Sinds 1 januari 2013 is de uitbetaling van de vergoeding voor kinderopvang voor doelgroep-ouders volledig overgeheveld naar de Belastingdienst/Toeslagen. Uitzondering hierop vormt de bevoegdheid van het dagelijks bestuur een tegemoetkoming – in aanvulling op de kinderopvangtoeslag – te verstrekken aan ouders in een re-integratietraject die een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet, IOAW, IOAZ of de ANW .
Het dagelijks bestuur is bevoegd, maar niet verplicht, een tegemoetkoming te verstrekken aan deze doelgroep. Het dagelijks bestuur mag bovendien zelf de hoogte van de tegemoetkoming bepalen, voor zover het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan de kosten van kinderopvang.
In deze beleidsregel wordt bepaald dat, en in hoeverre, een tegemoetkoming wordt verstrekt.
Relatie met de Participatiewet
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) is van belang in het kader van de Participatiewet. Kinderopvang speelt namelijk op de volgende punten een rol bij de uitvoering van de Participatiewet.
Kinderopvang is een voorziening gericht op arbeidsinschakeling
Het dagelijks bestuur is in het kader van de Participatiewet verantwoordelijk voor het ondersteunen van bepaalde categorieën personen bij de arbeidsinschakeling. Hieronder valt ook, indien het college dit noodzakelijk vindt, het bepalen en aanbieden van voorzieningen.
Het is aan het dagelijks bestuur om te beoordelen of een belanghebbende op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of dat belanghebbende ondersteuning nodig heeft in de vorm van voorzieningen. Deze kan onder meer bestaan uit kinderopvang. De beschikbaarheid van betaalbare kinderopvang kan een belangrijke randvoorwaarde zijn bij werkaanvaarding of deelname aan een re-integratietraject. Kinderopvang is daarom een mogelijke voorziening in de zin van artikel 7 lid 1 onderdeel a Participatiewet.
Kinderopvang is een voorliggende voorziening
Het is de bedoeling dat het dagelijks bestuur bij het aanbieden van voorzieningen zoveel mogelijk gebruik probeert te maken van voorliggende voorzieningen, in dit geval de Wko. De Wko regelt immers dat ouders die algemene bijstand of een Participatiewet-uitkering ontvangen en deelnemen aan re-integratieactiviteiten aanspraak kunnen maken op een vergoeding voor de kosten van kinderopvang.
Mocht de Wko niet of niet in voldoende mate kunnen bijdragen aan de re-integratie van een belanghebbende, dan kan het dagelijks bestuur besluiten andere (re-integratie) middelen in te zetten, voor zover zij daarbij blijft binnen het wettelijke kader van de Participatiewet.
De aanspraak op kinderopvangtoeslag voor personen die een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen, kan afhangen van het antwoord op de vraag of het gebruik van een re-integratievoorziening zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a Participatiewet de noodzaak van kinderopvang met zich brengt.
Kinderopvang is ook van belang voor de verplichting voor alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Artikel 9 lid 4 Participatiewet bepaalt immers dat deze verplichting slechts geldt nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang.
Kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming vrijgelaten
De kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en wordt derhalve vrijgelaten op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel d Participatiewet. Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van het dagelijks bestuur voor ouders in een re-integratietraject die een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet, IOAW, IOAZ of de ANW wordt vrijgelaten op grond artikel 31 lid 2 onderdeel f Participatiewet.