Beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van afvalwater van huishoudelijke aard afkomstig vanuit IBA–systemen

 

 

De ambtenaar belast met de heffing van het Waterschap Hollandse Delta, gelet op artikel 7.2 tweede lid, artikel 7.5, vijfde lid, van de Waterwet, artikel 122i, eerste lid, van de Waterschapswet en artikel 14 jo. artikel 8 van de Verordening verontreinigingsheffing waterschap Hollandse Delta 2017;

 

BESLUIT :

vast te stellen de volgende beleidsregels voor toepassing van het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA–systemen.

 

Artikel 1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    IBA–systeem: een systeem voor de individuele behandeling van afvalwater met certificering klasse II of III;

  • b.

    certificering: attestering als bedoeld in de BRL K10002 van het Kiwa en NEN-EN 12566-3;

  • c.

    woonruimte: woonruimte als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de Waterwet;

  • d.

    bedrijfsruimte: bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de Waterwet;

  • e.

    afvalwater van huishoudelijke aard: afvalwater afkomstig van huishoudens of hiermee vergelijkbaar afvalwater.

  • f.

    ingenomen water: ingenomen water als bedoeld in artikel 122c, onderdeel j, van de Waterschapswet.

  • g.

    ambtenaar belast met de heffing: ambtenaar als bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • h.

    beheerder: beheerder als bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onderdeel b, van de Waterwet;

  • i.

    zuiveringsrendement: het percentage zuurstofbindende stoffen in afvalwater van huishoudelijke aard dat door middel van een IBA–systeem wordt verwijderd;

  • j.

    lozen: het brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de Waterwet.

     

Artikel 2 Forfaitaire regeling voor IBA–systemen

  • 1.

    De beheerder van een IBA–systeem is heffingsplichtig voor de verontreinigingsheffing voor het lozen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap.

  • 2.

    De vervuilingswaarde van het afvalwater dat vanuit een IBA–systeem wordt geloosd, wordt gesteld op:

    • a.

      drie vervuilingseenheden indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt;

    • b.

      één vervuilingseenheid indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde één vervuilingseenheid of minder bedraagt.

       

Artikel 3 Bepaling vervuilingswaarde

  • 1.

    De bepaling van de vervuilingswaarde van een lozing vanuit een IBA–systeem als bedoeld in artikel 2, vindt plaats aan de hand van het totale waterverbruik van de aangesloten woon– en bedrijfsruimten en van het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem.

  • 2.

    Indien op een IBA–systeem uitsluitend woonruimten zijn aangesloten, wordt de vervuilingswaarde voor de toepassing van de forfaitaire regeling van artikel 2, tweede lid, bepaald volgens de formule:

Waarbij:

A = het totale aantal m³ water dat in het kalenderjaar ten behoeve van de op de IBA aangesloten woonruimten is ingenomen;

B = het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem.

Voor de toepassing van het tweede lid wordt het zuiveringsrendement van de IBA–systemen van de te onderscheiden klassen gesteld op een factor:

klasse II: 75

klasse III: 90

  • 1.

    De berekeningsmethode als vermeld in het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien op een IBA–systeem één bedrijfsruimte is aangesloten van waaruit uitsluitend huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd. Ditzelfde geldt voor een IBA–systeem, waarop naast een bedrijfsruimte, ook één of meer woonruimten zijn aangesloten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de vervuilingswaarde van een lozing vanuit een IBA–systeem op één vervuilingseenheid gesteld, indien:

    • a.

      niet meer dan één woonruimte op het betreffende IBA–systeem is aangesloten;

    • b.

      uitsluitend afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd.

       

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en hebben betrekking op belastbare feiten die zich vanaf 1 januari 2017 voordoen of hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van afvalwater van huishoudelijke aard afkomstig vanuit IBA-systemen’.

     

Toelichting

Algemeen

Bij dit besluit zijn fiscale beleidsregels vastgesteld voor toepassing van het zogenaamde bedrijfsruimteforfait bij het afvoeren van stoffen vanuit een IBA–systeem (zuiveringtechnisch werk als bedoeld in artikel 7.5, vijfde lid, van de Waterwet).

Om onder de werkingssfeer van deze beleidsregels te vallen, dient aan enkele voorwaarden te zijn voldaan:

  • a.

    het betreffende IBA–systeem is gecertificeerd en ingedeeld in de klassen II of III van de beoordelingsrichtlijn BRL K10002 van het Kiwa en voldoet aan NEN-EN 12566-3;

  • b.

    het betreffende IBA–systeem wordt uitsluitend gebruikt voor de zuivering van afvalwater van huishoudelijke aard;

  • c.

    het IBA–systeem wordt niet beheerd door een waterschap en/of een gemeente.

     

  • a.

    Certificering

Deze beleidsregels gaan uit van de certificering en klassenindeling op grond van de beoordelingsrichtlijn BRL K10002 van het Kiwa en de NEN-EN 12566-3. Dit biedt, tezamen met de vereisten die aan het onderhoud van IBA–systemen kunnen worden gesteld, een zekere garantie voor het te behalen zuiveringsrendement. Uitsluitend IBA–systemen die zijn ingedeeld in de klassen II en III komen in aanmerking voor de toepassing van het bedrijfsruimteforfait. Systemen van klasse I kennen hiervoor immers een te laag zuiveringsrendement. Indien de heffingsplichtige van mening is dat niettemin een aanslag van één vervuilingseenheid zou moeten worden opgelegd, dient hij dit aannemelijk te maken door middel van meting, bemonstering en analyse. Ditzelfde geldt voor systemen die niet op grond van de genoemde beoordelingsrichtlijn zijn gecertificeerd.

 

a.Afvalwater van huishoudelijke aard

IBA–systemen zijn in beginsel ontworpen voor de behandeling van water van huishoudelijke aard. Dat wil zeggen afvalwater afkomstig van woonruimten en afvalwater van bedrijfsruimten met een vergelijkbare samenstelling. De certificering en klassenindeling van de IBA–systemen door het Kiwa zijn gebaseerd op dit afvalwater. Over het zuiveringsrendement van IBA–systemen bij zuivering van afvalwater van andere dan huishoudelijke aard is nog weinig bekend. In dergelijke gevallen zal de belastingplichtige door middel van meting, bemonstering en analyse de toepasbaarheid van het forfait aannemelijk moeten maken.

 

a.Beheer

In de gevallen waarin het waterschap en/of een gemeente beheerder is van het IBA–systeem, wordt de achterliggende vervuiler in de zuiveringsheffing betrokken, dat wil zeggen de aangesloten woon– of bedrijfsruimte. Deze beleidsregels zijn in dat geval niet van toepassing. De achterliggende vervuiler wordt door het waterschap belast op grond van artikel 122g van de Waterschapswet (meting, bemonstering en analyse) of ontvangt een aanslag van drie vervuilingseenheden of één vervuilingseenheid op grond van het woonruimteforfait van artikel 122h, eerste lid, van de Waterschapswet.

In alle andere gevallen zijn deze beleidsregels wel van toepassing. Het betreft hier gevallen waarin ofwel de gemeente ofwel de achterliggende vervuiler(s) het IBA– systeem beheert (beheren). Het beheer van een IBA–systeem kan samenvallen met degene die het IBA–systeem gefinancierd heeft, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Zie hierna ook de toelichting op artikel 1.

 

Eén woonruimte

Er wordt beleidsmatig onderscheid gemaakt tussen een IBA–systeem waarop één woonruimte is aangesloten en een IBA–systeem waarop meerdere woon– en/of bedrijfsruimten zijn aangesloten (een zogenaamde ‘groeps–IBA’). De lozingen van de eerste categorie worden automatisch onder het forfait van één vervuilingseenheid gebracht, mits vanuit deze woonruimten uitsluitend afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd. Dit is een praktische werkwijze die goed verdedigbaar is, gelet op het zuiveringsrendement van de klasse II en III IBA–systemen.

 

Meerdere aansluitingen

In geval op één IBA–systeem meer dan één woonruimte of bedrijfsruimte is aangesloten wordt de vervuilingswaarde berekend op grond van de hoeveelheid ingenomen water en het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem. Het zuiveringsrendement voor de onderscheiden klassen is vastgesteld op een factor die mede is bepaald op grond van de certificeringseisen van de geldende attesteringsrichtlijn. Overigens kan zich in deze situatie de omstandigheid voordoen dat de berekening resulteert in een vervuilingswaarde van méér dan vijf vervuilingseenheden. Hoewel de beleidsregels hierin strikt genomen niet voorzien – deze zien op toepassing van het kleine bedrijfsruimteforfait van één of drie vervuilingseenheden – kan deze berekening worden aangemerkt als een redelijke schatting op grond waarvan deze lozing in de heffing kan worden betrokken.

 

Melkspoelwater

Uit ervaring is gebleken dat geen algemeen toepasbare formule voor de berekening van lozingen van melkspoelwater kan worden opgesteld. Lozingen van melkspoelwater blijven om die reden buiten het bereik van deze beleidsregels. In dat geval kan meting, bemonstering en analyse uitkomst bieden. Vanzelfsprekend kan een soortgelijke berekeningsmethode als in artikel 3, tweede lid, worden gehanteerd, uitgaande van een toepasselijke afvalwatercoëfficiënt. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de klasse-indeling van de IBA-systemen door KIWA na testen met afvalwater van huishoudelijke aard.

Beoordelingsrichtlijn BRL K10002 en NEN-EN 12566-3

De Nederlandse beoordelingsrichtlijn BRL K10002 is inmiddels opgevolgd door de Europese norm NEN-EN 12566-3. In tegenstelling tot de BRL K10002 stelt deze Europese norm geen eisen aan de kwaliteit van het gezuiverde afvalwater. Daarom is het vaak lastig om vooraf te kunnen inschatten in hoeverre een te plaatsen IBA aan de gestelde grenswaarden kan voldoen. Om deze reden wordt verwezen naar beide richtlijnen. De beide normen zijn op aanvraag in te zien bij het waterschap.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Algemeen

In de beleidsregels wordt zoveel mogelijk verwezen naar de wettekst waarin het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA–systemen is geregeld. Hiermee wordt voorkomen dat als gevolg van een tussentijds wetswijziging de definities in de beleidsregels af gaan wijken van de wettekst. Bij de uitleg van deze definities zijn de wetsgeschiedenis en jurisprudentie van belang.

 

Onderdeel a

In de beoordelingsrichtlijn K10002 is aangegeven dat IBA–systemen in drie hoofdgroepen ingedeeld kunnen worden: klasse I (waaronder de zogenaamde septic tanks van verschillende omvang), klasse II en klasse III (onderverdeeld in IIIa en IIIb). In beginsel komen alleen gecertificeerde systemen in de klassen II en III in aanmerking voor toepassing van de hier opgestelde beleidsregels, omdat ze een zuiveringsrendement van 75% of meer realiseren. Deze hoge zuiveringsrendementen kunnen in de berekening van het aantal vervuilingseenheden leiden tot een uitkomst die binnen het bereik van het kleine bedrijvenforfait bij IBA–systemen valt. De belastingplichtige kan gevraagd worden om aan te tonen dat de IBA volgens de voorschriften van de fabrikant geplaatst is en dat de IBA jaarlijks onderhouden wordt. Onderhoud kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het overleggen van een onderhoudscontract. Uiteraard kunnen ook niet in Nederland gefabriceerde systemen op basis van de eerder genoemde beoordelingsrichtlijn worden gecertificeerd en ingedeeld in de klassen I, II of III.

Daarnaast dienen de IBA-systemen te voldoen aan de NEN-EN 12566-3

 

Onderdeel h

In de praktijk is de beheerder degene die het zuiveringstechnisch proces voert en daarvoor verantwoordelijk is. In de praktijk is dit vaak degene die verantwoordelijk is voor het onderhoud van het IBA–systeem.

 

Artikel 2 Forfaitaire regeling voor IBA–systemen

Artikel 2 betreft de forfaitaire regeling van lozingen vanuit een IBA–systeem, als bedoeld in artikel 7.5, vijfde lid, van de Waterwet en artikel 122i, eerste lid, van de Waterschapswet. De beheerder van het IBA–systeem is heffingsplichtig voor de verontreinigingsheffing voor lozen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap. Daarbij is de ‘beheerder van het IBA–systeem’ een beheerder als bedoeld in artikel 1, onderdeel h. Het tweede lid van dit artikel bevat twee forfaits: een forfait van drie vervuilingseenheden en een forfait van één vervuilingseenheid. Indien de beheerder van het IBA–systeem aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van het effluent minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op drie vervuilingseenheden gesteld (forfait van drie vervuilingseenheden). Indien de beheerder van het IBA–systeem aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van het effluent minder dan één vervuilingseenheid bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op één vervuilingseenheid gesteld (forfait van één vervuilingseenheid).

Artikel 3 Bepaling van de vervuilingswaarde

Eerste lid

In dit artikellid is het algemene uitgangspunt voor het bepalen van de vervuilingswaarde van de lozing vanuit een IBA–systeem opgenomen: het totale waterverbruik van de op het IBA–systeem aangesloten woon– en bedrijfsruimten en het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.

Tweede en vierde lid

Ten aanzien van huishoudelijk afvalwater dat wordt afgevoerd vanuit meer dan één woonruimte (tweede lid), dan wel huishoudelijk afvalwater dat wordt afgevoerd vanuit een bedrijfsruimte, al dan niet in combinatie met één of meer woonruimten (vierde lid) geldt dat de vervuilingswaarde door middel van een formule kan worden berekend. Vervolgens kan de vervuilingswaarde worden vastgesteld op de wijze die in artikel 2 is omschreven. Indien de berekeningen tot een hogere uitkomst leiden dan vijf vervuilingseenheden is het forfait voor kleine bedrijfsruimten niet (meer) van toepassing. Zie in dit verband ook het algemene deel van de toelichting over de grenzen aan de beleidsregels.

In geval meerdere percelen op een IBA–systeem zijn aangesloten wordt uitgegaan van het totale waterverbruik van de aangesloten woon– en of bedrijfsruimten. Op grond van beleidsregels ten aanzien van de aanwijzing van de belastingplichtige en naar analogie van artikel 142 van de Waterschapswet kan één van de gebruikers van de woonruimten die op het IBA–systeem zijn aangesloten worden aangeslagen voor het geheel. Het verdient aanbeveling om reeds voorafgaand aan de plaatsing van een IBA–systeem afspraken te maken en vast te leggen wie als beheerder in de zin van de Waterwet wordt beschouwd (bijvoorbeeld bij de aanvraag van de vergunning).

Derde lid

De zuiveringsrendementen in dit artikellid zijn berekend aan de hand van de attestering op basis van de Kiwa beoordelingsrichtlijn BRL K10002. Deze is als bijlage bij deze beleidsregels opgenomen. De beide normen zijn op aanvraag in te zien bij het waterschap.

IBA’s van het type I (septictanks), olie- en vetafscheiders en slibvangputten, alsmede daarmee gelijk te stellen apparatuur, voldoen niet aan de in artikel 3, derde lid vermelde zuiveringsrendementen en vallen hiermee buiten de reikwijdte van deze beleidsregels.

Vijfde lid

De genoemde voorwaarden zijn cumulatief. Met andere woorden, de heffingsplichtige dient aan alle voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor een vervuilingswaarde van één vervuilingseenheid.

Aldus vastgesteld door de directeur van SVHW op 8 november 2016

Naar boven