TREASURYSTATUUT

 

Artikel 1  

Inhoud

 

1. Inleiding

2. Treasurystatuut

I Begrippenkader

II Reikwijdte treasurystatuut

III Doelstellingen van de treasuryfunctie

IV Uitgangspunten risicobeheer

V Renterisicobeheer

VI Koersrisicobeheer

VII Kredietrisicobeheer

VIII Intern liquiditeitsrisicobeheer

IX Valutarisicobeheer

X Financiering

XI Langlopende uitzettingen

XII Relatiebeheer

XIII Geldstromenbeheer

XIV Saldo- en liquiditeitenbeheer

XV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

XVI Verantwoordelijkheden

XVII Bevoegdheden

XVIII Informatievoorziening

XIX Inwerkingtreding

 

3 Memorie van toelichting

 

  Van toepassing zijnde wetteksten

  • -

    Besluit tot wijziging comptabiliteitsvoorschriften – Staatsblad 2001 45

  • -

    Wet financiering decentrale overheden – Staatsblad 2000 587

  • -

    Memorie van Toelichting op de Wet financiering decentrale overheden

  • -

    Besluit inwerkingtreding Wet financiering decentrale overheden – Staatsblad 2000 588

  • -

    Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden – Staatsblad 589

  • -

    Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden

  • -

    Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden

  

1. Inleiding

Per 1 januari 2001 is de Wet financiering lagere overheden (Wet filo) vervangen door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). In deze nieuwe wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De treasuryfunctie wordt hierbij gedefinieerd als:

 

het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:

de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en

de hieraan verbonden risico’s

 

Hefpunt onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

 

In verband met de vereisten van de Wet fido, voert onze organisatie het instrument op het gebied van treasury in. In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de organisatie jaarlijks een treasuryparagraaf opnemen in zowel de begroting als in het jaarverslag. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. In de periodieke rapportages wordt de tussentijdse verslaglegging opgenomen.

 

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden). Teneinde de transparantie van het treasurystatuut te bevorderen is, voor zover dit relevant is, aansluiting gezocht bij de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde “Handreiking Treasury”.

 

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, bedrijfsfinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Tenslotte dient het treasurystatuut te worden geïmplementeerd in de organisatie. Een succesvolle implementatie vereist een breed draagvlak binnen de organisatie voor de geformuleerde beleidskeuzes. Een goede communicatie behoort hierbij tot de belangrijkste succesfactoren.

  

2 Treasurystatuut

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Hefpunt;

Gelezen het voorstel van het Dagelijks bestuur;

Gelet op de Wet financiering decentrale overheden en de hiermee verbandhoudende bepalingen

 

B E S L U I T

 

vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

1.

 

 

I Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

- Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

- Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

- Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

- Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

- Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de organisatie bij aanvang van het jaar;

- Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

- Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

- Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

- Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

- Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

- Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de organisatie door rentewijzigingen;

- Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de organisatie dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

- Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

- Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

- Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

- Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

- Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, bedrijfsfinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

- Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

 

II Reikwijdte treasurystatuut

 Artikel 2

Dit treasurystatuut heeft enkel en alleen betrekking op de middelen die Hefpunt tot haar beschikking heeft voor de dekking van haar eigen exploitatiekosten. De belastingopbrengsten die Hefpunt int voor haar deelnemers en/of opdrachtgevers vallen buiten de reikwijdte van dit statuut. Ten aanzien van deze geldstroom geldt dat Hefpunt geen enkele bevoegdheid heeft om deze middelen uit te zetten. In de SLA tussen Hefpunt en haar deelnemers en/of opdrachtgevers zijn nadere afspraken gemaakt op welke wijze Hefpunt deze middelen aan de betreffende deelnemer en/of opdrachtgever afdraagt. In de administratie dient deze geldstroom geheel af gescheiden te zijn van de geldstroom ten behoeve van de eigen exploitatie.

 

 

III Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 3.

De treasuryfunctie van de organisatie dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van bedrijfsvermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

 

 

Risicobeheer

 

 

IV Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 4.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De organisatie mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door het bestuur goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies van het team Bedrijfsbureau wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 2.

    De organisatie kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

   

V Renterisicobeheer

Artikel 5.

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de organisatie tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

  

VI Koersrisicobeheer

Artikel 6.

1. De organisatie beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s.

2. Tevens beperkt de organisatie de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

 

VII Kredietrisicobeheer

Artikel 7.

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

  • -

    Instellingen voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% geldt;

  • -

    Financiële instellingen met ten minste een A-rating van één van de volgende erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

     

VIII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 8.

De organisatie beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

 

 

IX Valutarisicobeheer

Artikel 9.

Valutarisico’s worden in de organisatie uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid, de euro.

  

Bedrijfsfinanciering

 

X Financiering

Artikel 10.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

1. Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, kasgeldleningen, rekening-courant, deposito’s, daggeld, leasen, staatsobligaties;

4. De organisatie vraagt schriftelijke offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  

 

XI Langlopende uitzettingen

Artikel 11.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

1. Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

2. De organisatie vraagt bij minimaal 2 schriftelijke instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

 

 

XII Relatiebeheer

Artikel 12.

De organisatie beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht[1] te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer en te voldoen aan de beschrijving zoals vermeld in artikel 1 van de “Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden” (d.d. 21 december 2000/FM 20000/0404-M Directie Financiële Markten – Staatscourant 28 december 2000, nr 251/pag.20).

  

Kasbeheer

 

 

XIII Geldstromenbeheer

Artikel 13.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op organisatieniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank. 

 

 

XIV Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 14.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

1. De organisatie streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

2. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de organisatie kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, deposito’s, kasgeldleningen, onderhandse leningen en kredietlimiet op rekening courant;

4. Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, deposito’s;

5. Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

6. De organisatie vraagt bij minimaal 2 instellingen schriftelijke offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

  

 

Administratieve organisatie en interne controle

 

 

XV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 15.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

1. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

2. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

3. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

b. toetsing van de schriftelijke offertes voor het aangaan en uitzetten van gelden wordt door minimaal twee functionarissen verricht.

c. de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

d. de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

4. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

5. Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

6. Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de senior medewerker Financiën en Control.

  

 

XVI Verantwoordelijkheden

Artikel 16.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de organisatie staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

Functionaris belast met treasury

 

Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf

Algemeen Bestuur

 

Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid en limieten in het treasurystatuut;

Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting;

Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

Het uitvoeren van de niet aan het Dagelijks Bestuur overgedragen treasuryactiviteiten.

Dagelijks Bestuur

 

Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

Het rapporteren aan het Algemeen Bestuur over de uitvoering van het treasurybeleid;

Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury.

De teammanager

Bedrijfsbureau

  • 1.

    Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • 2.

    Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • 3.

    Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het bestuur.

 

 

XVII Bevoegdheden

Artikel 17.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

 

 

 

Uitvoering

(eerste handtekening)

Autorisatie

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

  • 1.

    Het uitzetten van geld via callgeld of deposito

De teammanager Bedrijfsbureau

Directeur

  • 2.

    Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

De teammanager Bedrijfsbureau

Directeur

  • 3.

    Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker Financiën en Control

Directeur

Bankrelatiebeheer

  • 4.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Directeur

Dagelijks Bestuur

  • 5.

    Bankcondities en tarieven afspreken

Directeur

Dagelijks Bestuur

Financiering en belegging

  • 6.

    Het afsluiten van kredietfaciliteiten

De teammanager Bedrijfsbureau

Directeur

  • 7.

    Het aantrekken van gelden via vaste of onderhandse leningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut en de treasuryparagraaf

De teammanager Bedrijfsbureau

Directeur

  • 8.

    Het uitzetten van gelden via (staats) obligaties, MTN’s, CP/CD’s onderhandse leningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut en de treasuryparagraaf.

De teammanager Bedrijfsbureau

Directeur

 

XVIII Informatievoorziening

 

Artikel 18.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

 

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning;

Kwartaal / Incidenteel

De teammanagers

De teammanager Bedrijfsbureau

2. Liquiditeitenplanning;

Kwartaal

De teammanager Bedrijfsbureau

Dagelijks Bestuur/

directeur

3. Beleidsplannen treasury in Treasuryparagraaf van begroting;

Jaarlijks

 

De teammanager Bedrijfsbureau

Dagelijks Bestuur/

directeur

4. Evaluatie treasury activiteiten in Treasuryparagraaf van jaarrekening;

Jaarlijks

 

De teammanager Bedrijfsbureau

Dagelijks Bestuur/

directeur

5. Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via kwartaalrapportages;

Kwartaal

De teammanager Bedrijfsbureau

Dagelijks Bestuur/

directeur

6. Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via jaarverslag;

Jaarlijks

De teammanager Bedrijfsbureau

Dagelijks Bestuur/

directeur

7. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido.

Kwartaal

De teammanager Bedrijfsbureau

Derden

 

 

 

XIX Inwerkingtreding

Artikel 19.

Dit treasurystatuut treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2015.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van het

Hefpunt op 16 maart 2015.

 

 

de voorzitter, ir. J. Bartelds de secretaris, drs. P.W. Geerdink

 

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de organisatie op hoofdlijnen vastgelegd. Van groot belang is de reikwijdte van het statuut. De belastinggelden die Hefpunt int worden buiten beschouwing gelaten. Hefpunt kan en mag niet beschikken over deze gelden en dient er voor te zorgen dat deze gelden zo snel mogelijk worden afgedragen aan de opdrachtgever (artikel 2).  De doelstellingen van de treasuryfunctie worden in artikel 3 weergegeven. Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeenschappelijke regeling bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de bedrijfsfinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

[1] Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

 

Namens deze,

Voorzitter, ir. J. Bartelds de

Secretaris, drs. P.W. Geerdink

Naar boven