UITVOERINGSREGELING ZUIVERINGSHEFFING EN VERONTREINIGINGSHEFFING SVHW

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling SVHW (hierna SVHW);

 

gelet op:

de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,

de artikelen 123, derde lid, onder a en vierde lid, en artikel 127 van de Waterschapswet,

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en

de betreffende artikelen van de geldende Verordeningen zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing van het Waterschap Hollandse Delta, waarin aan het Dagelijks Bestuur van het waterschap de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden belastingen,

alsmede op artikel 4, eerste lid, artikel 12, onderdeel b en de bijlage bij de Gemeenschappelijke Regeling, waarin deze bevoegdheid wordt overgedragen aan het Dagelijks Bestuur van het SVHW;

 

besluit vast te stellen de volgende regeling:

 

UITVOERINGSREGELING MET BETREKKING TOT DE ZUIVERINGSHEFFING EN VERONTREINIGINGSHEFFING

Artikel 1 Algemene bepaling

Deze regeling geeft uitvoering aan de in de aanhef genoemde artikelen.

 

Artikel 2 Aangifte

  • 1.

    De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen één maand na afloop van die periode bij de heffingsambtenaar een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2.

    Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden binnen 4 weken ingeleverd of toegezonden.

 

Artikel 3 Voorlopige aanslag

  • 1.

    De heffingsambtenaar kan een voorlopige aanslag opleggen, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

  • 2.

    De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in of na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan geschiedt op grond van het bedrag waarop de aanslag voor dat belastingjaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 3.

    Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van het vorige lid berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

 

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als "Uitvoeringsregeling zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing SVHW"

 

Aldus vastgesteld op 21 september 2016 in het Dagelijks Bestuur SVHW,

De directeur, de voorzitter

Naar boven