Blad gemeenschappelijke regeling van Hefpunt
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hefpunt | Blad gemeenschappelijke regeling 2016, 84 | Plannen | overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hefpunt | Blad gemeenschappelijke regeling 2016, 84 | Plannen | overig |
III Doelstellingen van de treasuryfunctie
IV Uitgangspunten risicobeheer
VIII Intern liquiditeitsrisicobeheer
XIV Saldo- en liquiditeitenbeheer
XV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
Van toepassing zijnde wetteksten
Per 1 januari 2001 is de Wet financiering lagere overheden (Wet filo) vervangen door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). In deze nieuwe wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De treasuryfunctie wordt hierbij gedefinieerd als:
het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:
de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en
Hefpunt onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.
In verband met de vereisten van de Wet fido, voert onze organisatie het instrument op het gebied van treasury in. In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de organisatie jaarlijks een treasuryparagraaf opnemen in zowel de begroting als in het jaarverslag. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. In de periodieke rapportages wordt de tussentijdse verslaglegging opgenomen.
Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden). Teneinde de transparantie van het treasurystatuut te bevorderen is, voor zover dit relevant is, aansluiting gezocht bij de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde “Handreiking Treasury”.
In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, bedrijfsfinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.
Tenslotte dient het treasurystatuut te worden geïmplementeerd in de organisatie. Een succesvolle implementatie vereist een breed draagvlak binnen de organisatie voor de geformuleerde beleidskeuzes. Een goede communicatie behoort hierbij tot de belangrijkste succesfactoren.
Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Hefpunt;
Gelezen het voorstel van het Dagelijks bestuur;
Gelet op de Wet financiering decentrale overheden en de hiermee verbandhoudende bepalingen
vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.
In dit statuut wordt verstaan onder:
- Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;
- Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
- Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
- Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
- Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de organisatie bij aanvang van het jaar;
- Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;
- Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;
- Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
- Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;
- Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;
- Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de organisatie door rentewijzigingen;
- Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de organisatie dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;
- Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;
- Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;
- Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;
- Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;
- Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, bedrijfsfinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
- Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
Dit treasurystatuut heeft enkel en alleen betrekking op de middelen die Hefpunt tot haar beschikking heeft voor de dekking van haar eigen exploitatiekosten. De belastingopbrengsten die Hefpunt int voor haar deelnemers en/of opdrachtgevers vallen buiten de reikwijdte van dit statuut. Ten aanzien van deze geldstroom geldt dat Hefpunt geen enkele bevoegdheid heeft om deze middelen uit te zetten. In de SLA tussen Hefpunt en haar deelnemers en/of opdrachtgevers zijn nadere afspraken gemaakt op welke wijze Hefpunt deze middelen aan de betreffende deelnemer en/of opdrachtgever afdraagt. In de administratie dient deze geldstroom geheel af gescheiden te zijn van de geldstroom ten behoeve van de eigen exploitatie.
III Doelstellingen van de treasuryfunctie
De treasuryfunctie van de organisatie dient tot:
IV Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De organisatie kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;
1. De organisatie beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s.
2. Tevens beperkt de organisatie de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.
Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:
VIII Intern liquiditeitsrisicobeheer
De organisatie beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.
Valutarisico’s worden in de organisatie uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid, de euro.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
1. Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;
2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;
3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, kasgeldleningen, rekening-courant, deposito’s, daggeld, leasen, staatsobligaties;
4. De organisatie vraagt schriftelijke offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
1. Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;
2. De organisatie vraagt bij minimaal 2 schriftelijke instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.
De organisatie beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht[1] te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer en te voldoen aan de beschrijving zoals vermeld in artikel 1 van de “Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden” (d.d. 21 december 2000/FM 20000/0404-M Directie Financiële Markten – Staatscourant 28 december 2000, nr 251/pag.20).
Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:
XIV Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
1. De organisatie streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;
2. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de organisatie kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;
3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, deposito’s, kasgeldleningen, onderhandse leningen en kredietlimiet op rekening courant;
4. Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, deposito’s;
5. Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;
6. De organisatie vraagt bij minimaal 2 instellingen schriftelijke offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.
Administratieve organisatie en interne controle
XV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.
1. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;
2. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;
3. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:
a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);
b. toetsing van de schriftelijke offertes voor het aangaan en uitzetten van gelden wordt door minimaal twee functionarissen verricht.
c. de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;
d. de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.
4. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;
5. Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;
6. Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de senior medewerker Financiën en Control.
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de organisatie staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:
Dit treasurystatuut treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van het
de voorzitter, ir. J. Bartelds de secretaris, drs. P.W. Geerdink
In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de organisatie op hoofdlijnen vastgelegd. Van groot belang is de reikwijdte van het statuut. De belastinggelden die Hefpunt int worden buiten beschouwing gelaten. Hefpunt kan en mag niet beschikken over deze gelden en dient er voor te zorgen dat deze gelden zo snel mogelijk worden afgedragen aan de opdrachtgever (artikel 2). De doelstellingen van de treasuryfunctie worden in artikel 3 weergegeven. Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeenschappelijke regeling bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.
De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de bedrijfsfinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
[1] Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2016-84.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.