BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ Avres 2017

Het dagelijks bestuur van Avres;

BESLUIT

 

Vast te stellen de volgende

BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ GEMEENTE Avres 2017

FORMELE GRONDSLAG

 

 

Artikel 1 Wettelijk kader

Participatiewet:

artikel 17 lid 1

artikel 18a

artikel 60c

 

2.IOAW en IOAZ:

artikel 13 lid 1

artikel 20a

 

3.Boetebesluit Sociale Zekerheidswetten:

artikel 1

artikel 2

artikel 2a

artikel 2aa

 

4. Relevante jurisprudentie

In verband met de toepassing van de bestuurlijke boete in de sociale zekerheid heeft de Centrale Raad van Beroep enkele kenmerkende uitspraken gedaan. Deels zijn de conclusies van de Centrale Raad van Beroep inmiddels opgenomen in eerdergenoemde wetsbepalingen. Het Dagelijks Bestuur betrekt deze uitspraken bij het opleggen van een bestuurlijke boete.

 

ALGEMEEN

Artikel 2 Doel

Deze beleidsregel bevat bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke boete bij schending van de inlichtingenplicht, voor zover de wettelijke bepalingen en relevante jurisprudentie aan het Dagelijks Bestuur ruimte bieden tot het maken van eigen keuzen in de uitvoering.

 

Artikel 3 Begrippen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Dagelijks Bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres

b. IOAW: de Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

c. IOAZ: de Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

d. Wet SUWI: de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

e. Boete: bestuurlijke boete bedoeld in artikel 18a Participatiewet, artikel 20a eerste lid van de IOAW/IOAZ

f. Inlichtingenplicht: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

BOETE BIJ SCHENDING INLICHTINGENPLICHT

Artikel 4 Inlichtingenplicht

1. Artikel 30c, derde lid Wet Suwi, artikel 17, eerste lid Participatiewet, artikel 13 IOAW en artikel 13 IOAZ bevatten de bepaling dat informatie ’onverwijld uit eigen beweging’ moet worden verstrekt.

2. Bij gebleken schending van de inlichtingenplicht onderzoekt het Dagelijks Bestuur of hiervoor een bestuurlijke boete of waarschuwing wordt opgelegd.

Artikel 5 Hoogte van de boete

1. De boete bedraagt maximaal het benadelingsbedrag als gevolg van de schending inlichtingenplicht.

2. Het Dagelijks Bestuur bepaalt de boete naar evenredigheid van de omstandigheden van belanghebbende met toepassing van de bepalingen in het Boetebesluit Socialezekerheidswetten.

 

Artikel 6 Boete bij herhaling schending inlichtingenplicht

De boete bij herhaling van de schending inlichtingenplicht binnen 5 jaar nadat een eerdere boete is opgelegd, wordt vastgesteld op 150% van het boetebedrag zoals dat zou worden vastgesteld bij een eerste gedraging en voordat matiging op grond van draagkracht heeft plaatsgevonden.

AFSTEMMING VAN DE BOETE OP DE OMSTANDIGHEDEN

Artikel 7 Verlaging en factoren in verband met de vaststelling van een evenredige boete (draagkracht)

Het Dagelijks Bestuur beoordeelt voor de vaststelling van de boete de financiële omstandigheden van belanghebbende, overeenkomstig de richtlijnen van de Centrale Raad van Beroep. Uitgangspunt is dat de boete door belanghebbende met de beschikbare draagkracht binnen redelijke termijn kan worden voldaan.

 

Hiervoor wordt de boetehoogte met behulp van fictieve draagkracht bepaald:

De financiële ruimte boven 90% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag x het aantal maanden gebaseerd op de aard van de gedraging = de boetehoogte gebaseerd op de beschikbare draagkracht.

 

Het aantal maanden bedraagt bij:

Opzet 24 maanden

Grove schuld 18 maanden

Gewone verwijtbaarheid 12 maanden

Verminderde verwijtbaarheid 6 maanden

 

Artikel 8 Recidive

Het aantal maanden wordt bij een herhaalde gedraging (recidive) verhoogd met factor 1,5.

Artikel 9 Financiële omstandigheden

1. Vermogen dat ligt beneden het vrij te laten bedrag van de Participatiewet wordt niet meegenomen bij het bepalen van de draagkracht.

2. In beginsel is het aan een belanghebbende om financiële omstandigheden aan te tonen.

AFZIEN OF KWIJTSCHELDING VAN DE BOETE

Artikel 10 Waarschuwing

1. Het Dagelijks Bestuur maakt gebruik van de mogelijkheid om in plaats van een bestuurlijke boete te volstaan met een waarschuwing, als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag.

2. Het Dagelijks Bestuur maakt gebruik van de mogelijkheid om in plaats van een bestuurlijke boete te volstaan met een waarschuwing als het benadelingsbedrag niet hoger is dan € 150,–

3. Het Dagelijks Bestuur maakt gebruik van de mogelijkheid om te volstaan met een waarschuwing als belanghebbende, weliswaar te laat maar uit eigen beweging alsnog de volledige benodigde gegevens heeft verstrekt. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a. Betrokkene meldt de juiste en volledige inlichtingen uit eigen beweging. Dus niet in het kader van toezicht op de naleving (onderzoek of heronderzoek).

b. Het college heeft de overtreding nog niet zelf geconstateerd.

c. Betrokkene geeft de inlichtingen binnen een termijn van 60 dagen.

Artikel 11 Dringende redenen

Het Dagelijks Bestuur kan afzien van het opleggen van een boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregel Bestuurlijke Boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Avres 2017.

Artikel 13 Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2017.

 

 

Aldus vastgesteld in het dagelijks bestuur van Avres , gehouden op 31 augustus 2017.

De secretaris, De voorzitter,

 

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGELS

Art 1.

De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep hebben de volgende kenmerken:

24 november 2014 ECLI:NL:CRVB:2014:3754

23 juni 2015 ECLI:NL:CRVB:2015:1880

11 januari 2016 ECLI:NL:CRVB:2016:12

Het Dagelijks Bestuur betrekt deze uitspraken bij het opleggen van een bestuurlijke boete.

Art. 5.

De gevolgen van de boete die wordt opgelegd, is door de hoogte ervan dermate ingrijpend dat bij de vaststelling een ‘indringende evenredigheidstoets’ moet plaatsvinden. Het toetsingskader voor de beoordeling bestaat uit:

De ernst van de gedraging

De mate van verwijtbaarheid

De omstandigheden van belanghebbende, waaronder de draagkracht

Art 10.

Een waarschuwing is alleen van toepassing als betrokkene in de afgelopen twee jaar niet eerder een dergelijke waarschuwing heeft gehad.

Art. 11.

Het afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete kan bij uitzonderlijke dringende redenen. Dit is in het geval als de boete zou leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor betrokkenen of het gezin.

 

 

Naar boven