18 (2011) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur inzake de oprichting en exploitatie van het „International Groundwater Resources Assessment Centre” in Nederland als een categorie 2 centrum onder auspiciën van UNESCO;

Parijs, 15 november 2011

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2011, 256.

C. VERTALING


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur inzake de oprichting en exploitatie van het „International Groundwater Resources Assessment Centre” in Nederland als een categorie 2 centrum onder auspiciën van UNESCO

Het Koninkrijk der Nederlanden,

en

de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur,

Gelet op het besluit van de Algemene Conferentie tijdens haar vierendertigste zitting tot oprichting van het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC) als een categorie 2 centrum onder auspiciën van UNESCO naar aanleiding van het voorstel van de regering van Nederland;

Gelet op het besluit van de Uitvoerende Raad tijdens zijn 186e zitting waarbij de oprichting van het centrum werd goedgekeurd;

In overweging genomen hebbende resolutie XIV-11 van de Intergouvernementele Raad van UNESCO van het Internationaal Hydrologisch Programma (IHP) in juni 2000, waarmee beoogd wordt de internationale samenwerking ten behoeve van grondwatervoorraden via het centrum te bevorderen ter ondersteuning van de lidstaten en bij te dragen aan het millenniumontwikkelingsdoel op het gebied van water;

Overwegend dat tijdens de vijfde Internationale Conferentie inzake Hydrologie van UNESCO en de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) (Genève, 8 - 12 februari 1999) werd aanbevolen de haalbaarheid te onderzoeken van de oprichting van een mondiaal centrum voor de analyse van grondwatervoorraden onder auspiciën van UNESCO en WMO;

Indachtig het feit dat het Nederlands Nationaal Comité voor UNESCO IHP ondersteuning heeft aangeboden bij het proces dat heeft geleid tot de oprichting van het centrum;

Overwegend dat Nederland heeft bijgedragen aan en bereid is te blijven bijdragen aan de oprichting en exploitatie van het centrum op zijn grondgebied;

Indachtig het feit dat Nederland reeds daadwerkelijk stappen heeft ondernomen om te voorzien in de nodige infrastructuur en faciliteiten voor het centrum;

Geleid door de wens in dit Verdrag de voorwaarden die het kader vormen voor de samenwerking met UNESCO te formuleren, die zullen worden toegekend aan het International Groundwater Resources Assessment Centre;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Verdrag wordt verstaan onder „UNESCO” de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.

  • 2. Onder „regering” wordt verstaan de regering van Nederland.

  • 3. Onder „centrum” wordt verstaan het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC).

Artikel 2 Oprichting

De regering stemt ermee in in de loop van de jaren 2011 – 2012, alle maatregelen te treffen die nodig zijn voor het in Nederland opzetten van het centrum onder auspiciën van UNESCO, zoals bepaald in dit Verdrag.

Artikel 3 Doel van het Verdrag

Doel van het Verdrag is de voorwaarden te omschrijven voor de samenwerking tussen UNESCO en de regering, alsmede de rechten en verplichtingen van de partijen.

Artikel 4 Rechtspositie

  • 1. Het centrum opereert en treedt volgens het Nederlandse recht op als een onafhankelijke organisatie.

  • 2. Het centrum is onafhankelijk van UNESCO en geniet op het grondgebied van Nederland de functionele autonomie, die nodig is voor de uitvoering van zijn werkzaamheden, en beschikt over de rechtsbevoegdheid tot:

    • het sluiten van overeenkomsten;

    • het instellen van rechtsgedingen;

    • het verwerven en vervreemden van roerende en onroerende zaken.

Artikel 5 Oprichtingsakte

De oprichtingsakte van het centrum omvat bepalingen met exacte omschrijvingen van:

  • a. de rechtspositie die aan het centrum binnen het nationale rechtssysteem wordt toegekend, de rechtsbevoegdheden die nodig zijn voor het vervullen van zijn taken en het ontvangen van middelen, betalingen voor verleende diensten en voor het verwerven van alle middelen voor zijn functioneren;

  • b. een bestuursstructuur waarin UNESCO vertegenwoordigd wordt in de Raad van Bestuur van het centrum opgericht onder auspiciën van UNESCO in overeenstemming met artikel 7.

Artikel 6 Taken en doelstellingen

  • 1. De missie van het centrum is bijdragen aan de wereldwijde beschikbaarheid van relevante informatie over en kennis van de grondwatervoorraden van de wereld, met bijzondere nadruk op ontwikkelingslanden, teneinde duurzaam gebruik en beheer van de grondwatervoorraden te ondersteunen, het bevorderen van de rol van grondwater binnen het integraal beheer van watervoorraden en het onder de aandacht brengen van het belang van grondwater op de ecosystemen van de aarde.

  • 2. In het kader van de algemene doelstelling van het bevorderen van het duurzaam gebruik en beheer van grondwatervoorraden door mondiale uitwisseling van kennis, streeft het centrum met name de volgende specifieke doelstellingen na:

    • a. ontwikkelen van standaardprocedures voor het verzamelen en bewerken van vergelijkbare basisgegevens over de aquifersystemen van de wereld;

    • b. samenstellen van informatie met metagegevens ten behoeve van een wereldwijd informatiesysteem voor het meten van grondwatervoorraden dat toegankelijk is via het internet en een website;

    • c. de nationale IHP-comités van UNESCO en de werkzaamheden, in het kader van het World Water Assessment Programme van de Verenigde Naties, ondersteunen en het bevorderen van het samenstellen van gegevens op regionaal en mondiaal niveau;

    • d. bevorderen van het bewustzijn bij het publiek van het duurzaam gebruik van grondwatervoorraden, met inbegrip van technische ondersteuning op het gebied van mediacommunicatie.

  • 3. Het centrum zet zich in voor deze doelstellingen en verricht de bovengenoemde taken in nauwe samenwerking met UNESCO IHP.

Artikel 7 Raad van Bestuur

  • 1. Het centrum wordt geleid door en staat onder toezicht van een Raad van Bestuur.

  • 2. De Raad van Bestuur zal:

    • a. goedkeuring verlenen aan de programma’s van het centrum voor de middellange en lange termijn;

    • b. goedkeuring verlenen aan het jaarplan voor de werkzaamheden van het centrum, met inbegrip van het personeelsbestand;

    • c. de door de directeur van het centrum ingediende jaarverslagen bestuderen, met inbegrip van een tweejaarlijkse evaluatie van de bijdrage van het centrum aan de programmadoelstellingen van UNESCO;

    • d. regels en voorschriften aannemen en de financiële en administratieve procedures, alsmede procedures voor het personeelsbeheer voor het centrum, vaststellen in overeenstemming met Nederlandse regelgeving;

    • e. besluiten over de deelname van regionale intergouvernementele organisaties en internationale organisaties aan het werk van het centrum.

  • 3. De Raad van Bestuur zal bestaan uit:

    • a. de vertegenwoordiger van de regering die voorzitter van de Raad van Bestuur zal zijn;

    • b. twee vertegenwoordigers van UNESCO, met inbegrip van een vertegenwoordiger van het IHE (Institute for Water Education), een categorie 1 centrum van UNESCO;

    • c. vertegenwoordigers van lidstaten die het centrum in overeenstemming met artikel 10, tweede lid, een kennisgeving hebben gezonden en blijk hebben gegeven van hun wens te worden vertegenwoordigd in de Raad en wezenlijk bij te dragen aan de activiteiten van het centrum;

    • d. vertegenwoordigers van internationale organisaties die kunnen bijdragen aan de activiteiten van het centrum.

  • 4. De Raad van Bestuur komt met regelmatige tussenpozen en ten minste eenmaal per kalenderjaar in gewone zitting bijeen; hij kan in buitengewone zitting bijeenkomen wanneer de voorzitter, hetzij op diens eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Directeur-Generaal van UNESCO of de meerderheid van zijn leden, de Raad bijeenroept.

  • 5. De Raad van Bestuur stelt zijn eigen reglement van orde vast. Voor zijn eerste vergadering wordt de procedure vastgesteld door de regering en UNESCO.

Artikel 8 De bijdrage van UNESCO

  • 1. UNESCO kan, wanneer zulks nodig is, assistentie verlenen in de vorm van technische ondersteuning voor de programma-activiteiten van het centrum, in overeenstemming met de strategische doelen en doelstellingen van UNESCO, door de assistentie van haar deskundigen op de terreinen van deskundigheid van het centrum ter beschikking te stellen.

  • 2. UNESCO verleent geen financiële ondersteuning voor administratieve of institutionele doeleinden, met dien verstande dat UNESCO kan bijdragen aan concrete activiteiten of projecten van het centrum, indien zij in lijn worden geacht met de prioriteiten van het UNESCO-programma en zijn voorzien in de door de bestuursorganen van UNESCO goedgekeurde begroting. Het centrum kan UNESCO voorts om ondersteuning verzoeken bij het onderzoeken van aanvullende middelen uit UNESCO-lidstaten en andere regionale en internationale organisaties.

  • 3. UNESCO kan het centrum assistentie verlenen door:

    • a. advies te verschaffen bij de formulering van de programma’s van het centrum voor de korte, middellange en lange termijn;

    • b. overeenkomstig het desbetreffende beleid van de Intergouvernementele Raad van IHP aan het centrum de implementatie op te dragen van activiteiten binnen het kader van zijn reguliere tweejaarlijkse begrotingen en programma’s, in het bijzonder indien zij geschikt zijn ter ondersteuning van de opstartfase;

    • c. intergouvernementele en non-gouvernementele financiële entiteiten, alsmede lidstaten van UNESCO, aan te moedigen financiële en technische bijstand te verschaffen en passende projecten voor te stellen aan het centrum en door contacten te faciliteren met andere internationale organisaties die relevant zijn voor de functies van het centrum;

    • d. het centrum te voorzien van IHP-publicaties en ander relevant materiaal en informatie te verspreiden over de activiteiten van het centrum via de IHP-website, nieuwsbrieven en andere mechanismen waarover zij beschikt;

    • e. waar passend deel te nemen aan wetenschappelijke- en trainingsbijeenkomsten die het centrum organiseert.

Artikel 9 Bijdrage van de regering

De regering neemt alle maatregelen voor de oprichting van het centrum en teneinde de beschikbaarheid van de basisfinanciering te waarborgen die nodig is voor het dekken van de kosten van de gebouwen, administratie en exploitatie van het centrum als non-profitorganisatie op het grondgebied van Nederland in Delft, door met ingang van januari 2011 een subsidie van ten hoogste 500.000 euro per jaar beschikbaar te stellen gedurende een tijdvak van vijf jaar.

Artikel 10 Deelname

  • 1. Het centrum zal lidstaten en geassocieerde leden van UNESCO, die vanwege hun gezamenlijk belang bij de doelstellingen van het centrum wensen samen te werken met het centrum, aanmoedigen deel te nemen.

  • 2. Lidstaten en geassocieerde leden van UNESCO, die wensen deel te nemen aan de activiteiten van het centrum zoals voorzien in dit Verdrag, zenden het centrum daartoe een kennisgeving. De directeur stelt de partijen bij het Verdrag en de andere lidstaten in kennis van de ontvangst van dergelijke kennisgevingen.

Artikel 11 Aansprakelijkheid

Aangezien het centrum juridisch los staat van UNESCO, is laatstgenoemde niet wettelijk aansprakelijk voor het handelen of nalaten te handelen van het centrum en rust op haar geen enkele aansprakelijkheid, financieel of anderszins, met uitzondering van hetgeen uitdrukkelijk is vastgelegd in dit Verdrag.

Artikel 12 Evaluatie

  • 1. UNESCO kan de activiteiten van het centrum te allen tijde evalueren teneinde vast te stellen of:

    • a. het centrum een wezenlijke bijdrage levert aan de strategische doelstellingen van UNESCO;

    • b. de activiteiten die het centrum daadwerkelijk nastreeft, beantwoorden aan de activiteiten vervat in dit Verdrag.

  • 2. UNESCO verplicht zich de regering zo spoedig mogelijk een verslag van elke uitgevoerde evaluatie te doen toekomen.

  • 3. Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie heeft elk van de verdragsluitende partijen de keus het Verdrag te beëindigen of te verzoeken om herziening van zijn inhoud, zoals voorzien in de artikelen 17 en 18.

Artikel 13 Gebruik van naam en logo van UNESCO

  • 1. Het centrum mag zijn banden met UNESCO noemen. Het is bijgevolg toegestaan achter zijn naam „onder auspiciën van UNESCO” te gebruiken.

  • 2. Het centrum is gerechtigd het logo van UNESCO of een versie ervan te voeren in briefhoofden en documenten, met inbegrip van elektronische documenten en webpagina’s, in overeenstemming met de voorwaarden vastgesteld door de bestuursorganen van UNESCO.

Artikel 14 Territoriale toepassing

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, is dit Verdrag slechts van toepassing op het Europese deel van Nederland.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking na ondertekening door de verdragsluitende partijen, zodra zij elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat aan alle formaliteiten uit hoofde van het nationale recht van Nederland en van de interne voorschriften van UNESCO daaromtrent is voldaan. De datum van ontvangst van de laatste kennisgeving wordt aangemerkt als de datum van de inwerkingtreding van dit Verdrag.

Artikel 16 Duur

Dit Verdrag wordt gesloten voor een tijdvak van vier jaar na de datum van de inwerkingtreding ervan en kan stilzwijgend voor een zelfde tijdvak worden verlengd, tenzij het uitdrukkelijk wordt opgezegd door een van de partijen zoals voorzien in artikel 17.

Artikel 17 Opzegging

  • 1. Elk van de verdragsluitende partijen is gerechtigd dit Verdrag eenzijdig op te zeggen.

  • 2. De opzegging treedt in werking op de dertigste dag na ontvangst van de kennisgeving van een van de verdragsluitende partijen aan de ander.

Artikel 18 Wijziging

Dit Verdrag kan met instemming tussen de regering en UNESCO worden gewijzigd.

Artikel 19 Regeling van geschillen

Elk geschil tussen UNESCO en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, indien het niet kan worden beslecht door overleg of een andere passende methode die de partijen binnen drie maanden na de kennisgeving van de ene partij aan de andere overeenkomen, wordt voor een definitieve uitspraak voorgelegd aan een scheidsgerecht. Het scheidsgerecht zal bestaan uit drie leden, waarvan één wordt benoemd door de regering, één door UNESCO en de derde, die zal optreden als voorzitter van het scheidsgerecht, gezamenlijk zal worden gekozen door de twee aldus benoemde leden. Indien de regering of UNESCO, binnen een maand na de datum van de bovenbedoelde kennisgeving, verzuimt het lid te benoemen dat zij had moeten benoemen, benoemt de Secretaris-Generaal van het Permanente Hof van Arbitrage, op verzoek van de andere partij, binnen nogmaals een maand het desbetreffende lid. Indien de voorzitter van het scheidsgerecht niet binnen een maand na de benoeming van het tweede lid van het scheidsgerecht is gekozen, benoemt de Secretaris-Generaal van het Permanente Hof van Arbitrage, op verzoek van een partij, binnen een termijn van nogmaals een maand de voorzitter. De voertaal tijdens de arbitrage is de Engelse taal.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Parijs op 15 november 2011 in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, R. ZELDENRUST

Voor de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, IRINA BOKOVA


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2011, 256.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2011, 256.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2011, 256.

Uitgegeven de eenendertigste januari 2012.

De Minister van Buitenlandse Zaken, U. ROSENTHAL

Naar boven