Verordening Wet inburgering Avres 2016

Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling WVS De Avelingen Groep

 

met inachtneming van het bepaalde in de gemeenschappelijke regeling Avres

 

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

 

 

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling WVS De Avelingen Groep van 10 december 2015

 

besluit:

 

vast te stellen de verordening Wet inburgering Avres 2016

 

 

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres

b. het Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres

c. de wet: de Wet inburgering;

d. Wet participatiebudget: de wet die de financiering regelt van onderdelen van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inburgering (WI) en de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Met het participatiebudget kan een breed scala aan voorzieningen worden aangeboden aan een breed geformuleerde doelgroep, namelijk aan iedereen van 18 jaar en ouder;

e. oudkomer:

1. de vreemdeling die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inburgering rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, onderdelen a tot met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die op grond van de artikelen 3 en 5 inburgering plichtig wordt; dan wel

2. De Nederlander die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inburgering ingezetene in de zin van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is en die op grond van de artikelen 4 en 5 van de wet inburgering plichtig wordt, voor zover die vreemdeling of Nederlander op die dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet geen nieuwkomer was in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers;

f. uitkeringsgerechtigde: de persoon die jonger is dan 65 jaar met een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen;

i. bijstandsnorm: de van toepassing zijnde norm inclusief eventuele gemeentelijke toeslag of verlaging, zoals bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de WWB;

g. WWB: Wet werk en bijstand;

h. UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgering plichtigen en vrijwillige inburgeraars

1. De informatieverstrekking aan inburgeraars zoals bedoeld in artikel 8 van de wet bevat in elk geval de volgende onderwerpen:

a. de rechten en plichten voor de inburgering plichtige vanuit de wet;

b. het aanbod van inburgeringsvoorzieningen binnen de regio;

c. de toegang tot de voorzieningen.

2. Informatieverstrekking aan de inburgeraars aan wie een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden vindt plaats tijdens de oproep zoals bedoeld in artikel 25 van de wet.

3. Het Dagelijks Bestuur maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

a. de Avres-balie op het Werkplein in Gorinchem;

b. de Avres-website;

c. de Avres-infomap;

d. de loketten van de met Avres samenwerkende gemeenten.

4. Informatieverstrekking vindt in elk geval plaats op aanvraag van de inburgeraar.

5. Het Dagelijks Bestuur beoordeelt periodiek de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informa-tieverstrekking aan de inburgeraars en rapporteert daarover aan het Alge¬meen Bestuur.

 

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van doelgroepen

Het Dagelijks Bestuur kan volgens artikel 19 van de wet bepaalde groepen aanwijzen bij het bij voorrang aanbieden van een inburgeringsvoorziening.

 

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

1. Het Dagelijks Bestuur stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgerings-voorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgering plichtige.

2. Indien de inburgering plichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het Dagelijks Bestuur er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling en deze niet belemmert.

 

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet, wordt in beginsel in één keer voldaan.

2. Op aanvraag van de inburgeraar mag de eigen bijdrage in ten hoogste 18 maandelijkse termijnen worden betaald.

3. Het Dagelijks Bestuur legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betalingen vast.

4. Voor een inburgeraar die een WWB-uitkering geniet, wordt de eigen bijdrage verrekend met de uitkering. Dit wordt per beschikking vastgelegd.

 

Artikel 6 Vastleggen van rechten en plichten

1. Het Dagelijks Bestuur stelt bij beschikking aan de inburgering plichtige en de vrijwillige inburgeraar aan wie een aanbod is gedaan de rechten en plichten vast.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen kunnen onder andere bestaan uit:

a. het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus en het uitvoeren van de daaruit voortvloeiende werkzaamheden;

b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider en/of consulent van Avres;

c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het Dagelijks Bestuur wordt bepaald;

e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

f. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgerings-plicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

3. De beschikking waarin een inburgeringsvoorziening wordt toegekend bevat in ieder geval een beschrijving van de inhoud van de inburgeringsvoorziening.

 

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

1. Het Dagelijks Bestuur doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgering plichtige of vrijwillige inburgeraar in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

2. In geval van een inburgeringsvoorziening, gecombineerd met een re-integratie voorziening, wordt het aanbod opgenomen in het aanbod gericht op re-integratie.

3. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die aangeboden en van de rechten en plichten die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

4. De inburgering plichtige of vrijwillige inburgeraar aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken het Dagelijks Bestuur schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

5. Wanneer de inburgering plichtige of vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt, neemt het Dagelijks Bestuur binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgering voorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

 

 

Hoofdstuk 4. Sancties

Artikel 8 De hoogte van de maatregelen/bestuurlijke boetes voor de verschillende gedragingen.

1. Het Dagelijks Bestuur legt de inburgeraar die tevens uitkeringsgerechtigde is een maatregel op ten bedrage van:

a. 10% van de voor de inburgeraar vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeraar geen gehoor geeft aan de oproep van het Dagelijks Bestuur bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet;

b. 30% van de voor de inburgeraar vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeraar onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de bij verordening vastgestelde verplichtingen in het kader van deze voorziening, bedoeld in artikel 23, derde lid, van de wet;

c. 30% van de voor de inburgeraar vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeraar niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het Dagelijks Bestuur op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald;

d. 30% van de voor de inburgeraar vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden indien de inburgeraar niet binnen de door het Dagelijks Bestuur op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

2. De vaststelling van het boetebedrag voor een inburgeraar die geen uitkeringsgerechtigde is, vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid. Daarbij wordt de netto bijstandsnorm die zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn als uitgangspunt genomen.

 

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016 en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

 

Artikel 10 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: “Verordening Wet inburgering”.

 

 

 

Gedeeltelijke intrekking van de verordening Wet inburgering noodzakelijkerwijs volgend uit de gewijzigde Wet inburgering per 1 januari 2013

 

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet inburgering gewijzigd. Met ingang van laatstgenoemde datum zijn de inburgeringstaken en verantwoordelijkheden overgeheveld van gemeenten naar het Rijk. De verordening is met ingang van 1 januari 2013 niet meer geldig voor personen die onder de gewijzigde wet vallen echter de verordening blijft ongewijzigd gelden voor personen waarbij sprake is van toepassing van het overgangsrecht.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling WVS De Avelingen Groep van 17 december 2015.

De secretaris, De voorzitter,

Overgangsrecht:

 

Op grond van het overgangsrecht blijven de bepaling van de Wet inburgering zoals deze luiden op de dag voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet, met betrekking tot de inburgeringsplicht, de handhaving en de gegevensregistratie in het Informatiesysteem Inburgering (ISI) van toepassing op:

• inburgeringsplichtigen die voor 1 januari 2013 zijn begonnen met een door de RSD AV (voorloper van Avres) aangeboden inburgeringsvoorziening, tot het moment dat zij aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan dan wel hiervoor zijn vrijgesteld of ontheven;

• inburgerinsgplichtigen aan wie voor 1 januari 2013 middels een handhavingsbeschikking de inburgeringsverplichting is opgelegd;

• inburgeringslichtige asielgerechtigden of geestelijk bedienaren waarvan de afgiftedatum van de beschikking ten aanzien van de verleende verblijfsvergunning ligt voor 1 januari 2013 en op grond hiervan rechten aan de verordening Wet inburgering kunnen worden ontleend, tot het moment waarop die rechten, op welke wijze dan ook, tot een einde zijn gekomen.

 

 

 

 

Algemene toelichting

Sociale Kwaliteit

Het is van belang dat het inburgeringsbeleid voortvloeiend uit de Wet inburgering (Wi) bijdraagt aan het sociale beleid zoals dat door de Avres-gemeenten wordt gevoerd. Het gaat daarbij om de sociale kwaliteit in de gemeenten. Kritische succesfactoren daarbij zijn:

- Participatie en burgerschap: door deelname aan het maatschappelijk verkeer wordt sociaal isolement tegengegaan, waardoor het welbevinden van burgers groeit en het beroep op overheidsvoorzieningen afneemt.

- Samenhang in de samenleving: door het stimuleren van betrokkenheid en gemeenschapszin wordt maatschappelijk isolement tegengegaan.

- Verantwoordelijkheidsbesef: overheid, burgers en instellingen hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid, waarbij de overheid verantwoordelijk is voor het aanbieden van een basisinfra-structuur, waardoor burgers in staat zijn hun eigen leven te organiseren. Daarbij gaat het om maatregelen gericht op het verhogen van kansen voor deelname van alle groepen.

 

Gebrekkige participatie van allochtonen

Als het om participatie gaat, blijkt een groot deel van de allochtonen op een te grote afstand tot de Nederlandse samenleving te staan. Debet daaraan zijn: zwakke tot geen beheersing van het Nederlands, onvoldoende scholing en te weinig bekendheid met de (Nederlandse) lokale situatie. Dit leidt er onder meer toe dat de arbeidsparticipatie van deze groep te wensen overlaat, waardoor deze groep een onevenredig groot beroep doet op algemene inkomensvoorzieningen.

 

Om te kunnen deelnemen aan de maatschappij is het dus essentieel dat allochtonen – meer dan in het verleden het geval - zich gaan toeleggen op basale beheersing van de Nederlandse taal. Ook is het vanuit het oogmerk van participatie van groot belang dat deze groep meer energie gaat steken in het verwerven van kennis en vaardigheden die een rol spelen bij het uitoefenen van burgerschap. Beide aspecten betekenen dus behalve voor participatie ook veel voor maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef en samenhang in de samenleving.

 

Nederlands en burgerschap

Het met succes aankweken van basale beheersing van het Nederlands en verwerven van kennis en vaardigheden in het kader van burgerschap zijn de belangrijkste doelen van de Wet inburgering. Deze wet is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in de plaats gekomen van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland verblijven.

 

Eigen verantwoordelijkheid centraal

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid - ook in financiële zin - van de inburgeringsplichtige centraal. De wetgever laat zich daarbij door de volgende opvatting leiden: “U heeft er zelf voor gekozen om u in Nederland te vestigen, dus u bent zelf verantwoordelijk voor uw eigen inburgering”. Consequentie van deze opvatting is onder meer dat de inburgeringsplichtige naar eigen in¬zicht kan bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Hij is in feite zijn eigen regisseur. Aan de inburgeringsverplichting voldoet hij wan¬neer het inburgeringsexamen is behaald; daarmee kent de wet een resultaatsverplichting.

 

De ‘spilfunctie’ van gemeenten of samenwerkingsverbanden

Het centraal stellen van de eigen verantwoordelijkheid van de individuele inburgeringsplichtige maakt de rol van gemeenten of samenwerkingsverbanden in het kader van de Wet inburgering anders dan bij de WWB. Zij hebben bij de uit¬voering van de Wi een ‘spilfunctie’. Dit betekent dat er minder ruimte is voor sturing. Immers: de regiefunctie voert de inburgerings plichtige zelf uit. De ‘spilfunctie’ van gemeenten bestaat uit de drie volgende taken:

1. De informerende taak: het informeren van inburgeringsplichtigen over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet.

2. De faciliterende taak: het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen, waarvan de wetgever vindt dat zij bij voorrang dienen in te burgeren. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen zonder dat zij dat zelf hoeven te financieren. Wel zal hen een eigen bijdrage worden gevraagd. Ook krijgen zij een andere vorm van dienstverlening aangeboden, waarbij in tegenstelling tot de andere inburgeringsplichtigen wel degelijk sprake is sturing en regie. Zij komen in aanmerking voor klantmanagement, uitgevoerd door gemeenten of samenwerkingsverbanden.

3. De handhavende taak: het handhaven van inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen. Wanneer een inburgering plichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden, kan een bestuurlijke boete opgelegd worden of een maatregel getroffen worden in het kader van het verstrekken van een uitkering.

 

Verordening Wet inburgering

In verband met de uitvoering van deze taken draagt de Wi gemeenten of samenwerkingsverbanden op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

- Regels over de informatieverstrekking door de gemeente of samenwerkingsverband aan inburgeringsplichtigen wat betreft van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, en het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 Wi).

- Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, Wi).

- Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi).

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Met de invoering van de Wet Participatiebudget worden met ingang van 1 januari 2009 alle participatievoorzieningen uit een specifieke uitkering aan gemeenten gefinancierd. Onder participatievoorzieningen worden educatieopleidingen, inburgeringsvoorzieningen en reintergratievoorzieningen verstaan, en combinaties ervan. De participatievoorzieningen worden aangeboden aan één breed geformuleerde doelgroep van iedereen van achttien jaar en ouder.

Met het ontschotten van participatiebudgetten wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het vergroten van de arbeidsparticipatie, inburgering en maatschappelijke participatie door deelname aan volwasseneducatie.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Avres heeft volgens artikel 8 van de Wi als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in zijn werkgebied goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat Avres vrij zelf te be¬palen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeraars wordt georganiseerd. Wel bepaalt het hierboven genoemde artikel dat het Algemeen Bestuur bij verordening regels vaststelt over de infor¬matieverstrekking door Avres aan inburgeraars, wat betreft hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, en van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzienin¬gen.

 

Avres kan er voor kiezen om in de verordening alleen de kaders vast te stellen voor een ade¬quate informatievoorziening door het Dagelijks Bestuur aan de inburge¬raars. Hoewel met het opnemen van het eerste en vijfde lid in de verordening kan wor¬den volstaan, kiest Avres vanuit het oogpunt van transparantie er echter voor om in het derde lid in de verordening vast te leggen welke middelen het Dagelijks Bestuur in ieder geval aanwendt om de informatie¬voorziening aan inburgeraars te organiseren.

 

De informatievoorziening aan inburgeraars in de Avres-regio wordt op allerlei manieren vormgegeven. Ter wille van de klantvriendelijkheid zal per gemeente samengewerkt wor¬den met plaatselijke informatiepunten. Daarbij kan gedacht worden aan de afdelingen Burgerzaken en/of de WMO- of Zorgloketten. Op deze plaatse¬lijke informatiepunten, al dan niet in combinatie met een digitaal loket, wordt basale informatie ge¬geven over de inburgeringsplicht en aanverwante onder¬werpen. Vanuit deze informatiepun¬ten wordt verwezen naar de balie van Avres op het Werkplein in het stadhuis te Gorin-chem. Daar wordt meer specifieke informatie gegeven over inburgering. Ook kan Avres bepaalde organisaties (bijvoorbeeld educatie-instellingen, bibliotheken, mos¬keeën of zelf¬organisaties) een rol geven bij de informatievoorziening aan inburgeraars.

 

Het vijfde lid verplicht het Dagelijks Bestuur het Algemeen Bestuur periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeraars. Om aan deze verplichting efficiënt en effectief te kunnen voldoen, worden de resultaten van Avres met betrekking tot de informatieverstrekking opgenomen in de periodieke bestuursrapporta¬ges. Hierdoor is Avres in staat tijdig aanpassingen door te voeren die de kwaliteit van deze vorm van dienstverlening ten goede komen.

 

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar. Dit betekent dat hij zelf bepaalt hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet in de vorm van een inburgeringsvoorzieningen extra faciliteiten. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

1. Nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die zijn aangewezen in het Besluit inburgering.

2. Oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben.

3. Asielgerechtigde nieuw- en oudkomers.

4. Nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

 

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een bijstandsuitkering of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen in¬komsten uit werk of uitkering hebben) kán een inburgeringsvoorziening aangeboden worden (arti¬kel 19, eerste lid, Wi). Het Dagelijks Bestuur is daarentegen verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudko¬mers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, Wi). Het aanbod bevat een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburge¬ringsexamen en het één¬maal gratis af¬leggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgerings¬plichtigen bestaat een in¬burgerings¬voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

 

Er worden in de verordening geen aanvullende criteria opgenomen waaraan de eerste twee doel¬groepen (nieuw- en oudkomers die een bijstandsuitkering of een nader aangeduide uitkering ont¬vangen en oudkomers die zelf geen in¬komsten uit werk of uitkering hebben) moeten voldoen om bij voorrang in aanmerking te komen voor een inburgeringsvoorziening. Er is slechts sprake van een vrij breed kader waarbinnen het Dagelijks Bestuur tot zijn keuze komt. De redenen hiervoor zijn:

- De verordening mag niet als een te strak keurslijf gaan functioneren. Organisatorisch én inhoude¬lijk kan dit leiden tot verlies van flexibiliteit en creativiteit;

- Regionaal gezien bestaat nog te weinig zicht op de exacte omvang van de groep oudkomers zon-der werk of uitkering die in aanmerking kan komen voor een inburgeringsvoorziening;

- Er zijn ook financiële bezwaren: een te strak keurslijf kan leiden tot het niet benutten van beschik-bare middelen voor het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen.

 

Om te voorkomen dat bepaalde groepen inburgeringsplichtigen die volgens het Dagelijks Bestuur bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening, hieraan een recht gaan ont¬lenen, bepaalt dit artikel dat het Dagelijks Bestuur aan deze geprioriteerde groepen een inburge¬rings-voorziening kan aanbieden.

 

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening stelt het Dagelijks Bestuur regels vast met betrekking tot een passende inburge-ringsvoorziening, inclusief de totstandkoming en samen¬stelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het Dagelijks Bestuur de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar, die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

 

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het Dagelijks Bestuur een passende inburge-ringsvoorzie¬ning vaststelt. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, spelen de volgende factoren een rol:

- De kennis van de inburgeraar van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenle¬ving.

- De leercapaciteit van de inburgeraar.

- De maatschappelijke rol die de inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Neder¬landse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

- De persoonlijke situatie van de inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeraar moet vervullen.

 

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Avres heeft dus niet de mogelijkheid naar eigen inzicht vorm te geven aan de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbiedt.

 

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorzie¬ning wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die ver¬plicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). Aandachts¬punt is daarbij, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgerings¬voorzie¬ning aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens ar¬beidsinschakeling belemmert.

 

Het Dagelijks Bestuur is dus verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburge-ringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, Wi). Het tweede lid van ar¬tikel 4 van de verordening draagt het Dagelijks Bestuur op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorzie¬ning wordt afge¬stemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitke¬ringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door an¬dere partijen dan het Dagelijks Bestuur (kunnen) worden verstrekt, zal het Dagelijks Bestuur afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoe¬ringsin¬stituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 Wi).

 

Begeleiding en het houden van voortgangsgesprekken in het kader van Klantmanagement uitge¬voerd door Avres zullen vooral van belang zijn bij in¬burgeringsplichtigen die geen inburgerings¬voorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vor¬men dergelijke faciliteiten al een vast onder¬deel.

 

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

 

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeraar door het Dagelijks Bestuur en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt €270,-. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi). Vergoeding van de eigen bijdrage uit het budget Bijzondere Bijstand is niet moge¬lijk.

 

In artikel 5.1 van de verordening wordt geregeld dat de inburgeraar het genoemde bedrag in beginsel in één keer voldoet (éérste lid). De inburgeraar heeft desgevraagd het recht de ei¬gen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Er is gekozen voor maximaal 18 termijnen van € 15, -; dit is een richtlijn op nationaal niveau (tweede lid). De vastgestelde termijnen moeten wor¬den vastgesteld in een beschikking (derde lid). Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburge¬raar die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het Dagelijks Bestuur de eigen bijdrage verre¬kent met deze uitkering. Als het Dagelijks Bestuur wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening (vierde lid).

 

Als de inburgeraar een uitkering van het UWV ontvangt, kan het Dagelijks Bestuur het UWV ver¬zoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van Avres. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door Avres, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

 

Artikel 6 Vastleggen van rechten en plichten

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wi waarin wordt bepaald dat het Algemeen Bestuur bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een in¬burgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het Da¬gelijks Bestuur om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het Dagelijks Bestuur legt in de be¬schikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Het per beschikking besluiten tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening houdt in dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. Op grond van de artikel 23 Wi dient de inburgeringsplichtige medewerking te verlenen aan de uitvoe¬ring van de inburgeringsvoorziening. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. Per beschikking zal de toegekende inburge¬ringsvoorziening inclusief de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige, nauwkeurig moeten worden omgeschreven. Per beschikking kan ook worden neergelegd dat de inburgerings¬plichtige als onderdeel van de inburgeringsvoorziening op een eerder tijdstip een inburgerings¬examen moet afleggen. Het ligt voor de hand dat het afleggen van dit examen verplicht wordt ge¬steld direct nadat de looptijd van de inburgeringsvoorziening is verstreken.

 

Indien het Dagelijks Bestuur een inburge¬ringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het Dagelijks Bestuur in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben be¬haald. Het Dagelijks Bestuur kan zelf bepalen wanneer de ter¬mijn van handhaving van de inburge¬ringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand deze ter¬mijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgerings¬voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal immers niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het mo¬ment waarop met de inburge¬ringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verant¬woordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen (onderdeel f).

 

Er is voor gekozen in de verordening alleen weer te geven welke onderwerpen in een beschikking moeten worden vastgelegd. Er blijft dan ruimte om te bezien of er één gecombineerde of twee aparte beschikkingen moeten worden ontwikkeld voor het opleggen van de inburgeringsplicht en toekennen van een inburgeringsvoorziening.

 

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Het doen van een aanbod van een inburgeringsvoorziening kan juridisch opgevat worden als een feitelijke handeling van het Dagelijks Bestuur. Het is daarom geen rechtshandeling en leidt dus niet tot een rechtsgevolg. Dit betekent dat de bepalingen van Algemene wet bestuursrecht over het nemen van besluiten niet van toepassing zijn. Om die reden zijn in dit artikel enkele procedurele bepalingen opgenomen, waardoor het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt.

 

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het Dagelijks Bestuur het aanbod van een inbur¬ge-ringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het Dagelijks Bestuur de inburgeringsplich¬tige een aanbod heeft gedaan. In het geval van een gecombineerd aanbod van reïntegratie en in¬burgering zal het aanbod opgenomen worden in het trajectadvies (tweede lid).

 

In het derde lid van dit artikel wordt bepaald dat inhoud van en rechten en plichten bij het aanbod worden vastgelegd. Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als in-stemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door Avres is opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (vijfde lid). Het vierde lid bepaalt dat de inburgeringplichtige schriftelijk de acceptatie van de inbur-geringsvoorziening kenbaar maakt. Het vijfde lid bepaalt tenslotte dat Avres binnen termijn van twee weken met de genoemde beschikking komt.

 

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het in-burgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het Dagelijks Bestuur in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 Wi waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten heb¬ben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

 

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

 

Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boe¬tes die in de verordening worden opgenomen, zijn geen gefixeerde bedragen. Het Dagelijks Be¬stuur zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtre¬ding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het Dage¬lijks Bestuur daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtre¬ding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, Wi). Deze bepaling brengt met zich mee dat het Dagelijks Bestuur bij elke op te leggen bestuurlijke boete nagaat of de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige, leiden tot afwijking van de hoogte van de voorgeschreven boete. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verhoging als een verlaging betekenen, zij het dat de verhoging niet het maximumbedrag van artikel 34 Wi te boven mag gaan.

 

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging, met name het onvoldoende medewerking verlenen aan een voorziening, zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zeker¬heidswet of – regeling.

 

Artikel 37 Wi bevat een regeling voor de samenloop van sancties. In dit artikel wordt bepaald dat het Dagelijks Bestuur in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen. Gelet op het feit dat een overtreding bij de ene groep inburgeraars leidt tot het treffen van een maatregel en bij de andere groep tot het opleggen van een bestuurlijke boete, gebiedt de rechtsgelijkheid dat de hoogte van de bestuurlijke boetes worden afgestemd op de hoogte van de maatregelen in deze verordening. In de verordening is er daarom voor gekozen de maatregelen-/ boetebedragen weer te geven als percentages van de bijstandsnorm.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 10 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Naar boven