5 (2001) Nr. 5

A. TITEL

Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Internationaal Joegoslavië Tribunaal (ICTY) inzake de positie van ICTY-stagiairs in Nederland;

’s-Gravenhage, 19 februari 2001

B. TEKST

De Engelse tekst van het in nota’s vervatte verdrag is geplaatst in Trb. 2001, 56.

Zie voor de Engelse tekst van het in nota’s vervatte wijzigingsverdrag van 14 juli 2010 Trb. 2010, 228.

C. VERTALING

Zie Trb. 2001, 84.


De vertaling van het in de nota’s vervatte wijzigingsverdrag van 14 juli 2010 luidt als volgt:

Nr. I

MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Den Haag, 14 juli 2010

Afdeling Verdragen

DJZ/VE-571/10

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden biedt het Internationaal Joegoslavië Tribunaal zijn complimenten aan en heeft de eer het Internationaal Joegoslavië Tribunaal het volgende onder de aandacht te brengen.

Indachtig het feit dat op 19 februari 2001 een verdrag is gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Internationaal Joegoslavië Tribunaal (hierna te noemen het UN-ICTY) inzake de registratie van stagiairs bij het UN-ICTY in Nederland (hierna te noemen het stagiairverdrag);

Gelet op artikel 7 van het stagiairverdrag, uit hoofde waarvan dat verdrag op verzoek van een van de partijen te allen tijde in onderlinge overeenstemming kan worden gewijzigd;

Gelet op de wens van het UN-ICTY de maximumduur van de inschrijving van stagiairs uit hoofde van het stagiairverdrag formeel te verlengen en gelet op het feit dat stagiairs ingevolge het stagiairverdrag geen voorrechten en immuniteiten genieten, maar dat het wenselijk is formeel bepaalde beperkte uitzonderingen in dit opzicht overeen te komen;

Het Ministerie stelt derhalve voor het stagiairverdrag als volgt te wijzigen:

  • 1. Met verwijzing naar artikel 2 van het stagiairverdrag wordt „zes (6) maanden” vervangen door „een (1) jaar, dat in uitzonderlijke gevallen eenmaal kan worden verlengd met een tijdvak van ten hoogste een (1) jaar”.

  • 2. Met verwijzing naar artikel 3 van het stagiairverdrag wordt aan het eind van de zin het volgende toegevoegd: „, behalve:

    • a. immuniteit van rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen in hun officiële hoedanigheid voor het UN-ICTY gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na beëindiging van de stage bij het UN-ICTY voor namens het UN-ICTY uitgevoerde activiteiten;

    • b. onschendbaarheid van alle stukken en documenten in welke vorm dan ook en materiaal dat betrekking heeft op de uitoefening van hun functie bij het UN-ICTY.

De voorrechten en immuniteiten worden verleend in het belang van het Tribunaal en niet voor het persoonlijk nut van de personen zelf. De President van het Tribunaal is bevoegd en heeft de plicht deze voorrechten en immuniteiten op te schorten in elk geval waarin zij de loop van het recht in de weg staan en kunnen onverminderd het doel waarvoor zij zijn verleend worden opgeschort.”.

Indien het bovenstaande voorstel aanvaardbaar is voor het UN-ICTY, heeft het Ministerie de eer voor te stellen dat deze nota en de bevestigende antwoordnota van het UN-ICTY een wijziging van het stagiairverdrag zullen vormen, die voorlopig zal worden toegepast vanaf de datum van ontvangst van de bevestigende antwoordnota, en die in werking zal treden op de dag nadat beide partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de wettelijke vereisten voor de inwerkingtreding is voldaan.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden maakt van deze gelegenheid gebruik om het Internationaal Joegoslavië Tribunaal opnieuw te verzekeren van zijn zeer bijzondere hoogachting.

Verenigde Naties-ICTY

Churchillplein 1

2517 JW Den Haag


Nr. II

VERENIGDE NATIES

INTERNATIONAAL JOEGOSLAVIË TRIBUNAAL

Den Haag, 14 juli 2010

Het Internationaal Joegoslavië Tribunaal („UN-ICTY”) biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden zijn complimenten aan en heeft de eer te verwijzen naar de nota nr. DJZ/VE-571/10 van 14 juli 2010 van het Ministerie, die luidt als volgt:

(Zoals in Nr. I)

Het UN-ICTY heeft voorts de eer het Ministerie ervan in kennis te stellen dat de voorstellen vervat in de nota van het Ministerie voor het UN-ICTY aanvaardbaar zijn en te bevestigen dat de nota van het Ministerie en deze nota een wijziging vormen van het stagiairverdrag, die voorlopig zal worden toegepast vanaf de datum van ontvangst van deze bevestigende antwoordnota, en die in werking zal treden op de dag nadat beide partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de wettelijke vereisten voor de inwerkingtreding is voldaan.

Het Internationaal Joegoslavië Tribunaal maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland opnieuw te verzekeren van zijn zeer bijzondere hoogachting.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Den Haag


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2001, 139 en Trb. 2010, 228.


De voorlopige toepassing van het in de nota’s vervatte wijzigingsverdrag van 14 juli 2010 (zie rubriek F van Trb. 2010, 228) is medegedeeld aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brieven van 3 september 2010.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Zie Trb. 2010, 228.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2001, 139 en Trb. 2010, 228.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2001, 56 en Trb. 2010, 228.

Uitgegeven de negentiende november 2010.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

U. ROSENTHAL

Naar boven