GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING METROPOOLREGIO EINDHOVEN
De gemeenteraden en de colleges van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd
 
In aanmerking nemende dat,
  • -
    De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in Zuidoost-Brabant hun onderlinge samenwerking wensen te vernieuwen.
  • -
    De uitgangspunten van de vernieuwde samenwerking geschetst zijn in het transformatieplan van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE), dat gedragen wordt door de betrokken gemeenten en die zijn vastgelegd in het besluit van de Regioraad van 19 februari 2014.
  • -
    De vernieuwde samenwerking tot doel heeft het behoud en het verstevigen van de internationale concurrentiepositie van de regio door het organiseren van een slagvaardige en efficiënte strategische samenwerking op de hoofdthema’s economie, ruimte en mobiliteit.
  • -
    De vertaling hiervan bestaat uit het streven om sterker naar buiten te treden als regio, om eenduidig te gaan opereren op regionale schaal en om efficiënt (regio) intern te gaan samenwerken.
  • -
    Om deze doelstelling te realiseren de navolgende opgaven ter hand genomen moeten worden:
    • a.
      Het vastleggen van een gezamenlijke visie op de toekomst van de regio;
    • b.
      Het vastleggen van een regionale strategie op de bovenvermelde hoofdthema’s en het bepalen van de kaders hiervan;
    • c.
      Het bereiken van overeenstemming over de regionale opgaven en het bepalen van de bovenregionale agenda;
    • d.
      Het scheppen van de voorwaarden en de condities om regionale opgaven te realiseren;
    • e.
      Het bieden van een podium voor gemeenten ten behoeve van het gezamenlijk ontwikkelen, bespreken en afstemmen van de aanpak van opgaven met een lokaal of sub regionaal karakter.
  • -
    Om genoemde opgaven te realiseren samenwerking tussen de gemeenten en kennisinstellingen en bedrijfsleven geboden kan zijn.
  • -
    Hiertoe binnen de opzet van een openbaar lichaam een nieuwe bestuurlijke werkwijze wordt geïntroduceerd.
  • -
    Deze nieuwe bestuurlijke werkwijze zijn juridische vertaling vindt in een Gemeenschappelijke regeling.
  • -
    De deelnemende gemeenten in de gemeenschappelijke regeling wensen vast te leggen wat zij verstaan onder:
    • a.
      flexibele netwerkstructuur;
    • b.
      het vaststellen van de strategie voor de regionale opgaven op regionale schaal en het leggen van verantwoordelijkheid voor de uitvoering bij de partners en gemeenten;
    • c.
      de samenwerking als versneller en verbinder in de samenwerking, gericht op strategieontwikkeling, beleidssynchronisatie, proces- en projectondersteuning en specifieke dienstverlening op contractbasis;
    • d.
      grotere betrokkenheid van de maatschappelijke partners.
  • -
    De voorgestane samenwerking voortbouwt op de juridische structuur van het SRE, mede vanwege voortdurende wettelijke, juridische en financiële omstandigheden.
  • -
    Om die reden geen nieuwe gemeenschappelijke regeling wordt aangegaan, maar de gemeenschappelijke regeling van het SRE wordt gewijzigd zodat geen noodzaak bestaat om tot liquidatie van dat samenwerkingsverband over te gaan.
Besluiten:
De Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005 te wijzigen zodat deze komt te luiden als volgt:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
 
Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
  • a.
    Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.
  • b.
    Regeling: de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Eindhoven.
  • c.
    Metropoolregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze gemeenschappelijke regeling.
  • d.
    Gemeenten: de raden en colleges van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.
  • e.
    Colleges: de Colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.
  • f.
    Raden: de gemeenteraden van de gemeenten.
  • g.
    Bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet.
  • h.
    regionale agenda: het periodiek vast te stellen strategische beleidsdocument die de inhoud van de samenwerking bepaalt.
  • i.
    Thema: de in de regionale agenda benoemde maatschappelijke thema’s Economie, Ruimte en Mobiliteit waarop structureel wordt samengewerkt.
  • j.
    Tijdelijk thema: de in de regionale agenda benoemde maatschappelijke thema’s waarop alleen voor de betreffende begrotingsperiode wordt samengewerkt en die zowel een regionaal als ook een subregionaal of lokaal karakter kunnen hebben.
  • k.
    Regionale opgave: de beleidsinspanningen die gemeenten in het kader van de regeling leveren met het oog op het bereiken van de doestellingen op de thema’s van de regionale agenda.
  • l.
    Partijen: de gemeenten, bedrijfsleven en kennisinstellingen.
  • m.
    regionaal platform: het kaderstellend beraad van de colleges van de 21 gemeenten gericht op het beleggen en realiseren van de regionale opgaven.
Openbaar lichaam
Artikel 2
  • 1.
    Er is een openbaar lichaam, genaamd: ‘Metropoolregio Eindhoven’. Het is gevestigd te Eindhoven.
  • 2.
    Onderdelen van de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam kunnen in de verschillende deelnemende gemeenten gehuisvest zijn.
  • 3.
    Het bestuur van de Metropoolregio bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
  • 4.
    De bestuursorganen laten zich in hun taakuitoefening bijstaan door een regionaal platform en andere overlegorganen.
  • 5.
    Samenstelling en werkwijze van deze overlegorganen is geregeld in een onderliggend statuut.
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
 
Belangen en Doelen
Artikel 3
  • 1.
    De regeling is getroffen met het oog op het behoud en verstevigen van de internationale concurrentie positie van de gemeenten.
  • 2.
    Het doel van de Metropoolregio is het organiseren van een adequate vorm van samenwerking tussen gemeenten onderling en tussen overheid en maatschappelijke partners ter behartiging van de gezamenlijke belangen op de thema’s economie, mobiliteit en ruimte, zoals nader uitgewerkt in een regionale agenda.
  • 3.
    De Metropoolregio kan daarnaast de gezamenlijke belangen van alle of enkele gemeenten behartigen op tijdelijke thema’s. Uitgangspunt daarbij is dat de kosten en risico’s van deze specifieke belangenbehartiging worden gedragen door de desbetreffende gemeenten en dat deze specifieke belangenbehartiging niet ten koste mag gaan van behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten.
  • 4.
    De belangenbehartiging als bedoeld in het derde lid, dient betrekking te hebben op taken opgenomen in de regionale agenda.
  • 5.
    Als voortzetting van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven behartigt de Metropoolregio tevens het belang van de gemeenten bij een zorgvuldig beheer van de taken van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, zoals die na datum van inwerkingtreding van deze wijziging van de regeling nog bestaan.
  • 6.
    Zolang het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (hierna: het RHCe) deel blijft uitmaken van de Metropoolregio, treffen de raden en colleges deze regeling mede met het oog op het behartigen van de gemeentelijke belangen op het gebied van cultuurhistorie en erfgoedbeheer.
Taken
Artikel 4
  • 1.
    Ter bereiking van het doel waartoe zij is opgericht, richt de Metropoolregio zich op de navolgende taken:
    • a.
      Het opstellen van een regionale agenda.
    • b.
      Het organiseren van de inzet van partijen op de vaste thema’s van de regionale agenda.
    • c.
      Het gezamenlijk optrekken van partijen, op de vaste thema’s, naar provincie, rijksoverheid, Europese en internationale instellingen, -bedrijven en overheden.
    • d.
      Het bieden van een podium voor gemeenten ten behoeve van het gezamenlijk ontwikkelen, bespreken en afstemmen van beleid op de tijdelijke thema’s met een lokaal of subregionaal karakter, inclusief het desgevraagd ondersteuning bieden daaraan.
    • e.
      Het inzetten van regionale investerings- en stimuleringsfondsen en een mobiliteitsfonds.
  • 2.
    De taken die bij de belangenbehartiging als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, horen, luiden als volgt:
    • f.
      Het beheer van de budgetten op grond van het Besluit woninggebonden subsidies en het Besluit locatie gebonden subsidies.
    • g.
      Het beheer van de fondsen en voorzieningen, verkregen uit de verkoop van de NV RAZOB ter dekking van de verplichtingen ten aanzien van de eindafwerking en de nazorg van de stortplaats en de ontwikkeling van het Landgoed Gulbergen.
    • h.
      Het optreden als penvoerder of deelnemer in Europese (subsidie)projecten conform eerder daarover gemaakte afspraken. Deze projecten zijn BioenNW, C2CBizz, Upside en Pure Hubs.
    • i.
      Het toezicht op en de uitvoering van de registratie van kinderen/jongeren in de leeftijd van 0 tot en met 22 jaar inclusief beide ouders, ter uitvoering van de Leerplichtwet, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra.
    • j.
      Optreden als contractspartij namens de deelnemende gemeenten, in de rechtsverhouding tussen de Vereniging van Contracten en Attero N.V.c.q. haar rechtsopvolgers, inzake de verwerking van restafval en GFT-afval, alsmede het beheren van dat contract.
  • 3.
    De taken die bij de belangenbehartiging als bedoeld in artikel 3, zesde lid, horen, luiden als volgt:
    • k.
      Het initiëren en stimuleren van en participeren in initiatieven op het gebied van cultuurhistorie en erfgoedbeheer.
    • l.
      De zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden welke krachtens de Archiefwet 1995 naar de archiefbewaarplaats(en) van de Metropoolregio zijn overgebracht.
    • m.
      Het toezicht op de niet-overgebrachte archiefbescheiden van de gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
    • n.
      Het adviseren van de gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op het gebied van de inrichting van de documentaire informatiehuishouding.
  • 4.
    Het bepaalde in lid 3, is niet van toepassing op de gemeente Gemert-Bakel.
Bevoegdheden
Artikel 5
  • 1.
    Onverminderd de rechtstreeks door de wet aan haar toegekende bevoegdheden, is het bestuur van de Metropoolregio ter uitoefening van haar taken, genoemd in artikel 4, eerste lid, bevoegd:
  • a.
    Algemeen verbindende voorschriften te geven omtrent:
  • -
    het instellen en beheren van regionale investerings- en stimuleringsfondsen;
  • -
    het instellen en beheren van een regionaal mobiliteitsfonds;
  • -
    de eigen organisatie en bedrijfsvoering.
  • b.
    Een regionale agenda vast te stellen.
  • c.
    Het oprichten van onderscheidenlijk deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daarvan, onverminderd het bepaalde in artikel 31a van de wet.
  • d.
    Een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen vast te stellen en te wijzigen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke gemeenschappelijke regeling.
  • e.
    Met één of meer gemeenten samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot ondersteunende dienstverlening.
  • 2.
    De bevoegdheden die het bestuur van de Metropoolregio heeft ter uitoefening van de taken als bedoeld in artikel 4, tweede lid, luiden als volgt:
  • a.
    Besluit woninggebonden subsidies: het verrichten van de publiekrechtelijke rechtshandelingen die zijn genoemd in artikel 2, van het Besluit verplichte afkoop woninggebonden subsidies.
  • b.
    Landgoed Gulbergen: het verrichten van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen zoals die zijn genoemd in het besluit van het algemeen bestuur van 24 juni 2004 inzake de taakstelling, werkwijze en samenstelling van de vaste commissie van advies Voorziening Razob en beheersregels voor de vaste commissie van advies Voorziening Razob.
  • c.
    Europese (subsidie)projecten: het verrichten van privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtshandelingen, voortvloeiend uit respectievelijk reeds aangegane overeenkomsten en subsidies die zijn verstrekt op het moment van inwerking treden van deze wijziging van de regeling.
  • d.
    Centrale leerlingenregistratie: het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen die zijn genoemd in het Autorisatiebesluit van de minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties d.d. 21 juli 2011, met kenmerk BPR2011/50740.
  • e.
    Vereniging van contractanten: het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, genoemd in de onderliggende overeenkomst met de gemeenten resp. N.V. Afvalsturing.
  • 3.
    De bevoegdheden van het bestuur behorende bij de taken als bedoeld in artikel 4, derde lid, zijn;
  • a.
    Het vaststellen van een verordening als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Archiefwet 1995 voor de zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden van de alle bestuursorganen van de gemeenten die naar de regionale archiefbewaarplaats(en) zijn overgebracht.
  • b.
    Het aanwijzen van de gemeentelijke archiefbewaarplaats(en) als bedoeld in artikel 31 van de Archiefwet 1995. Aan deze bevoegdheid wordt uitvoering gegeven door het aanwijzen van één of meer regionale archiefbewaarplaatsen.
  • c.
    Het benoemen, schorsen en ontslaan van een gemeentearchivaris als bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Archiefwet 1995, in de persoon van een streekarchivaris. De streekarchivaris dient gelet op artikel 32 van de Archiefwet 1995 in het bezit dient te zijn van een diploma archivistiek.
  • d.
    Het vaststellen van een verordening als bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Archiefwet 1995, met betrekking tot het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeenten door de streekarchivaris. Onder het toezicht valt ook het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van gemeenschappelijke organen en/of de organen van openbare lichamen, voor zover dat toezicht door een voorziening of het ontbreken daarvan bij een deelnemende gemeente berust.
  • e.
    Het heffen van rechten ter zake van het genot van door of vanwege het RHCe geleverde diensten aan particulieren.
  • 4.
    Het bepaalde in lid 4, niet van toepassing op de gemeente Gemert-Bakel.
HOOFDSTUK 3 NADERE UITWERKING TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
 
Regionale Agenda
Artikel 6
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt uiterlijk in november na aanvang van een nieuwe bestuursperiode een regionale agenda vast voor een periode van vier jaren, waarin wordt vastgelegd:
    • -
      het gezamenlijke toekomstbeeld van de regio;
    • -
      de van het toekomstbeeld afgeleide strategie op de vaste thema’s;
    • -
      de opgaven die op de vaste thema’s in gezamenlijkheid worden opgepakt en door de gemeenten worden uitgevoerd;
    • -
      een beschrijving van de tijdelijke thema’s en de eventuele opgaven die daaruit voortvloeien.
  • 2.
    De regionale agenda wordt ieder jaar bij de vaststelling van de begroting van de Metropoolregio geactualiseerd en opnieuw vastgesteld door het algemeen bestuur.
  • 3.
    Het algemeen bestuur betrekt bij zijn beslissing tot vaststelling en jaarlijkse actualisering van de regionale agenda in ieder geval de uitkomsten van de beraadslagingen van het regionaal platform.
  • 4.
    De regionale agenda werkt in zoverre door in het beleid van gemeenten dat zij richtinggevend is bij het maken van bindende afspraken tussen de betrokken gemeenten over de thema’s onderscheidenlijk de regionale opgaven, via bijvoorbeeld convenanten, uitvoeringsarrangementen of businesscases.
  • 5.
    De regionale agenda is voorts richtinggevend bij het bovenregionaal positioneren van de regio door de bestuursorganen van de Metropoolregio.
  • 6.
    De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regionale agenda en de daarop gebaseerde voortgangsrapportages ligt bij de gemeenten. Voor zover bindende afspraken worden gemaakt, worden die vastgelegd in convenanten of beleidsovereenkomsten.
    De Metropoolregio heeft geen bevoegdheden aangaande de uitvoering van de regionale opgaven die uit de regionale agenda voortkomen. Uitvoering van de Regionale opgaven is een verantwoordelijkheid van de colleges. De Metropoolregio is niet bevoegd hierover rechtens bindende besluiten te nemen.
Regionaal stimuleringsfonds
Artikel 7
  • 1.
    Het Regionaal stimuleringsfonds strekt tot cofinanciering van projecten die bijdragen aan de economische structuurversterking van de regio en die passen binnen de kaders van de regionale agenda.
  • 2.
    Het Regionaal stimuleringsfonds kan behalve als projectfinanciering in voorkomende gevallen ook ingezet worden als programmafinanciering.
  • 3.
    Het algemeen bestuur stelt voor de wijze van verdeling van de beschikbare middelen voorschriften op.
  • 3.
    Het regionale stimuleringsfonds wordt gevoed door een verplichte gemeentelijke bijdrage op basis van het inwonertal van de gemeenten en door eventuele bijdragen van derde partijen. Artikel 1van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 4.
    De bijdrage wordt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting voor het daaropvolgende begrotingsjaar vastgesteld door de algemeen bestuur.
  • 5.
    Het bedrag per inwoner is voor iedere gemeente gelijk.
Regionaal mobiliteitsfonds
Artikel 8
  • 1.
    Het regionale mobiliteitsfonds strekt tot aanvullende financiering van regionale projecten en zal in beginsel alleen in de vorm van cofinanciering worden ingezet.
  • 2.
    Het regionale mobiliteitsfonds strekt tot aanvullende financiering van regionale projecten die als zodanig zijn aangewezen in het regionaal verkeers- en vervoersplan.
  • 3.
    Het regionale mobiliteitsfonds wordt gevoed door een verplichte gemeentelijke bijdrage op basis van het inwonertal van de gemeenten en door middelen die het Rijk beschikbaar stelt. Artikel 1 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 4.
    De bijdrage wordt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting voor het daaropvolgende begrotingsjaar vastgesteld door de algemeen bestuur op basis van een meerjarenraming, die gebaseerd is op het meerjarige uitvoeringsprogramma behorende bij het door de algemeen bestuur vastgestelde regionaal verkeers- en vervoersplan.
5.Het bedrag per inwoner is voor iedere gemeente gelijk.
6.Indien het algemeen bestuur bij het aanwijzen van een regionaal project een of meer gemeenten heeft aangewezen die meer in het bijzonder baat heeft of hebben bij de realisering van dat regionale project, wordt een bijdrage uit het regionale mobiliteitsfonds alleen beschikbaar gesteld indien de aldus aangewezen gemeente(n) overeenkomstig de mate van het gebaat zijn, zoals door de algemeen bestuur aangegeven, eveneens een bijdrage verleent aan het regionale project.
HOOFDSTUK 4 BESTUURSORGANEN
Organen
Artikel 9
Het openbaar lichaam kent de volgende organen:
  • a.
    het algemeen bestuur;
  • b.
    het dagelijks bestuur;
  • c.
    de voorzitter;
  • d.
    de door het bestuur ingestelde commissies.
HOOFDSTUK 5 HET ALGEMEEN BESTUUR
Samenstelling
Artikel 1 0
  • 1.
    Het algemeen bestuur bestaat uit 24 leden. De raden van de gemeenten wijzen ieder één lid aan. De raad van de gemeente Eindhoven en van de gemeente Helmond wijzen voorts hun burgemeester aan als lid van het algemeen bestuur. Bovendien wijst de raad van de gemeente wiens lid door het algemeen bestuur wordt aangewezen als lid van het dagelijks bestuur ook een tweede lid aan.
  • 2.
    De raden wijzen voor ieder lid van het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid aan.
Waar in dit artikel wordt gesproken over leden worden daarmee tevens de plaatsvervangende leden bedoeld.
  • 1.
    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode de raad een besluit neemt tot aanwijzing van de leden en plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
  • 2.
    Wanneer het lidmaatschap van de raad of het college van burgemeester en wethouders eindigt, eindigt ook het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het algemeen bestuur.
  • 3.
    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het algemeen bestuur en aan de raad die het lid heeft aangewezen.
  • 4.
    Indien tussentijds de plaats van een (plaatsvervangend) lid vacant komt, wijst de daartoe bevoegde raad zo spoedig mogelijk een nieuw (plaatsvervangend) lid aan.
  • 5.
    Een lid van het algemeen bestuur dat op basis van het vijfde lid van dit artikel zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.
  • 6.
    Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.
  • 7.
    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der gemeenten dan wel door of vanwege het bestuur van de Metropoolregio aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die in dienst van één der gemeenten dan wel van de Metropoolregio op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
  • 8.
    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.
Werkwijze
Artikel 1 1
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de raden gezonden. De artikelen 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 32 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken.
  • 2.
    Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar. Vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, of wanneer tenminste een vijfde gedeelte van de leden van het algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt.
3 De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden hierom verzoeken en het algemeen bestuur hiertoe besluit of de voorzitter dit nodig acht.
  • 4.
    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:
  • a.
    de vaststelling en wijziging van de begroting;
  • b.
    de vaststelling van de rekening;
  • c.
    de vaststelling en actualisering van de regionale agenda;
  • d.
    de vaststelling van het liquidatieplan;
  • e.
    het verlenen van ontslag aan een lid van het dagelijks bestuur;
  • f.
    de vaststelling of wijziging van gemeenschappelijke regelingen tussen de Metropoolregio en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke gemeenschappelijke regeling, waarbij het algemeen bestuur deelnemer is;
  • g.
    de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan.
  • 5.
    Derden kunnen worden uitgenodigd aan de beraadslagingen van het algemeen bestuur deel te nemen.
Taken en bevoegdheden
Artikel 12
De taken en bevoegdheden die de Metropoolregio bij of krachtens de wet en deze regeling toegekend heeft gekregen, berusten bij het algemeen bestuur tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.
Besluitvorming
Artikel 1 3
  • 1.
    Bij het nemen van besluiten heeft ieder lid van het algemeen bestuur in de vergadering twee stemmen.
  • 2.
    In afwijking van het gestelde in het eerste lid, hebben de leden, aangewezen door de raden van Eindhoven en Helmond en door de raad van de gemeente die een extra lid mag aanwijzen op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, laatste volzin, ieder één stem.
  • 3.
    De besluitvorming vindt met uitzondering van het bepaalde in het vierde lid plaats bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden.
  • 4.
    Voor het tot stand komen van een beslissing over vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen, jaarrekening en regionale agenda is een gekwalificeerde meerderheid vereist van drie/vierde van hen die een stem uitbrengen.
  • 5.
    Het algemeen bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het totale aantal stemgerechtigde leden van het algemeen bestuur aanwezig is.
  • 6.
    Jaarlijks wordt een vergaderschema vastgesteld van de data waarop begroting en rekening worden behandeld.
  • 7.
    Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het vijfde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden.
  • 8.
    Het algemeen bestuur kan bij toepassing van het zevende lid over alle onderwerpen met uitzondering van de begroting, een begrotingswijziging, jaarstukken en de regionale agenda, beraadslagen en besluiten nemen ongeacht het aantal aanwezige leden.
Geheimhouding
Artikel 1 4
Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
HOOFDSTUK 6 HET DAGELIJKS BESTUUR
 
Samenstelling
Artikel 1 5
Het dagelijks bestuur bestaat uit:
  • a.
    De voorzitter, zijnde de burgemeester van Eindhoven.
  • b.
    De vicevoorzitter, zijnde de burgemeester van Helmond.
  • c.
    Eén overig uit het algemeen bestuur afkomstig lid, dat door het algemeen bestuur is aangewezen om zitting te nemen in het dagelijks bestuur. Dit lid heeft te gelden als tweede vicevoorzitter.
Zittingsduur
Artikel 1 6
  • 1.
    Het algemeen bestuur wijst in de eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden van het dagelijks bestuur aan.
  • 2.
    De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag, waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.
  • 3.
    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, wijst het algemeen bestuur, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, een nieuw lid aan.
Werkwijze
Artikel 17
  • 1.
    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter oordeelt of tenminste twee leden de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.
  • 2.
    De artikelen 53, 54 en 56 tot en met 59, van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
  • 3.
    Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt gezonden.
  • 4.
    In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het dagelijks bestuur onderling de werkzaamheden, onverminderd het bepaalde in artikel 33c van de wet.
Taken en Bevoegdheden
Artikel 18
  • 1.
    Het dagelijks bestuur is in elk geval belast met:
    • a.
      het voeren van het dagelijks bestuur van de Metropoolregio, voor zover niet bij of krachtens de wet of deze regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
    • b.
      een voortdurend toezicht op al wat de Metropoolregio aangaat, waaronder in het bijzonder het bewaken van de regionale strategie op thema’s die zijn genoemd in de vigerende regionale agenda en het borgen van de kwaliteit van de samenwerking;
    • c.
      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur en de overlegorganen ter overweging en, voor zover van toepassing, ter beslissing zal worden voorgelegd;
    • d.
      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;
    • e.
      het voorstaan van de belangen van de Metropoolregio bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de Metropoolregio van belang is;
    • f.
      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van de Metropoolregio;
    • g.
      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
    • h.
      het houden van toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeenten en de zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden van de gemeenten die naar de regionale archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur is bij zijn taakuitoefening in elk geval bevoegd:
  • a.
    regels vast te stellen over de organisatie en bedrijfsvoering van de Metropoolregio, met uitzondering van het statuut, als bedoeld in artikel 2, vijfde lid juncto artikel 22, derde lid van deze regeling;
  • b.
    ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan, voor zover die bevoegdheid niet is voorbehouden aan het algemeen bestuur;
  • c.
    het benoemen, schorsen, ontslaan van de streekarchivaris;
  • d.
    privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, in het bijzonder met een of meer gemeenten samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot ondersteunende dienstverlening op contractbasis voor taken waarmee het bestuur van de Metropoolregio belast is.
    Uitgezonderd van deze bevoegdheid is het oprichten van onderscheidenlijk deelnemen in Stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daarvan;
  • e.
    een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen vast te stellen en te wijzigen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke gemeenschappelijke regeling, voor zover het collegebevoegdheden betreft;
  • f.
    rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop verrichten, tenzij het algemeen bestuur voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
  • g.
    het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.
  • 3.
    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, met uitzondering van:
  • a.
    het vaststellen en wijzigen van de begroting;
  • b.
    het vaststellen van de jaarrekening;
  • c.
    het vaststellen van de regionale agenda;
  • d.
    het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften;
  • e.
    het oprichten van of deelnemen in een stichting, maatschap, vennootschap, coöperatie en vereniging dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan;
  • f.
    het benoemen, schorsen en ontslaan van de regiodirecteur/secretaris;
  • g.
    het vaststellen van een liquidatieplan bij opheffing;
  • h.
    het vaststellen van het statuut als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, juncto artikel 22, derde lid van deze regeling.
Geheimhouding
Artikel 19
  • 1.
    Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.
  • 2.
    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het algemeen bestuur haar opheft.
HOOFDSTUK 7 VOORZITTER
Aanwijzing
Artikel 2 0
  • 1.
    De burgemeester van Eindhoven is de voorzitter van de Metropoolregio.
  • 2.
    Bij verhindering of ontstentenis wordt hij vervangen door de vicevoorzitter of bij verhindering of ontstentenis van de vicevoorzitter door de tweede vicevoorzitter.
  • 3.
    Het bepaalde in artikel 16, tweede lid en derde lid, is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.
Rol en Taken
Artikel 2 1
  • 1
    De voorzitter is het nationale en internationale boegbeeld van de regio. In het kader van deze taak brengt hij de regionale agenda in op (inter)nationale en regionale podia.
  • 2
    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
  • 3
    Hij draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken. Alle stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
  • 4
    De voorzitter vertegenwoordigt de Metropoolregio in en buiten rechte.
  • 5
    Hij kan de vertegenwoordiging aan de vicevoorzitter of een door hem gemachtigde opdragen. In rechtsgedingen tussen de Metropoolregio en de gemeente, waarvan de voorzitter lid van het bestuur is, wordt hij vervangen door de vicevoorzitter.
HOOFDSTUK 8 OVERLEGORGANEN, BESTUURSCOMMISSIES, ADVIESCOMMISSIES
Overlegorganen
Artikel 2 2
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan overlegorganen instellen.
  • 2.
    Als overlegorgaan wordt in ieder geval ingesteld een regionaal platform als kader stellend beraad voor de regionale opgaven. Tevens is dit regionaal platform de plaats waar een gezamenlijk beeld van de toekomst van de regio wordt gecreëerd en draagvlak wordt gewonnen voor actie. Het is tot slot de plaats waar kennis en begrip voor elkaar en elkaars inzet wordt gekweekt.
  • 3.
    Werkwijze en samenstelling van overlegorganen worden geregeld in een statuut.
Bestuurscommissies
Artikel 2 3
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, onverminderd het bepaalde in artikel 25 van de wet.
  • 2.
    Een lid van het dagelijks bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid.
Commissies van advies
Artikel 2 4
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan besluiten commissies van advies in te stellen, onverminderd het bepaalde in artikel 24 van de wet.
  • 2.
    De instelling van commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter, geschiedt door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter, onverminderd het bepaalde in artikel 24, derde lid, van de wet.
HOOFDSTUK 9 VOORHANGPROCEDURE, REGIODAG
De r aden
Artikel 25
  • 1.
    Het algemeen bestuur maakt van de bevoegdheid tot vaststellen van de regionale agenda en de jaarlijkse actualisering en van de bevoegdheden neergelegd in artikel 5 eerst lid, onder c en d, geen gebruik dan nadat de raden een ontwerp besluit is toegezonden en zij gedurende een periode van ten minste twee maanden in de gelegenheid zijn gesteld wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.
  • 2.
    Het algemeen bestuur kan besluiten andere dossiers dan die genoemd in het eerste lid, te onderwerpen aan dezelfde voorhangprocedure als bedoeld in het eerste lid. Daartoe behoort in ieder geval:
  • a.
    een voorstel inzake het instellen van een commissie als bedoeld in artikel 23 van de regeling;
  • b.
    een voorstel voor een liquidatieplan in verband met een voorgenomen opheffing van de regeling.
  • 3.
    Het dagelijks bestuur maakt in zijn uiteindelijke voorstel aan het algemeen bestuur over de onderwerpen, genoemd in het eerste en tweede lid, melding van de ontvangen reacties en zijn visie daarop.
  • 4.
    Het algemeen bestuur stuurt voorstellen die betrekking hebben op een wijziging van de regeling toe aan de raden door tussenkomst van de colleges, waarbij de raden ten minste twee maanden voor besluitvorming wordt geboden.
  • 5.
    Het algemeen bestuur maakt geen gebruik van de mogelijkheden om de raden een reactie te vragen als bedoeld in het derde lid indien naar het oordeel van algemeen bestuur om redenen van spoed eerdere besluitvorming noodzakelijk is.
De c olleges
Artikel 26
Het dagelijks bestuur maakt van de bevoegdheid neergelegd in artikel 5, eerste lid, onder d, voor zover het een collegeregeling betreft, geen gebruik dan nadat de colleges een ontwerpbesluit is toegezonden en zij gedurende een periode van ten minste twee maanden in de gelegenheid zijn gesteld wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur.
Regiodag
Artikel 27
Het dagelijks bestuur organiseert twee per jaar in de avonduren een bijeenkomst voor raadsleden, waarin de ontwikkeling van de regio centraal staat. Aan de orde komen onder meer de regionale opgaven voor de komende periode en de resultaten van de afgelopen periode.
HOOFDSTUK 10 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING
D agelijks bestuur / a lgemeen bestuur
Artikel 28
  • 1.
    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
  • 3.
    Het algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het algemeen bestuur. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
  • 4.
    Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen.
Metropoolregio / raden
Artikel 29
  • 1.
    Het bestuur van de Metropoolregio verstrekt schriftelijk aan de colleges en de raden de door een of meer leden van die colleges en raden gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang.
  • 2.
    De inlichtingen worden in ieder geval binnen twee maanden schriftelijk verstrekt en wel door het dagelijks bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het algemeen bestuur of de voorzitter worden verlangd.
Lid a lgemeen bestuur / rad en
Artikel 30
  • 1.
    Het lid van het algemeen bestuur is aan de raad die dit lid heeft aangewezen verantwoording schuldig over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
  • 2.
    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad die hem heeft aangewezen de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.
    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van die raad of schriftelijk verstrekt.
  • 3.
    De raad kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen.
  • 4.
    Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.
HOOFDSTUK 11 PERSONEEL EN ORGANISATIE
 
Ambtelijke organisatie
Artikel 31
  • 1.
    De Metropoolregio heeft ter ondersteuning van de bestuurlijke samenwerking in de regio een eigen ambtelijke organisatie, aan het hoofd waarvan de regiodirecteur staat.
  • 2.
    De ambtelijke organisatie van de Metropoolregio:
  • a.
    ondersteunt de gemeenten door vanuit het overheidsdomein de samenwerking te realiseren die noodzakelijk is om als regio krachtig innovatief te zijn en te blijven;
  • b.
    ondersteunt de gemeenten bij de thema’s van de regionale agenda;
  • c.
    verbindt partijen in hun gezamenlijke belangen om regionale ambities waar te maken.
  • 3.
    De ambtelijke organisatie van de Metropoolregio kan daarnaast op contractbasis van gemeenten tijdelijke opdrachten uitvoeren die passen binnen de regionale agenda. Deze opdrachten worden bekostigd door de opdrachtgevers.
  • 4.
    Het dagelijks bestuur regelt de organisatie en de werkwijze van de ambtelijke organisatie van de Metropoolregio.
Regiodirecteur / secretaris
Artikel 32
  • 1.
    Het algemeen bestuur beslist over benoeming, schorsing en ontslag van de regiodirecteur.
  • 2.
    De regiodirecteur bekleedt tevens de functie van secretaris. Waar in deze regeling verder gesproken wordt van regiodirecteur, wordt daarmee tevens de functie van secretaris bedoeld.
  • 3.
    Voor een benoeming wordt door het dagelijks bestuur een aanbeveling gedaan.
  • 3.
    De regiodirecteur is voor het dagelijks bestuur ambtelijk opdrachtnemer en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken door de ambtelijke organisatie van de Metropoolregio.
  • 4.
    De regiodirecteur wordt formeel aangestuurd door het dagelijks bestuur.
  • 5.
    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de regiodirecteur bij zijn verhindering of ontstentenis.
  • 6.
    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing overgaan. Het dagelijks bestuur doet van een besluit als bedoeld in het vorige lid onmiddellijk mededeling aan het algemeen bestuur.
  • 7.
    Het besluit tot schorsing vervalt wanneer het algemeen bestuur het niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.
  • 8.
    Op de regiodirecteur en zijn plaatsvervanger(s) is artikel 102 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Taak
Artikel 33
  • 1.
    De regiodirecteur is het hoofd van de ambtelijke organisatie en geeft daaraan leiding en sturing. Hij is eindverantwoordelijk voor de organisatieontwikkeling, innovatie en de bedrijfsvoering van het ambtelijk apparaat.
  • 2.
    De regiodirecteur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de advies- en overlegorganen bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij of zij krijgt de opdracht om regionale verbindingen te leggen en het regionale systeem van samenwerken te optimaliseren.
  • 3.
    Hij is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig.
  • 3.
    De regiodirecteur pleegt structureel overleg met de strategische adviseurs, dan wel gemeentesecretarissen van de gemeenten om de bijeenkomsten van het regionaal platform voor te bereiden.
Rechtspositie
Artikel 3 4
Het dagelijks bestuur besluit over de benoeming, de schorsing en het ontslag van de overige ambtenaren en personeel werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Artikel 3 5
  • 1.
    Het dagelijks bestuur stelt voor het personeel van het openbaar lichaam de arbeidsvoorwaardenregeling vast conform de Collectieve Arbeidsvoorwaarden voor het gemeentepersoneel (CAR) en de uitwerkingsovereenkomst (UWO), dan wel de (gewijzigde) collectieve arbeidsvoorwaardenregeling die daarvoor in de plaats komt.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden.
HOOFDSTUK 12​ FINANCIËLE BEPALINGEN
Vergoedingen
Artikel 3 6
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan alleen voor zijn leden, de leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. Deze verordening bevat regels omtrent de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten.
  • 2.
    De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke de bestuurder ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van een van de deelnemende gemeenten.
  • 3.
    Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, ingesteld met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
Kadernota
Artikel 3 7
Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Begroting
Artikel 3 8
  • 1.
    Het dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerp begroting op van het openbaar lichaam overeenkomstig het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
  • 2.
    De ontwerp begroting geeft inzicht in de operationele kosten en de te ontvangen inwonerbijdrage van de deelnemende gemeenten.
  • 3.
    Voor de berekening van de in het tweede lid bedoelde inwonerbijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
  • 4.
    De ontwerpbegroting en -begrotingswijzigingen worden minimaal twee maanden voordat deze worden vastgesteld door het algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden om hen in de gelegenheid te stellen daarop hun zienswijze kenbaar te maken.
  • 5.
    Nadat de begroting is vastgesteld door het algemeen bestuur, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting, aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
  • 6.
    Het dagelijks bestuur zendt de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting vóór
    1 augustus van het jaar voorafgaand aan dat jaar waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.
  • 7.
    Besluiten tot wijzigen van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.
  • 8.
    In afwijking van het bepaalde in het vierde lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdragen of tot een afwijking van de bestuurlijk vastgestelde uitgangspunten van financieel beleid, direct worden vastgesteld door het algemeen bestuur.
Voorschotbetaling
Artikel 39
De deelnemende gemeenten betalen jaarlijks voor 1 februari en voor 1 augustus van het betreffende jaar telkens de helft van de verschuldigde bijdrage. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke rente verschuldigd.
Rekening
Artikel 4 0
  • 1.
    Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de ontwerpjaarrekening met een jaarverslag van het voorgaande jaar op.
  • 2.
    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast vóór 1 juli van het jaar volgend op het verslagjaar.
  • 3.
    Het dagelijks bestuur zendt de door het algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de jaarrekening geldt op, toe aan gedeputeerde staten en de raden.
Financiële gegoedheid
Artikel 4 1
  • 1.
    De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat de Metropoolregio te allen
    tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
  • 2.
    Indien aan het dagelijks bestuur blijkt dat één van de gemeenten weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het dagelijks bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.
Financiële voorschriften
Artikel 4 2
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
  • 2.
    Deze verordening als bedoeld in het eerste lid bevat in elk geval regels over:
  • a.
    waardering en afschrijving van activa;
  • b.
    algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.
  • 3.
    De raad stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.
  • 4.
    Het algemeen bestuur wijst de accountant aan die belast wordt met de controle op de in artikel 40 genoemde jaarrekening.
  • 5.
    De accountant zendt de accountantsverklaring en een verslag van bevindingen aan het algemeen bestuur.
  • 6.
    De verordeningen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden na vaststelling gezonden aan gedeputeerde staten en aan de colleges van de gemeenten.
  • 7.
    De Metropoolregio verzekert zich tenminste tegen:
  • a.
    burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;
  • b.
    wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
  • 8.
    Als de verzekering een voor rekening van de Metropoolregio komende schade niet dekt wordt deze gedragen door de Metropoolregio.
HOOFDSTUK 13​ ARCHIEF
Archiefbescheiden
Artikel 4 3
  • 1.
    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de Metropoolregio. Dit overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen archiefverordening, die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.
  • 2.
    Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de Metropoolregio is belast de in artikel 5, derde lid, onder c, bedoelde archivaris van de regionale bewaarplaats.
  • 3.
    Bij opheffing van de regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995.
  • 4.
    De overeenkomstig artikel 5 van de Archiefwet 1995 voor de gemeente Eindhoven ontworpen en vastgestelde selectielijst(en) zijn van overeenkomstige toepassing op de Metropoolregio. De Metropoolregio blijft bevoegd om overeenkomstig artikel 5 van de Archiefwet 1995 nieuwe en/of aanvullende selectielijsten te (doen) ontwerpen en te laten vaststellen.
  • 5.
    De bepalingen bij en krachtens de Archiefwet 1995 gesteld voor gemeenten, zijn van overeenkomstige toepassing op de Metropoolregio, tenzij in dit hoofdstuk daarin anders is voorzien. Waar in die bepalingen gesproken wordt over de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, wordt daarvoor respectievelijk in de plaats gesteld de Metropoolregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Artikel 44
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995
over te brengen archiefbescheiden van de Metropoolregio is aangewezen de
regionale archiefbewaarplaats, aangewezen overeenkomstig artikel 5, derde lid, sub b, van deze regeling.
HOOFDSTUK 14 EVALUATIE
Evaluatie
Artikel 4 5
  • 1.
    Het algemeen bestuur zal per 1 januari 2017 het functioneren van de Metropoolregio en de samenwerkingsrelatie met het regionaal platform zoals vastgelegd in het statuut als bedoeld in bijlage 1 van deze regeling, evalueren en daarvan voor 1 juli 2017 verslag uitbrengen aan de colleges en de raden van de gemeenten, vergezeld van conclusies en aanbevelingen.
  • 2.
    De onderzoeksvraagstelling voor de uit te voeren evaluatie wordt door het dagelijks bestuur voor 1 juli 2016 aan het regionaal platform voor advies voorgelegd. Het algemeen bestuur stelt aansluitend voor 1 januari 2017 de onderzoeksvraagstelling vast.
HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
 
Toetreding
Artikel 4 6
  • 1.
    Toetreding van een raad en college van een gemeente kan plaatsvinden bij daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van de raad en college van die gemeente.
  • 2.
    De colleges en raden van de gemeenten dienen in te stemmen met de toetreding van een gemeentebestuur tot deze regeling middels een gezamenlijk besluit tot wijziging van de regeling.
  • 3.
    Het algemeen bestuur kan aan de toetreding nadere voorwaarden verbinden.
  • 4.
    De toetreding gaat in met ingang van de datum, genoemd in het gezamenlijke besluit, bedoeld in het tweede lid.
  • 5.
    De gemeenteraad van de toegetreden gemeente gaat zo spoedig mogelijk over tot het aanwijzen van (plaatsvervangende) leden in het algemeen bestuur.
Uittreding
Artikel 4 7
  • 1.
    De raad of het college van een gemeente kan uittreden uit de regeling door toezending aan het algemeen bestuur van daartoe strekkende besluiten.
  • 2.
    Het algemeen bestuur regelt na overleg met het betrokken bestuursorgaan, de financiële verplichtingen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding.
  • 3.
    De uittreding kan niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin uittreding noodzakelijke wijziging van de gemeenschappelijke regeling in werking is getreden.
Wijziging of opheffing
Artikel 4 8
  • 1.
    Een voorstel tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de raden van ten minste twee gemeenten.
  • 2.
    De regeling wordt gewijzigd indien de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten.
  • 3.
    Een besluit tot opheffing van deze regeling wordt niet genomen voordat de betreffende bestuursorganen van de gemeenten daarmee hebben ingestemd.
  • 4.
    Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen.
  • 5.
    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, nadat de raden van de gemeenten gedurende twee maanden hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.
  • 6.
    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.
  • 7.
    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van de Metropoolregio.
  • 8.
    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.
  • 9.
    Het bestuur van de Metropoolregio blijft ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.
HOOFDSTUK 16 GESCHILLENBESLECHTING
Geschillen
Artikel 49
Geschillen omtrent de toepassing van de regeling, in de ruimste zin, tussen besturen van de gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van de Metropoolregio worden, overeenkomstig artikel 28 van de Wgr, beslist door gedeputeerde staten.
Klachten
Artikel 5 0
Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het algemeen bestuur een voorziening getroffen.
HOOFDSTUK 17 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Wgr-plus
Artikel 5 1
1.De wettelijke taken en bevoegdheden, genoemd in artikel 5 van de regeling, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wijziging, blijven gelden totdat de Wet afschaffing plusregio’s in werking is getreden.
Inwerkingtreding
Artikel 5 2
  • 1.
    De regeling is een voortzetting van de regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005, inclusief eerste, tweede en derde wijziging.
  • 2.
    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt op 1 januari 2015 in werking, onverminderd het bepaalde in artikel 26, derde lid, van de wet.
  • 3.
    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor tijdige bekendmaking van de regeling in alle gemeenten.
Citeertitel
Artikel 5 3
Deze regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Eindhoven 2015’.
TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING METROPOOLREGIO EINDHOVEN
Algemeen
In de vergadering van de Regioraad van 13 december 2012 is een motie aangenomen die oproept tot transformatie van de regionale samenwerking in onze regio. In de regio wordt al jarenlang
samengewerkt. Deze samenwerking is aan vernieuwing toe. De nieuwe bestuurlijke regionale samenwerking zal vorm krijgen in de Metropoolregio Eindhoven. In de Regioraadvergadering van
19 februari 2014 is het tweede deel van het Transformatieplan SRE vastgesteld. Daarin is door de deelnemende gemeenten een gezamenlijke visie geformuleerd over de governance en de samenwerking in Zuidoost-Brabant in de toekomst. Dit moet nu een formele vertaling krijgen. Om dit te bewerkstelligen wordt de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005 fundamenteel gewijzigd.
Centraal in de Metropoolregio Eindhoven staat het regionaal platform. Alle leden van de 21 colleges van burgemeester en wethouders vormen samen het regionaal platform. Zij richten zich op drie regionale hoofdthema’s: economie, ruimte en mobiliteit. Samen met andere overheden, bedrijfsleven,
kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties worden deze drie thema’s verkend en wordt de
regionale strategie bepaald. Dit wordt vastgelegd in de vierjaarlijkse regionale agenda en jaarlijks geactualiseerd.
In de regionale agenda worden de thema’s vastgelegd waar op regionale schaal afspraken over moeten worden gemaakt. Deze regionale agenda wordt door de 21 gemeenteraden bekrachtigd. In
zogenaamde werkplaatsen worden de in de regionale agenda benoemde opgaven en thema’s verkend en uitgewerkt. De resultaten van de werkplaatsen worden voorgelegd aan het regionaal platform en als regionale strategie verankerd in de regionale agenda, die weer (jaarlijks) naar alle gemeenteraden gaat. Uitvoering van de regionale strategie wordt belegd bij diverse regionale partners. Om elkaar te binden kunnen zij convenanten afsluiten of soortgelijke uitvoeringsarrangementen. Terugkoppeling hierover aan de raden geschiedt via de colleges van burgemeester en wethouders.
De Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft minimaal drie organen voor het openbaar lichaam voor: de voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur. Daarnaast kan gewerkt worden met bestuurs- en adviescommissies. In het Transformatieplan worden voorts benoemd de overlegorganen het regionaal platform, werkplaatsen, gesprekstafels, commissies en werkgroepen. Dit levert nogal wat bestuurlijke drukte op terwijl ook flexibiliteit gewenst wordt. Dit dilemma is als volgt opgelost.
De verplichte wettelijke organen zijn in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven opgenomen. Dat geldt ook voor de in te stellen bestuurscommissie Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe) en eventuele commissies van advies. De overlegorganen, waaronder het regionaal platform zijn geen formele bestuursorganen van de Metropoolregio. Hiervoor wordt door het algemeen bestuur het Statuut overlegorganen Metropoolregio Eindhoven vastgesteld. Mocht het in de praktijk nodig zijn wijzigingen in de werkwijze door te voeren dan kan dat snel gerealiseerd worden zonder dat aan de bevoegde bestuursorganen van de deelnemende gemeenten om instemming gevraagd behoeft te worden. Het regionaal platform dient beschouwd te worden als een kaderstellend beraad ten dienste van zowel de colleges als het algemeen bestuur. In feite is het algemeen bestuur het formele sluitstuk van de regionale overlegstructuur. Gelet op de centrale rol van het regionaal platform in die overlegstructuur is besloten haar een plaats te geven in de gemeenschappelijke regeling.
De bestuurlijke samenwerking in de Metropoolregio Eindhoven wordt organisatorisch ondersteund door een kleine ambtelijke organisatie. De dienst SRE wordt met het oog daarop gereorganiseerd.
De nieuwe bestuurlijke werkwijze is flexibel en bottom–up. Door deze transformatie wordt
verantwoordelijkheid van de individuele gemeenten voor de regionale samenwerking versterkt. Gemeenten zullen zelf aan de slag moeten.
Bij het vormgeven van de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven zijn er drie punten die bijzondere aandacht behoeven:
  • 1.
    Het ongewisse tijdstip van inwerkingtreding van de Wet afschaffing plusregio’s.
  • 2.
    De afbouw van taken, de regeling van lopende verplichtingen en afslanking van de organisatie van de ambtelijke organisatie van het SRE.
  • 3.
    De noodzaak om voor het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven een bestuurlijke infrastructuur in stand te houden.
Deze aandachtspunten maken het dat de Metropoolregio Eindhoven bij de start gedurende een bepaalde periode een tweetal rollen te vervullen heeft: het strategisch sterk positioneren van Zuidoost-Brabant op de benoemde thema’s en het op een goede en zorgvuldige wijze afwikkelen en borgen van taken die voortvloeien uit het functioneren van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven.
Bij de vaststelling van het Transformatieplan is uitgegaan van het vervallen van de Wgr-plusstatus van het SRE per 1-1-2015. De vraag is of dat tijdschema gehaald wordt, nu de parlementaire behandeling van het wetsontwerp afschaffing plusregio’s vertraging ondervindt. Mogelijkerwijs schuift de datum van inwerkingtreding van de wet wat verder naar achteren. Bij de wijziging van de gemeenschappelijke regeling moest daarom rekening gehouden worden met het voorlopig continueren van de plustaken, Formeel blijven een aantal bevoegdheden bij het algemeen bestuur (voorheen regioraad geheten) berusten.
Door de Regioraad SRE is bij de vaststelling van het Transformatieplan ervoor gekozen een aantal taken over te dragen aan gemeenten en subregio’s. Het betreft het convenant Stedelijk Gebied Eindhoven (de gelijknamige bestuurscommissie is inmiddels opgeheven), Gebiedsgerichte Economische Ontwikkeling (GEO) en Vrijetijdseconomie, Rijk van Dommel en Aa, Brainport Avenue, Energietransitie, Materialentransitie Gezonde leefomgeving en Routestructuren. Deels is deze overdracht doorgevoerd per 1-1-2014, deels zal de overdracht medio 2014 gerealiseerd zijn. Ervaren wordt dat bij deze overdracht van taken rafelrandjes ontstaan waarbij nagedacht moet worden hoe deeltaken het best georganiseerd kunnen worden. Voorbeelden daarvan zijn het beheer van subsidieregelingen SIR/SAR en het beheer van het project Gulbergen. Geconcludeerd is dat op juridische, financiële en organisatorische gronden de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven hierover het beheer moet houden. Aangezien de Metropoolregio in juridisch opzicht de voortzetting is van het SRE, en er dus geen sprake is van taakoverdracht, kan dat alles zonder meer doorgevoerd worden. Als voorbeeld mag verder dienen de positie van de Metropoolregio als Regionaal bureau leerplicht in het kader van toezicht en registratie van kinderen/jongeren tot 22 jaar. Het innemen van die positie heeft te maken met eisen die het Rijk stelt bij het opzetten van een regionale leerlingenregistratie. Toegang tot de Brp (basisregistratie personen)-gegevens dient in die situatie verschaft te worden door een buiten gemeentelijk bestuursorgaan. De taak van de Metropoolregio blijft hier beperkt tot het uitoefenen van rechten in verband met het formele eigendom van de regionale voorziening.
Momenteel maakt het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe) onderdeel uit van het SRE. De vraag hoe dit organisatieonderdeel na de vorming van de Metropoolregio Eindhoven op de schaal van Zuidoost-Brabant bestuurlijk gepositioneerd moet worden, kan thans nog niet eenduidig beantwoord worden. Om die reden is ervoor gekozen om deze taak vooralsnog deel uit laten maken van het takenpakket van de Metropoolregio Eindhoven. Wel wordt voorgesteld voor het beheer van dit organisatieonderdeel een bestuurscommissie in het leven te roepen. Enerzijds biedt dat een ontlasting voor het dagelijks bestuur en anderzijds biedt dat de mogelijkheid om op een zorgvuldige wijze plannen te ontwikkelen voor de toekomstige taakuitoefening door het RHCe en de bestuurlijke positionering ervan. Dit laatste punt zal onderwerp van bespreking kunnen zijn bij de eerste evaluatie van de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Eindhoven in 2017.
Uit het vorenstaande volgt dat het openbaar lichaam Metropoolregio Eindhoven als product van de transformatie van het SRE, naast een aantal strategisch taken, ook te maken heeft met de afwikkeling van de Wgr-plusstatus van het SRE en met het al dan niet tijdelijk verrichten van een aantal meer beheersmatige taken. Opties om die laatstgenoemde taken anders te organiseren stuiten op een aantal inhoudelijke bezwaren. Getracht is bij de redactie van de gewijzigde gemeenschappelijke regeling zoveel mogelijk rekening te houden met het apart benoemen van de verschillende categorieën taken. Dat is gebeurd in Hoofdstuk II van de gemeenschappelijke regeling. Het verder uit elkaar trekken van de belangen, taken en bevoegdheden van de Metropoolregio door de traditionele SRE-taken verderop in de gemeenschappelijke regeling in een apart hoofdstuk te benoemen stuit op juridische bezwaren. Die verplichte elementen van een gemeenschappelijke regeling dienen integraal aan de voorzijde te worden benoemd.
Voor de zogenaamde plus-taken ligt dat in zoverre anders dat de taken en bevoegdheden wettelijk vastliggen en alleen om die reden voorlopig worden voortgezet. Het vervallen van de plusstatus, leidt automatisch tot het wegvallen van die taken. Nu daar een vaste, wettelijke, datum aan verbonden is, maken de plustaken onderdeel uit van het hoofdstuk met overgangs- en slotbepalingen.
Wettelijk kader
Op deze gemeenschappelijke regeling is van toepassing de Wet gemeenschappelijke regelingen zoals deze luidt na inwerkingtreding van de Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede de regeling van diverse andere onderwerpen. Het wetsonderwerp met nr. 33597 is op het moment van schrijven van deze toelichting in behandeling bij de Eerste Kamer der Staten-General en treedt mogelijkerwijs al in de loop van 2014, maar naar verwachting uiterlijk 1 januari 2015, in werking. Daarmee worden een aantal duale elementen ingevoerd in de werkwijze van een gemeenschappelijke regeling, waarbij een openbaar lichaam is ingesteld. Zo krijgt het dagelijks bestuur eigen bevoegdheden en heeft het algemeen bestuur ruimere bevoegdheden bij het controleren van het dagelijks bestuur bij haar taakuitoefening. Ook is de democratische legitimatie verbeterd, bijvoorbeeld door het verruimen van de reactietermijn van raden voor het kenbaar maken van een zienswijze op het ontwerp begroting van het openbaar lichaam.
Door de invoering van deze duale elementen is het niet meer nodig dat de Wet gemeenschappelijke regelingen nog langer verwijst naar de Gemeentewet zoals die luidde voor invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur. Artikel 136 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dat die verwijzing regelde, komt na het in werking treden van de gewijzigde wet te vervallen.
Democratische legitimatie
De gemeenschappelijke regeling van de Metropoolregio is een gemengde regeling. Hierin worden op beperkte schaal raads- en collegebevoegdheden belegd. Deze bevoegdheden moeten op grond van de wet helder worden omschreven in de gemeenschappelijke regeling. Deels is dat relevant voor de gang van zaken in het rechtsverkeer, deels is dat ook van belang voor de democratische verantwoording aan de raden van de deelnemende gemeenten. De Metropoolregio Eindhoven is na het wegvallen van de Wgr-plustaken nog meer aan te merken als een vorm van verlengd lokaal bestuur. Beslissingsmacht over uitvoering van de regionale agenda komt te liggen bij de gemeenten. De eigenstandige bevoegdheden van de Metropoolregio als de plaats waar strategie wordt ontwikkeld, blijven beperkt tot het vaststellen van de regionale agenda, begroting, jaarrekening en het stellen van algemeen verbindende voorschriften inzake het beheer van investerings- en stimuleringsfondsen en de eigen organisatie en bedrijfsvoering.
In het voorgestane besturingsmodel ligt het accent bij de strategische samenwerking op de kaderstelling door het regionaal platform. Door het opnemen van de uitkomsten van het kaderstellend beraad in de regionale agenda door het algemeen bestuur en het bekrachtigen daarvan door de raden van de deelnemende gemeenten, is de inhoudelijke betrokkenheid bij en finale besluitvorming door de gemeenteraden gewaarborgd. Datzelfde geldt voor de actualisering van de regionale agenda die jaarlijks gelijktijdig met de ontwerp begroting eveneens aan de gemeenteraad voor het kenbaar maken van een zienswijze wordt aangeboden. Concrete uitvoering van de regionale agenda is zoals gezegd een zaak van de gemeenten gezamenlijk en wordt zo nodig geregeld via af te sluiten convenanten of soortgelijke uitvoeringsarrangementen.
De Metropoolregio is belast met de registratie van de uitvoering van de door de gemeenten gemaakte afspraken zoals omschreven in de regionale agenda en eventuele uitvoeringsarrangementen. Het is de bedoeling dat de voortgang van de werkzaamheden door de colleges actief ter hand genomen en gemonitord wordt door het dagelijks bestuur, zodat deze zo nodig tijdens de loop van het jaar bijgestuurd kunnen worden tijdens het overleg in het regionaal platform. De colleges van burgemeester en wethouders kunnen daarover periodiek aan hun gemeenteraden rapporteren. In samenspraak zal bezien moeten worden op welke wijze dat het beste vormgegeven kan worden binnen elke gemeente.
Door de Metropoolregio zal daarnaast periodiek gerapporteerd worden aan de colleges van burgemeester en wethouders over de bij het openbaar lichaam berustende taken ingevolgde de Wgr-plus en de overige nog bij het openbaar lichaam berustende taken voortvloeiend uit het functioneren van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven in het verleden.
De Wet gemeenschappelijke regelingen kent een expliciete regeling van verantwoording, inlichtingenplicht en ontslagmogelijkheid.
Die regeling heeft in de eerste plaats betrekking op de verhouding dagelijks bestuur en algemeen bestuur, maar daarnaast ook op het lid van het algemeen bestuur naar de eigen gemeenteraad. Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders zowel individueel als ook gezamenlijk op grond van de Gemeentewet verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad voor het gevoerde bestuur (zie artikel 169 Gemeentewet). De gemeenteraad bestaat uit de gekozen volksvertegenwoordigers, die door hun verkiezing democratisch gelegitimeerd zijn. Zo kan een raad gebruik maken van het enquêterecht ex artikel 155a Gemeentewet ten aanzien van de eigen bestuurders. De gemeentelijke rekenkamer(commissie) kan onderzoek doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid bij de Metropoolregio (artikel 184 Gemeentewet).
In financieel opzicht blijven de gemeenteraden in positie omdat zij jaarlijks hun zienswijze kenbaar kunnen maken over de ontwerpbegroting. Door toezending van de jaarrekening van het openbaar lichaam wordt achteraf verantwoording afgelegd. Eerder is dat intern gebeurd bij de aanbieding van de jaarrekening door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Ten slotte wordt opgemerkt dat indien een tussentijdse begrotingswijziging nodig is, die leidt tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdrage, de raden van de deelnemende gemeenten wederom in de gelegenheid zijn zich daarover uit te spreken en hun zienswijze kenbaar te maken.
Het aangaan van een gemeenschappelijke regeling leidt tot een bestuurlijk complexe situatie. Hiervoor is aangegeven dat er voor de gemeenteraden als democratisch gekozen volksvertegenwoordiging wel degelijk juridische mogelijkheden aanwezig zijn om betrokken te blijven bij het functioneren van gemeenschappelijke regelingen en om de door hen aangewezen leden van het algemeen bestuur verantwoording te blijven vragen. Wel is het zo dat het aangaan van een samenwerking met andere gemeenten binnen een openbaar lichaam leidt tot gezamenlijk genomen besluiten waarbij de invloed van individuele gemeenteraden afneemt. Rode draad is en blijft ook naar de toekomst toe de zorg voor het goed blijven onderhouden van een tijdige adequate informatievoorziening naar de raden van de deelnemende gemeenten.
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2 Openbaar lichaam
Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven bezit als openbaar lichaam rechtspersoonlijkheid. Na wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005 in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015 wordt deze status gecontinueerd. De Metropoolregio Eindhoven kan hierdoor zelfstandig aan het rechtsverkeer deelnemen.
In het vijfde lid wordt gemeld dat de verschillende overlegorganen geregeld zullen worden in een statuut. Die keuze is gemaakt enerzijds om veel bestuurlijke drukte te vermijden en anderzijds om slagvaardig te kunnen opereren bij noodzakelijk geachte wijzigingen in de overlegstructuur. Voor het regionaal platform is in die zin een uitzondering gemaakt dat dit overlegorgaan expliciet genoemd is in de gemeenschappelijke regeling. Het bestaan als zodanig van dit kaderstellend beraad is daarmee verzekerd.
Artikel 3 Belangen en Doelen
De Wet gemeenschappelijke regelingen verplicht een of meer belangen te benoemen (artikel 1, eerste lid en artikel 10, eerste lid van de Wgr). Deze moeten helder zijn omschreven omdat een open taakstelling wettelijk niet is toegestaan (gesloten huishouding). De Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven benoemt verschillende te behartigen belangen. De belangen die de Metropoolregio primair dient, zijn opgenomen in artikel 3, eerste tot en met vierde lid. De in artikel 3, vijfde en zesde lid, genoemde belangen, vloeien voort uit het huidig functioneren van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en duren al dan niet tijdelijk voort na het inwerkingtreden van deze wijziging.
In de algemene toelichting is uitgelegd waarom de belangenbehartiging niet verder uit elkaar getrokken kan worden dan thans gedaan.
Artikel 4 Taken
De in artikel 4, eerste lid, benoemde taken zijn gericht op het tot stand brengen van de regionale strategie op de hoofdthema’s: economie, ruimte en mobiliteit, die uitgewerkt wordt in de regionale agenda. De eigenlijke taken van de Metropoolregio derhalve. In de omschrijving van de taken komt voorts tot uitdrukking dat de Metropoolregio een faciliterende organisatie is ten behoeve van de deelnemende gemeenten. Om de strategische opgaven van de Metropoolregio vorm te kunnen geven is inzet van de regionale investerings- en stimuleringsfonds en een mobiliteitsfonds noodzakelijk. Dat vraagt om een adequaat beheer en verantwoording, ook naar andere overheden.
De in artikel 4, tweede lid, benoemde taken vloeien voort uit het functioneren van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en zijn beheersmatig van aard. Afbouw van deze taken dient te geschieden met in acht neming van alle inhoudelijke financiële en juridische belangen. Dat kan in voorkomend geval betekenen dat de Metropoolregio Eindhoven enkele van deze taken nog geruime tijd zal moeten behartigen. Het ligt in de rede dat het dagelijks bestuur over de voortgang van de afbouw van de taken periodiek verslag doet aan het algemeen bestuur.
Artikel 4, derde lid, heeft betrekking op de taken van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (afgekort: RHCe). Naast uitvoeren van de wettelijke taken op het gebied van archiefzorg heeft het RHCe ook een taak op het vlak van bewaren en toegankelijk maken van het cultureel erfgoed van de regio. Er is voorafgaand aan het opstellen van deze gemeenschappelijke regeling een bestuurlijke discussie geweest over het bedrijfsmatig functioneren. Die is op 19 februari 2014 afgesloten met de vaststelling van een geactualiseerd bedrijfsplan 2014-2017 door de Regioraad van het SRE. De verdeling van de kosten over de deelnemende gemeenten is vereenvoudigd. De kosten worden verdeeld op basis van óf inwoneraantal óf strekkende meters archief.
De vraag is gesteld of het beheer van het RHCe nog wel thuis hoort binnen de Metropoolregio Eindhoven. Vooralsnog wordt deze beheertaak gehandhaafd binnen deze gemeenschappelijke regeling. Het toezicht op de taakuitoefening wordt belegd bij een bestuurscommissie. De toekomst zal moeten uitwijzen of andere bestuurlijke opties voor het onderbrengen van deze overheidstaak de voorkeur verdienen. Het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Eindhoven zal in samenspraak met de bestuurscommissie daarover rapporteren aan het algemeen bestuur.
Artikel 5 Bevoegdheden
Het openbaar lichaam is de meest vergaande vorm van samenwerking waaraan in beginsel alle gemeentelijke bevoegdheden kunnen worden overgedragen waaronder de verordende bevoegdheid van de gemeenteraad. Bij het redigeren van de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Eindhoven is hiervan een bescheiden gebruik gemaakt. De over te dragen verordenende bevoegdheid van de Metropoolregio is beperkt tot het beheer en instellen van de regionale investeringsfondsen en stimuleringsfonds en van het regionaal mobiliteitsfonds. De te vertrekken uitkeringen(subsidies of renteloze leningen uit genoemde fondsen) moeten gebaseerd zijn op een wettelijke grondslag. Daarnaast behoeft de organisatie verordenende bevoegdheid ten behoeve van de eigen organisatie en bedrijfsvoering (bijvoorbeeld Statuut overlegorganen, archiefverordening, verordening op de Bestuurscommissie Regionaal historisch centrum Eindhoven).
De Metropoolregio Eindhoven heeft geen bevoegdheden ten aanzien van de uitvoering van de regionale opgaven. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk om dat gezamenlijk en al dan niet in samenwerking met het bedrijfsleven en onderwijs te regelen. In de werkplaatsen zullen daarvoor door de bestuurlijke trekkers allianties gesmeed moeten worden, die ondersteuning dienen te verwerven in het regionaal platform. Dat is pas anders als de deelnemende gemeenten de Metropoolregio Eindhoven machtigen namens hen gezamenlijke afspraken te maken.
De bevoegdheid van het bestuur om zelfstandig deel te nemen aan andere gemeenschappelijke regelingen vloeit voort uit de wens om slagvaardig te kunnen opereren. Middels de in hoofdstuk 9 geïntroduceerde voorhangprocedure is de terugkoppeling naar respectievelijk de colleges en raden van de deelnemende gemeenten vooraf verzekerd.
De bevoegdheden ten aanzien van de beheertaken en het RHCe komen overeen met de huidige afspraken. Per beheertaak zijn die uitgesplitst.
Gemeenten dienen te beseffen dat de overdracht van bevoegdheden aan de Metropoolregio op het gebied van respectievelijk de zorg voor, het beheer van en het toezicht op de archiefbescheiden, met zich brengt dat zij dienaangaande geen voorschriften meer kunnen stellen. Zo zijn zij niet langer bevoegd zelf een gemeentelijke archiefbewaarplaats voor de over te brengen archiefbescheiden aan te wijzen en is ook de benoeming van de archivaris overgedragen aan de Metropoolregio. In specifieke gemeenschappelijke regelingen, zoals Peel 6.1, Dommelvallei en de A2, kan hiervan niet worden afgeweken, nu een bevoegdheid maar eenmaal kan worden overgedragen. Deze regel lijdt dan in zoverre weer uitzondering, dat in geval aan een openbaar lichaam bevoegdheden worden gedelegeerd of het haar eigen bevoegdheden betreft, de onderliggende gemeenschappelijke regeling een voorziening dient te bevatten over de zorg en het beheer van de eigen archiefbescheiden, waarbij kan worden afgeweken van de regeling over het RHCe.
Artikel 6 Regionale agenda
De regionale agenda bevat de toekomstvisie en de strategie van de gemeenten in de regio Eindhoven op de vaste thema’s. De regionale agenda is de spreekwoordelijke stip aan de horizon voor de gemeenten. Vaststelling gebeurt nadat alle gemeenteraden zich over het ontwerp hebben uitgesproken. De regionale agenda is een dynamisch document, dat een lange termijn perspectief biedt en een programma met een doorkijk van 4 jaar. Jaarlijks wordt de regionale agenda bij de vaststelling van de begroting aangepast en bijgesteld en verschuift de termijn met een jaar. Door de koppeling aan de begroting van de Metropoolregio Eindhoven zijn de raden van de gemeenten in de gelegenheid ook over de voorgestelde aanpassing van de regionale agenda hun opvattingen kenbaar te maken aan het algemeen bestuur.
Uitgangspunt is dat de regionale agenda door de deelnemende gemeenten wordt aangemerkt als het strategisch beleidsdocument voor de door de gemeenten gezamenlijk op te pakken regionale thema’s en de daarop gebaseerde opgaven. Met behoud van eigen bevoegdheden conformeren de bevoegde organen van de gemeenten zich aan de algemene doelstelling van de samenwerking: het realiseren van de opgaven in de regionale agenda ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de regio. Op die manier kunnen gemeenten elkaar aanspreken op het maken van elkaar bindende afspraken. Door op deze manier samen te werken, ondersteund door de Metropoolregio, kan meer bestuurskracht gegenereerd worden. Dat maakt het ook mogelijk de regio Eindhoven landelijk sterker te positioneren als industriële mainport van Nederland.
Gemeenten zijn de dragende pijlers van de Metropoolregio. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de regionale agenda en de daarop gebaseerde jaarlijkse voortgangsrapportages (actualisaties). Afspraken hierover dienen vastgelegd te worden in convenanten of beleidsovereenkomsten met daarbij behorende financiële arrangementen. Deze financiële afspraken worden niet opgenomen in de begroting van de Metropoolregio Eindhoven doch in de begrotingen van de betrokken gemeenten.
Artikel 7 Regionaal Stimuleringsfonds / Investeringsfondsen / REAP
Binnen de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven was formeel geborgd het Stimuleringsfonds. Bij de vaststelling van het eerste deel van het Transformatieplan is besloten dit fonds en de voeding ervan te handhaven. Ook de Metropoolregio Eindhoven wil een bijdrage leveren aan de economische structuurversterking van de regio. Regionale middelen worden ingezet voor cofinanciering. Dat wil zeggen dat ook andere partijen (Europa, Rijk, provincie, gemeenten, private partners) een bijdrage leveren aan samenwerkingsprojecten met een aantoonbaar regionaal economisch effect. De provincie heeft inmiddels besloten de financiële middelen van het Regionaal Economisch Actie Programma (REAP) toe te voegen aan het regionale Stimuleringsfonds. De middelen worden met name ingezet op projecten die bijdragen aan de strategische agenda van de regio. Daarmee wordt het structuurversterkende karakter van het Stimuleringsfonds geborgd. Het algemeen bestuur stelt voor de wijze van verdeling van de beschikbare middelen voorschriften op.
Daarnaast is er in het verleden vanuit het programma Gebiedsgerichte Economische Ontwikkeling, de op individuele MKB-ers gerichte SRE Investerings- en Adviesregeling ontstaan. Deze SIR en SAR hebben tot doel om vernieuwende bedrijfsmatige activiteiten te stimuleren. De regelingen richten zich op structurele bedrijfsmatige activiteiten in de vrijetijdseconomie en/of plattelandseconomie. Daarbij gaat het met name om die MKB bedrijven te ondersteunen, die in én voor de doelregio een toegevoegde waarde leveren. Tot de plattelandseconomie worden ook die activiteiten in het stedelijk gebied gerekend, die een duidelijke relatie en daardoor meerwaarde hebben respectievelijk met en voor het landelijk gebied. De SIR en SAR zijn vormgegeven als subregelingen onder het Stimuleringsfonds. Het algemeen bestuur zal gegeven de gewijzigde doelstelling van de Metropoolregio Eindhoven moeten bezien of deze subregelingen in de toekomst gecontinueerd kunnen of dat alsnog gekozen moet worden voor een afbouwscenario.
Op verzoek van de provincie Noord-Brabant heeft de Metropoolregio Eindhoven tevens zitting in de Stuurgroep voor uitvoering van het provinciale Regionaal Economisch Actie Programma (REAP). Dit programma wordt regionaal uitgevoerd. De provincie Noord-Brabant heeft het SRE verzocht om de uitvoering van het programma met ingang van 2014 over te nemen. Daardoor is verdergaande afstemming tussen REAP en het Stimuleringsfonds mogelijk. Formeel is de uitvoering van het REAP evenals de uitvoering van SIR en SAR niet gelinkt aan gemeentelijke bijdragen. Uitvoering van deze regeling geschiedt evenwel onder de paraplu van het regionaal Stimuleringsfonds.
In de nadere uitwerking is gekozen voor de volgende uitgangspunten:
  • a.
    Het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan blijft buiten beschouwing omdat vanwege de dominantie van investeringen voor verkeersinfrastructuur, niet is gekozen voor integratie van het regionale mobiliteitsfonds in het regionale stimuleringsfonds.
  • b.
    De besluiten van het algemeen bestuur tot vaststelling van de gemeentelijke basisbijdrage zijn gebonden aan het vereiste van een gekwalificeerde meerderheid van het aantal aanwezige stemmen (via de begroting). Uitgangspunt daarbij is met name het creëren van een zo breed mogelijk draagvlak.
  • c.
    Bij voorstellen aan het algemeen bestuur over de vaststelling van de inwonerbijdrage en bij het verleggen van accenten in de besteding, laat het dagelijks bestuur zich adviseren door een overleg van portefeuillehouders.
  • d.
    De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van het regionale ambitieniveau. Dit ambitieniveau dient te zijn aangegeven in de regionale agenda.
  • e.
    De bestedingen van het fonds kunnen bestaan uit leningen of subsidies. Door het fonds mede een revolverend karakter te geven, kunnen de beschikbare middelen meerdere malen worden ingezet.
Het algemeen bestuur van de Metropoolregio stelt een verordening op die werkwijze regelt voor de subsidieverlening ten laste van het Stimuleringsfonds en de daaronder ressorterende subfondsen. In die subsidieverordening kan het dagelijks bestuur bevoegd worden verklaard nadere regels vast te stellen.
Bij de bestedingen uit het Stimuleringsfonds laat het dagelijks bestuur zich adviseren door een adviesgroep bestaande uit vertegenwoordigers van het regionaal platform, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Verantwoording achteraf vindt plaats in het regionaal platform door de deelnemer aan de Adviesgroep. Deze deelnemer brengt het gevoelen van het regionaal platform vervolgens weer in bij de Adviesgroep van het Stimuleringsfonds.
Artikel 8 Regionaal mobiliteitsfonds
In het verleden is door het algemeen bestuur van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven in het kader van de Uitwerking Nieuwe Koers geconcludeerd dat de vorming van een regionaal mobiliteitsfonds voordelen biedt. Het gaat daarbij om de combinatie van Rijksmiddelen (BDU-middelen) en gemeentelijke middelen die, na een eigen regionale afweging van de mogelijke oplossingen, gezamenlijk kunnen worden ingezet om de bereikbaarheid van de regio te vergroten. Dat oordeel wordt nu bij de vorming van de Metropoolregio Eindhoven nog steeds onderschreven.
Het regionaal Mobiliteitsfonds staat los van het regionaal Stimuleringsfonds.
Het regionaal Mobiliteitsfonds kent een systeem van solidariteitsbijdrage en profijtbijdrage.
De systematiek zal zijn dat na een afweging in het regionale verkeers- en vervoersplan (RVVP) de regionaal gewenste c.q. noodzakelijke infrastructuur wordt aangegeven en dat in het uitvoeringsprogramma van het RVVP de wijze wordt aangegeven waarop de beschreven infrastructuur wordt gerealiseerd. Uiteraard kan niet alles tegelijk. Prioriteiten zullen tot uitdrukking komen in de fasering. Infrastructurele maatregelen vragen over het algemeen om grote investeringen. Derhalve zal gewerkt gaan worden met een meerjarenplanning. Daarbij hoort ook dat gemeenten over een langere periode goed zicht hebben op hun bijdragen aan het regionaal Mobiliteitsfonds.
Het algemeen bestuur bepaalt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting de hoogte van de gemeentelijke bijdrage. Basis hiervoor is de op het RVVP geënte meerjarenraming.
Besluiten van het algemeen bestuur tot vaststelling van de gemeentelijke bijdrage zijn gebonden aan het vereiste van een gekwalificeerde meerderheid van het aantal aanwezige leden.
Na inwerkingtreding van de Wet afschaffing Wgr-plus zal het algemeen bestuur na overleg met het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een besluit moeten nemen over het al dan niet continueren van het regionaal mobiliteitsfonds.
Artikel 10 Samenstelling van het Algemeen bestuur
In lid 1 is aangegeven, dat de leden van het algemeen bestuur door de raden van de gemeenten kunnen worden aangewezen: uit hun midden en uit burgemeester en wethouders. Dit vloeit voort uit de Wet gemeenschappelijke regelingen. Raadsleden kunnen bij een gemengde regeling waarbij raads- en collegebevoegdheden worden ingebracht niet uitgesloten worden van het lidmaatschap van het algemeen of dagelijks bestuur. Bij de opstelling van het Transformatieplan is aangegeven dat de colleges van burgemeester en wethouders een centrale rol vervullen als het gaat om beleidsontwikkeling op het niveau van de Metropoolregio. Dat komt ook tot uiting in de bemensing van het regionaal platform, waarin alle colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn. Om genoemde reden wordt daarom sterk de voorkeur gegeven aan een algemeen bestuur dat is samengesteld uit leden van de colleges van burgemeester en wethouders. Door het houden van halfjaarlijkse regiodagen worden de raadsleden periodiek bijgepraat over de ontwikkelingen die spelen op het niveau van de metropoolregio. De gemeenteraden zijn in positie als het gaat om de oordeelsvorming over de regionale agenda en de jaarlijkse actualisatie daarvan. Bij die gelegenheden kunnen zij hun zienswijze kenbaar maken en vervolgens ook verantwoording nemen voor de uitvoering van regionale opgaven waarbij hun gemeente betrokken is.
Net zoals dat bij het SRE het geval was, is het de intentie om de burgemeester van Eindhoven aan te wijzen als voorzitter van de Metropoolregio. In tegenstelling tot voorheen is dat nu expliciet geregeld in de gemeenschappelijke regeling. Daarvoor is het nodig dat de gemeenteraad van Eindhoven hem aanwijst als lid van het algemeen bestuur. Een zelfde regeling dient te worden getroffen voor de vicevoorzitter; de burgemeester van Helmond. Hun aanwijzing als lid van het algemeen bestuur dient dus nadrukkelijk in samenhang te worden bezien met de specifieke functie, genoemd in artikel 15 en artikel 20.
Door deze constructie bestaat het algemeen bestuur uit 24 leden: 18 gemeenten vaardigen één lid af, de 3 gemeenten die een lid van het dagelijks bestuur leveren, ieder 2 leden. De stemverhoudingen zijn per gemeente gelijk. Zie hierna, artikel 13.
Artikel 11 Werkwijze algemeen bestuur
In artikel 22, eerste lid van de Wgr is geregeld dat het algemeen bestuur een reglement van orde vaststelt. In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:
  • -
    vaststellen vergaderschema;
  • -
    opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslaglegging;
  • -
    wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;
  • -
    handhaving van de orde tijdens de vergadering;
  • -
    besloten- c.q. openheid van vergadering. In beginsel zijn de vergaderingen openbaar. Onder voorwaarden kan besloten worden tot een besloten vergadering. De onderwerpen waarover niet in een besloten vergadering kan worden beraadslaagd of besloten, zijn limitatief opgesomd in de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 12 Taken en bevoegdheden t tt Taken e
Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe, voor zover deze niet bij wet of delegatie aan het dagelijks Bestuur zijn op- of overgedragen. Aan de mogelijkheid tot overdracht van bevoegdheden aan het dagelijks bestuur stelt de wet beperkingen. Zo kunnen de bevoegdheden tot het vaststellen van de begroting en de jaarrekening, ingevolge de Wgr niet worden overgedragen. In de gemeenschappelijke regeling is daaraan toegevoegd dat ook de vaststelling van onder meer de regionale Agenda, verordeningen en het statuut van de overlegorganen tot het exclusieve domein van het algemeen bestuur behoort.
Artikel 13 Besluitvorming
In het nieuwe besturingsmodel zijn de gemeenten aan zet. In de werkplaatsen en aan de gesprekstafels in het regionaal platform zetten zij de lijnen uit. De vertaling hiervan wordt opgenomen in de regionale agenda waarover de gemeenteraden zich uitspreken. Bezien tegen deze achtergrond lijkt een stelsel van gewogen stemrecht achterhaald. Wel wordt het van belang geacht dat over de kerndocumenten begroting, begrotingswijzigingen, jaarrekening en regionale agenda breed gedragen overeenstemming bestaat. Om die reden wordt voorgesteld in zoverre te werken met een gekwalificeerde meerderheid van ¾ van hen die een stem hebben uitgebracht.
Om te garanderen dat de stem van iedere gemeente even zwaar telt, is ervoor gekozen dat het afgevaardigde lid twee stemmen heeft, met uitzondering van de leden van Eindhoven, Helmond en de gemeente die het derde DB-lid levert. De leden van deze gemeenten hebben ieder één stem. Bij elkaar opgeteld, hebben ook deze gemeenten dan straks twee stemmen. In totaal worden dus in het algemeen bestuur (18 * 2) + (3 * 2) = 42 stemmen uitgebracht.
Voor het quorum voor besluitvorming is het aantal leden bepalend (13 van 24), voor het bepalen van de meerderheid bij stemmingen, wordt uitgegaan van het aantal uit te brengen stemmen (42).
Artikel 14 Geheimhouding
Bepaling is gelijk aan bepalingen uit de Gemeentewet die gelden voor raadsvergaderingen.
Artikel 15 Samenstelling dagelijks bestuur
In het Transformatieplan is opgenomen dat het dagelijks bestuur bestaat uit de regiovoorzitter en twee leden waaronder de vicevoorzitter. De burgemeesters van beide centrumsteden Eindhoven en Helmond hebben een kwaliteitszetel in het dagelijks bestuur. Het derde lid van het dagelijks bestuur wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.
Artikel 16 Zittingsduur
De zittingsperiode loopt parallel aan de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur. Opgenomen is de bepaling dat de leden van het dagelijks bestuur hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien. Daarmee is bestuurlijke continuïteit verzekerd.
Artikel 18 Taken en bevoegdheden
Nu het accent bij de strategische samenwerking die met de Metropoolregio wordt beoogd, bij het regionaal platform ligt en bij de daaraan gekoppelde werkplaatsen en gesprektafels, blijft er voor het dagelijks bestuur een smal inhoudelijk takenpakket over. Kerntaken van het dagelijks bestuur worden de bewaking en monitoring van de regionale strategie, de externe vertegenwoordiging, toezicht op de interne werking en het functioneren van het regionaal Platform en de voorbereiding van de bijeenkomsten van het regionaal Platform. Van regionale beslissingsmacht in juridische zin kan in feite niet langer gesproken worden.
Door de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het dagelijks bestuur ook eigen, geattribueerde bevoegdheden. Die bevoegdheden hebben zonder uitzondering betrekking op de eigen organisatie en bedrijfsvoering.
Aandacht vraagt wel het beheer van de oude SRE taken en de afbouw van de bovenformatieve personeelsformatie.
Artikel 19 Geheimhouding
Bepaling is gelijk aan bepalingen uit de Gemeentewet die gelden voor collegevergaderingen.
Artikel 20 Aanwijzing voorzitter
Expliciet in dit artikel is opgenomen dat de burgemeester van Eindhoven fungeert als voorzitter van de Metropoolregio. De Wet gemeenschappelijke regelingen maakt dit mogelijk. Ook is in de regeling opgenomen dat de burgemeester van Helmond zitting heeft in het dagelijks bestuur en in die hoedanigheid optreedt als vicevoorzitter.
De regiovoorzitter is het nationale en internationale boegbeeld van de regio. Hij of zij brengt de agenda van de regio in op (inter)nationale podia en behartigt op basis van deze agenda de belangen van de gemeenten zonder dat hij daarbij rechtens bindende besluiten neemt. Samen met de overige leden van het dagelijks bestuur is hij of zij bovendien trekker van de regionale agenda en de internationale acquisitie. In zijn vertegenwoordigde taken wordt de regiovoorzitter bijgestaan door de vicevoorzitter.
Artikel 21 Taken en bevoegdheden
De positie van de voorzitter is vergelijkbaar met die van burgemeester in een gemeente. De voorzitter fungeert daarnaast als voorzitter van het regionaal platform. In die laatste hoedanigheid kan hij de opvattingen peilen van de gemeenten en is hij in de gelegenheid om als nationaal en internationaal boegbeeld van de regio de beleidsontwikkeling op het vlak van strategische dossiers op gang te brengen of van nieuwe impulsen te voorzien. Die informele ruimte is voorzien in het Transformatieplan. Uiteindelijk worden nieuwe beleidsinitiatieven opgenomen in de regionale agenda of actualisering daarvan en voorgelegd aan de bevoegde organen van de deelnemende gemeenten en aan het algemeen bestuur van de Metropoolregio.
Indien het noodzakelijk is dat snelle en een doortastend gehandeld wordt ligt het voor de hand dat de voorzitter aan het algemeen bestuur een expliciet mandaat of volmacht vraagt om de Metropoolregio te binden. Op die manier kan binnen het kader van de bevoegdheden van het openbaar lichaam juridische binding verkregen worden. In juridisch opzicht kan de voorzitter geen rechtstreekse en formele binding creëren tussen externe partijen en de gemeenten. De voorzitter kan vooraf bij de deelnemers aan het regionaal platform polsen welke bereidheid er bestaat om te komen tot gemeenschappelijke binding met betrekking tot specifiek benoembare onderwerpen in de regionale strategische dossiers. Die binding zal vervolgens moeten worden vastgelegd in juridische documenten.
Artikel 22 Overlegorganen
In het Transformatieplan is ervoor gekozen de strategische opgaven en de regionale agenda te laten voorbereiden door de gemeenten in samenwerking met ondernemers, onderwijs en maatschappelijke organisaties. Daarvoor zijn verschillende werkvormen benoemd. Inhoudelijk ingevuld zijn dat het regionaal platform, de werkplaatsen en de gesprekstafels. Gevraagd is om een ander met de nodige flexibiliteit vorm te geven. Om die reden is voor deze overlegorganen een statuut opgesteld dat door het algemeen bestuur wordt vastgesteld. Er is niet voor gekozen genoemde overlegvormen formeel te verankeren in deze gemeenschappelijke regeling, omdat bij wijziging van de werkwijze ook wijziging van de gemeenschappelijke regeling noodzakelijk is. Uitzondering daarop vormt het regionaal platform. Het bestaan daarvan is vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling, gelet op de consensus in de regio over de centrale rol van een dergelijk platform in de regionale samenwerking.
De overlegorganen zijn rechtens te onderscheiden van de hierna te noemen bestuurscommissies en adviescommissies van advies. De uitkomsten van het beraad in bijvoorbeeld het regionaal platform, worden opgenomen in een (niet woordelijk) verslag dat door tussenkomst van het dagelijks bestuur gezonden wordt aan de gemeenten en het algemeen bestuur. Voor zover de beraadslagingen leiden tot besluitvorming door het algemeen bestuur, voorziet het dagelijks bestuur het verslag bij aanbieding aan het algemeen bestuur van een voorstel.
Door de dubbelfunctie van voorportaal voor zowel het algemeen bestuur als de colleges en vanwege de informele werkwijze, is het lastig aan de beraadslagingen van het regionaal platform een juridische duiding te geven. De vergelijking gaat op met een advies van een commissie, als bedoeld in artikel 24.
Artikel 23 Bestuurscommissies
Het algemeen bestuur regelt bij verordening de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van in te stellen bestuurscommissies. Bij de regeling van de werkwijze dient ook de openbaarheid geregeld te worden. Het voorzitterschap van de eventueel in te stellen bestuurscommissies berust bij een lid van het dagelijks bestuur. Dit om zoveel mogelijk de integraliteit van het bestuur te waarborgen.
De intentie is om direct volgend op deze wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005 een verordening door het algemeen bestuur te laten vaststellen, regelend de instelling en het functioneren van de bestuurscommissie RHCe. In het kader van deze wijzigingsprocedure wordt de raden gevraagd hierover hun zienswijze naar voren te brengen.
Artikel 24 Commissies van advies
De bevoegdheid tot instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur, algemeen bestuur en de voorzitter, berust bij het algemeen bestuur.
Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze. Het voorzitterschap van de commissies van advies berust bij leden van het dagelijks bestuur. De verwachting is dat van deze mogelijkheid niet of een spaarzaam gebruik gemaakt zal worden. Zo kan de huidige commissie Gulbergen onder vigeur van de gemeenschappelijke regeling worden voortgezet.
De gemeenschappelijke regeling biedt de mogelijkheid ook tijdelijke commissies van advies aan het dagelijks bestuur en de voorzitter in te stellen. De bevoegdheid tot regeling van de bevoegdheden en de samenstelling ligt bij het dagelijks bestuur en de voorzitter zelf. Denkbaar is dat op ad-hoc basis een overleg van portefeuillehouders wordt ingesteld die het dagelijks bestuur voorziet van een advies over een specifieke aangelegenheid, zoals de begroting.
Artikel 25 Voorhangprocedure gemeenteraden
De gemeenschappelijke regeling is een gemengde regeling (college- en raadsregeling). Om de inhoudelijke betrokkenheid van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten te borgen is in het eerste lid een voorhangprocedure opgenomen met betrekking tot besluiten die de positie van de gemeenten direct raken. Daartoe behoren ingevolge de Wet gemeenschappelijke regelingen ook besluiten inzake deelneming dan wel ontbinding of beëindiging van participatie in privaatrechtelijke rechtspersonen.
Ook het aangaan, wijzigen etc. van een gemeenschappelijke regeling is onderworpen aan de voorhangprocedure, althans voor zover het om een raadsregeling handelt die het algemeen bestuur aangaat. In het tweede lid is bepaald dat het algemeen bestuur kan besluiten ook andere onderwerpen voor te hangen bij de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 26 Voorhangprocedure colleges
De gemeenschappelijke regeling is een gemengde regeling (college- en raadsregeling). Om ook de inhoudelijke betrokkenheid van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten te borgen is in het eerste lid vastgelegd dat voorstellen die leiden tot een aangaan van een gemeenschappelijke collegeregeling door het dagelijks bestuur van de Metropoolregio met een ander openbaar lichaam dan wel het wijzigen van of het uitreden uit een dergelijke regeling, worden voorgelegd aan de colleges. Door uit te gaan van een reactietermijn van twee maanden kunnen de colleges van de deelnemende gemeenten, indien zij daartoe besluiten, hun eigen gemeenteraad nog raadplegen over het kenbaar gemaakte voornemen.
Doordat de regionale beslissingsmacht van het dagelijks bestuur hoofdzakelijk is beperkt tot de eigen organisatie en bedrijfsvoering, is het niet nodig de voorhangprocedure voor de colleges verder uit te breiden.
Artikel 27 Regiodag
In de gemeenschappelijke regeling is verankerd de verplichting voor het dagelijks bestuur om twee keer per jaar een bijpraatavond te organiseren voor de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten om hen te informeren over actuele ontwikkelingen die betrekking hebben op de Metropoolregio. Het spreekt dat het dagelijks bestuur daarnaast gehouden is de gemeenteraden ook buiten deze twee ontmoetingsmomenten actief te informeren over relevante zaken.
Artikel 28 Dagelijks bestuur / algemeen bestuur
Dit artikel heeft betrekking op de interne verantwoordingsrelatie binnen het openbaar lichaam Metropoolregio Eindhoven. Het algemeen bestuur als hoogste orgaan kan aan het dagelijks bestuur inlichtingen vragen en vervolgens het dagelijks bestuur of een lid daarvan ter verantwoording roepen. Nieuw is het invoeren van een actieve inlichtingenplicht van het dagelijks bestuur. Die invoering hangt samen met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (artikel 19a Wgr). Sluitstuk van dit artikel is de ontslagbevoegdheid van het algemeen bestuur indien een lid van het dagelijks bestuur niet meer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur.
Artikel 29 Metropoolregio / gemeenteraden
De bestuursorganen van het openbaar lichaam verstrekken de raden van de deelnemende gemeenteraden de door hen gevraagde informatie. Primair wordt deze taak ingevuld door het dagelijks bestuur. Deze informatieplicht vloeit voort uit artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 30 Lid algemeen bestuur / gemeenteraad
Dit artikel regelt de verantwoordingsrelatie tussen een lid van het algemeen bestuur en de gemeenteraad die hem of haar heeft aangewezen. In eerste instantie gaat het om een inlichtingenplicht. Vervolgens kan de gemeenteraad besluiten het betreffende lid, indien dit lid niet meer het vertrouwen van de gemeenteraad geniet, ontslag verlenen als lid van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Eindhoven. Met opname van dit artikel wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 16, eerste, tweede en vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 31 Ambtelijke organisatie
Voor de uitvoering van de door de Metropoolregio Eindhoven te verrichten taken beschikt het openbaar lichaam over een ambtelijk apparaat. De ambtelijke organisatie is de voortzetting van de gereorganiseerde dienst SRE. Na een reorganisatie zijn medewerkers al dan niet formatief herplaatst bij dezelfde rechtspersoon. Het openbaar lichaam is als werkgever rechtspositioneel en financieel verantwoordelijk voor de medewerkers die bovenformatief zijn geworden.
De taken van de ambtelijke organisatie zijn zowel ondersteunend als faciliterend van aard. De bestuurlijke samenwerking in de werkplaats wordt inhoudelijk ondersteund. De taken bij de bestuurlijke samenwerking aan de gesprekstafels zijn veel meer faciliterend van aard. Wat zij gemeen hebben is dat ze gericht zijn op het samenwerken dat noodzakelijk is om de regio innovatief en krachtig te laten zijn en op het verbinden van partijen in hun gezamenlijke belangen om regionale ambities waar te maken
Artikel 32 Regiodirecteur
Er is sprake van een personele unie tussen de regiodirecteur als hoogste ambtelijke leidinggevende en het vervullen van het secretarisschap.
Artikel 34 Rechtspositie
Het dagelijks bestuur besluit, behoudens ten aanzien van de secretaris/regiodirecteur over de benoeming, de schorsing en het ontslag van het personeel. Het dagelijks bestuur kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 168, lid 1 van de Gemeentewet resp. hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht, de uitoefening van zijn bevoegdheid, zowel geheel als gedeeltelijk, mandateren aan een of meer van leden van het dagelijks bestuur c.q. mandaat verstrekken aan de regiodirecteur.
Artikel 35 Toepasselijke rechtspositieregels
De Metropoolregio Eindhoven hanteert dezelfde rechtspositieregels als het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, met dien verstande dat waar dit samenwerkingsverband voorheen aansluiting zocht bij nadere rechtspositieregelingen van de gemeente Eindhoven, de Metropoolregio Eindhoven in zoverre eigen regels hanteert.
Artikel 36 Tegemoetkoming
Uitgangspunt is dat zo min mogelijk bestuurskosten ten laste van het openbaar lichaam Metropoolregio Eindhoven worden gebracht. Denkbaar is dat in incidenteel gevallen een uitzondering gemaakt moet worden op deze hoofdregel. In een op te stellen verordening zal dit uitgewerkt moeten worden. In het derde lid is een mogelijkheid geschapen dat ook de leden van de in te stellen bestuurscommissie RHCe onder de werking van dit artikel vallen.
Artikel 37 Kadernota
De verplichting tot het opstellen van een kadernota vloeit voort uit de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen. Artikel 34b van deze wet schrijft voor dat het dagelijks bestuur voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten toestuurt.
Artikel 38 Begroting
De begrotingsprocedure is, met inachtneming van artikel 34 Wgr, als volgt:
  • -
    Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks (bij voorkeur voor 1 april) de ontwerpbegroting op (lid 1).
  • -
    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twee maanden voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de gemeenteraden (lid 4).
  • -
    De raden kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur hun zienswijze doen toekomen (lid 4).
  • -
    De begroting wordt bij voorkeur voor 15 juli vastgesteld door het algemeen bestuur.
  • -
    Indien daartoe aanleiding bestaat worden afschriften van de vastgestelde begroting toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten (lid 5).
  • -
    Het algemeen bestuur stuurt de vastgestelde begroting voor 1 augustus toe aan gedeputeerde staten (lid 6).
In dit artikel is tevens de bijdrageverplichting van de deelnemende gemeenten opgenomen. Als uniforme sleutel wordt gehanteerd een bedrag per inwoner (lid 2 en lid 3). Deze kostenverdeelsleutel geldt uiteraard niet voor de opdrachten bedoeld in artikel 3 derde lid.
De gemeenten kunnen op grond van artikel 35, lid 4 Wgr, nadat zij de vastgestelde begroting hebben ontvangen, bij Gedeputeerde Staten zo nodig hun zienswijze naar voren brengen.
Begrotingswijzigingen volgen in beginsel de procedure als voorgeschreven voor de begroting. Dit artikel zondert in het achtste lid daarvan uit die begrotingswijzigingen, die geen invloed hebben op de hoogte van de gemeentelijke bijdragen alsmede blijven binnen het door het Algemeen bestuur vastgestelde financiële beleid. De formele procedure daarvoor is: dagelijks bestuur – algemeen bestuur. Het spreekt dat vooraf door het dagelijks bestuur met het regionaal platform gesproken is over de noodzaak om te komen tot een begrotingswijziging, sterker de begrotingswijziging zal naar aller waarschijnlijkheid voortvloeien uit door het regionaal platform gedane aanbevelingen.
Artikel 39 Voorschotbetaling
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Het is een continuering van het systeem zoals dat bij het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven werd gehanteerd.
Artikel 40 Rekening
Artikel 34 van de Wgr bepaalt dat de rekening uiterlijk 15 juli van het jaar, volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft, wordt toegezonden aan gedeputeerde staten. Rekening houdend met de vaststelling van de voorlopige jaarrekening voor 15 april, betekent dit dat de definitieve jaarrekening in die tussenliggende periode wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.
Het is goed gebruik dat de voorlopige cijfers van het voorgaande jaar opgenomen worden als vergelijkingsmateriaal in de begroting van het komend jaar.
Artikel 41 Financiële gegoedheid
Het openbaar lichaam zal bancaire relaties moeten aangaan. Deze bepaling is op verzoek van de Bank Nederlandse Gemeenten opgenomen. De bank verkrijgt hiermee de zekerheid dat het openbaar lichaam alle maatregelen zal nemen om de gemeenten aan hun verplichtingen te laten voldoen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in een circulaire uit 1999 aangedrongen op het opnemen van deze bepaling in gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 42 Financiële voorschriften
De verordenende bevoegdheid als genoemd in dit artikel wordt ontleend aan de Gemeentewet hoofdstuk XIV-artikelen 212 en 213.
Artikel 43 Archiefbescheiden
Het artikel handelt over de eigen archiefbescheiden van de Metropoolregio. De regionale functie van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven staat hier los van. Wel wordt in lijn met de functie van dit centrum geregeld door de regioarchivaris te belasten met het toezicht op het beheer van de eigen archiefbescheiden.
Artikel 44 Archiefbewaarplaats
Ook voor het aanwijzen van de bewaarplaats van de over te brengen archieven van de Metropoolregio is aangesloten bij de voortgezette regeling van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven. Met het toezicht is belast de door het dagelijks bestuur te benoemen streekarchivaris.
Artikel 45 Evaluatie
De omvorming van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven naar de Metropoolregio Eindhoven levert een ander type organisatie op en een andere wijze van bestuurlijk functioneren. De voorgestane nieuwe werkwijze zal zich in de komende periode moeten gaan bewijzen. De focus ligt sterk op de bestuurlijke inzet van de gemeenten. Het is van belang dat de strategische opgaven van Zuidoost-Brabant goed uit de verf komen. Dat vraagt om continue inzet van gemeentebestuurders en de hen ondersteunende ambtelijke organisatie.
Ook van onze partners in het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en onderwijs wordt verwacht dat zij zich zullen inzetten voor een adequate aanpak van de regionale opgaven.
Dat is een leerproces. Om die reden is in de gemeenschappelijke regeling een evaluatiebepaling opgenomen. Het wordt wenselijk geoordeeld dat de periode 2015-2016 als aanloopperiode gemonitord wordt. Vastgelegd is dat er naar de situatie per 1 januari 2017 een evaluatie wordt uitgevoerd. Het evaluatierapport met daarin opgenomen conclusies en aanbevelingen van het algemeen bestuur zal worden voorgelegd aan de colleges van burgemeester en wethouders en de raden van de gemeenten. Deze wijze van terugkoppeling doet recht aan de positie van de colleges van burgemeester en wethouders en van de gemeenteraden als deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling. In het debat van de colleges met de eigen gemeenteraad kan ook verantwoording afgelegd worden over de beleidsconclusies die uit het evaluatierapport getrokken worden voor de voortzetting van de intergemeentelijke samenwerking.
Artikel 46 Toetreding
Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten over toetreding en uittreding. De bepaling van de condities bij toetreding wordt bepaald door het algemeen bestuur in overleg met de toetredende gemeente. Toetreding veronderstelt wijziging van deze gemeenschappelijke regeling.
Artikel 47 Uittreding
De gevolgen van uittreding en de daaraan te stellen voorwaarden worden geregeld door het algemeen bestuur. In de jurisprudentie zijn daarvoor twee methoden ontwikkeld waarop in voorkomend geval op teruggevallen kan worden. Het algemeen bestuur zal daarmee rekening hebben te houden. In verband met mogelijke veranderingen in de jurisprudentie is gekozen voor een algemene bepaling en is er niet gekozen voor een expliciete uitwerking die achterhaald kan raken.
Artikel 48 Wijziging en opheffing
Gekozen is voor wijziging van de gemeenschappelijke regeling alleen ingeval alle colleges en raden hierover eensluidend besluiten. Dit doet recht aan de intentie tot samenwerking. Datzelfde uitgangspunt geldt voor een opheffingsbesluit. Ook hier is unanimiteit vereist.
Het vaststellen van een liquidatieplan is voorbehouden aan het algemeen bestuur en is onderworpen aan de voorhangprocedure van artikel 25.
Artikel 50 Klachtenregeling
Opname van dit artikel vloeit voort uit wettelijke verplichtingen een klachtenvoorziening in het leven te roepen over gedragingen van de bestuursorganen c.q. medewerkers van het openbaar lichaam.
Artikel 51 Overgangsbepalingen
Uit oogpunt van regelgevingstechniek is er voor gekozen om in het hoofdstuk met overgangsbepalingen onderwerpen te behandelen die betrekking hebben op de taakuitoefening door het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, die na de wijziging van de gemeenschappelijke regeling nog tijdelijk blijven behoren tot het takenpakket van de Metropoolregio Eindhoven omdat de Wet afschaffing plusregio’s nog niet in werking is getreden. In artikel 5 van de Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005 zijn de wettelijke taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband vermeld. Het moge duidelijk zijn dat in de praktijk geen of zeer terughoudend gebruik van de bevoegdheden wordt gemaakt. Dat geldt zeker voor de bevoegdheden die zijn genoemd in artikel 119 van de Wgr.
Bij het in werking treden van de Wet afschaffing plusregio’s, verdwijnen de plustaken uit de gemeenschappelijke regeling. Daarvoor hoeft geen wijzigingsprocedure in gang te worden gezet.
Artikel 52 Inwerkingtreding
Het heeft de voorkeur een vaste datum van inwerkingtreding te noemen. Gekozen is voor de datum 1 januari 2015. Voorwaarde daarbij is wel dat de wijzigingsprocedure op dat moment in alle colleges en raden is afgerond. Is dat niet het geval, dan treedt de gemeenschappelijke regeling pas in werking op het moment dat het dagelijks bestuur de gewijzigde regeling op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt in alle gemeenten.
STATUUT OVERLEGORGANEN METROPOOLREGIO EINDHOVEN
Het algemeen bestuur van de Metropoolregio Eindhoven
Overwegende dat,
  • -
    De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in Zuidoost-Brabant hun onderlinge samenwerking hebben vernieuwd en dat vastgelegd hebben in de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Eindhoven.
  • -
    De samenwerking tot doel heeft het behoud en het verstevigen van de internationale concurrentiepositie van de regio door krachtig naar buiten te treden, eenduidig te opereren op regionale schaal en efficiënt intern samen te werken.
  • -
    Als oplossingsrichting gekozen is voor een flexibele netwerksamenwerking: elkaar niet opsluiten in vorm of structuur of in de institutionalisering van de subregionale samenwerking, maar uitgaan van differentiatie en flexibiliteit op voorwaarde dat daarmee daadkracht wordt gerealiseerd;
  • -
    Die oplossingsrichting ertoe leidt dat taken op het juiste schaalniveau worden toebedeeld en bij de meest betrokken partijen worden neergelegd.
  • -
    Dit idee van multi level governance gedragen wordt dor de gemeenten in de overtuiging dat wie het beste schalen verbindt, de snelste ontwikkeling doormaakt.
  • -
    Het idee van multi level governance om een bestuurlijk arrangement vraagt dat enerzijds snel aangepast kan worden aan de inhoud van de samenwerking c.q. de opgaven waar de gemeenten voor staan en anderzijds recht doet aan de eisen van democratische legitimatie.
  • -
    Om die reden gekozen is de werkwijze van de nieuwe samenwerking vast te leggen in een statuut dat via een getrapt stelsel is erkend door de gemeenten en dat tegelijkertijd de flexibiliteit heeft om per regionale opgave de beste methode voor realisatie te kiezen.
  • -
    Het hier uitdrukkelijk om een werkwijze gaat en niet om besluitvorming. Die besluitvorming is voorbehouden aan de bestuursorganen van de gemeenten en de Metropoolregio Eindhoven.
Kennisnemend van:
  • -
    De notitie Governance en samenwerking in de regio Eindhoven, opgenomen in deel 2 van het Transformatieplan Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, zoals vastgesteld door de Regioraad van voornoemd samenwerkingsverband op 26 juni 2013.
  • -
    De uitgangspunten van de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Eindhoven
    2015 en de gemeentelijke zienswijzen daarop, voorzien van de reactie van het dagelijks bestuur, zoals in zijn geheel vastgesteld door de Regioraad van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven op 19 februari 2014.
Gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 9 februari 2015
Stelt vast het Statuut overlegorganen Metropoolregio Eindhoven, dat als volgt luidt:
I Begripsbepalingen
Artikel 1
In dit statuut wordt verstaan onder:
  • a.
    Regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven.
  • b.
    Metropoolregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de regeling.
  • c.
    Gemeenten: de raden en colleges van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.
  • d.
    Colleges: de Colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.
  • e.
    Raden: de gemeenteraden van de gemeenten.
  • f.
    Regionale agenda: het periodiek vast te stellen strategische beleidsdocument die de inhoud van de samenwerking bepaalt.
  • g.
    Thema: de in de regionale agenda benoemde maatschappelijke thema’s Economie, Ruimte en Mobiliteit waarop structureel wordt samengewerkt.
  • h.
    Tijdelijk thema: de in de regionale agenda benoemde maatschappelijke thema’s waarop alleen voor de betreffende begrotingsperiode wordt samengewerkt en die zowel een regionaal als ook een subregionaal of lokaal karakter kunnen hebben.
  • i.
    Regionale opgave: de beleidsinspanningen die gemeenten in het kader van de regeling leveren met het oog op het bereiken van de doestellingen op de thema’s van de regionale agenda.
II Karakter en doel statuut
Artikel 2
  • 1.
    Dit statuut regelt de samenstelling en werkwijze van de overlegorganen als bedoeld in artikel 22 van de regeling.
  • 2.
    De overlegorganen beschikken niet over publiekrechtelijke of privaatrechtelijke bevoegdheden.
III Regionaal Platform
Artikel 3
  • 1.
    Er is een regionaal platform dat bestaat uit de leden van de colleges. Elk van de 21 colleges streeft ernaar met minimaal 2 collegeleden aanwezig te zijn.
  • 2.
    Voor elke bijeenkomst van het regionaal platform kunnen afhankelijk van de agenda vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van kennisinstellingen worden uitgenodigd.
  • 3.
    Het regionaal platform komt zes keer per jaar bijeen.
Artikel 4
  • 1.
    Het regionaal platform heeft de volgende rollen:
  • a.
    Kaderstellend beraad voor het vaststellen van een regionale agenda door het algemeen bestuur en het ontwikkelen van de daarop gebaseerde regionale opgaven. In de regionale agenda wordt de gezamenlijke visie op de toekomst van de regio vastgelegd evenals de regionale strategie.
  • b.
    Het scheppen van de voorwaarden om de regionale opgaven daadwerkelijk te realiseren. Deze regionale opgaven hebben betrekking op de thema’s van de regionale agenda.
  • c.
    Het optreden als mentor van overlegorganen zoals de hierna te noemen werkplaatsen.
  • d.
    Plaats waar draagvlak wordt gewonnen voor het oppakken van opgaven op de tijdelijke thema’s en waar ervaringen en kennis kunnen worden gedeeld en wederzijds begrip voor elkaars handelen wordt gekweekt.
  • 2.
    Het regionaal platform kan daarnaast gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het algemeen bestuur van de Metropoolregio over andere aangelegenheden die behoren tot het takenpakket van dat openbaar lichaam. Het regionaal platform kan voorts gevraagd of ongevraagd aan een of meer colleges advies uitbrengen over zaken die besproken zijn in een werkplaats of aan een gesprekstafel. De uit te brengen adviezen zijn openbaar.
Artikel 5
  • 1.
    De agendering van de bijeenkomsten van het regionaal platform wordt voorbereid door het dagelijks bestuur van de Metropoolregio op basis van input van alle deelnemers aan het regionaal platform.
  • 2.
    De indieners van agendapunten dragen zelf zorg voor de inhoudelijke voorbereiding en toelichting tijdens de bijeenkomst.
  • 3.
    De deelnemers aan het regionaal platform wijzen voor elke bijeenkomst een gespreksleider aan.
  • 4.
    De bijeenkomsten van het openbaar platform zijn openbaar.
  • 5.
    De regiodirecteur van de Metropoolregio draagt zorg voor een niet woordelijke verslaglegging van de bijeenkomst, zulks in samenspraak met de gespreksleider van de betreffende bijeenkomst.
  • 6.
    Het verslag als bedoeld in het vijfde lid, wordt door tussenkomst van het dagelijks bestuur gezonden aan de colleges en het algemeen bestuur.
  • 7.
    Voor zover de beraadslagingen tot besluitvorming van het algemeen bestuur dienen te leiden, worden die door tussenkomst van het dagelijks bestuur, middels een voorstel, aan dat bestuur voorgelegd.
  • 8.
    Het regionaal platform kan besluiten een werkplaats te formeren voor een regionale opgave waarvoor nog geen vaststaande oplossing beschikbaar is. Het regionaal platform kan ook besluiten tot het inrichten van een gesprekstafel voor het met elkaar onderzoeken en afstemmen van de beste aanpak voor een vaak voorkomend lokaal of sub regionaal vraagstuk.
  • 9.
    Het regionaal platform kan in voorkomende gevallen besluiten over te gaan tot het formeren van een ander overlegorgaan, al dan niet op tijdelijke basis, dan genoemd in het zevende lid.
IV Werkplaats
Artikel 6
  • 1.
    Het regionaal platform zorgt voor de instelling van een werkplaats voor een regionale opgave waarvoor nog geen vaste oplossing beschikbaar is.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur van de Metropoolregio doet aan het regionaal platform een voorstel om een bestuurlijke trekker aan te wijzen die voortkomt uit een van de colleges.
  • 3.
    Het regionaal platform stelt de projectopdracht met een daarbij behorende doorlooptijd vast. In deze projectopdracht wordt de handelingsvrijheid van de deelnemers aan de werkplaats vastgelegd alsmede de wijze van communicatie en terugkoppeling aan het regionaal platform. De bestuurlijke trekker zorgt vervolgens voor de bemensing van de werkplaats door deelnemers te zoeken die afkomstig zijn uit een of meer colleges van burgemeester en wethouders maar ook afkomstig zijn uit kennisinstellingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.
  • 4.
    Door de bestuurlijke trekker wordt het projectteam samengesteld uit de organisaties van betrokken partijen.
  • 5.
    Procesondersteuning wordt verleend door of namens de regiodirecteur van de Metropoolregio.
  • 6.
    Het proces van de werkplaats is vormvrij. De bestuurlijke trekker stelt dat met zijn bestuurlijk team vast.
  • 7.
    De bestuurlijke trekker draagt door tussenkomst van het dagelijks bestuur zorg voor het toezenden van het eindresultaat, zo mogelijk vergezeld van een projectplan, aan het regionaal platform. In het projectplan is opgenomen een convenant, businessplan of uitvoeringsarrangement met daaraan gekoppeld een financieringsvoorstel aan gemeenten voor het realiseren van de uitgewerkte regionale opgave met een daarbij behorende kostenverdeelsleutel.
  • 8.
    Uitvoering van het projectplan is voorbehouden aan de gemeenten.
V Gesprekstafel
Artikel 7
  • 1.
    Het regionaal platform zorgt op verzoek van twee of meer colleges van burgemeester en wethouders voor de instelling van een of meer gesprekstafels voor het met elkaar onderzoeken en afstemmen van de beste aanpak voor een vaak voorkomend lokaal of subregionaal vraagstuk.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Eindhoven doet aan het regionaal platform een voorstel om een bestuurlijke trekker aan te wijzen, die afkomstig is uit een van de colleges.
  • 3.
    Doel van een gesprekstafel is om tot actie te komen. Het is geen gesprek om het gesprek. De actie is uiteindelijk vooral lokaal. Het effect op regionale schaal is de optelsom van decentrale actie.
  • 4.
    Tijdens het periodieke overleg stelt het regionaal platform in plenaire samenstelling de projectopdracht met een daarbij behorende doorlooptijd vast. Deze bestuurlijke trekker zorgt vervolgens voor de bemensing van de gesprekstafels door deelnemers aan te zoeken die afkomstig zijn uit een of meer colleges, maar ook afkomstig zijn uit kennisinstellingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.
  • 5.
    Facilitaire ondersteuning wordt verleend door of namens de regiodirecteur van de Metropoolregio Eindhoven.
  • 6.
    Aan het eind van de beraadslagingen binnen de gesprekstafel draagt de bestuurlijke trekker, door tussenkomst van het dagelijks bestuur, zorg voor het toezenden van de eindrapportage aan het regionaal platform.
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van de Metropoolregio Eindhoven d.d. 25 februari 2015
Naar boven