Treasurystatuut Omgevingsdienst Veluwe IJssel 2016

Inleiding

 

In de vergadering van het Algemeen Bestuur van 15 december 2016 is ingestemd met de Financiële Verordening Omgevingsdienst Veluwe IJssel 2016. In deze verordening staat in artikel 10 over de financieringsfunctie dat het Dagelijks Bestuur bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht neemt, zoals opgenomen in het treasurystatuut.

Onderliggend treasurystatuut (ook wel financieringsstatuut genoemd) geeft een uiteenzetting van het treasurybeleid van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel (OVIJ) en geeft een beschrijving van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de treasuryfunctie. Deze beschrijvingen moeten worden opgevat als dwingende richtlijnen. Het doel van dit statuut is om sturing te geven aan de treasuryfunctie en risico’s te beperken.

In deze memorie van toelichting wordt het wettelijke kader voor de treasuryfunctie van OVIJ kort beschreven. Onderliggend treasurystatuut voldoet aan de wettelijke verplichtingen en opgelegde randvoorwaarden.

Treasurystatuut Omgevingsdienst Veluwe IJssel 2016

1. Algemeen

Artikel 1 Doelstellingen treasurybeleid

De doelstellingen van het treasurybeleid van OVIJ zijn:

a. Het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden met als doel het uitvoeren van de programma’s binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde kaders van de begroting.

b. Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

c. Het beschermen van de vermogens en resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

d. Het optimaliseren van renteresultaten binnen de kaders van de wet Fido, aanvullende regelgeving en de voorschriften die in dit statuut zijn opgenomen.

e. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de treasuryfunctie:

1. De treasurer vraagt bij het aantrekken van lange financieringen bij verschillende financiële instellingen ten minste drie prijsopgaven op. Bij kortgeld kan worden volstaan met één prijsopgaaf als die marktconform is (d.w.z.<= eonia of euribor rekening houdend met de looptijd). Voor het doen van uitzettingen gelden de voorschriften uit de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

2. Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet conform de Wet Fido.

3. Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm conform de Wet Fido.

4. Overeenkomsten voor het aangaan van financieringen, het uitzetten van middelen en het verlenen van garanties luiden in uitsluitend euro’s om valutarisico’s uit te sluiten.

2. Financiering

Artikel 3 Richtlijnen en limieten externe financiering

1. Bij het opereren op de financiële markten wordt zodanig gehandeld dat de toegang tot de markten niet in het gevaar komt; er wordt gestreefd naar financiering tegen zo gunstig mogelijke condities.

2. Bij het aantrekken van gelden voor een periode vanaf één jaar worden minimaal drie partijen benaderd voor een offerte.

3. Het Dagelijks Bestuur stelt, in voorkomende gevallen, in samenspraak met de controller richtlijnen voor de treasuryfunctionaris op, waarbinnen de consolidatie moet plaatsvinden.

4. Leningen worden niet aangetrokken met het doel deze tegen een hoger rendement uit te zetten.

5. In de jaarlijks vast te stellen treasuryparagraaf is aangegeven welke instrumenten zijn toegestaan en tot welk bedrag.

Artikel 4 Richtlijnen en limieten uitzettingen

1. Overtollige liquide middelen boven het berekende drempelbedrag volgens de regeling schatkistbankieren decentrale overheden, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist of uitgeleend aan mede decentrale overheden voor gebruik binnen het publieke domein.

2. Voor de uitzetting tot aan het zogenaamde drempelbedrag kunnen de volgende producten worden gehanteerd:

a. rekening-courant.

Artikel 5 Betalingsverkeer

1. Ten einde de verwerkingskosten te minimaliseren loopt het betalingsverkeer van OVIJ in beginsel alleen over bij de huisbankier aangehouden rekeningen.

2. Iedere betaaltransactie wordt door minimaal 2 functionarissen uitgevoerd (het vier-ogen-principe).

Artikel 6 Relatiebeheer

1. De Financiële Administratie onderhoudt namens OVIJ de contacten met de huisbankier en andere financiële instellingen en bemiddelaars over hun tarieven, producten en diensten.

2. Banken waar rekening-courant verhoudingen mee worden aangegaan en waar betalingsverkeer is ondergebracht, dienen minimaal te voldoen aan de volgende eisen: ze moeten zijn gevestigd in een lidstaat dat ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste 2 ratingbureaus en ze moeten voor de door hen uitgegeven waardepapieren aantonen dat ze tenminste beschikken over een AA-minusrating afgegeven door tenminste 2 ratingbureaus.

3. Financiële instellingen dienen onder Nederlands toezicht, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer, te vallen of onder vergelijkbaar toezicht vanuit de lidstaten.

4. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markt (AFM).

3. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

Artikel 7 Verantwoordelijkheden en taken

Wie

Verantwoordelijkheden en taken

Algemeen Bestuur

Vaststellen financiële beheersverordening volgens art. 212 Gemeentewet.

Vaststellen treasurybeleid vervat in het treasurystatuut (kaderstellende rol).

Vaststellen financieringsparagraaf in de begroting en in de jaarverantwoording (controlerende rol).

Goedkeuren van de te verstrekken leningen en garanties die niet vallen binnen de beleidsregels.

Evalueren – en zo nodig bijstellen – van het treasurybeleid en het controleren van de uitvoering daarvan.

Dagelijks Bestuur

Het (laten) opstellen van een treasurystatuut.

Het (doen) uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgelegd in het treasurystatuut tezamen met de treasury-paragraaf (formele verantwoordelijkheid).

Vaststellen van nadere richtlijnen binnen de kaders van dit statuut.

Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

Directeur

Het (laten) uitvoeren van het treasurybeleid.

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Financiering:

Initiëren van financieringstransacties.

Controller

Uitvoering:

Opstellen en actualiseren van de liquiditeitsplanning.

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Uitvoering:

Coördineren van het toekennen van autorisatie ten aanzien van het elektronisch betalingsverkeer.

Relatiebeheer met financiële instellingen.

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Control:

Monitoren van limieten zoals vastgelegd in de treasury-paragraaf.

 

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Registreren van opgenomen en verstrekte leningen en garanties.

Verzorgen van betalen van rente en aflossing van opgenomen geldleningen.

Innen van rente- en aflossingsverplichtingen op verstrekte leningen.

 

Artikel 8 Bevoegdheden

Taak

Autorisatie

Uitvoering

Financiering (zie artikel 3

treasurystatuut )

 

 

Het aantrekken van kasgeldleningen (looptijd < 1 jaar)

DB

Treasurer van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

 

Aantrekken van langlopende

geldleningen (looptijd ≥1 jaar)

DB

Treasurer van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

 

Uitzettingen (artikel 4

treasurystatuut )

 

 

Verrichten van kortlopende

uitzettingen (looptijd < 1 jaar)

DB

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Verrichten van langlopende

uitzettingen (looptijd ≥ 1 jaar)

DB

Treasurer van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Liquiditeitenbeheer

 

 

Bankrekeningen openen/

sluiten/wijzigen

Directeur

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Vaststellen/wijzigen bankcondities bij huidige bankrelaties.

Directeur

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Aangaan nieuwe bankrelaties

Directeur

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Betalingsverkeer (zie artikel 5

treasurystatuut )

 

 

Verrichten betaalopdrachten

Budgethouder

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

Autorisaties verstrekken voor het verrichten van betaaltransacties

Directeur

Financiële Administratie van de gemeente waarmee de dienstverleningsovereenkomst bedrijfsvoering is gesloten

 

4. Informatievoorziening

Artikel 9 Operationele en verantwoordingsinformatie

Informatie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

Frequentie

Treasurystatuut

Controller

AB

1x per 4 jaar

Treasuryparagraaf

Controller

AB

2 x per jaar

5. Slotbepalingen

Artikel 10 Rechtspositie treasurystatuut

Het treasurystatuut is geschreven als uitwerking van artikel 10 van de Financiële Verordening Omgevingsdienst Veluwe IJssel 2016, zoals vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur op 15 december 2016.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel van 15 december 2016.

de secretaris,

J.J.W. Strebus

de PLV voorzitter,

M. Sandmann

Memorie van toelichting Treasurystatuut Omgevingsdienst Veluwe IJssel 2016

1. Wettelijk kader

 

Het wettelijke kader aangaande treasuryfunctie betreft een drietal wetten namelijk:

1. Wet gemeenschappelijke regelingen.

2. Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

3. Wet financiering en decentrale overheden (Fido) en daaruit voortvloeiende regelingen.

 

Ad 1 Wet gemeenschappelijke regelingen

In de Wet gemeenschappelijke regelingen staat ten aanzien van treasury het volgende:

• Op grond van artikel 57b, lid 1, sub 160, lid 1e is het Dagelijks Bestuur bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de omgevingsdienst te besluiten. Het Dagelijks Bestuur is daarom verantwoordelijk voor een deugdelijke uitvoering van het treasurybeleid en –functie.

• Volgens artikel 57d, lid 1 wordt de omgevingsdienst door de voorzitter van het Dagelijks Bestuur in en buiten rechte vertegenwoordigd en kan deze bevoegdheid worden overgedragen aan een door hen aan te wijzen persoon.

 

Ad 2 Besluit Begroting en Verantwoording

In het BBV zijn een aantal zaken vermeld ten aanzien van de treasuryfunctie, zijnde:

• De verplichting tot het opstellen van een financierings/treasuryparagraaf in zowel de begroting als de jaarrekening staat in artikel 9, lid 2d en artikel 26 van het Besluit begroting en verantwoording (BVV).

• In artikel 13 is vervolgens vermeld dat in de treasuryparagraaf minimaal de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille moet zijn opgenomen.

 

Ad 3 Wet Fido

De Wet Fido (Financiering Decentrale Overheden) heeft begin 2001 de Wet filo (Financiering Lagere Overheden) uit 1987 vervangen. In 2006 is de wet geëvalueerd en enigszins aangepast. In december 2013 is vervolgens de regelgeving ten aanzien van de verplichting tot schatkistbankieren toegevoegd.

 

Daarnaast gelden, als uitvloeisel van de Wet Fido:

• De uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

• De regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (RUDDO) die is aangescherpt naar aanleiding van de problemen met de beleggingen in IJsland uit het najaar van 2008. In 2014 zijn deze regels wederom worden aangepast als gevolg van het beleidskader inzake het gebruik van financiële derivaten door (semi)publieke instelling.

• De regeling schatkistbankieren decentrale overheden waarin de spelregels zijn vastgelegd ten aanzien van het verplichte aanhouden van overtollige liquide middelen bij ’s Rijks schatkist.

De hoofdzaken uit de Wet Fido en bijbehorende regelingen zijn:

• OVIJ gaat slechts leningen aan, zet middelen uit of verleent garanties ten behoeve van de publieke taak. Decentrale overheden kunnen binnen het wettelijke kader zelf bepalen wat zij tot hun publieke taak rekenen. Wel wordt terughoudendheid van de decentrale overheden verwacht en zal door de toezichthouder worden gekeken of OVIJ degelijk motiveert waarom een activiteit tot zijn publieke taak wordt gerekend.

• Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De kasgeldlimiet is opgenomen in de Wet Fido ter beperking van het bedrag van de vlottende schuld waarover dagelijks renterisico wordt gelopen. Zo worden grote fluctuaties in de korte rentelasten vermeden. Bij een dreigende derde achtereenvolgende overschrijding wordt de toezichthouder op de hoogte gebracht tezamen met een plan om binnen de limiet te blijven in het lopende kwartaal. De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de verplichting om onder de kasgeldlimiet te blijven.

• Het renterisico op de vaste schuld van OVIJ overschrijdt de renterisiconorm niet. Deze norm beoogt de beperking van het bedrag van de vaste schuld waarover op termijn renterisico wordt gelopen. De renterisiconorm is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van het begrotingstotaal van OVIJ bij aanvang van het jaar. De toezichthouder geeft een aanwijzing als hieraan niet wordt voldaan. Ook hier kan de toezichthouder ontheffing verlenen.

• Overtollige liquide middelen moeten, behoudens het drempelbedrag, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist. Het drempelbedrag bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal bij decentrale overheden met een begrotingsomvang dat kleiner is dan 500 miljoen euro met een minimum van € 250.000 en een maximum van € 2.500.000. Bij een groter begrotingstotaal dan 500 miljoen euro, bedraagt het drempelbedrag 3,75 miljoen euro plus 0,2% over het meerdere dat 500 miljoen euro te boven gaat.

• Aangezien vrijwel alle overtollige middelen belegd moeten worden bij ’s Rijks schatkist, zijn de regels ten aanzien van uitzettingen van gering belang geworden. Er gelden echter wel eisen voor de tegenpartijen waarmee zaken wordt gedaan, zijnde:

a. Het moeten financiële ondernemingen zijn.

b. Deze ondernemingen moeten in lidstaten gevestigd zijn die ten minste beschikken over een AA-rating, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus.

c. De door deze ondernemingen uitgegeven waardepapieren moeten minimaal over aan AA minusrating beschikken, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus. Indien de uitzetting een looptijd heeft van minder dan 3 maanden dan moet over minimaal een A-rating worden beschikt, wederom afgegeven door twee rating-bureaus.

 

2. Toelichting per artikel

 

Niet alle artikelen zijn voorzien van een toelichting. Hierna wordt, zover nodig, per artikel nog een nadere toelichting verstrekt.

 

Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

In dit artikel wordt bij het aantrekken van financieringen onderscheid gemaakt tussen lange financieringen en kortgeld.

In dit artikel wordt een tweetal verantwoordelijkheden/bevoegdheden benoemd, voor een totaaloverzicht van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden wordt verwezen naar de artikelen 7 en 8.

 

Artikel 3 Richtlijnen en limieten externe financiering

Per (deel)functie zijn operationele doelstellingen, richtlijnen en limieten benoemd. Getracht is deze zo concreet mogelijk te maken zodat achteraf ook is vast te stellen of deze doelstellingen zijn gerealiseerd c.q. of richtlijnen zijn nageleefd en limieten niet zijn overschreden. Doelstellingen in financiële zin horen niet thuis in een statuut, maar zullen onderdeel uit gaan maken van een treasuryparagraaf bij de begroting.

 

Artikel 4 Richtlijnen en limieten uitzettingen

Hier gelden de regels volgens de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

Naar boven