Mandatering en machtiging toezichthouders kinderopvang en peuterspeelzalen GGD Noord- en Oost-Gelderland

 

 

De directeur publieke gezondheid van GGD Noord- en Oost-Gelderland;

 

Gelet op:

  • artikel 1.61, eerste lid, en artikel 2.19, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die bepalen dat de colleges van burgemeester en wethouders:

    • toezien op de naleving van de kwaliteitseisen voor de kinderopvang en peuterspeelzalen.

    • de directeur publieke gezondheid van de GGD aanwijzen als toezichthouder;

  • artikel 5, vierde lid, van de Gemeenschappelijke regeling GGD Noord- en Oost-Gelderland 2016, waarin de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders hebben vastgelegd dat:

    • de directeur publieke gezondheid van de GGD toezichthouder is in de zin van artikel 1.61, eerste lid, en artikel 2.19, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

    • aan hem de bevoegdheden als toezichthouder toekomen, genoemd in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

 

BESLUIT

 

 

  • 1.

    de medewerkers van GGD Noord- en Oost-Gelderland die aangesteld zijn in de functie van GGD Gezondheidsmedewerker en in het bijzonder toezichthouder, te machtigen en te mandateren om de toezichthoudende bevoegdheden, bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, uit te oefenen.

  • 2.

    te bepalen dat het mandaat en de machtiging omvatten dat de toezichthouder, voor zover een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in een woning is gevestigd, ter uitvoering van de toezichthoudende taken bevoegd is zonder toestemming van de bewoners in die woning binnen te treden (artikel 1.61, tweede lid, en artikel 2.19, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen).

  • 3.

    te bepalen dat het mandaat en de machtiging omvatten het geven van een schriftelijk bevel, als bedoeld in artikel 1.65, derde lid, en artikel 2.23, derde lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 4.

    te bepalen dat het de toezichthouder is toegestaan een ondertekening digitaal te laten aanbrengen.

  • 5.

    als voorwaarden aan de uitoefening van het toezicht te verbinden:

    • a.

      de toezichthouders dragen een legitimatiebewijs van de GGD Noord- en Oost-Gelderland bij zich en tonen dit bewijs desgevraagd.

    • b.

      de toezichthouders ondertekenen stukken die zij verzenden bij de uitoefening van de toezichthoudende bevoegdheden, als volgt: Namens de directeur publieke gezondheid GGD Noord- en Oost-Gelderland, naam, functie (“toezichthouder kinderopvang”) en handtekening van de medewerker.

  • 6.

    het besluit tot mandatering en machtiging van 24 augustus 2010 in te trekken

  • 7.

    te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 mei 2017

 

Aldus vastgesteld te Warnsveld op 25 april 2017,

D.W. ten Brinke,

directeur publieke gezondheid GGD Noord- en Oost-Gelderland

Naar boven