Blad gemeenschappelijke regeling 2015, 266

De coulanceregeling bij overlijden van één van beide bewoners in het geval van een tweepersoonshuishouden.

Artikel 1

Op grond van de Verordening zuiveringsbeheer is voor woningen de bewoningsituatie op 1 januari van het heffingsjaar bepalend voor de vaststelling van het aantal vervuilingseenheden gedurende dat jaar. Dit houdt in dat er voor de zuiveringsheffing, afhankelijk van de gezinssamenstelling, een aanslag van drie (bij bewoning door twee of meer personen) of één vervuilingseenheid (bij bewoning door één persoon) wordt opgelegd. Wijzigingen in de gezinssamenstelling gedurende het belastingjaar leiden daardoor niet tot bijstelling van het aantal vervuilingseenheden.

De ambtenaar belast met de heffing heeft besloten dat er in voorkomende situaties aanleiding is om van de hoofdregel (1 januari bepaling) af te wijken en heeft daarom een coulanceregeling uitgevaardigd.

Deze coulanceregeling houdt het volgende in:  

Als in het eerste kwartaal van het heffingsjaar één van beide bewoners komt te overlijden kan op verzoek de aanslag worden verminderd van drie naar één vervuilingseenheid.

Hoe gaat dat in zijn werk?

• Als degene, op wiens naam de aanslag staat, is overleden dan wordt de bestaande aanslag van drie vervuilingseenheden naar tijdsevenredigheid verrekend. Vervolgens wordt daarna een nieuwe aanslag opgelegd voor het resterende tijdvak van één vervuilingseenheid, berekend vanaf de datum van overlijden op naam van de nog levende bewoner.

• Als degene, die de aanslag niet op zijn of haar naam heeft staan, is overleden dan wordt de bestaande aanslag van drie vervuilingseenheden verminderd naar één vervuilingseenheid, berekend vanaf de datum van overlijden.

• Een vermindering van de aanslag na het overlijden van één van beide personen na 31 maart van het heffingsjaar is dus niet mogelijk.

De gewijzigde regeling treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2015

Namens deze,

De ambtenaar belast met de heffing

22 januari 2015