Beleidsregel bestuurlijke boete en verrekening bij recidive WerkSaam Westfriesland
 
Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland,
gevestigd te Hoorn;
 
Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur WerkSaam Westfriesland d.d. 5 februari 2015;
 
Gelet op het bepaalde in:
•Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
•artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
 
Gelet op het beleidsplan WerkSaam Westfriesland en de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WerkSaam Westfriesland 2015;
 
Besluit vast te stellen de Beleidsregel bestuurlijke boete en verrekening bij recidive WerkSaam Westfriesland.
 
 
Hoofdstuk 1 Titel hoofdstuk 1
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
 
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:
  • a.
    Algemeen bestuur: algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland;
  • b.
    Awb: Algemene wet bestuursrecht;
  • c.
    Belanghebbende: de persoon met een uitkering krachtens de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ;
  • d.
    Benadelingsbedrag: hieronder wordt verstaan het netto of bruto bedrag zoals respectievelijk genoemd in de artikel 18a lid 2 Participatiewet en artikel 20a lid 2 IOAW/IOAZ;
  • e.
    Beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorming;
  • f.
    Boete: de bestuurlijke boete zoals bedoeld in artikel 18a, lid 1 Participatiewet en artikel 20a lid 1 IOAW/IOAZ;
  • g.
    Inlichtingenplicht: de inlichtingenplicht zoals bedoel in artikel 17, lid 1 Participatiewet en artikel 13, lid 1 IOAW/IOAZ;
  • h.
    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
  • i.
    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
  • j.
    Uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ;
  • k.
    Verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, lid 4 Participatiewet;
  • l.
    Verordening: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WerkSaam Westfriesland 2015
  • m.
    WerkSaam: De gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete
 
Het dagelijks bestuur geeft bij schending van de inlichtingenplicht een schriftelijke
waarschuwing als:
  • 1.
    a. het benadelingsbedrag nihil is.
  • b. in de twee jaar voorafgaand aan de start van de boetewaardige gedraging geen waarschuwing is afgegeven, en
  • c. er geen sprake is van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht.
  • 2.
    a. er een benadelingsbedrag is, en
  • b. de belanghebbende uiterlijk 1 maand te laat zelf de inlichtingen meldt, en
  • c. er geen sprake is van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht.
  • 3.
    a. het benadelingsbedrag gering is: maximaal de voor belanghebbende geldende norm voor 1 maand.
  • b. er geen sprake is van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht.
Artikel 3. Ernst van de overtreding en verwijtbaarheid bij het opleggen van een boete
  •  
  • 1.
    Het dagelijks bestuur beoordeelt op grond van de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde op het moment dat hij/zij de inlichtingenplicht had moeten nakomen of het niet of niet behoorlijk nakomen ervan aan de belanghebbende kan worden verweten en de ernst van de overtreding.
  • 2.
    In artikel 2a, lid 2 van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten staat in welke situaties er in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
  • 3.
    Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid of ontbreken van verwijtbaarheid als:
  • a. de belanghebbende de inhoud van de correspondentie niet begrijpt;
  • b. belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn belangen te behartigen.
  • In beide situaties wordt de belanghebbende geacht iemand te zoeken die de correspondentie begrijpt en/of de belangen kan behartigen.
Artikel 4. Hoogte boete
  •  
  • 1.
    Een overtreding van de inlichtingenplicht wordt beboet met een boete van 50% van het benadelingbedrag, of
  • 2.
    Indien sprake is van grove schuld 75% van het benadelingsbedrag, of
  • 3.
    Indien sprake is van opzet 100% van het benadelingsbedrag, of
  • 4.
    Indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid 25% van het benadelingsbedrag.
  • 5.
    Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een boete bij het ontbreken van verwijtbaarheid.
  • 6.
    Bij recidive geldt dat voor de berekening van de boete 150% van het benadelingsbedrag als uitgangspunt wordt genomen. Op dit bedrag wordt het boete percentage toegepast dat voortkomt uit beoordeling van de mate van verwijtbaarheid conform lid 1 t/m 5.
  • 7.
    De hoogte van de boete is gemaximaliseerd, namelijk de maximumboete zoals van toepassing kan zijn conform art. 23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 5. Zeer dringende redenen
 
Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een boete als hiervoor zeer dringende redenen aanwezig zijn.
Artikel 6. Verrekenen voor andere gemeente
 
In afwijking van artikel 60b, lid 1, Participatiewet kan het dagelijks bestuur de recidiveboete die is opgelegd door een andere gemeente, met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:
  • a.
    belanghebbende hierom verzoekt, en
  • b.
    er sprake is van dringende redenen die leiden tot een situatie van kennelijk onredelijke en onbillijke aard.
Artikel 7. Eerder opgelegde bestuurlijke boete
 
Artikel 6 is overeenkomstig van toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, zoals bedoeld in artikel 18a, lid 1 van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet betaald is op het moment van de verrekening van de recidiveboete.
Artikel 8. Hardheidsclausule
  •  
  • 1.
    Het dagelijks bestuur kan ten gunste van de persoon afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, indien toepassing van de beleidsregel leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
  • 2.
    In gevallen, die de uitvoering van deze beleidsregel betreffen, waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.
Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel
  •  
  • 1.
    De huidige beleidsregel “bestuurlijke boete en verrekening bij recidive WerkSaam Westfriesland” intrekken per 1-1-2015.
  • 2.
    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze regel wordt aangehaald als: “Beleidsregel bestuurlijke boete en verrekening bij recidive WerkSaam Westfriesland”.
 
 
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 5 februari 2015.
 
De secretaris, M. Olierook
 
De voorzitter, A.J. de Jong
 
 
Toelichting
 
Algemeen  
 
Het sociale zekerheidsstelsel vormt een vangnet voor mensen die niet zelf in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Om te zorgen voor maatschappelijk draagvlak is het van groot belang dat er geen personen ten onrechte gebruik maken van de sociale voorzieningen.
In dit kader is op 1 januari 2013 de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZWwetgeving in werking getreden. Voor de Participatiewet betekent dit o.m. dat teveel verstrekte uitkering door schending van de inlichtingenplicht (fraude) verplicht moet worden teruggevorderd. Daarnaast moet bij schending van de inlichtingenplicht ook een bestuurlijke boete worden opgelegd.
 
De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 november 2014 een uitspraak gedaan over twee punten:.
 
1. Overgangsrecht
Bij boeteoplegging voor overtredingen die zijn aangevangen voor 1 januari 2013
en voortduren na 1 januari 2013 moet voor het deel van de overtreding dat heeft
plaatsgevonden voor 1 januari 2013, het op dat moment geldende lichtere sanctieregime worden toegepast.
 
2. Boetestelsel in de Fraudewet
De hoogte van de boete bij overtredingen moet in ieder individueel geval worden afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van het geval.
In de huidige situatie wordt de boete op standaard 100% gesteld (waarbij vervolgens verminderde verwijtbaarheid aan de orde kan zijn). De CRvB stelt dat de boetes zo hoog zijn dat dit vraagt om een indringender toets aan het evenredigheidsbeginsel. Het ligt naar het oordeel van de CRvB in de rede om alleen een boete van 100% van het benadelingsbedrag op te leggen als opzet
is bewezen en van 75% als grove schuld is bewezen. In de overige gevallen is
50% het uitgangspunt. Als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de boete verlaagd tot 25%. Tot slot oordeelt de CRvB dat boetes niet hoger mogen zijn dan de boetes die de rechter kan opleggen bij strafrechtelijke vervolging.
 
De minister heeft gemeenten erop gewezen dat de wet op deze uitspraken wordt aangepast en dat gemeenten tot die tijd alvast conform de uitspraak moeten werken.
 
Recidive moet leiden tot een verhoogde boete van 150% van het benadelingsbedrag.
Er is sprake van recidive als binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van de eerste boete de inlichtingenplicht opnieuw wordt geschonden.
WerkSaam is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht worden genomen. Is er echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan worden besloten deze gedurende maximaal 3 maanden zonder in acht neming van de beslagvrije voet te verrekenen. In de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WerkSaam Westfriesland 2015 is bepaald hoe hiermee om te gaan.
WerkSaam kan ook te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. De gemeente die de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen, volgens de regels van zijn verordening.
In zo’n geval moet WerkSaam als uitkerende instantie gehoor geven aan dit verzoek. Als dit betekent dat de beslagvrije voet niet wordt gehanteerd, kan de belanghebbende een verzoek indienen om de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, lid 2, Participatiewet is geregeld dat de gemeente/instantie die de uitkering verstrekt de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat bij een dergelijk verzoek de beoordeling plaatsvindt aan de hand van de regels die in de eigen verordening zijn vastgelegd.
In de Participatiewet is dus op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid. Dit moet worden vastgelegd in beleidsregels. Het gaat onder meer om:
- Het omgaan met de mogelijkheid tot waarschuwing.
- Het invullen van het begrip verminderde verwijtbaarheid.
- Hoe omgaan met verzoeken tot het in acht nemen van een beslagvrije voet bij recidive
vorderingen, in afwijking van het verzoek van de betreffende gemeente.
 
Artikelsgewijze toelichting  
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
 
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete
 
WerkSaam maakt gebruik van de bevoegdheid om in die gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte uitkering, te kunnen volstaan met het geven van een waarschuwing. Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, middels een voor bezwaar vatbare beschikking.
 
De minister gaat de waarschuwingsmogelijkheden uitbreiden naar:
 
1. situaties waarin sprake is van een gering benadelingsbedrag.
2. een deel van de zogenaamde zelfmelders. Dit zijn mensen die
weliswaar iets te laat, maar wel zelf wijzigingen in hun omstandigheden melden.
In veel gevallen gaat het om mensen die zelf melden dat zij loon hebben ontvangen, maar dit pas doen nadat zij hun eerste loonstrook hebben ontvangen en de
uitkering al is betaald; in deze gevallen is er sprake van een benadelingsbedrag
(voorbeeld: bij UWV gaat het om circa 40% van alle boetes). Het gaat dan alleen om de boete, in alle gevallen zal de te veel betaalde uitkering, ook bij (zeer) kleine bedragen, terugbetaald moeten worden.
 
ad1 de definitie van “gering” is door het ministerie nog niet gegeven. WerkSaam gaat uit van een bedrag ter hoogte van maximaal 1 maand uitkering van de belanghebbende. Gezien de norm én de toepassing van de kostendelersnorm is dit bedrag bij klanten verschillend.
 
Ad2 de definitie van “iets te laat” is door het ministerie nog niet gegeven. WerkSaam gaat, vooruitlopend op de wetswijziging, uit van maximaal 1 maand te laat gemeld.
Artikel 3. Verwijtbaarheid bij het opleggen van een boete
 
In artikel 18a van de Participatiewet en artikel 20a van de IOAW en de IOAZ is geregeld dat bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt op grond van artikel 5:41 van de Awb afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing. Het gaat hierbij om onvoorziene omstandigheden die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichting te voldoen, zoals een plotselinge ziekenhuisopname.
 
De mate van verwijtbaarheid wordt bepaald op grond van objectieve en subjectieve
verwijtbaarheid:
- Objectief: heeft de belanghebbende feitelijk de inlichtingenplicht geschonden?
- Subjectief: wist de belanghebbende of kon hij redelijkerwijs weten dat hij de
inlichtingenplicht schond?
De situatie moet worden beoordeeld op het moment waarop de belanghebbende de
verplichting moest nakomen.
In artikel 3 is opgenomen wat hier niet onder valt. Daarnaast wordt verwezen naar artikel 2a, lid 2 van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten waarin de wetgever heeft vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid:
a. De belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt. Te denken valt bijvoorbeeld aan overlijden van een partner, het weglopen van zijn/haar (klein)kind of onvoorzien ontslag.
b. De belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen. Denk bijvoorbeeld aan een psychose.
c. De belanghebbende heeft uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat de gemeente schending van de inlichtingenplicht heeft geconstateerd.
Situaties waarbij in ieder geval geen sprake is van verminderde verwijtbaarheid:
* De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te geraken van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeente belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.
* Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal is geen reden voor aannemen van
verminderde verwijtbaarheid. Van belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de rechten en plichten rondom de uitkering en over de inhoud van correspondentie.
* Verminderde verwijtbaarheid is verder niet aan de orde als de belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen. Hij wordt dan geacht ervoor te zorgen dat een ander zijn zaken regelt.
 
Bij de boordeling van de verwijtbaarheid wordt o.a. gekeken of er fouten zijn gemaakt door WerkSaam zelf en of er sprake is van een bewindvoerder die fouten heeft gemaakt (wat de belanghebbende niet verweten kan worden).
 
In het Boetebesluit socialezekerheidswetten zijn criteria opgenomen die in ieder
geval leiden tot verminderde verwijtbaarheid. De lijst in het boetebesluit is niet
limitatief en biedt ruimte aan de uitvoering om deze in verordeningen of beleidsregels nader te preciseren of aan te vullen met andere categorieën. Om de uitvoering te ondersteunen en de uniformiteit in de uitvoering te bevorderen, wil de minister in 2015 een tweetal veel gebruikte categorieën aan het boetebesluit toevoegen:
1. er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar
in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake
is van verminderde verwijtbaarheid;
2. er is sprake van “gedeelde verwijtbaarheid”, bijvoorbeeld bij (gedeeltelijke)
omissies van de uitvoering.
Naar verwachting zullen deze twee categorieën, die door een deel van de uitvoering al worden gehanteerd, leiden tot meer gewogen oordeel over de verwijtbaarheid van cliënten. Bij de “gedeelde verwijtbaarheid” kunnen ook eventuele fouten in de uitvoering zelf meegewogen worden (bijvoorbeeld het laten voortduren van een incorrecte situatie, terwijl de uitvoering van het bestaan hiervan wist).
Artikel 4. Hoogte boete
 
In artikel 4 staat hoe WerkSaam omgaat met het bepalen van de hoogte van de boete. In de wet is momenteel alleen nog de mogelijkheid om bij het ontbreken van verwijtbaarheid of bij verminderde verwijtbaarheid de boete te verlagen.
Door de uitspraak van de CRvB heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeenten opgedragen de uitvoering van de boetes conform de uitspraak uit te voeren. De wet zal hierop aangepast worden in 2015. De hoogte van de boetes zoals in artikel 4 gespecificeerd zijn conform de uitspraak van de CRvB het betreft dus geen beleidskeuze door WerkSaam.
 
Boetes mogen niet hoger zijn dan de maximumboetes zoals die van toepassing kunnen zijn conform art. 23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat in het geval er sprake is van opzet de boete maximaal €81.000 kan bedragen. In alle overige gevallen (waaronder in geval van grove schuld) bedraagt de maximale boete €8.100.
 
Voorbeeld 1: Stel er is sprake van een benadelingsbedrag van € 20.000 als gevolg van een overtreding van de inlichtingenverplichting. Uitgaande van de percentages voor de boetehoogte die door de CRvB zijn vermeld zou dit het volgende betekenen:
a) er is sprake geweest van opzet: de bestuurlijke boete bedraagt: €20.000 (100%;
maximum van de vijfde categorie wordt niet overschreden);
b) er is sprake geweest van grove schuld: de bestuurlijke boete bedraagt: € 8.100 (75% van € 20.000, maar maximum van de derde categorie);
c) er is sprake geweest van een overtreding zonder verhoogde of verminderde
verwijtbaarheid: de bestuurlijke boete bedraagt: € 8.100 (50% van € 20.000, maar met
maximum van de derde categorie);
d) er is sprake geweest van verminderde verwijtbaarheid: de bestuurlijke boete bedraagt: € 5.000 (25% van € 20.000, maximum van de derde categorie wordt niet overschreden).
Bij recidive geldt dat voor de berekening van de boete 150% van het benadelingsbedrag als uitgangspunt wordt genomen. Op dit bedrag wordt het boetepercentage toegepast dat voortkomt uit beoordeling van de mate van verwijtbaarheid (100% bij opzet tot 25% bij verminderde verwijtbaarheid).
 
Voorbeeld 2: Stel er is sprake van recidive en het benadelingsbedrag bedraagt
€ 20.000 als gevolg van een overtreding van de inlichtingenverplichting. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de desbetreffende percentages met de helft worden verhoogd:
a) er is sprake geweest van opzet: de bestuurlijke boete bedraagt: € 30.000 (150%;
maximum van de vijfde categorie wordt niet overschreden);
b) er is sprake geweest van grove schuld: de bestuurlijke boete bedraagt: € 8.100 ((75% van (150 % van € 20.000) = € 22.500, maar met maximum van de derde categorie);
c) er is sprake geweest van een overtreding zonder verhoogde of verminderde
verwijtbaarheid: de bestuurlijke boete bedraagt: € 8.100 ((50 % van (150% van
€ 20.000) = € 15.000, maar met maximum van de derde categorie);
d) er is sprake geweest van verminderde verwijtbaarheid: de bestuurlijke boete bedraagt: 25% van (150% van € 20.000) = € 7.500; maximum van de derde categorie wordt niet overschreden).
 
De Minister onderzoekt nader wat de gevolgen van de uitspraak van de CRvB over de maximale bovengrens van de boetes betekent voor de aanpassing van wet- en regelgeving. Dit wil de Minister bezien in samenhang met een aanbeveling van de ombudsman om de strafrechtelijke aangiftegrens te verlagen. Mogelijk volgen hier dus nog wetswijzigingen op.
Artikel 5. Zeer dringende redenen
 
WerkSaam maakt gebruik van de bevoegdheid om af te zien van een boete bij zeer dringende redenen. Het moet gaan om zeer uitzonderlijke situaties in het individuele geval waarin het opleggen van een bestuurlijke boete onaanvaardbare gevolgen heeft voor de belanghebbende.
Artikel 6. Verrekenen voor andere gemeente
 
Als een cliënt in een andere gemeente een recidiveboete heeft gekregen die volledig verrekend wordt met de uitkering (waarbij dus de beslagvrije voet buiten werking is gesteld) en hij verhuist dan naar Westfriesland waar hij een uitkering ingevolge de Participatiewet gaat ontvangen is WerkSaam verplicht de recidive boete van de andere gemeente te verrekenen met de uitkering (voor alle duidelijkheid, dus zonder hierbij rekening te houden met de beslagvrije voet).
De belanghebbende kan dan aan WerkSaam een verzoek indienen om toch de beslagvrije voet te respecteren. WerkSaam beoordeelt dit volgens dezelfde regels als die in de verordening “Verrekening bestuurlijke boete bij recidive” zijn vastgesteld.
Die regels zijn als volgt: Hoewel het hier gaat om herhaaldelijke schending van de
inlichtingenplicht zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het algemeen bestuur zal moeten toetsen.
Van dringende redenen die leiden tot een situatie van onredelijke en onbillijke aard is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin belanghebbende en diens gezinsleden verkeren, op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn.
Er is dus geen sprake van dringende redenen als de belanghebbende beschikt over voldoende middelen om de periode te overbruggen. Hierbij kan het ook gaan om bezit dat te gelde kan worden gemaakt. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende reden.
Dit is pas het geval als er iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en er na afweging van alle relevante omstandigheden onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties zijn.
Artikel 7. Eerder opgelegde bestuurlijke boete
 
In artikel 60b, lid 3 van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald.
Mocht WerkSaam die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen dan regelt artikel 3 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 8. Hardheidsclausule
 
Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als
toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan WerkSaam van de beleidsregels afwijken.
Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel
 
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Naar boven