagelijks bestuur en draagt hiertoe zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de organisatie van de GGD en een eenduidig toewijzing van de taken van de GGD aan de organisatieonderdelen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de te maken afspraken met de organisatieonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen van de GGD.

 

Artikel 17. Interne controle

  • 1.

    Het dagelijks bestuur treft maatregelen die het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening bevorderen. Hiertoe draagt het zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het dagelijks bestuur maatregelen tot herstel.

  • 2.

    De toetsing omvat de toetsing van een aantal organisatieonderdelen of processen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen.

  • 3.

    Als het dagelijks bestuur op basis van de resultaten van de toetsing maatregelen nodig acht, treft het maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. Hiertoe kan het dagelijks bestuur een plan van verbetering opstellen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur over de resultaten van de toetsing, het plan van verbetering en de resultaten van de uitvoering van het plan van verbetering.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de GGD.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 18. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening GGD Gelre-IJssel 2005, gewijzigd vastgesteld op 1 maart 2012, wordt ingetrokken. De Financiële verordening GGD Gelre-IJssel 2005 blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2017.

 

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

 

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening GGD Noord- en Oost-Gelderland 2018.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 30 november 2017,

De directeur publieke gezondheid, D.W. ten Brinke

De voorzitter, G. van den Berg

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 7.

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

 

  • 1.

    Afschrijvingen worden berekend vanaf het halfjaar volgend op de aanschaf van de activa.

  • 2.

    Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd.

  • 3.

    De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    10 jaar: meubilair, kantoorinventaris, archiefstellingen, kasten, witgoed, keukenapparatuur, medische apparatuur;

  • b.

    5 jaar: softwarepakketten;

  • c.

    4 jaar: kantoorapparatuur, audio- en videoapparatuur, automatiseringsapparatuur zoals printers, pc’s, ICT-apparatuur, netwerkvoorzieningen, telefoonapparatuur en –voorzieningen.

  • 4.

    Bij investeringen in gehuurde gebouwen, die een sterke relatie hebben met het gebouw, worden afschrijvingstermijnen gehanteerd die niet langer zijn dan de resterende looptijd van het huurcontract.

  •  

 

 

 

Toelichting Financiële verordening GGD Noord- en Oost-Gelderland 2018

 

 

Algemeen

Evenals gemeenten moeten gemeenschappelijke regelingen, zoals GGD NOG, een financiële verordening vaststellen. Deze gaat over de financiële organisatie, het financieel beleid en het financieel beheer van de gemeente vast te stellen (zie art. 212 Gemeentewet, in samenhang met art. 35 Wet gemeenschappelijke regelingen).

In 2016 is het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) vernieuwd. De huidige Financiële verordening van de GGD moet hieraan worden aangepast.

 

Wij sluiten aan bij de gewijzigde model-verordening van de VNG uit 2016, zoals de gemeenten meestal ook doen. De VNG-modelverordening is toegesneden op de gemeenten. Wij hebben de model-verordening aangepast aan de situatie van de GGD. De GGD is een gemeenschappelijke regeling met een bepaalde taakopdracht en een organisatie met vooral uitvoerende taken. Een aantal onderdelen van de modelverordening zijn daarom niet of minder van toepassing. Dit betreft bijvoorbeeld voorschriften voor investeringen (bij de GGD in de regel beperkt tot kantoorinrichting en ICT), het EMU-saldo, aan- en verkoop van goederen e.d. en het verstrekken van leningen e.d.

 

Ook hebben wij bepalingen herschreven, met als doel ze beter leesbaar te maken. In de wijziging hebben wij vanzelfsprekend ook de nodige tekstuele aanpassingen opgenomen van de oude verordening, zoals het vervangen van oude aanduidingen zoals GGD Gelre-IJssel i.p.v. GGD Noord- en Oost-Gelderland.

 

Wijzigingen BBV

Met de wijziging van het BBV moeten gemeenten begroten en verantwoorden op het niveau van verplicht voorgeschreven taakvelden en zijn er verplichte beleidsindicatoren voorgeschreven. Dat heeft gevolgen voor de bepalingen in de financiële verordening. Dit betreft de inrichting van de begroting en jaarstukken en de autorisatie van de baten en lasten. Voor het werkterrein van de GGD is – naast het taakveld Bestuur en ondersteuning - slechts het taakveld 7.1 Volksgezondheid van belang en mogelijk taakvelden uit 6. Sociaal domein. Hiervoor gelden op dit moment geen verplichte beleidsindicatoren.

De financiële verordening moet vanwege de wijziging van het BBV ook regels bevatten voor de toerekening van de overheadkosten en de rente. Het gaat om de toerekening aan de kostprijzen van rechten en heffingen en aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden.

Voor gemeenschappelijke regelingen is het gewijzigde BBV van toepassing vanaf de begroting 2018. GGD NOG heeft hiermee in de begroting 2018 al grotendeels rekening gehouden.

 

 

Toelichting op de artikelen

 

Artikel 1. Begripsbepaling

Het begrip administratie is gedefinieerd voor artikel 19 van de verordening.

Het begrip organisatieonderdeel is gedefinieerd voor de artikelen 19, 20 en 21 van de verordening.

 

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken

 

Eerste lid: indeling programma’s

Het algemeen bestuur stelt de indeling van de programma’s in de begroting vast. Om flexibel te blijven is er geen koppeling van de indeling aan een bestuursperiode.

 

Tweede lid: taakvelden en programma’s

Het vernieuwde BBV schrijft “taakvelden” voor, d.w.z. de verplichte indeling in rubrieken voor informatie voor het verstrekken van de uitvoeringsinformatie aan derden (rijks, CBS). De taakvelden vervangen vroegere functies in de Iv-3 (informatie voor derden) aanlevering. Het BBV bepaalt de taakvelden aan de programma’s moeten worden toegewezen. Het tweede lid regelt, dat het algemeen bestuur hierover beslist.

Voor GGD NOG is een beperkt aantal taakvelden van toepassing: 0. Bestuur en ondersteuning, 7.1 Volksgezondheid en mogelijk voor extra, niet verplichte taken 6.6 Maatwerkvoorzieningen (Wmo) en 6.72 Maatwerkdienstverlening.

 

Derde lid: beleidsindicatoren

Het derde lid bepaalt, dat het algemeen bestuur beleidsindicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART maken van de begroting. De verplichte beleidsindicatoren zijn opgenomen in de (ministeriële) Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording (op grond van artikel 25, tweede lid, onder a, BBV). Voor het werkterrein van de GGD gelden op dit moment geen verplichte beleidsindicatoren.

 

Het bestuur kan in de begroting aanvullende indicatoren opnemen die nuttig zijn voor de begroting, mede op basis van de landelijke GGD-benchmark en de indicatoren die de Inspectie voor de Gezondheidszorg hanteert.

 

Vierde lid: aanvulling op verplichte onderdelen

Het vierde lid bepaalt, dat het algemeen bestuur bepaalt over welke aspecten en thema’s het extra kaders willen stellen en informatie wil hebben in de begroting en de jaarstukken. Dit in aanvulling op de volgens het BBV verplichte onderdelen en paragrafen. Voor de GGD zijn overigens niet alle voorgeschreven paragrafen van toepassing (zie bij art. 14). In een paragraaf wordt het algemeen bestuur integraal geïnformeerd over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel staan - aanvullend op het BBV - bepalingen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de begroting en de jaarrekening een overzicht bevatten van de baten en lasten per taakveld.

In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt. Bepaald is dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken. Bij GGD NOG is dit van beperkte betekenis en gaat het voornamelijk om investeringen in kantoorinrichting, ICT-middelen e.d.

In het derde lid wordt geregeld dat de jaarrekening inzicht biedt in de uitputting van investeringskredieten en in de actuele raming van de uitgaven en inkomsten.

 

Artikel 4. Kaders begroting

Artikel 4 is een aanvulling op de bepalingen de Gemeentewet (art. 189 en 193), het BBV en de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Het gaat over de procedure voor de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor de begroting van het volgende jaar.

 

Eerste lid: kaders

Het dagelijks bestuur van een gemeenschappelijke regeling moet de kaders jaarlijks vóór 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten zenden (art. 34b Wgr). In dit artikel is de bestuurlijke afspraak vastgelegd dat het dagelijks bestuur van GGD NOG half december de kaders (“Uitgangspuntennota”) toezendt, dus eerder dan de Wgr voorschrijft. Bij de kaders gaat het vooral om nieuwe beleidsontwikkelingen en de hoogte van de inwonerbijdrage (indexering).

 

Tweede en derde lid: reacties van raden

De afgelopen jaren is het gebruikelijk dat de raden van de deelnemende gemeenten kunnen reageren op de Uitgangspuntennota. Het dagelijks bestuur betrekt de zienswijzen van de gemeenten bij het opstellen van de Programmabegroting. Het dagelijks bestuur legt het eerste concept van de begroting voor aan het algemeen bestuur. Pas daarna stuurt het dagelijks bestuur de concept-begroting aan de gemeenteraden voor hun zienswijze, zoals verplicht voorschreven in de Wgr.

 

In de VNG-model-verordening stelt de raad (bij de GGD: het algemeen bestuur) de kaders vast. Ook de oude Financiële verordening van GGD NOG bepaalde dat het algemeen bestuur de uitgangspunten vaststelde. In de praktijk deed het dagelijks bestuur dit. Dit sluit aan op de gewijzigde Wgr, die bepaalt dat het dagelijks bestuur de kaders voor de volgende begroting aan de raden zendt (art. 34b Wgr, zie ook toelichting op het eerste lid). Deze werkwijze voorkomt ook een (extra) vergadering van het algemeen bestuur, die meer (tijds)druk op de procedure zou betekenen. Bovendien laat deze opzet meer ruimte voor de inbreng van de raden van de deelnemende gemeenten.

 

Vierde lid: bedrag voor onvoorzien

Artikel 8 van het BBV zegt, dat het bedrag voor onvoorzien moet zijn opgenomen in het programmaplan. In het vierde lid wordt een nadere invulling aan deze wettelijke verplichting gegeven. De omvang van het bedrag voor onvoorzien wordt vastgelegd op ten minste 1%.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

 

Eerste lid: autorisatie begroting op programmaniveau

Artikel 5 bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Op grond van artikel 34 Wgr berust het budgetrecht bij het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen voor taken en activiteiten in de begroting beschikbaar zijn. Tijdens het begrotingsjaar kan het algemeen bestuur besluiten tot het wijzigen van de begroting (op grond van artikel 192 van de Gemeentewet, ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen). De GGD kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor in de begroting zijn opgenomen (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet). Het algemeen bestuur kan kiezen op welk niveau het budgetten beschikbaar stelt. Voor de autorisatie door het algemeen bestuur van de baten en de lasten is gekozen voor het niveau van programma (eerste lid).

 

Tweede lid: prioriteiten

In het tweede lid is opgenomen dat het algemeen bestuur binnen een programma een activiteit als prioriteit kan bestempelen, waarvoor het apart de baten en lasten autoriseert.

 

Derde lid: investeringen

Naast lopende uitgaven kent de GGD investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten door het algemeen bestuur worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (derde lid). Wel kan het algemeen bestuur bij de begrotingsbehandeling aangegeven, welke investeringskredieten het op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan het algemeen bestuur de autorisatie van bestuurlijk belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgave, maar het algemeen bestuur autoriseert de uitgave nog niet. Het dagelijks bestuur is dan nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Zoals eerder gezegd in deze toelichting zijn de investeringen bij GGD NOG van beperkte betekenis.

 

Vierde lid: informeren over overschrijdingen

Het dagelijks bestuur dient dreigende overschrijdingen van het saldo van geautoriseerde baten en lasten bij het bekend worden aan het algemeen bestuur te melden. Dit geldt ook voor dreigende overschrijdingen van investeringskredieten. Het algemeen bestuur kan dan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

De tussentijdse rapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor het algemeen bestuur. In de tussentijdse rapportages informeert het dagelijks bestuur het algemeen bestuur in de vorm van een prognose van het lopende begrotingsjaar. Bepaald is dat er ten minste twee tussentijdse rapportages zijn. In de praktijk werkt de GGD met rapportages op basis van de realisatie over de eerste vier en acht maanden.

Het tweede lid beschrijft de onderwerpen die in ieder geval aan de orde moeten komen in de tussentijdse rapportages.

Het derde lid bepaalt dat het dagelijks bestuur afwijkingen ten opzichte van de begroting boven de € 100.000 in de tussentijdse rapportages moet toelichten.

In de verordening is niet een expliciete bepaling opgenomen over de informatieplicht van het dagelijks bestuur voor besluiten over de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan bijvoorbeeld € 100.000. Bij de GGD komt het weinig voor dat dit niet al in de begroting is voorzien.

 

De VNG-modelverordening noemt hier ook het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties en het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen. Dit is voor de GGD echter niet aan de orde. Het algemeen bestuur heeft in het Treasurystatuut bepaald dat GGD Noord- en Oost Gelderland geen leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak verstrekt (art. 3, tweede lid).

 

Artikel 7. Waardering & afschrijving vaste activa

De financiële verordening moet in elk geval de regels bevatten voor waardering en afschrijving van activa (artikel 212, tweede lid, onder a, van de Gemeentewet). Hieraan is in artikel 7 invulling gegeven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar de bijlage bij de verordening. Hierbij hebben wij de bestaande afschrijvingstermijnen gehandhaafd.

 

Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet de GGD een voorziening vormen. Dit artikel bevat regels voor het vaststellen van de hoogte van deze voorziening. Vorderingen van de GGD worden individueel beoordeeld op oninbaarheid.

Op zich is de bepaling van artikel 8 niet noodzakelijk. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening in ieder geval de hoogte van deze voorziening. Hij zal indien over de waarderingsgrondslagen geen afspraken bestaan, mogelijk aandringen op het hanteren van een methodiek voor het onderbouwen van de hoogte van deze voorziening.

 

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

 

Eerste lid: verantwoording overheadkosten

Met de wijziging van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Daarom is het noodzakelijk geworden kostprijzen van rechten en van goederen en diensten die de GGD levert aan overheidsbedrijven en derden, extracomptabel (buiten de boekhouding) te onderbouwen. Daarmee vervalt ook de noodzaak de rentevergoeding over reserves en voorzieningen in de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening aan de taakvelden toe te rekenen. Het eerste lid bepaalt daarom, dat voor de toerekening van rentelasten en rentebaten in de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening aan de taakvelden geen rentevergoeding over reserves en voorzieningen wordt meegenomen.

 

Tweede lid: reserves en voorzieningen

Het tweede lid bepaalt, dat het algemeen bestuur eens in de 4 jaar (dus elke bestuursperiode) een nota over de reserves en voorzieningen vaststelt. Hiermee stelt het algemeen bestuur de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen. Dit is al gebruikelijk bij GGD NOG. Ook in de bestuursperiode 2014-2018 heeft het algemeen bestuur afspraken over de gewenste hoogte van de reserves vastgelegd (zie AB 18 februari 2016).

 

Derde lid: bestemmingsreserves

Voor een bepaald doel of een investeringsvoornemen kan het algemeen bestuur een bestemmingsreserve vormen. Hiermee wordt op de balans tot uitdrukking gebracht, dat een toekomstige investering of uitgave in de loop van de jaren een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het derde lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.

 

Artikel 10. Kostprijsberekening

 

Eerste lid: grondslag tarieven

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het GGD-bestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor diensten. De opbouw van de kostprijs vormt de grondslag voor de prijzen die de gemeente bij derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten waarmee de GGD kosten in rekening brengt.

 

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in beeld te brengen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel (buiten de boekhouding) worden berekend en vastgelegd.

Het eerste lid van artikel 10 bepaalt, dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd. Bij deze kostentoerekening betrekt de GGD de directe kosten, indirecte kosten en overheadkosten.

 

Tweede lid: toerekening overheadkosten

De toerekening van de overheadkosten vindt plaats via een evenredig aandeel in de totale overheadkosten op basis van de geraamde urenbesteding. Bij de uitvoering van GGD-taken vormen de personele lasten de voornaamste component.

 

Artikel 11. Prijzen economische activiteiten

 

Algemeen: bevoordelingsverbod

Evenals een gemeente mag de GGD, als hij goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden, de eigen “economische activiteiten” niet bevoordelen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de GGD in concurrentie treedt met ondernemingen.

Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen en diensten in rekening moet worden gebracht.

 

Van deze verplichting kan de GGD afwijken als hij de activiteiten ontplooit in het kader van het “publiek belang”. Daarvoor is wel nodig dat het algemeen bestuur hierover een expliciet besluit neemt waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Een dergelijk besluit moet worden bekendgemaakt in het elektronische publicatieblad van de GGD en staat open voor bezwaar en beroep door belanghebbenden (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht). Het GGD-bestuur moet een besluit nemen over het bezwaarschrift. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

 

De model-verordening bevat een bepaling over de uitzonderingen op het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs. Deze bepaling is niet overgenomen. Voor de GGD zijn deze deels niet relevant. Ook vloeien ze voort uit hogere regelgeving (Mededingingswet en Besluit Markt en Overheid) die hier niet hoeft te worden herhaald.

 

Toepassing bij GGD NOG

Het dagelijks bestuur van de GGD heeft in juni 2015 geconstateerd dat de GGD voldoet aan de Wet Markt en Overheid (onderdeel van de Mededingingswet). Dit komt omdat de GGD voornamelijk publiekrechtelijke taken uitvoert in opdracht van gemeenten. Taken die wel onder de wet M en O vallen (reizigersadvisering en –vaccinatie, arrestantenzorg, Doetinchemstudie) voldoen aan de gestelde gedragscriteria, zoals integrale kostentoerekening. Het algemeen bestuur is op 9 juli 2015 geïnformeerd.

 

Artikel 12. Vaststelling hoogte tarieven

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur mag de vaststelling van bepaalde tarieven, waaronder die voor “verstrekte diensten”, delegeren aan het dagelijks bestuur (art. 33a Wgr). Het algemeen bestuur van GGD NOG heeft op 28 april 2008 besloten om de bevoegdheid tot het vaststellen van tarieven te delegeren aan het dagelijks bestuur. Die lijn is in deze verordening ook gevolgd. Hierbij gaat het om publiekrechtelijke handelingen. Voorbeelden van de GGD zijn vergunningverlening namens de minister van VWS voor tatoeëren, piercen en permanente make-up, waarvoor de minister de tarieven vaststelt, en het toezicht op de kinderopvang dat de GGD voor de gemeenten uitvoert.

 

Daarnaast is voor de GGD het vaststellen van tarieven voor de levering van goederen en diensten van belang. Hierbij gaat het niet om publiekrechtelijke retributies, maar om privaatrechtelijke besluiten. Hieronder vallen tarieven van diensten als reizigersvaccinaties en forensische zorg. Deze tarieven zijn een bevoegdheid van het dagelijks bestuur (zie art. 33b, eerste lid, onder e, Wet gemeenschappelijke regelingen).

 

Toch zijn tarieven ook relevant voor het algemeen bestuur. De tarieven hebben invloed op de hoogte van de inkomsten en raken ook het budgetrecht van het algemeen bestuur. Daarom is het van belang dat het dagelijks bestuur het algemeen bestuur informeert over het beleid rond tarieven in begroting, jaarstukken en rapportages.

 

Artikel 13. Financieringsfunctie

Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 geeft invulling aan deze plicht door te verwijzen dat een afzonderlijk treasurystatuut, vast te stellen door het algemeen bestuur. Bij gemeenten komt het voor dat het college van burgemeester en wethouders het treasurystatuut vaststelt. Hier is de keuze gemaakt dit door het algemeen bestuur te laten doen, zodat de gemeenten hierbij meer worden betrokken.

 

Dit sluit ook aan op de bestaande praktijk. Het algemeen bestuur heeft op 14 april 2016 het (geactualiseerde) Treasurystatuut GGD Noord- en Oost-Gelderland 2016 vastgesteld. Hierin ligt ook vast dat het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur rapporteert over de uitvoering van het treasurybeleid via rapportages en de jaarrekening (art. 12).

 

Artikel 14. Paragrafen en onderdelen

Het BBV geeft in de artikelen 16 tot en met 21 aan wat er ten minste moet staan in de verplichte paragrafen. Het BBV schrijft verplichte paragrafen voor over lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid.

 

Voor de GGD zijn van belang de paragrafen weerstandsvermogen en risicobeheersing, financiering, bedrijfsvoering en (mogelijk) verbonden partijen. Het belang van de paragraaf financiering is afgenomen sinds de invoering van het schatkistbankieren in 2013. In de praktijk leent de GGD geen geld, maar financiert de GGD de uitgaven uit de lopende inkomsten en de investeringen uit de reservepositie.

 

De verordening bepaalt dat de paragrafen in de begroting en jaarstukken worden opgenomen. Het dagelijks bestuur neemt hierin de volgens het BBV verplichte onderdelen op. In de financiële verordening kan het algemeen bestuur bepalen, dat het ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd. In de modelverordening noemt de VNG als voorbeelden:

bij de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing: de ontwikkeling van het saldo van baten en lasten als aandeel van de inkomsten

bij de paragraaf bedrijfsvoering: de kosten, de opbouw en het verloop van het personeelsbestand, de kosten inhuur derden, de huisvestingskosten, de automatiseringskosten en de budgetten voor het algemeen bestuur en de accountant.

 

Artikel 15. Administratie

Onder artikel 15 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de administratie van de GGD. Op hoofdlijnen wordt bepaald welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging ervan moeten voldoen.

 

Artikel 16. Financiële organisatie

 

Uitgangspunten financiële organisatie

Artikel 16 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het dagelijks bestuur op hiervoor zorg te dragen. Het dagelijks bestuur is op grond van artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie. Dit blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.

 

Beleid en interne regels

Artikel 16 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het dagelijks bestuur beleid en interne regels moet stellen. Om hier invulling aan te geven stelt het dagelijks bestuur een organisatiebesluit vast. Ook legt het dagelijks bestuur volmachten en mandaten en de kostenverdeelsleutels voor de (extracomptabele) kostentoerekening vast.

Bij het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan inkoopvoorwaarden.

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om bij het financieel beheer en het financieel beleid te voldoen aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording. Ze creëren de randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de getrouwheid van de jaarrekening en naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg.

 

Artikel 17. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de jaarrekening van de GGD een getrouw beeld geeft van de financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen. Het eerste lid van artikel 17 draagt het dagelijks bestuur op maatregelen te treffen, zodat de GGD zelf gedurende het jaar of vóór de accountantscontrole nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen rechtmatig verlopen. Als het dagelijks bestuur dit nodig vindt, kan het de noodzakelijke verbeteringen vastleggen in een plan van verbeteringen. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur hierover.

Het vierde lid bepaalt, dat het dagelijks bestuur maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiele bezittingen (gebouwen, voertuigen, computers, voorraden) en de administratie van het financieel vermogen (overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d.) overeenkomen met wat de GGD daadwerkelijk bezit. Hiervoor houdt de GGD periodieke controles, bijvoorbeeld jaarlijks of vierjaarlijks, afhankelijk van de aard van de bezittingen.

 

Artikel 18. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. De oude verordening blijft nog van toepassing op het begrotingsjaar 2017. Hiervoor is in artikel 19 een overgangsbepaling opgenomen.

 

Artikel 19. Inwerkingtreding en 20. Citeertitel

De nieuwe verordening treedt op 1 januari 2018 in werking en is van toepassing vanaf het begrotingsjaar 2018.

 

Vaststelling

De financiële verordening moet worden gepubliceerd in het elektronisch publicatieblad van GGD Noord- en Oost-Gelderland.

Binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur moet het dagelijks bestuur de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 van de Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet (artikel 215 van de Gemeentewet).

 

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 7.

Hier zijn de afschrijvingstermijnen opgenomen voor materiële vaste activa met economisch nut. Activa vanaf € 5000 worden afgeschreven. De opsomming hebben wij beperkt tot de categorieën activa die voor de GGD van belang zijn. Toegevoegd is de categorie medische apparatuur (voornamelijk audiometers voor jeugdgezondheidszorg). De bestaande afschrijvingstermijnen zijn gehandhaafd.

 

Naar boven