3e wijziging van de CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde

Het dagelijks bestuur van de Werkorganisatie Duivenvoorde,

 

gelet op artikel 125, tweede lid, van de Ambtenarenwet over door het bevoegd gezag vast te stellen voorschriften;

 

gelet op artikel 33, eerste lid en onder c van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarin de bevoegdheid tot het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie is toegekend aan het dagelijks bestuur;

 

gelet op artikel 32, derde lid van de Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Duivenvoorde waarin de collectieve arbeidsvoorwaardenregelingen van de sector gemeenten van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

 

overwegende dat in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (hierna: LOGA) volledige overeenstemming is en dat de wijzigingen zoals deze zijn opgenomen in de circulaires van LOGA daaruit voortvloeien;

 

overwegende dat het LOGA op 29 juni 2016 de circulaire ECWGO/U201600995 heeft uitgebracht over de definitieve regeling van het individueel keuze budget;

 

overwegende dat het LOGA op 14 juli 2016 de circulaire ECWGO/U201502099 heeft uitgebracht over de toepassing van hoofdstuk 3 op brandweerpersoneel;

 

overwegende dat het LOGA op 10 november 2016 de circulaire ECWGO/U201601310 heeft uitgebracht over aanpassingen aan de invoering van het individueel keuzebudget;

 

overwegende dat het LOGA op 24 november 2016 de circulaire ECWGO/U201601499 heeft uitgebracht over aanpassing aan de nieuwe collectieve zorgverzekering;

 

overwegende dat het LOGA op 23 januari 2017 de circulaire ECWGO/U201700032 heeft uitgebracht over nagekomen aanpassing aan de invoering van het individueel keuzebudget;

 

overwegende dat het LOGA op 10 maart 2017 de circulaire ECWGO/U201700191 heeft uitgebracht over de wijziging van de leeftijdsafhankelijke factoren voor de inkoop van extra pensioen in het kader van het FLO-overgangsrecht;

 

overwegende dat het LOGA op 10 maart 2017 de circulaire ECWGO/U201700198 heeft uitgebracht over de aanpassing van de maximumbedragen voor de verplaatsingskosten van verhuisplichtige ambtenaren;

 

overwegende dat het LOGA op 7 juni 2017 de circulaire ECWGO/U201700464 heeft uitgebracht over technische wijzigingen;

 

gezien de instemming van het Georganiseerd Overleg op 1 september 2017;

besluit vast te stellen de

 

3e wijziging van de CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde

Artikel 1 Wijziging CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde

De CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde wordt gewijzigd zoals vermeld in de bijlagen I tot en met VII.

Artikel 2 Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

Deze wijziging van de CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde:

  • a.

    treedt in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking;

  • b.

    werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Aldus vastgesteld in de vergadering op 24 oktober 2017,

H.I.P. Oppatja

directeur

Ch.B. Aptroot

voorzitter

Bijlage I. Aanpassing aan de definitieve regeling van het individueel keuze budget (circulaire ECWGO/U201600995 van 29 juni 2016)

 

  • A.

    Artikel 3:18a wordt geschrapt.

     

  • B.

    De nummering van artikel 3:27 wordt, inclusief koptekst, gewijzigd in artikel 3:38.

     

  • .

    De toelichting op artikel 3:27 wordt, inclusief koptekst, gewijzigd in de toelichting op artikel 3:38.

     

  • C.

    Aan hoofdstuk 3 wordt een nieuwe paragraaf 5 toegevoegd met de titel ‘Individueel Keuzebudget’.

     

    Paragraaf 5 Individueel Keuzebudget

    Artikel 3:27 Algemeen

    • 1.

      De ambtenaar heeft recht op een Individueel Keuzebudget, hierna te noemen: IKB.

    • 2.

      Het college is beheerder van het IKB.

    • 3.

      Het IKB is een maandelijks, in geld uitgedrukt budget dat de ambtenaar naar keuze kan gebruiken voor de doelen genoemd in artikel 3:29,op de wijze zoals vastgelegd is in deze paragraaf.

  • Artikel 3:28 Opbouw IKB

    • 1.

      Het IKB wordt per maand opgebouwd en bestaat uit een deel waarover pensioen wordt opgebouwd en een deel waarover geen pensioen wordt opgebouwd.

    • 2.

      Het deel van het IKB waarover pensioen wordt opgebouwd bedraagt:

      • a.

        8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris vermeerderd met de salaristoelagen genoemd in paragraaf 3 van dit hoofdstuk, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

      • b.

        6% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 145,83 bij een volledig dienstverband, en

      • c.

        1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband, en

      • d.

        indien en voor zolang hoofdstuk 9a van toepassing is op de ambtenaar, 1% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit voor maximaal 20 jaar geldt, tenzij artikel 9a:9, lid 1, onderdeel b, van toepassing is.

    • 3.

      Het deel van het IKB waarover geen pensioen wordt opgebouwd bedraagt 0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

    • 4.

      Indien in een maand het salaris of de salaristoelagen niet volledig zijn uitbetaald dan wordt het IKB in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelagen. Ontvangt de ambtenaar in een maand geen salaris dan wordt in die maand geen IKB opgebouwd.

    • 5.

      Indien in een maand het salaris en de salaristoelagen niet volledig zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3, lid 2 tot en met 4, dan wordt, in afwijking van lid 4 van dit artikel, het IKB in die maand berekend op basis van het volledige salaris en de volledige salaristoelagen.

    • 6.

      Het college kan bronnen toevoegen aan het IKB. Een bron kan zijn een persoonlijk budget, voor zover dat in de gemeente bestaat en niet opgenomen in de TOR zoals omschreven in paragraaf 7 in hoofdstuk 3.

  • .

    De toelichting op artikel 3:28 komt als volgt te luiden:

    Lid 2

    In dit lid is geregeld wat de bronnen van het pensioengevende deel van het IKB zijn. De bronnen komen uit arbeidsvoorwaarden die tot 1 januari 2017 onder een andere naam in de CAR UWO geregeld waren. Het IKB is opgebouwd uit:

    • a.

      De vakantietoelage, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 6:3.

    • b.

      De eindejaarsuitkering, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 3:18a.

    • c.

      De levensloopuitkering, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 6a:7, lid 1.

    • d.

      De levensloopuitkering, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 6a:7, lid 2.

  • Lid 3

    Deze bron bestaat uit de financiële tegenwaarde van 14,4 uren bovenwettelijk vakantieverlof. Tot 1 januari 2017 had de ambtenaar op grond van artikel 6:2 recht op ten minste 158,4 uren vakantieverlof per kalenderjaar. Met ingang van 1 januari 2017 is de aanspraak op vakantieverlof verminderd tot 144 uren per kalenderjaar. De financiële tegenwaarde van 14,4 uren vakantieverlof is per diezelfde datum opgenomen in het IKB.

     

    Artikel 3:29 Doelen IKB

    • 1.

      De ambtenaar kan het IKB gebruiken voor:

      • a.

        het kopen van vakantie-uren, tot een maximum van vier maal de aanstellingsduur per week gedurende het kalenderjaar;

      • b.

        extra inkomen door uitbetaling van het IKB tot een maximum van het tot aan de datum van uitbetaling opgebouwde IKB;

      • c.

        het financieren van een opleiding, indien en voor zover deze niet door de gemeente wordt vergoed en de geldende fiscale regelgeving de besteding van het IKB aan dit doel belastingvrij mogelijk maakt.

    • 2.

      Het college kan de bestedingsdoelen zoals omschreven in lid 1 aanvullen.

  • Artikel 3:30

    • 1.

      De ambtenaar kan elke maand een keuze maken om zijn IKB te gebruiken voor een of meerdere van de in artikel 3:29 genoemde doelen. Hij heeft voor deze keuze geen toestemming nodig.

    • 2.

      Het college wijst in verband met de salarisverwerking voor elke maand een uiterste datum aan waarop de ambtenaar zijn keuze kenbaar moet maken.

    • 3.

      Als de ambtenaar geen keuze maakt, of bij zijn keuze slechts een deel van zijn IKB gebruikt, dan wordt het IKB over die maand, of het resterende deel daarvan, gereserveerd. De ambtenaar kan het gereserveerde IKB op een later moment in het lopende kalenderjaar besteden.

    • 4.

      Heeft de ambtenaar na de sluitingsdatum van de salarisverwerking in december nog een resterend IKB dan wordt dit bij de salarisbetaling van die maand uitbetaald.

    • 5.

      Besteding van het IKB kan alleen voor zover het beschikbare budget toereikend is. De keuze voor een doel heeft uitsluitend betrekking op hetzelfde kalenderjaar.

    • 6.

      Bedragen die uit het IKB zijn gebruikt, kunnen niet meer worden teruggestort in het IKB.

  • Artikel 3:31 Waarde van een vakantie-uur

    Als de ambtenaar kiest voor het kopen van vakantie-uren dan wordt het IKB per vakantie-uur verlaagd met het voor de ambtenaar geldende uurloon in de maand waarin hij de vakantie-uren koopt.

     

    Artikel 3:32 Uitbetaling IKB bij einde dienstverband

    • 1.

      Bij beëindiging van het dienstverband wordt het resterende IKB bij de laatste salarisbetaling aan de ambtenaar uitbetaald.

    • 2.

      Bij overlijden van de ambtenaar wordt in aanvulling op de overlijdensuitkering het resterende IKB uitbetaald aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 3:23, lid 2 en 3.

  • Artikel 3:33 Wet- en regelgeving

    • 1.

      Het gebruik van het IKB kan gevolgen hebben voor loonheffingen, pensioen en sociale verzekeringen. De ambtenaar wordt geacht deze gevolgen te kennen.

    • 2.

      Als blijkt dat een bedrag uit het IKB ten onrechte belastingvrij is uitgekeerd doordat de ambtenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, verhaalt het college de verschuldigde loonheffing of eventuele boetes op de ambtenaar.

    • 3.

      Als een netto voordeel voor de ambtenaar vervalt door wijzigingen van wet- en regelgeving dan wordt dat niet gecompenseerd door het college.

    • 4.

      Alle transacties in het IKB moeten in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving.

  • Artikel 3:34 Vakantietoelage 2016

    • 1.

      De vakantietoelage die de ambtenaar heeft opgebouwd in de periode van juni 2016 tot en met december 2016 op grond van artikel 6:3 zoals dat gold op 31 december 2016 wordt uitbetaald bij de salarisbetaling van mei 2017. Dit bedrag maakt geen onderdeel uit van het IKB.

    • 2.

      Indien de ambtenaar ontslag verleend wordt voor 1 mei 2017 dan wordt de opgebouwde vakantietoelage over 2016 uitbetaald bij de laatste salarisbetaling.

  • Artikel 3:35 Overige bepalingen

    Voor de ambtenaar die werkzaam is in de kunsteducatie en op wie artikel 19b:10 van toepassing is, is artikel 3:28, lid 3, niet van toepassing.

     

  • D.

    De nummering van paragraaf 6 wordt gewijzigd in paragraaf 7.

     

  • E.

    Na paragraaf 5 wordt een nieuwe paragraaf 6 toegevoegd met als titel ‘Overige individuele keuzemogelijkheden’

    Paragraaf 6 Overige individuele keuzemogelijkheden

    Artikel 3:36 Verkoop van vakantie-uren

    • 1.

      De ambtenaar kan elk kalenderjaar een verzoek doen om ten hoogste 72 uren bovenwettelijk vakantieverlof te verkopen. Bij een deeltijd dienstverband wordt dit aantal naar rato vastgesteld.

    • 2.

      Een verzoek als bedoeld in lid 1 wordt toegewezen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

    • 3.

      Het college kan regels stellen over de aanvraagprocedure.

    • 4.

      Het bepaalde in artikel 3:31 is van overeenkomstige toepassing.

  • F.

    Hoofdstuk 4a wordt geschrapt.

     

  • G.

    Artikel 6:3 wordt geschrapt.

     

  • H.

    Artikel 6a:7 wordt geschrapt.

Bijlage II. Aanpassingen aan de invoering van het individueel keuzebudget (circulaire ECWGO/U201601310 van 10 november 2016)

 

  • A.

    Aan artikel 1:1 lid 1 wordt na onderdeel vv een nieuw onderdeel toegevoegd:

    • ww

      vakantietoelage: jaarlijkse toelage van 8% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), hetgeen met ingang van 1 januari 2017 een vast onderdeel van het Individueel Keuze Budget vormt.

  • B.

    In artikel 1:2a lid 2 wordt het nummer: “4a,” geschrapt.

     

  • C.

    In artikel 1:2b lid 2 wordt het nummer: “4a,” geschrapt.

     

  • D.

    Artikel 1:2c wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Artikel 1:2c Aanstellingen op grond van de banenafspraak

    • 1.

      In afwijking van artikel 3:3 lid 1 kan het college salarisschaal A in bijlage IIa vaststellen voor de ambtenaar die op grond van de Wet banenafspraak een aanstelling krijgt omdat hij onder de Participatiewet valt en door beperkingen niet het wettelijk minimumloon kan verdienen.

    • 2.

      In afwijking van artikel 3:3 lid 1 kan het college vaststellen dat de ambtenaar die op grond van de Wet banenafspraak een aanstelling krijgt omdat hij Wajonger is met arbeidsvermogen en voor wie een loonwaarde van minder dan 100% is vastgesteld, recht heeft op een door zijn loonwaarde bepaald percentage van het salaris. Is het door het loonwaarde bepaalde percentage van het salaris lager dan het wettelijk minimumloon, dan is het salaris van de ambtenaar gelijk aan het wettelijk minimumloon.

    • 3.

      Voor de ambtenaar, bedoeld in lid 1 gelden niet de in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a, b en c genoemde minimumbedragen.

    • 4.

      Voor de ambtenaar, bedoeld in lid 2 gelden als minimumbedragen, de bedragen genoemd in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a, b en c naar rato van de loonwaarde en de deeltijdfactor.

    • 5.

      Indien het college voor de in lid 2 genoemde ambtenaar loondispensatie op grond van de Wajong ontvangt, past het college deze loondispensatie toe op het salaris en de daarop gebaseerde toelagen en vergoedingen.

  • E.

    Artikel 2:5:4 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 2.

      Het salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%, worden uitgedrukt in een bedrag per uur.

  • F.

    Artikel 2:7a wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 1.

      Op verzoek van het college kan de arbeidsduur van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van 36 uur per week, worden verruimd naar maximaal 40 uur per week.

    • 2.

      Bij een verruiming van de arbeidsduur geldt dat:

      • 1.

        de verruiming van de arbeidsduur plaatsvindt gedurende een vooraf te bepalen periode;

      • 2.

        het salaris evenredig wordt verhoogd;

      • 3.

        de vakantieduur evenredig wordt verhoogd;

      • 4.

        de pensioenopbouw evenredig wordt verhoogd;

      • 5.

        het IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, onderdeel a evenredig wordt verhoogd;

      • 6.

        het IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, onderdeel b evenredig wordt verhoogd;

      • 7.

        instemming van de ambtenaar is vereist;

      • 8.

        de verkoop van vakantieuren op grond van artikel 3:36 voor de duur van de verruiming niet is toegestaan.

    • 3.

      Wanneer lid 1 van dit artikel wordt toegepast, meldt het college dit vooraf aan de OR.

    • 4.

      Het college rapporteert jaarlijks in het sociaal jaarverslag over het gebruik van de uitbreidingsmogelijkheid van de arbeidsduur naar maximaal 40 uur. Deze rapportage wordt ter bespreking voorgelegd aan de OR.

  • G.

    Artikel 3:19 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 2.

      Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%.

  • .

    De toelichting op artikel 3:19 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Lid 2

    De ambtsjubileumgratificatie wordt berekend op basis van het geldende salaris en de toegekende salaristoelagen, tezamen vermeerderd met 8% (deze 8% betreft de vakantietoelage die per 1 januari 2017 is toegevoegd aan het IKB; hoofdstuk 3, par. 5) naar rato over de maand waarin het jubileum valt. Een ambtsjubileumgratificatie kan niet in alle gevallen onbelast worden uitgekeerd; aanbevolen wordt om dit bij de Belastingdienst na te gaan.

     

  • H.

    Artikel 3:23 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 2.

      Na het overlijden van de ambtenaar ontvangt de achterblijvende partner – of bij het ontbreken daarvan diens minderjarige kinderen – een overlijdensuitkering, die bestaat uit: driemaal het laatst genoten salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%.

  • I.

    Artikel 3:24 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 2.

      de uitkering bedraagt één jaarsalaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%, berekend over de 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand van overlijden.

  • .

    De toelichting op artikel 3:24 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Lid 2

    Nabestaanden van de ambtenaar die als gevolg van een ongeval in en door de dienst overlijden, krijgen deze overlijdensuitkering naast de overlijdensuitkering van artikel 3:23.

     

    De hoogte van de uitkering is één jaarsalaris vermeerderd met de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8% (deze 8% betreft de vakantietoelage die per 1 januari 2017 is toegevoegd aan het IKB; hoofdstuk 3, par. 5), waarbij de 12 kalendermaanden direct voorafgaand aan de maand van overlijden als referteperiode dient.

     

    Ziekte van de ambtenaar in die referteperiode, waarbij zijn salaris is gekort o.g.v. artikel 7:3 CAR, heeft geen invloed op de hoogte van de overlijdensuitkering. Op jaarbasis wordt gerekend met het volledige salaris. Ook bij toepassing van lid 3 gelden de 12 kalendermaanden voorafgaand aan de maand van overlijden als referteperiode.

     

  • J.

    Artikel 3:28 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Artikel 3:28 Opbouw IKB

    • 1.

      Het IKB wordt per maand opgebouwd en bestaat uit een deel waarover pensioen wordt opgebouwd en een deel waarover geen pensioen wordt opgebouwd.

    • 2.

      Het deel van het IKB waarover pensioen wordt opgebouwd bedraagt:

      • a.

        8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris vermeerderd met de salaristoelagen genoemd in paragraaf 3 van dit hoofdstuk, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

      • b.

        6% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 145,83 bij een volledig dienstverband, en

      • c.

        1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband.

    • 3.

      Het deel van het IKB waarover geen pensioen wordt opgebouwd bedraagt:

      • a.

        0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, en

      • b.

        indien en voor zolang hoofdstuk 9a van toepassing is op de ambtenaar, 1% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit voor maximaal 20 jaar geldt, tenzij artikel 9a:9 lid 1, onderdeel b van toepassing is.

    • 4.

      Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald dan wordt het IKB in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelage(n). Ontvangt de ambtenaar in een maand geen salaris dan wordt in die maand geen IKB opgebouwd.

    • 5.

      Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3 lid 2 tot en met 4 dan wordt, in afwijking van lid 4 van dit artikel, het IKB in die maand berekend op basis van het volledige salaris en toegekende salaristoelage(n).

    • 6.

      Het college kan bronnen toevoegen aan het IKB. Een bron kan zijn een persoonlijk budget, voor zover dat in de gemeente bestaat en niet is opgenomen in de TOR zoals omschreven in paragraaf 7 van hoofdstuk 3.

    • 7.

      Op de ambtenaar bedoeld in artikel 9b:1 is lid 2, onderdeel c van dit artikel niet van toepassing. De vorige volzin geldt niet voor de ambtenaar bedoeld in artikel 9b:50.

  • .

    De toelichting op artikel 3:28 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Artikel 3:28 Opbouw IKB

    Lid 2

    In dit lid is geregeld wat de bronnen van het pensioengevende deel van het IKB zijn. De bronnen komen uit arbeidsvoorwaarden die tot 1 januari 2017 onder een andere naam in de CARUWO geregeld waren. Het IKB is opgebouwd uit:

    • a.

      de vakantietoelage, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 6:3, en

    • b.

      de eindejaarsuitkering, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 3:18a, en

    • c.

      de levensloopuitkering, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 6a:7 lid 1.

  • Lid 3

    In dit lid zijn de niet-pensioengevende bronnen van het IKB geregeld:

    De financiële tegenwaarde van 14,4 uren bovenwettelijk vakantieverlof is niet pensioengevend. Tot 1 januari 2017 had de ambtenaar op grond van artikel 6:2 recht op ten minste 158,4 uren vakantieverlof per kalenderjaar. Met ingang van 1 januari 2017 is de aanspraak op vakantieverlof verminderd tot 144 uren per kalenderjaar. De financiële tegenwaarde van 14,4 uren vakantieverlof is per diezelfde datum opgenomen in het IKB.

    Brandweerpersoneel dat valt onder hoofdstuk 9a heeft recht op 2,5% opbouw van de levenslooptoelage, in plaats van 1,5%. De extra 1% is niet pensioengevend en is daarom in het IKB niet een bron die pensioengevend is.

     

    Lid 7

    In dit lid is geregeld dat de 1,5% opbouw van het IKB, als vervanging van de levensloopuitkering, niet van toepassing is op brandweerpersoneel dat recht heeft op FLO overgangsrecht zoals omschreven in hoofdstuk 9b. De reden hiervan is dat voor medewerkers met FLO overgangsrecht aparte afspraken gelden over levensloop. Voor medewerkers als bedoeld in paragraaf 5 van hoofdstuk 9b geldt deze uitzondering niet.

     

  • K.

    Aan artikel 3:36 wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, onder vernummering van lid 2 tot en met lid 4 in lid 3 tot en met 5:

    • 2.

      Vakantie-uren die de ambtenaar heeft gekocht op grond van artikel 3:29 lid 1, sub a kunnen niet worden verkocht op grond van dit artikel.

  • .

    De toelichting op artikel 3:36 lid 2 komt te luiden:

    Artikel 3:36 Verkoop van vakantie-uren

     

    Lid 2

    De reden dat dit lid is opgenomen, is dat het op grond van fiscale regelgeving niet is toegestaan om vakantie-uren te verkopen die in het IKB zijn gekocht.

     

  • L.

    Artikel 3:38 wordt vernummerd in artikel 3:37.

    In de toelichting op punt 3, in de derde alinea, worden de woorden: “extra eindejaarsuitkering of een” geschrapt.

     

  • .

    In de toelichting op punt 4 worden de woorden “eindejaarsuitkering, vakantietoelage of levensloopbijdrage” vervangen door: “het IKB”.

     

  • M.

    De titel van hoofdstuk 6 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    VAKANTIE EN VERLOF

     

  • N.

    Artikel 6:2 lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 1.

      De vakantie van de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt ten minste 144 uur per kalenderjaar.

  • .

    De toelichting op artikel 6:2 lid 2 komt te luiden:

    Lid 2

    Een ambtenaar kan verzoeken in enig jaar maximaal 50,4 uur op jaarbasis (bij een volledig dienstverband) meer te werken dan de maximale arbeidsduur van 1836 uur voortvloeit.

    Voor een deeltijder geldt een naar evenredigheid aantal uren als maximum.

     

    Toekenning van dit verzoek geeft de ambtenaar recht op een gelijk aantal extra vakantie-uren. Dit verzoek dient betrokkene in vóór 1 november (tenzij anders geregeld) in het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor het verzoek geldt. Gelet op de samenhang met paragraaf 5 en 6 van hoofdstuk 3 ligt het voor de hand dat het college bij de toewijzing van de verzoeken rekening houdt met alle mutaties van het verlof, te weten:

    • extra vakantie-uren op basis van dit artikel

    • verkoop van vakantie-uren op basis van artikel 3:36;

    • koop van vakantie-uren op basis van artikel 3:29 lid 1, onderdeel a..

  • Op basis van het totaalbeeld van de effecten van alle verzoeken kan worden bezien in hoeverre sprake is van ernstige problemen van organisatorische dan wel roostertechnische aard.

     

  • O.

    In de toelichting op artikel 6:2:6 lid 3 wordt het getal “187,2” op twee plaatsen gewijzigd in: “144” en het getal “280,8” in: “216”.

     

  • P.

    Artikel 6:3:1 vervalt, inclusief titel.

     

  • .

    De toelichting op artikel 6:3:1 vervalt, inclusief titel.

     

  • Q.

    Artikel 6:4:1a lid 6 en lid 7 worden geschrapt.

     

  • .

    De toelichting op de artikel 6:4:1a leden 6 tot en met 7 wordt geschrapt.

     

  • R.

    Artikel 6:5:4 wordt, inclusief titel, gewijzigd en komt te luiden:

    Opbouw vakantie

     

    De duur van de vakantie van een ambtenaar die ouderschapsverlof geniet, wordt verminderd naar evenredigheid van de omvang van het ouderschapsverlof.

     

  • .

    De toelichting op artikel 6:5:4 wordt, inclusief titel, gewijzigd en komt te luiden:

    Opbouw vakantie

     

    De korting van vakantieverlof vindt gedurende het ouderschapsverlof plaats overeenkomstig de omvang en de duur van dit verlof. Geniet de ambtenaar bijvoorbeeld ouderschapsverlof gedurende zes maanden voor de helft van zijn arbeidsduur en loopt het verlof van 1 mei tot 1 november, dan heeft betrokkene tot en met april recht op volledig verlof (4/12 x verlofaanspraak op jaarbasis), van mei tot november een halve verlofopbouw (6/12 x verlofaanspraak op jaarbasis x 0,5) en in november en december weer een gehele verlofopbouw (2/12 x verlofaanspraak op jaarbasis).

     

  • S.

    In de toelichting op artikel 6:10 lid 1 worden de woorden “de vakantietoelage, levensloopbijdrage en eindejaarsuitkering” vervangen door: “het IKB”.

     

  • T.

    In de toelichting op hoofdstuk 6a wordt de laatste zin van de eerste alinea geschrapt.

     

  • U.

    Artikel 6a:6 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Artikel 6a:6 Bronnen

     

    De jaarlijkse inleg van de ambtenaar in het kader van de gemeentelijke levensloopregeling bestaat uit een of meer van de volgende bronnen:

    • a.

      het salaris;

    • b.

      het IKB indien het college de levensloopregeling op grond van artikel 3:29 lid 2 heeft aangewezen als bestedingsdoel van het IKB;

    • c.

      de geldelijke vergoeding voor de verkoop van vakantie-uren, bedoeld in artikel 3:36;

    • d.

      het opgebouwde verloftegoed, bedoeld in artikel 4:9 lid 3.

  • V.

    In artikel 7:13:1 worden tussen de woorden “in artikel 7:3” en “bestaat:” de woorden “en geen opbouw van het IKB, bedoeld in artikel 3:28,” toegevoegd.

     

  • .

    In de toelichting op artikel 7:13:1 worden tussen de woorden “salaristoelage(n)” en “Het gaat” de woorden “en op opbouw van het IKB.” toegevoegd.

     

  • W.

    In artikel 7:13:2 lid 1 worden tussen de woorden “in artikel 7:3” en “indien” de woorden “en de opbouw van het IKB, bedoeld in artikel 3:28, worden gestaakt,” toegevoegd.

     

    Artikel 7:13:2 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 2.

      De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB vinden wel plaats indien de ambtenaar op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het lid 1.

  • .

    De toelichting op artikel 7:13:2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Artikel 7:13:2 Staken van de doorbetaling

     

    Zowel artikel 7:13:2 als artikel 7:14 bevatten de sancties op overtreding van de verplichtingen als genoemd in artikel 7:10, 7:11 en 7:12, alsmede de conclusies die uit het onderzoek als bedoeld in artikel 7:12 getrokken kunnen worden.

    De in deze artikelen beschreven situaties kunnen tijdelijk zijn. Dit houdt in dat artikel 7:13:2 en 7:14 ook tussentijds kunnen worden toegepast. Wanneer de situatie weer hersteld is, wordt de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB weer gestart.

     

    Artikel 7:13:2 ziet op de verplichtingen die aan de ambtenaar zijn opgelegd in artikel 7:10 en 7:12. Artikel 7:14 ziet op de verplichtingen die op grond van artikel 7:11 aan de ambtenaar zijn opgelegd.

     

    Artikel 7:13:2 sanctioneert allereerst de weigering de benodigde informatie te verstrekken. De andere sancties van artikel 7:13:2 betreffen gedrag van de ambtenaar, waarbij de arbo-dienst een rol speelt in de beoordeling van dat gedrag.

     

    De sancties op de overtredingen die genoemd zijn, zijn imperatief: de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB worden gestaakt wanneer bijvoorbeeld de ambtenaar nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of zich niet houdt aan voorschriften van behandelende geneeskundigen.

     

    Als de ambtenaar geen verwijt gemaakt kan worden op grond van zijn geestelijke toestand, vindt doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB wel plaats. De gemeente moet zich voor het besluit om de salarisbetaling te staken dus vergewissen van de geestestoestand van de ambtenaar.

     

  • X.

    Artikel 7:14 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Artikel 7:14 Sanctie bij nalatigheid algemene verplichtingen

    • 1.

      De ambtenaar die zich niet houdt aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel c, wordt disciplinair gestraft wegens plichtsverzuim.

    • 2.

      De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 7:3, en de opbouw van het IKB bedoeld in artikel 3:28, worden gestaakt, indien en voor zolang de ambtenaar:

      • a.

        weigert mee te werken aan, door het college of een door hem aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, als bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel a, die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen de eigen passende arbeid te verrichten;

      • b.

        weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel b;

      • c.

        weigert aangeboden passende arbeid te verrichten, waartoe hij op grond van artikel 7:11 lid 2 verplicht is.

    • 3.

      De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), en de opbouw van het IKB, bedoeld in lid 2, vinden wel plaats indien de ambtenaar op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het lid 2.

  • In de toelichting op artikel 7:14 worden in de eerste alinea tussen de woorden “salaristoelage(n)” en “weer opgestart.” de woorden “en de opbouw van het IKB” toegevoegd.

     

  • .

    De toelichting op artikel 7:14 lid 3 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Lid 3

    Als de ambtenaar, bedoeld in lid 2, geen verwijt gemaakt kan worden op grond van zijn geestelijke toestand, vindt doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB wel plaats. De gemeente moet zich voor het besluit om de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB te staken dus vergewissen van de geestestoestand van de ambtenaar.

     

  • IJ.

    In de algemene toelichting op artikel 7:16 worden in de laatste alinea tussen de woorden ”salaristoelage(n)” en “te staken,” de woorden “en de opbouw van het IKB” toegevoegd.

     

  • Z.

    In artikel 10d:2 sub worden de woorden “de vakantietoelage en de eindejaarsuitkering” vervangen door: “het IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, onderdeel a en b”.

     

  • AA.

    In artikel 18:1:1 lid 1, sub f worden de woorden “de aanspraak op de vakantieuitkering” vervangen door: “8%”.

Bijlage III. Aanpassing aan de nieuwe collectieve zorgverzekering (circulaire ECWGO/U201601499 van 24 november 2016)

 

  • A.

    In de toelichting op artikel 7:24 worden de woorden “met IZA Zorgverzekeraar NV en Zilveren Kruis Achmea voor de periode 1 januari 2013 tot 1 januari 2016, dat optioneel 3 keer met 1 jaar” vervangen door “met CZ, IZA en Menzis voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2020, dat optioneel één keer met één jaar”.

     

  • B.

    Artikel 3:25 lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 1.

      De ambtenaar heeft recht op een tegemoetkoming in zijn ziektekosten als hij één van de volgende aanvullende zorgverzekeringen heeft: Extra Zorg 3 of 4 bij IZA, Plus Collectief of Top Collectief bij CZ, Collectief Aanvullend 3 of 4 bij Menzis.

Bijlage IV. Nagekomen aanpassingen aan de invoering van het individueel keuze budget (circulaire ECGWO/U201700032 van 23 januari 2017)

 

  • A.

    Aan artikel 1:2:1 wordt lid 5 toegevoegd en deze komt te luiden:

    • 5.

      De ambtenaar, bedoeld in de leden 2, 3 of 4 van dit artikel, heeft recht op:

      • a.

        8% vakantietoelage, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

      • b.

        1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband, en

      • c.

        0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

  • .

    De toelichting op artikel 1:2:1 lid 5 komt te luiden:

    De ambtenaren die vallen onder de leden 2, 3 en 4 van dit artikel zijn de enige medewerkers waarvoor nog een vakantietoelage geldt. Deze 8% is pensioengevend. De 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 de levensloopregeling geregeld in artikel 6a:7 lid 1. Deze 1,5% is pensioengevend. De 0,8% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 het bovenwettelijk verlof van 14,4 uren geregeld in artikel 6:2 lid 1. Deze 0,8% is niet pensioengevend.

    Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald dan worden de in de percentages in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelage(n).

    Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3 lid 2 tot en met 4 dan worden, in afwijking van voorgaande volzin, de percentages in die maand berekend op basis van het volledige salaris en toegekende salaristoelage(n).

    Uitbetaling vindt plaats bij de maandelijkse salarisbetaling.

     

  • B.

    Artikel 2:5:4 lid 2 wordt geschrapt, onder vernummering van lid 3 in lid 2.

     

  • .

    De toelichting op artikel 2:5:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Met de oproepcontractant wordt een contract aangegaan voor minimaal 15 uur per maand. Voor die uren bestaat er dan ook een loonbetalingsverplichting, ook als de oproepcontractant ziek is. Aangezien hoofdstuk 7 per definitie van toepassing is (de CAR/UWO is namelijk van toepassing), hoeft deze loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte niet meer expliciet te worden opgenomen. De berekeningsbasis van de ziekte-uitkering wordt gevormd door het inkomen dat de oproepkracht gedurende het laatste kwartaal genoot.

    De oproepcontractant heeft een IKB conform de regeling in paragraaf 5 van hoofdstuk 3.

Bijlage V. Wijziging van de leeftijdsafhankelijke factoren voor de inkoop van extra pensioen in het kader van het FLO-overgangsrecht (circulaire ECGWO/U201700191 van 10 maart 2017)

 

  • A.

    Artikel 9b:22a, tweede lid, wordt vervangen door

    • 2

      De leeftijdsafhankelijke factor bedraagt

      leeftijd

      factor

      leeftijd

      factor

      leeftijd

      factor

      18

      0,282

      33

      0,440

      48

      0,686

      19

      0,291

      34

      0,453

      49

      0,706

      20

      0,300

      35

      0,467

      50

      0,727

      21

      0,309

      36

      0,481

      51

      0,749

      22

      0,318

      37

      0,495

      52

      0,772

      23

      0,327

      38

      0,510

      53

      0,795

      24

      0,337

      39

      0,526

      54

      0,819

      25

      0,347

      40

      0,541

      55

      0,843

      26

      0,358

      41

      0,558

      56

      0,869

      27

      0,369

      42

      0,574

      57

      0,895

      28

      0.373

      43

      0.580

      58

      0,922

      29

      0.384

      44

      0.598

      59

      0,949

      30

      0.395

      45

      0.616

      60

      0,978

      31

      0.407

      46

      0.634

      61

      1,007

      32

      0.419

      47

      0.653

      62

      1,037

  • In de toelichting wordt de passage ‘Stel dat op leeftijd…. € 10.000 is.’ vervangen door ‘Stel dat op de leeftijd van 62 jaar een bedrag gegenereerd moet zijn van € 10.000 (fictief bedrag). Om dit te bereiken moet, bij de rendementen die ABP verwacht op de leeftijd van 53 jaar een bedrag van € 7.950 gestort worden (€ 10.000 x 0,795). Als er op een later moment dan op 53-jarige leeftijd wordt gestort, dan wordt het te storten bedrag ieder jaar hoger.’

     

  • B.

    Artikel 9b:45a, tweede lid, wordt vervangen door

    • 2

      De leeftijdsafhankelijke factor bedraagt

      leeftijd

      factor

      leeftijd

      factor

      leeftijd

      factor

      18

      0,282

      33

      0,440

      48

      0,686

      19

      0,291

      34

      0,453

      49

      0,706

      20

      0,300

      35

      0,467

      50

      0,727

      21

      0,309

      36

      0,481

      51

      0,749

      22

      0,318

      37

      0,495

      52

      0,772

      23

      0,327

      38

      0,510

      53

      0,795

      24

      0,337

      39

      0,526

      54

      0,819

      25

      0,347

      40

      0,541

      55

      0,843

      26

      0,358

      41

      0,558

      56

      0,869

      27

      0,369

      42

      0,574

      57

      0,895

      28

      0.373

      43

      0.580

      58

      0,922

      29

      0.384

      44

      0.598

      59

      0,949

      30

      0.395

      45

      0.616

      60

      0,978

      31

      0.407

      46

      0.634

      61

      1,007

      32

      0.419

      47

      0.653

      62

      1,037

  • In de toelichting wordt de passage ‘Stel dat op leeftijd…. € 10.000 is.’ vervangen door ‘Stel dat op de leeftijd van 62 jaar een bedrag gegenereerd moet zijn van € 10.000 (fictief bedrag). Om dit te bereiken moet, bij de rendementen die ABP verwacht op de leeftijd van 53 jaar een bedrag van € 7.950 gestort worden (€ 10.000 x 0,795). Als er op een later moment dan op 53-jarige wordt gestort, dan wordt het te storten bedrag ieder jaar hoger.’

Bijlage VI. Aanpassing van de maximumbedragen voor de verplaatsingskosten van verhuisplichtige ambtenaren (circulaire ECGWO/U201700198 van 10 maart 2017)

 

  • A.

    Artikel 18:1:5, eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      De tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts bestaan uit:

      • a.

        een bedrag voor de kosten van transport van de bagage en van de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken;

      • b.

        een bedrag voor dubbel woonkosten, gelijk aan de noodzakelijk te maken kosten, met een maximum van € 312,49 per maand met dien verstande dat de tegemoetkoming ten hoogste voor vier maanden wordt verleend;

      • c.

        een bedrag voor alle andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, met een maximum van € 6.249,44.

  • B.

    Artikel 18:1:7, tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      De vergoeding die plaatsvindt op basis van het eerste lid is, voor dat deel dat gebruik wordt gemaakt van de trein, gemaximeerd op het bedrag van € 3.996 per jaar.

  • Artikel 18:1:7, derde lid komt te luiden:

    • 3.

      De betrokkene die met de trein reist en van de woning of het pension met het ander (aansluitend) openbaar vervoer naar het eerst mogelijke station kan reizen maar van dit openbaar vervoer geen gebruik maakt en in de plaats daarvan met eigen vervoer naar dat station reist, ontvangt een tegemoetkoming van € 104,44 op jaarbasis.

Bijlage VII. Technische wijzigingen (circulaire ECGWO/U201700464 van 7 juni 2017)

 

  • D.

    Artikel 2:7a lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Bij een verruiming van de arbeidsduur geldt :

    • 1.

      de verruiming van de arbeidsduur plaatsvindt gedurende een vooraf te bepalen periode;

    • 2.

      het salaris evenredig wordt verhoogd;

    • 3.

      de vakantieduur evenredig wordt verhoogd;

    • 4.

      de pensioenopbouw evenredig wordt verhoogd

    • 5.

      het minimale IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, sub a evenredig wordt verhoogd;

    • 6.

      het minimale IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, sub b evenredig wordt verhoogd;

    • 7.

      instemming van de ambtenaar is vereist;

    • 8.

      de koop van vakantieuren op grond van artikel 3:29 lid 1, sub a voor de duur van de verruiming niet is toegestaan.

  • .

    De toelichting op artikel 2:7a lid 2 wordt geschrapt.

Naar boven